Werking kaaimantaks blijft behouden onder nieuw Nederlands-Belgisch verdrag

De wisselwerking van de Belgische kaaimantaks met de verschillende door België afgesloten dubbelbelastingverdragen is in de praktijk al enige jaren voorwerp van discussie. De vraag rijst nu of er voor oprichters van Nederlandse entiteiten in scope van de Belgische kaaimantaks iets wijzigt n.a.v het nieuwe dubbelbelastingverdrag.

De Belgische kaaimantaks houdt een transparante taxatie (en aangifteplicht) in van inkomsten verkregen door een zgn. juridische constructie, in hoofde van de oprichter, alsof deze oprichter de inkomsten rechtstreeks heeft verkregen. De kaaimantaks werd reeds geïntroduceerd in 2015, doch was tot en met 31 december 2017 slechts op een beperkt aantal EER-entiteiten van toepassing, zoals de Liechtensteinse Stiftung en Anstalt en de Luxemburgse SPF. Nederlandse entiteiten, zoals bijvoorbeeld de VBI, vielen aldus automatisch buiten het toepassingsgebied van de kaaimantaks.

Sedert 1 januari 2018 is dit echter anders. Op basis van een aantal algemeen geformuleerde definities zal jaarlijks moeten getoetst worden of een Nederlandse entiteit al dan niet kwalificeert als juridische constructie, waarop de kaaimantaks van toepassing is in hoofde van een oprichter. Voor de traditionele Nederlandse BV’s zal dit doorgaans geen probleem vormen, omdat deze onderworpen zijn aan een normale belastingheffing in Nederland. Ook zijn er voor beursgenoteerde vennootschappen, pensioen- en beleggingsfondsen vrijstellingen voorzien, alsook voor entiteiten met voldoende substance. In de praktijk is – in het algemeen – reeds veelvuldig de vraag gesteld of de werking van de kaaimantaks niet buiten werking wordt gesteld door de toepassing van de resp. DBV’s. In dit verband had België reeds in 2017 afstand gedaan van haar eerdere standpunt/voorbehoud inzake de toepassing van CFC-regelgeving in een verdragscontext.

In het nieuwe Verdrag België-Nederland wordt géén expliciete verwijzing opgenomen naar artikel 5/1 WIB (artikel inzake fiscale transparantie), in tegenstelling tot wat het geval is in het recente Frans-Belgische Verdrag (randnr.16 van het Protocol). Gelet op de bepalingen uit artikel 1 van het DVB België-Nederland, alsook de vermelding in het Protocol bij het nieuwe Verdrag België-Nederland, dat de nationale regels inzake belastingontduiking en belastingontwijking bij voorrang mogen blijven toegepast worden, kan worden aangenomen dat de toepassing van de kaaimantaks niet wordt gehinderd door het nieuwe Verdrag.

Het recent gesloten Nederlands-Belgische verdrag bevestigt aldus dat België inkomsten verkregen door Nederlandse entiteiten die kwalificeren als “juridische constructie” naar Belgische fiscale maatstaven transparant mag belasten.

Voor meer informatie, aarzel niet om contact op te nemen met ons.

Auteurs:

Mots clés

Articles recommandés

Masp: NCTS fase 5 – verplicht gebruik vanaf 9 december 2024

Bijna één op de vijf zorgbedrijven zet flexi-jobbers in

1 op de 10 Belgische werknemers 60 jaar of ouder