De rust- en overlevingspensioenen van ambtenaren volgen de evolutie van de bezoldigingen van de actieve ambtenaren. Deze aanpassing van het pensioenbedrag noemen we perequatie.
De aanpassing van de pensioenbedragen aan de bezoldigingen van de actieve personeelsleden gebeurt op basis van korven. Elk rust- of overlevingspensioen van het ambtenarenstelsel is verbonden aan een welbepaalde korf.
Alle pensioenen van eenzelfde korf worden telkens na een referentieperiode van 2 jaar, automatisch verhoogd met een bepaald percentage. Dit percentage stellen we per korf vast op basis van de verhogingen van:
Er bestaan momenteel 16 perequatiekorven:
Het onderwijs van een gemeenschap omvat:
De rustpensioenen zijn verbonden aan de korf die overeenstemt met de sector waarin het personeelslid zijn loopbaan heeft beëindigde.
De overlevingspensioenen zijn verbonden aan de korf die overeenstemt met de sector waarin de overleden ambtenaar zijn loopbaan beëindigde.
Bij onduidelijkheden is de korf van de federale overheid de referentiekorf.
Iedere korf is samengesteld uit de rustpensioenen en de uitgestelde rustpensioenen:
Elke perequatiekorf stellen we samen op basis van de rustpensioenen die ingegaan zijn binnen de 4 jaar voorafgaand aan de referentieperiode, en waarvan de titularis zijn loopbaan in de betrokken sector beëindigde binnen die 4 jaar. De rustpensioenen van de personeelsleden die niet, of niet uitsluitend, tot één sector behoren, worden in aanmerking genomen voor de samenstelling van de perequatiekorf van de federale overheid.
De overlevingspensioenen nemen we niet in aanmerking bij de samenstelling van een korf.
Voorbeeld:
Bij het begin van iedere referentieperiode stellen we, voor iedere korf, een globale bezoldiging vast. Deze globale bezoldiging is gelijk aan de som van de maximumbezoldigingen van alle rustpensioenen die aan de korf verbonden werden.
De maximumbezoldiging is gelijk aan de som van:
Het gaat hier in het bijzonder om:
Het perequatiepercentage is gelijk aan:
We leggen dit percentage vast tot op 4 cijfers na de komma.
Als de totale perequatiekost hoger is dan 0,60 %, wordt een beperking toegepast in elke korf waar het percentage hoger is dan 0,60 %.
De pensioenhervorming van 2024 voorziet in een beperking van de totale perequatiekost voor de 16 korven indien deze kost over de perequatieperiode van 2 jaar hoger zou komen te liggen dan 0,60 % van de globale pensioenlast. Deze perequatiekost mag op jaarbasis niet meer bedragen dan 0,30 % van de globale last van de rust- en overlevingspensioenen van de overheidssector voor het laatste jaar van de referentieperiode en dus niet meer dan 0,60 % van deze pensioenlast voor de volledige perequatieperiode van twee jaar.
Als de totale perequatiekost voor de 16 korven hoger zou komen te liggen dan 0,60 %, zal een beperkingsmechanisme worden toegepast in elke korf waarvan het perequatiepercentage hoger is dan 0,60 %:
Overgangsmaatregel: pensioenen in de korven waar ten laatste op 10 juli 2023 loonakkoorden afgesloten werden die leiden tot loonsverhogingen in de periode 2023 – 2024, krijgen nog hun volledig perequatiepercentage voor de perequatie van 1 januari 2025.
Als de totale perequatiekost per jaar hoger ligt dan 0,30 %, dan worden ook de korven die onder de overgangsmaatregelen vallen in twee opeenvolgende gelijke perequatieverhogingen toegepast op 1 januari 2025 en 1 januari 2026.
