De wet voorziet dat wanneer u kinderen heeft, zij als eerste in de rij staan om uw nalatenschap te ontvangen. In het merendeel van de gevallen is dit ook de wens van de ouders. De vraag stelt zich echter: wat gebeurt er met uw vermogen wanneer u overlijdt zonder dat u kinderen nalaat? Het antwoord op deze vraag hangt in eerste instantie af van de eventuele aanwezigheid van een partner. Daarnaast kan de erflater zijn vermogensovergang beïnvloeden door het doen van schenkingen of via het opmaken van een testament. Binnen welk kader moet de erflater handelen? Uiteraard zullen de fiscale gevolgen een belangrijke stimulans zijn voor de keuze van welbepaalde instrumenten.
In dit eerste artikel van de reeks ‘kinderloze koppels’ bespreken wij het wettelijke erfrecht van een alleenstaande persoon zonder kinderen. De vraag: ‘wie erft er als ik zelf niets bepaal?’ staat centraal.
Verder in deze reeks worden o.a. de volgende thema’s besproken: wie erft van een kinderloze alleenstaande, het erfrecht van mijn partner, wat kan u regelen via testament en wat zijn de fiscale gevolgen hiervan. We gaan tevens dieper in op een aantal specifieke technieken die interessant kunnen zijn voor kinderloze koppels of alleenstaanden, zoals bijvoorbeeld het beding van aanwas of tontine, het omgekeerd duolegaat, enzovoort.
Wie erft wat? Wanneer een erflater niets heeft geregeld, valt men terug op het wettelijk erfrecht uit het Burgerlijk Wetboek. De wetgever maakt een onderscheid tussen vier groepen (ook wel “orde” genoemd) om te bepalen wie gerechtigd is tot de nalatenschap van de erflater.
Schematisch kan dit als volgt worden weergegeven:
Een “orde” is een groep van erfgenamen die samen een andere groep erfgenamen uitsluit of door een andere groep erfgenamen wordt uitgesloten. In principe komt slechts één orde tot de nalatenschap van de erflater.
In eerste instantie komt een nalatenschap in zijn volledigheid toe aan afstammelingen van de erflater, zodra er afstammelingen zijn. Broer(s) en/of zus(sen), ouders en verdere familieleden erven niet (let wel, afwijkingen zijn in beperkte mate mogelijk via testament). In deze reeks worden de kinderloze erflaters nader bekeken. Bijgevolg zijn er per definitie geen afstammelingen, en dus ook geen eerste orde.
De nalatenschap van een kinderloze erflater zal, indien deze broer(s) en/of zus(sen) nalaat, vererven naar zijn broer(s), zus(sen) en ouders (i.e. de tweede orde). In dat geval krijgt elke ouder vast 1/4e van de nalatenschap. Het overige gedeelte van de nalatenschap (de helft indien beide ouders tot de nalatenschap van de erflater komen, dan wel drie vierde indien slechts één ouder tot de nalatenschap komt) wordt evenredig verdeeld tussen de broer(s) en zus(sen) van de erflater. Gieten we deze regels even in een voorbeeld: X overlijdt en laat zijn beide ouders en zijn zus na. X heeft een zus dus de tweede orde komt tot diens nalatenschap. De ouders van X hebben elk recht op één vierde van de nalatenschap en de zus bekomt de andere helft van de nalatenschap. Stel dat X enkel zijn moeder en zijn zus nalaat, dan bekomt zijn moeder nog steeds slechts één vierde van de nalatenschap en bekomt zijn zus drie vierde van de nalatenschap.
Laat een erflater halfbroer(s) of halfzus(sen) na dan wordt de vererving van de nalatenschap een tikkeltje ingewikkelder. In dat geval moet gebruik worden gemaakt van de techniek van de “kleine kloving”. De nalatenschap (of het gedeelte dat niet toekomt aan de ouders) wordt in twee gelijke delen verdeeld tussen de vaderlijke lijn en de moederlijke lijn. Volle broers en zussen erven dan in beide lijnen, terwijl halfbroers en halfzussen enkel erven in de lijn van de gemeenschappelijke ouder met de erflater. Dit kan geïllustreerd worden aan de hand van een voorbeeld: X overlijdt en laat zijn volle zus en zijn halfbroer langs moederszijde na. De nalatenschap wordt fictief bij helften gedeeld tussen de vaderlijke lijn en de moederlijke lijn. In de vaderlijke lijn erft enkel de volle zus, hetgeen neerkomt op een vererving van de helft van de nalatenschap. In de moederlijke lijn erven zowel de volle zus, als de halfbroer, elkeen erft één vierde van de nalatenschap. Dit betekent dat de nalatenschap voor drie vierde toekomt aan de volle zus en voor één vierde aan de halfbroer.
Echter, in de praktijk heeft niet elke kinderloze erflater een broer of zus. In dat geval komt de groep ascendenten (ook wel de derde orde genaamd) op de proppen. Dit zijn de ouders, grootouders, overgrootouders, enzovoort. De ouders kunnen dus tot de tweede orde of tot de derde orde behoren en dit in functie van de aan- of afwezigheid van broers en zussen van de erflater.
