De wetgever probeert de vergeten procedure van de voorafgaande erkenning van schuld (de “VES”-procedure, ook wel “guilty plea” genoemd) nieuw leven in te blazen. Door de omslachtige procedure aan te pakken, het toepassingsgebied uit te breiden, en de slachtoffers meer te betrekken, hoopt de wetgever om zowel het openbaar ministerie als de daders aan te zetten tot een voorafgaande erkenning van schuld. De versterkte positie van het slachtoffer betekent dus ook een versterkte positie voor de fiscale administratie. De nieuwe regels treden in werking op 2 mei 2024.
De VES-procedure werd door de Potpourri II-wet van 5 februari 2016 ingevoerd onder art. 216 Sv. Deze procedure voorziet in de mogelijkheid voor het Openbaar Ministerie en de dader om op geheel vrijwillige basis een overeenkomst te sluiten over de bestraffing van een misdrijf. De dader gaat over tot erkenning van schuld in ruil voor een lagere straf. De overeenkomst tussen het Openbaar Ministerie en de dader (onder toeziend oog van zijn/haar advocaat), moet nadien door de rechter worden bekrachtigd. De rechter gaat na of de overeenkomst op geldige wijze tot stand is gekomen, de juridische kwalificatie van de feiten correct is, en de overeengekomen straf wettelijk en proportioneel is. Bij bekrachtiging zal hij de voorgelegde straffen uitspreken. Het gaat dus om een soort verkort consensueel strafproces.
De VES-procedure is niet te verwarren met deze van de minnelijke schikking, waarbij de strafvordering vervalt door betaling van een geldsom, doch zonder erkenning van schuld (vandaar de afkorting van de procedure van de ‘VVSBG').
Een VES-procedure is mogelijk voor alle misdrijven, op enkele uitzonderingen na (o.a. misdrijven met een maximumstraf van meer dan 20 jaar gevangenisstraf en diverse zedenmisdrijven), voor zover het Openbaar Ministerie voor de vonnisrechter niet meer zou vorderen dan een gevangenisstraf van 5 jaar. Ondanks haar ruim toepassingsgebied is het gebruik van de VES-procedure tot op heden echter uiterst beperkt, zeker in fiscale strafzaken. De voornaamste oorzaken hiervoor zijn de omslachtigheid van de procedure, het feit dat de slachtoffers (dus ook de fiscale administratie) op geen enkele wijze bij de procedure werden betrokken, en de onmogelijkheid van een VES bij een gerechtelijk onderzoek.
Het parket van Antwerpen startte zelf in het najaar van 2023 reeds met een proefproject om de VES-procedure meer onder de aandacht te brengen en zo de toepassing ervan te vergroten. Het proefproject beperkt zicht tot zogenaamde ECOFIN-misdrijven (fiscale fraude, witwas, misbruik van vennootschapsgoederen, faillissementsmisdrijven, enzovoort). Wanneer aan de toepassingsvoorwaarden voldaan is, stuurt het parket nu, wanneer er sprake is van een ECOFIN-misdrijf, automatisch een verzoek aan de daders en/of advocaten om een VES-procedure op te starten, waarbij het parket uit eigen beweging ook de slachtoffers betrekt.
Met enkele ingrijpende wijzigingen van art. 216 Sv. probeert nu ook de wetgever de proceseconomische VES-procedure aantrekkelijker te maken met de hoop op een significante toename ervan in de nabije toekomst (Wet van 14 april 2024 houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van strafvordering II).
Tot op heden kon de VES-procedure enkel toegepast worden tijdens een opsporingsonderzoek of wanneer de zaak aanhangig was bij de vonnisrechter. Art. 216, §2 Sv. maakt het vanaf 2 mei 2024 mogelijk de VES-procedure toe te passen tijdens een gerechtelijk onderzoek (onderzoek onder leiding van de onderzoeksrechter). Het opstarten van de VES tijdens het gerechtelijk onderzoek is echter pas mogelijk na een “verplicht en bindend” advies van de onderzoeksrechter (lees: het Openbaar Ministerie moet verplicht een advies vragen aan de onderzoeksrechter, die echter niet wettelijk verplicht is effectief een advies af te leveren).
Daarnaast wordt het nu ook mogelijk om de VES-procedure in hoger beroep op te starten. Voorheen was het, net zoals bij de minnelijke schikking, niet mogelijk om nog een akkoord te sluiten met het Openbaar Ministerie nadat de vonnisrechter zijn rechtsmacht had uitgeput. Wanneer een dader in eerste aanleg tot een bepaalde straf werd veroordeeld zal hij in de fase van beroep alsnog een VES-procedure kunnen aanvragen.
