Terwijl de federale regeringsonderhandelingen nog altijd lopen, en het nog altijd helemaal niet zeker is of de huidige partijen tot een akkoord zullen komen (en dus ook niet duidelijk is wat uiteindelijk in dat akkoord zou staan), gaan de vakbonden maandag betogen en staken tegen de mogelijke hervorming van de ambtenarenpensioenen. Ze hebben het daarbij over ‘pensioenplunderaars’, ‘contractbreuk’ en ‘diefstal’. Niet voor het eerst (en allicht ook niet voor het laatst) gaan de vakbonden daarbij vlot voorbij aan de huidige economisch-financiële realiteit.
Het zou ondertussen al gekend moeten zijn, maar de volgende regering staat voor de zwaarste budgettaire inspanning sinds de regering Dehaene begin jaren 90. We hebben vandaag al bij het grootste begrotingstekort van Europa (4,6% van het bbp of 28 miljard euro) en bij de hoogste overheidsuitgaven van Europa (54,2% van het bbp of 330 miljard). En zonder ingrijpen lopen beide de komende jaren gewoon verder op. Volgens het IMF zijn we tegen 2029 (het einde van de volgende legislatuur) op weg naar een tekort van 6,3% van het bbp (38 miljard in euro’s van vandaag) met overheidsuitgaven van 56,7% (345 miljard in euro’s van vandaag).
Dat gegoochel met percentages en miljarden leidt tot één zeer duidelijke conclusie: zo kan het niet verder. De volgende regering moet inspanningen doen om de overheidsfinanciën terug een beetje in de juiste richting te krijgen. En dat zal niet lukken met wat gepruts in de marge, maar vereist serieuze miljarden-ingrepen. Symbolische maatregelen, zoals bijvoorbeeld de afschaffing van de senaat of van de provincies, zullen daarbij niet volstaan, en het is ook een illusie dat vermogensbelastingen het soort bedragen kunnen opleveren die nodig zijn (maximaal gaat het om een fractie daarvan). Deze keer zal ook ernstig gekeken moeten worden naar de alsmaar toenemende overheidsuitgaven.
Binnen de overheidsuitgaven zijn er uiteraard wel wat posten waarvan de effectiviteit en/of zinvolheid in vraag gesteld kan worden. De pensioenregeling van het statutaire overheidspersoneel staat al lang in de top van dat lijstje. Die regeling blijft opmerkelijk gunstiger dan de pensioenregeling in de private sector door een aantal specifieke elementen:
Door die gunstigere berekening liggen de pensioenen van statutaire ambtenaren duidelijk hoger dan die in de privé. Dat blijkt ook uit de effectieve gemiddelde pensioenuitkeringen. In 2023 was dat voor ambtenaren gemiddeld bijna 3.300 euro per maand, tegenover 1.600 euro voor werknemers in de privé en 1.200 euro voor zelfstandigen. En dat grote verschil is al lang niet meer te verantwoorden.
Het klassieke argument voor de hogere ambtenarenpensioenen is dat het gaat om uitgesteld loon: werknemers bij de overheid verdienen minder tijdens hun loopbaan, en dat wordt dan gecompenseerd met een hoger pensioen. Dat argument gaat evenwel al lang niet meer op. Ruim tien jaar geleden al waren er studies van de Nationale Bank en de ECB die aangaven dat de lonen in de publieke sector rekening houdend met diploma, ervaring, functie enz. niet lager lagen dan die in de privé, integendeel.
Een ander vaak terugkerend argument voor de hogere ambtenarenpensioenen is dat ambtenaren geen aanvullende pensioenpijler hebben. Dat gaat voorbij aan het feit dat aanvullende pijlers iets helemaal anders zijn dan het wettelijk pensioen. Bij die aanvullende pijlers wordt effectief gespaard voor het eigen pensioen, terwijl het wettelijk pensioen betaald wordt uit bijdragen van de werkenden. Dat ambtenaren geen aanvullende pensioenpijler hebben, is vooral een argument om dat net als in de privé wel toe te laten, niet voor hogere pensioenen in de eerste pijler.
In bepaalde hoeken wordt dan weer vlot gesteld dat niet de ambtenarenpensioenen te hoog zijn, maar vooral de pensioenen in de privé te laag. Het zou uiteraard sympathieker zijn om de pensioenen in de privé op te trekken naar het niveau van de ambtenarenpensioenen. Maar dat soort uitspraken negeert de huidige financiële context. We zitten vandaag al met een onhoudbaar begrotingstekort, en zelfs in het huidige systeem komen er de komende jaren miljarden aan extra pensioenuitgaven bij. De pensioenen in de privé optrekken naar het niveau van de ambtenarenpensioenen is financiële fantasie, wegens absoluut onbetaalbaar.
Eigenlijk is het redelijk simpel: de (veel) gunstigere berekening van de overheidspensioenen (tantièmes, verhogingscoëfficiënt, referentie-inkomen) in vergelijking met de privé is al lang niet meer te verantwoorden. En stakingen of betogingen veranderen daar niets aan. Zeker in de huidige budgettaire context ligt een bijsturing van de ambtenarenpensioenen (wat we al veel eerder hadden moeten doen) voor de hand.