Zijn er ook geen ascendenten (of althans niet langs vaderszijde of langs moederszijde van de erflater), dan komt de nalatenschap toe aan de niet-bevoorrechte zijverwanten. De vierde orde is de groep van alle zijverwanten, met uitzondering van de (half)broer(s) en/of (half)zus(sen) en hun afstammelingen. Concreet zijn dit dus de ooms, tantes, neven en nichten van de erflater.
Weet men welke groep erfgenamen tot de nalatenschap komt, dan moet nog worden bepaald wie van deze erfgenamen erft. Niet iedereen die in de juiste orde staat, erft ook. Binnen elke orde erft de erfgenaam die het dichtste in graad staat ten opzichte van de erflater. Bijkomend geldt het principe dat bloedverwanten verder dan de vierde graad niet erven. Staan er meerdere erfgenamen binnen dezelfde orde in een gelijke graad ten opzichte van de erflater, dan verkrijgen zij elk een gelijk aandeel in de nalatenschap.
Zo zal de grootvader niet erven indien ook de vader tot de nalatenschap komt. Ook de neef zal niet erven indien de broer nog in leven is.
De klassieke regels inzake de orde en graad worden doorbroken door de figuren “plaatsvervulling” en de “grote kloving”.
In de praktijk is een potentiële erfgenaam soms vooroverleden. Denk bijvoorbeeld aan een kinderloze erflater wiens broer reeds is overleden, maar die bij zijn overlijden nog een zus nalaat en de kinderen van zijn vooroverleden broer. In dat geval kunnen de kinderen van de broer van de erflater de plaats van hun vooroverleden vader innemen. Dit noemt men plaatsvervulling.
De regel van plaatsvervulling geldt niet alleen bij vooroverlijden van een erfgenaam. Ook wanneer een erfgenaam onwaardig is om te erven of wanneer een erfgenaam de nalatenschap heeft verworpen, kunnen zijn afstammelingen zijn plaats vervullen.
Als uitzondering op de basisregel (erfgenamen binnen dezelfde orde in dezelfde graad verkrijgen een gelijk aandeel in de nalatenschap) erven plaatsvervullers bij staken en niet bij hoofden. Dit betekent dat alle afstammelingen van de vooroverleden (of verwerpende of onwaardige) erfgenaam samen tot het erfdeel komen dat aan hun (groot)ouder, wiens plaats zij innemen, zou zijn toegekomen.
De prioriteitsregel van de orden wordt doorbroken door het mechanisme van de grote kloving. Wanneer de nalatenschap niet toekomt aan de eerste of de tweede orde, dan moet de nalatenschap van de erflater in twee helften worden gesplitst, waarbij de ene helft toekomt aan de vaderlijke lijn en de andere helft aan de moederlijke lijn. Binnen elk van beide lijnen erft de dichtste in orde en nadien de dichtste in graad. Zijn er geen erfgenamen in de ene lijn, dan wordt hun deel geërfd door de erfgenamen in de andere lijn.
Deze regel kan worden verduidelijkt aan de hand van twee voorbeelden.
In een eerste voorbeeld overlijdt X en laat hij zijn vader, zijn grootvader langs vaderszijde, zijn moeder en zijn tante langs moederszijde na. Er zijn geen afstammelingen (geen eerste orde), noch broers of zussen (ook geen tweede orde). Bijgevolg is er sprake van kloving. De ene helft van de nalatenschap komt toe aan de vaderlijke lijn en de andere helft aan de moederlijke lijn. Zowel in de vaderlijke als in de moederlijke lijn is de derde orde (de groep ascendenten) de dichtste orde. In de vaderlijke lijn behoren zowel vader als grootvader tot de derde orde, maar vader staat het dichtste in graad ten opzichte van de erflater (eerste graad vs. tweede graad). In de moederlijke lijn wordt tante (erfgenaam uit de vierde orde) uitgesloten door moeder (erfgenaam uit de derde orde). Bijgevolg erven vader en moeder elk de helft van de nalatenschap.
In een volgend voorbeeld overlijdt X en laat hij zijn grootvader (de vader van zijn vader) en zijn tante (de zus van zijn moeder) na. Zijn grootvader behoort tot de derde orde en zijn tante behoort tot de vierde orde. Vanaf de derde orde wordt de nalatenschap in twee helften verdeeld, dus de derde orde in vaderlijke lijn, sluit de vierde orde in moederlijke lijn niet uit. Bijgevolg erven zowel grootvader als tante elk de helft van de nalatenschap.
Hierboven werden de principes van het wettelijk erfrecht uiteengezet wanneer een alleenstaande erflater kinderloos overlijdt. Afwijking van deze wettelijke regels is zeker mogelijk. Hierop gaan wij verder in in een later artikel uit deze reeks. In het volgende artikel bespreken we eerst het erfrecht van de langstlevende partner van een kinderloze erflater.
Bron: Cazimir