De nieuwe wet geeft ook een sterkere positie aan het slachtoffer in de VES-procedure (art. 216, §4 Sv.). Net zoals de procedure van de verruimde minnelijke schikking (art. 216bis Sv.), zal, vanaf 2 mei 2024, de overeenkomst tussen het Openbaar Ministerie en de dader niet bekrachtigd kunnen worden door de rechter indien het slachtoffer niet is vergoed. Het afsluiten van een VES-overeenkomst is echter ook mogelijk indien de dader in een geschrift zijn burgerlijke aansprakelijkheid erkent en het bewijs levert van de vergoeding van het niet-betwiste gedeelte van de schade en de regeling ervan of indien er met het slachtoffer een afbetalingsplan is overeengekomen.
Art. 216, §4, lid 8 Sv. gaat nog een stap verder wat betreft de positie van de fiscale of sociale administratie . De VES-procedure kan bij fiscale of sociale misdrijven pas toepassing vinden onder twee voorwaarden.
De fiscale en sociale administratie beschikken dus in feite over een vetorecht. Indien zij niet instemmen met de procedure zal de toepassing ervan geen uitwerking kunnen krijgen. Hiermee heeft de wetgever de VES willen gelijkschakelen met de minnelijke schikking.
In deze gevallen werd door de wetgever echter géén mogelijkheid tot afbetalingsplan voorzien. Het bedrag van de belastingen of sociale bijdragen wordt na de ondertekening van de overeenkomst geconsigneerd.
Tot slot wordt ook de concreet te volgen procedure op verschillende vlakken aangepast. Belangrijk in dit kader is de mogelijkheid om de VES-procedure schriftelijk te voeren. Tot voor kort diende het Openbaar Ministerie de dader en zijn of haar advocaat op te roepen voor het voorstel van straf en het afleggen van een bekentenis. Nu voorziet artikel 216, §4 Sv. Dat het Openbaar Ministerie het voorstel van straf ook schriftelijk kan overmaken en dat de dader de feiten kan erkennen in een door hem/haar en zijn/haar advocaat ondertekende schriftelijke verklaring. Dit zorgt ervoor dat de verdachte niet meer in persoon aanwezig moet zijn, waardoor de procedure sneller kan verlopen en ook mogelijk wordt voor personen die zich bijvoorbeeld moeilijk naar België zouden kunnen begeven.
Met de wet van 14 april 2024 houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van strafvordering II, die in werking treedt op 2 mei 2024, poogt de wetgever de VES nieuw leven in te blazen. Door enkele wijzigingen wordt deze buitengerechtelijke afhandeling misschien toch de moeite voor een dader tegenover de minnelijke schikking. Het wordt mogelijk om een VES-overeenkomst te sluiten in hoger beroep en het kan voldoende zijn om de burgerlijke schuld te erkennen en een afbetalingsplan af te sluiten met het slachtoffer (doch niet wanneer de fiscale en/of sociale administratie slachtoffer is). Beide modaliteiten gelden niet voor de tot op heden veel populairdere minnelijke schikking. Bij de afweging van beide procedures is het wel belangrijk te onthouden dat een VES, in tegenstelling tot een minnelijke schikking, een erkenning van schuld en dus een veroordeling impliceert, die op het strafblad verschijnt. Bovendien lijkt de mogelijkheid tot het afsluiten van een afbetalingsplan voor de burgerlijke schuld, op basis van een strikte lezing van de tekst, niet mogelijk bij fiscale en sociale misdrijven. Dit is een gemiste kans voor de alternatieve, snellere afhandeling van fiscale en sociale strafzaken. Het in één keer moeten betalen van een aanzienlijke fiscale of sociale schulden, kan de continuïteit van een onderneming ernstig in gevaar brengen.
Wanneer u het voorwerp uitmaakt van een strafrechtelijk onderzoek of een hangende strafprocedure voor de rechtbank, is het belangrijk om alle mogelijke alternatieve afhandelingen na te gaan. Met de wijziging van de VES-procedure wil de wetgever een vernieuwd verkort consensueel strafproces aanbieden waarbij schuld erkend wordt in ruil voor een lagere straf. Het Parket van Antwerpen is alvast gestart met een project waarbij het voorstel tot een VES zal worden opgestuurd in ECOFIN-zaken. U kan ons steeds contacteren voor meer informatie over dit hervormd mechanisme:
Céline Van houte – Partner (celine.vanhoute@tiberghien.com)
Ana Laura Claes – Associate (analaura.claes@tiberghien.com)
Femke Van Duyse – Associate (femke.vanduyse@tiberghien.com)