Uitgestelde betaling koopprijs: getrouw beeld verzet zich niet tegen het boeken van een disconto

In een arrest van 23 april 2020 (zaak C-640/18) bevestigt het Europees Hof van Justitie dat het getrouw beeld zich niet verzet tegen het boeken van een disconto, in geval van de aankoop van een financieel vast actief met uitgestelde betaling van koopprijs, zonder dat er interest verschuldigd is aan de verkoper.


De zaak betreft een Belgische vennootschap die in de periode 1997 -1999 een pakket aandelen verwierf. De prijs voor de aandelen was verschuldigd over 16 “semestrialiteiten”, zonder dat er rente verschuldigd was. De Belgische boekhoudkundige regels (een ouder CBN-advies en het antwoord van de minister van Economische zaken op een parlementaire vraag) bepalen dat in dergelijke geval de aandelen mogen worden ingeboekt onder de financiële vaste activa tegen hun geactualiseerde waarde (i.e. de nominale waarde onder aftrek van een disconto, zijnde de impliciete rente) en dat het disconto op de overlopende rekeningen (rekening 4901) op het actief mag worden geboekt. Op het passief wordt de schuld tegen haar nominale waarde geboekt. Jaarlijks wordt dan een stukje van het disconto als financiële kost geboekt (65 financiële kost @ 4901 overlopende rekening).


De voormelde boekhoudkundige verwerking was niet naar de zin van de fiscus. De fiscus was immers van oordeel dat het disconto louter een fictieve interest uitmaakte en dat de voormelde boekhoudkundige verwerking bijgevolg niet beantwoordde aan de vereiste van het getrouw beeld. Volgens de fiscus mocht er dus geen disconto op de aanschaffingswaarde van de aandelen in mindering worden gebracht (en mocht het disconto bijgevolg ook niet ieder jaar voor een stukje in kost worden genomen).


De zaak belandde voor het Hof van Beroep te Luik, dat de fiscus in het gelijk stelde. Vervolgens werd een voorziening in cassatie ingesteld. Het Hof van Cassatie oordeelde daarentegen dat het boeken van een disconto weldegelijk in overeenstemming was met het boekhoudrecht en verbrak het arrest van het Hof van Beroep te Luik (Cass. 11 maart 2016). De zaak werd verwezen naar het Hof van Beroep te Bergen dat ter zake een prejudiciële vraag stelde aan het Europees Hof van Justitie. In het antwoord op deze prejudiciële vraag bevestigt het Hof van Justitie dat de voormelde boekhoudkundige verwerking in overeenstemming is met het getrouw beeld zoals vervat in de toenmalige Vierde Richtlijn - 78/660/EEG (thans vervat in de Boekhoudrichtlijn - 2013/34/EU).


Merk wel op dat de fiscale wetgever inmiddels heeft ingegrepen (Wet van 25 december 2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting): in artikel 198, § 1, 8° WIB92 is thans uitdrukkelijk voorzien dat het in kosten genomen deel van een op niet-afschrijfbare activa geboekt disconto niet als beroepskost wordt aanvaard, voor zover de aankoopprijs van het betrokken actiefbestanddeel lager is dan de werkelijke waarde, verhoogd met het disconto. De bedoeling hiervan is dat het actief, door het verminderen van het disconto, nooit lager in de boeken kan worden opgenomen dan zijn werkelijke waarde.


Een sterk vereenvoudigd voorbeeld om het bovenstaande te duiden:

Stel dat een vennootschap een participatie verwerft voor een prijs van 100. De vennootschap komt overeen met de verkoper dat de prijs mag worden gespreid over een periode van vijf jaar, zonder dat er interest verschuldigd is.


Op de aanschaffingswaarde van de aandelen wordt bij veronderstelling een disconto in mindering gebracht van 5, zodat de aandelen op de balans worden opgenomen tegen een aanschaffingswaarde van 95. Het disconto van 5 zal op de overlopende rekening van het actief worden geboekt (over te dragen kosten). Over de komende vijf jaar, zal de vennootschap jaarlijks 1 als kost in resultaat nemen (65 financiële kost @ 4901 overlopende rekening).

Er zijn twee mogelijkheden wat betreft de fiscale behandeling van het gespreid in resultaat nemen van het disconto:


  1. Aankoopprijs < werkelijke waarde + disconto

    Veronderstel dat de werkelijke waarde van de aandelen 100 bedraagt.

    Aangezien de aankoopprijs van de aandelen (100) in deze hypothese lager is dan werkelijke waarde, verhoogd met het disconto (100 + 5 = 105), zal het jaarlijks in kost genomen deel van het disconto op grond van artikel 198, § 1, 8° WIB92 fiscaal worden verworpen.

  2. Aankoopprijs > werkelijke waarde + disconto

    Veronderstel dat de werkelijke waarde van de aandelen 95 bedraagt.

    Aangezien de aankoopprijs van de aandelen (100) in deze hypothese niet lager is dan werkelijke waarde, verhoogd met het disconto (95 + 5 = 100), wordt het jaarlijks in kost genomen deel van het disconto niet geviseerd door artikel 198, § 1, 8° WIB92 en zal deze kost dus niet worden verworpen op grond van deze bepaling.


Indien u meer informatie wenst over dit onderwerp, kan u contact opnemen met de auteurs van dit artikel.


Ben Van Vlierden - Partner (ben.vanvlierden@tiberghien.com)

Gilles Van Namen - Senior Associate (gilles.vannamen@tiberghien.com)

Yoram Descheemaeker - Associate (yoram.descheemaeker@tiberghien.com)


Bron: Tiberghien

Mots clés

Articles recommandés

Nieuw advies: Verslaggeving heropening vereffening vennootschappen

Bijna 15% van de werknemers heeft een bedrijfswagen

Duurzaamheid in het bedrijfsleven: een studiedag om de rapportering te beheersen