• FR
  • NL
  • EN

Parlement bereid om wereldwijd minimumtarief vennootschapsbelasting te steunen

EP-leden zullen naar verwachting tijdens de plenaire sessie van 18 en 19 mei hun steun geven aan nieuwe regels voor een wereldwijd minimumtarief voor de vennootschapsbelasting vanaf 2023.

Het Parlement zal zich woensdag in Brussel buigen over een verslag van de Parlementaire commissie economische en monetaire zaken (ECON) over het vastleggen van een minimumtarief voor de vennootschapsbelasting voor grote multinationals.

De richtlijn zal van toepassing zijn op ondernemingen met een omzet van ten minste 750 miljoen euro per jaar.

Achtergrond

In december 2021 bereikten de leden van de OESO en de G20 een akkoord over een allesomvattende belastinghervorming om de fiscale uitdagingen als gevolg van de digitalisering van de economie aan te pakken. Kort daarna heeft de Europese Commissie haar voorstel gepubliceerd over hoe de hervorming in EU-recht moet worden omgezet.

Hoewel het Parlement het in grote lijnen eens is met de voorstellen van de Commissie over de tijdlijn voor de invoering, vragen de Europarlementariërs om een herzieningsclausule voor de drempel waarboven een multinational aan het minimumbelastingtarief onderworpen zou zijn. Zij willen ook dat de Commissie de gevolgen van deze wetgeving voor ontwikkelingslanden evalueert.

"Een compromis is natuurlijk nooit perfect en niemand zal er tevreden mee zijn, maar het is een historisch akkoord [...] We mogen deze historische ontwikkeling vooral niet tegenhouden", zei de rapporteur, Aurore Lalucq (S&D, Frankrijk), tijdens een commissievergadering op 20 april.

Ze benadrukte dat “we ons moeten blijven inzetten om te verzekeren dat deze overeenkomst zo snel mogelijk ingevoerd wordt en naar behoren wordt toegepast”.

EP-leden roepen op tot internationale belastinghervormingen sinds een aantal schandalen in het midden van de jaren 2010 aan het licht brachten dat veel multinationals hun winsten doorsluizen naar landen waar ze misschien weinig werknemers en activiteiten hebben, maar waar ze wel een voordelige fiscale behandeling krijgen.

Een veelgebruikt voorbeeld zijn de vele digitale bedrijven die bedrijfsmodellen hebben waarbij ze waarde realiseren door interactie tussen hun bedrijf en consumenten op plaatsen waar ze geen of een onbeduidende fysieke aanwezigheid hebben. In de praktijk doen multinationals die minder belasting betalen, dit ten koste van landen die moeite hebben om investeringen of sociale voordelen te financieren.

Voorkomen van winstverschuivende praktijken

De Commissie heeft in 2018 een pakket "Eerlijke belastingheffing van de digitale economie" voorgesteld, maar het ontbreken van een wereldwijd akkoord en onenigheid in de Raad hebben ertoe geleid dat sommige EU-landen hun eigen nationale digitale belastingen hebben ontworpen, wat tot handelsspanningen heeft geleid.

De OESO-overeenkomst is een tweeledige oplossing voor deze fragmentatie. De eerste pijler betreft een eengemaakte aanpak voor heffingsrechten voor de grootste en meest winstgevende multinationals. De tweede pijler introduceert een minimumtarief voor de vennootschapsbelasting van 15% om de praktijken van winstverschuiving naar jurisdicties met geen of zeer lage belastingheffing te beperken.

Via de stemming in de plenaire vergadering zal het Parlement hun standpunt bekend maken over de maatregelen die nodig zijn om het akkoord over de minimumvennootschapsbelasting op te nemen in het EU-recht. Er moet rekening gehouden worden met het advies van het Parlement wanneer de lidstaten in de Raad de definitieve tekst met unanimiteit aannemen.

Meer informatie
Bron : Europese Parlement, mei 2022

Mots clés

Articles recommandés

Brussel laat een enorm economisch potentieel liggen

Terugbetaling elektriciteitskosten voor het thuisladen: bedragen eerste kwartaal 2026

Prioriteiten om het concurrentievermogen van de EU te stimuleren