In deze tabel vindt u het perequatiepercentage per korf:
Korf | Jaar | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2009 | 2011 | 2013 | 2015 | 2017 | 2019 | 2021 | 2023 | |
Federale overheid met inbegrip van de vroegere rijkswacht | 1,0895 | 0,7618 | 0,0102 | 0,0201 | 0,0000 | 0,0000 | 0,0000 | 0,0000 |
Brussels Hoofdstedelijk Gewest | 1,3391 | 1,0352 | 0,0133 | 0,0916 | 0,0000 | 4,3419 | 5,0000 | 0,2626 |
Vlaamse Gemeenschap en Vlaamse Gemeenschapscommissie met uitzondering van het onderwijs | 0,1045 | 1,3520 | 0,0055 | 0,3487 | 0,0031 | 0,0000 | 0,2963 | 0,0000 |
Waals Gewest | 0,4789 | 0,0007 | 0,2321 | 0,0000 | 0,0000 | 0,0000 | 0,1350 | 0,4914 |
Franse Gemeenschap met uitzondering van het onderwijs | 0,3753 | 1,1908 | 0,6691 | 0,3767 | 0,3755 | 1,3807 | 1,9425 | 0,6793 |
Duitstalige Gemeenschap met inbegrip van het onderwijs | 0,0000 | 0,2980 | 0,0867 | 1,1799 | 0,7664 | 0,9574 | 0,9117 | 1,3007 |
Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap | 0,0876 | 0,3619 | 0,3540 | 0,7281 | 0,3527 | 0,6696 | 0,1789 | 3,7007 |
Onderwijs van de Franse Gemeenschap | 0,7942 | 1,0896 | 2,3606 | 0,0000 | 0,0532 | 0,0000 | 0,2337 | 0,0000 |
Plaatselijke besturen Vlaams Gewest | 0,7159 | 0,3864 | 0,4080 | 0,3281 | 0,0037 | 0,0277 | 0,0042 | 0,8758 |
Plaatselijke besturen Waals Gewest | 0,0166 | 0,2491 | 0,1936 | 0,5488 | 0,0737 | 0,0491 | 0,0800 | 0,1071 |
Plaatselijke besturen Brussels Hoofdstedelijk Gewest | 0,9227 | 0,6594 | 0,0141 | 0,0078 | 0,0410 | 0,0431 | 0,0000 | 1,0013 |
Krijgsmacht | 0,7598 | 0,4905 | 0,0000 | 0,0000 | 0,0000 | 0,0231 | 0,0000 | 0,0000 |
Geïntegreerde politie | 0,6890 | 0,5039 | 0,0000 | 0,0000 | 0,0000 | 0,0000 | 1,7998 | 0,0142 |
Autonome overheidsbedrijven (Belgacom, bpost, Skeyes) | 0,3294 | 0,3062 | 0,1128 | 0,5144 | 0,3002 | 0,4743 | 0,0155 | 0,0778 |
Infrabel, NMBS, HR Rail | 0,9374 | 1,7274 | 0,0000 | 0,0000 | 0,0000 | 0,0000 | 0,0000 | 0,0000 |
Hulpverleningszones | / | / | / | / | / | / | 0,0000 | 0,0164 |
De rust- en overlevingspensioenen van de personeelsleden van de gemeenten en de provincies die een eigen pensioenregime hebben, vallen niet onder het toepassingsgebied van de wet van 9 juli 1969.
Toch voorziet art. 15 van de wet van 9 juli 1969 dat deze gemeenten en de provincies gehouden zijn een perequatiepercentage toe te passen dat minstens gelijk is aan het percentage toegepast op basis van de huidige wet op de lokale besturen van het gewest waarvan zij afhangen.
De lokale mandatarissen vallen niet onder de hogergenoemde wet van 9 juli 1969.
Dat is mogelijk. Als de bezoldigingen van de actieve ambtenaren verbonden aan een bepaalde korf niet gestegen zijn, dan zullen de pensioenen uit die korf ook niet stijgen door de perequatie.
Dat hangt af van de bezoldigingen van de actieve ambtenaren binnen de korf van de Federale Overheid. Als hun bezoldigingen niet stijgen met 0,3 %, dan zullen de pensioenen ook niet stijgen met 0,3 % door de perequatie.
De perequatie verdwijnt niet maar wordt vanaf 2025 beperkt tot een stijging van jaarlijks maximaal 0,3 % over alle korven heen.
De perequatie wordt tweejaarlijks bekeken. Er zijn perequaties voorzien in 2025, 2027,…
Uw pensioen volgt de bezoldigingen van de actieve ambtenaren uit een bepaalde korf. Worden de bezoldigingen van die ambtenaren verhoogd? Dan zal uw pensioen bij de volgende perequatie ook stijgen.
De perequatie wordt wel beperkt tot 0,3% jaarlijks over alle korven heen.
Ja, de hervormde perequatie wordt op alle (toekomstige) ambtenarenpensioenen toegepast.
De korven waarvoor al loonafspraken waren gemaakt vóór 11 juli 2023 die leiden tot loonsverhogingen in de periode 2023-2024, vallen onder de overgangsmaatregelen. Die verhoging door de perequatie zal nog volledig uitbetaald worden in 2025 en 2026 aangezien die korven niet meetellen bij de berekening van de totale perequatiekost over alle korven heen.
Vanaf 2027 zullen deze korven ook de maatregelen van de hervormde perequatie volgen.
Toch wel.
Als het perequatiepercentage van uw korf hoger ligt dan 0,3 % maar de totale perequatiekost van alle korven samen blijft onder de 0,3 % per jaar, dan wordt het hogere perequatiepercentage toegekend voor uw pensioen.