Dit artikel is een verkorte en herwerkte versie van het artikel “De temporele werking van een verstrengde fictiebepaling: rechtspraak kiest voor rechtszekerheid en bevestigt datum van rechtshandeling als relevant aanknopingspunt” van de hand van Rinse Elsermans en Elisabeth Janssens, gepubliceerd in het Tijdschrift voor Fiscaal Recht 2020/14 nr. 586, gepubliceerd op 15 september 2020. Voor een uitgebreide analyse verwijzen wij dan ook naar dit tijdschrift.
Recent heeft het hof van beroep te Gent zich uitgesproken over de temporele werking van een verstrengde fictiebepaling (Gent 24 december 2019).
De echtgenoten in het concrete dossier waren gehuwd onder het wettelijk stelsel en hadden op 7 mei 2007 een sterfhuisclausule toegevoegd via huwelijkscontract. De sterfhuisclausule voorzag dat het volledige gemeenschappelijk vermogen zou toekomen aan de echtgenote (of haar rechtsopvolgers), ongeacht of zij het langst zou leven. In casu was dit wel de meest waarschijnlijke hypothese, gelet op de verslechterende gezondheidstoestand van de echtgenoot. Uiteindelijk overleed de echtgenoot op 4 augustus 2015 en komt het volledige gemeenschappelijke vermogen terecht bij de echtgenote.
Niet alleen het vermogen dat tot de nalatenschap behoort, wordt principieel belast in de erfbelasting. Ingevolge successiewetgeving (onder de vorm van fictiebepalingen) worden bepaalde goederen die op het moment van het overlijden niet meer tot de nalatenschap behoren toch fictief tot de nalatenschap gerekend, waardoor deze evenzeer worden onderworpen aan erfbelasting.
Zo voorziet artikel 2.7.1.0.4 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit dat wat via huwelijkscontract aan de langstlevende echtgenoot wordt toebedeeld boven de helft van het gemeenschappelijk vermogen onderworpen is aan erfbelasting.
Initieel werd de toepasbaarheid van deze fictiebepaling afhankelijk gemaakt van een overlevingsvoorwaarde. Werd het beding van ongelijke verdeling in het huwelijkscontract niet gekoppeld aan de voorwaarde van overleving (zoals dit het geval is bij een sterfhuisclausule) dan was een dergelijke verkrijging niet onderworpen aan erfbelasting.
Bij decreet van 3 juli 2015 heeft de Vlaamse decreetgever de overlevingsvoorwaarde geschrapt, waardoor elke toebedeling boven de helft van het gemeenschappelijk vermogen wordt belast met erfbelasting in hoofde van de langstlevende echtgenoot.
Het tijdstip van inwerkingtreding van de decreetswijziging werd vastgeklikt op 1 juli 2015, maar wat is het temporele aanknopingspunt? Is deze verstrengde fictiebepaling van toepassing op alle nalatenschappen die zijn opengevallen vanaf 1 juli 2015 of is het temporele toepassingsgebied beperkt tot huwelijkscontracten gesloten vanaf deze datum, ongeacht wanneer de nalatenschap openvalt?
De Vlaamse Belastingdienst was in deze concrete casus alleszins de mening toegedaan dat de verstrengde fictiebepaling van toepassing was, aangezien de nalatenschap is opengevallen na de inwerkingtreding van het decreet. Dat het huwelijkscontract dateert van (lang) voor deze verstrenging doet voor de Vlaamse Belastingdienst niet ter zake.
Er bestaat geen wettelijk verankerde algemene regel aangaande het temporeel aanknopingspunt in de erfbelasting. Klassiek wordt het ogenblik van het openvallen van de nalatenschap aanzien als het relevante temporele aanknopingspunt in de erfbelasting.
Recent wordt evenwel de stelling verdedigd dat er in het kader van de erfbelasting rekening moet worden gehouden met verschillende temporele aanknopingspunten. Het ‘algemene aanknopingspunt’ blijft het openvallen van de nalatenschap, maar daarnaast bestaan er meerdere ‘bijzondere aanknopingspunten’. Voor de invoering of verstrenging van een fictiebepaling geldt het ogenblik van het stellen van de rechtshandeling in kwestie als ‘bijzonder aanknopingspunt’. Het stellen van rechtshandelingen bij leven met rechtsgevolgen bij of na het overlijden, heeft maar zin wanneer de geldigheid enerzijds en de fiscale gevolgen anderzijds kunnen worden beoordeeld op de dag van het stellen van de rechtshandeling en nadien niet meer worden gewijzigd.
Het hof van beroep te Gent oordeelde in lijn met deze ‘recente visie’ dat voor de toepassing in de tijd van een verstrengde fictiebepaling de datum van de rechtshandeling, dus het sluiten of wijzigen van het huwelijkscontract, en niet het openvallen van de nalatenschap als temporeel aanknopingspunt moet worden gebruikt.
Een toebedeling aan de langstlevende echtgenoot op basis van een sterfhuisclausule opgenomen via een huwelijkscontract dat werd gesloten voor 1 juli 2015 wordt in het Vlaams Gewest dus niet onderworpen aan erfbelasting op basis van voornoemde fictiebepaling, ook al is de eerststervende echtgenoot na deze datum overleden.
Belangrijk is dat deze redenering van het hof van beroep te Gent kan worden toegepast op alle (nieuwe of verstrengde) fictiebepalingen, aangezien in het arrest werd geoordeeld in algemene en fundamentele bewoordingen. De verstrenging van een fictiebepaling, of het publiceren van een nieuw standpunt door de Vlaamse Belastingdienst, mag dus in principe enkel gevolgen hebben voor toekomstige successieplanningen. Dit arrest is dan ook een zegen voor de rechtszekerheid en de belastingplichtige die aan vermogensplanning wenst te doen.
Zo kondigden het Regeerakkoord van de Vlaamse Regering 2019-2024(1) en de Beleidsnota van Matthias Diependaele(2) aan dat de risicoperiode voor niet-geregistreerde schenkingen zal worden verlengd van drie naar vier jaar (artikel 2.7.1.0.5 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit). Op basis van wat hierboven aan bod is gekomen en rekening houdend met het rechtszekerheidsbeginsel mag verwacht worden dat deze verlengde risicoperiode slechts zal gelden voor schenkingen verricht na inwerkingtreding van deze verstrengde fictiebepaling. Intussen werd op de ministerraad van 18 september 2020 het voorontwerp van decreet(3) goedgekeurd door de Vlaamse Regering (waarover u hier meer kan lezen), waarbij er rekening wordt gehouden met dit principe en de verlengde termijn slechts van toepassing zal zijn op kosteloze beschikkingen die dagtekenen vanaf 1 juli 2020.
(1)Regeerakkoord van de Vlaamse Regering 2019-2024 (2)Beleidsnota Matthias Diependaele d.d. 8 november 2019 houdende financiën en begroting 2019-2024, Parl.St. Vlaams Parlement 2019-2020, nr. 140/1.Parl.St. Vlaams Parlement 2019-2020, nr. 140/1. (3)Beslissingen Vlaamse regering.
Bron: Cazimir