Het stiefkind dat door zijn stiefouder testamentair wordt begunstigd, betaalt slechts erfbelasting aan de laagste tarieven, i.e. het tarief in rechte lijn. Stiefkleinkinderen daarentegen worden op dit vlak behandeld als ‘vreemden’, en dus onderworpen aan de hoogste tarieven inzake erfbelasting. Dit voelt onrechtvaardig.
Een pleidooi voor een gelijke behandeling van stiefkinderen en stiefkleinkinderen in de erfbelasting!
Stiefkinderen erven niet automatisch van hun stiefouder(s). Dit neemt niet weg dat stiefouders hun stiefkinderen testamentair wel kunnen begunstigen.
Gelet op de hechte band die stiefouders en stiefkinderen kunnen hebben, voorzien de drie gewesten (het Vlaams Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest) in die situatie in een gelijkschakeling van stiefkinderen met afstammelingen van de erflater op het vlak van erfbelasting/successierechten. Stiefkinderen genieten, net zoals afstammelingen, van de laagste tarieven.(*)
Stiefkleinkinderen daarentegen worden niet gelijkgeschakeld. Zij worden op dit vlak behandeld als ‘vreemden’, en worden bijgevolg onderworpen aan de hoogste tarieven inzake erfbelasting/successierechten. Terwijl grootouders nu net meer en meer hun kleinkinderen willen begunstigen.
Martine en Jean-Pierre zijn reeds vijfentwintig jaar getrouwd. Uit hun huwelijk zijn twee kinderen, genaamd Marie en Laurens, geboren. Jean-Pierre heeft uit een vorige relatie tevens een zoon, Thomas. Inmiddels zijn alle drie de kinderen het huis uit, maar het gezin heeft meer dan twintig jaar samengewoond. Martine beschouwt Thomas dan ook als één van haar kinderen.
Aangezien Martine en Jean-Pierre alle drie de kinderen gelijk wensen te behandelen, stelt Martine een testament op ingevolge waarvan ook Thomas begunstigd wordt in het geval van haar overlijden. Dit is noodzakelijk, aangezien Thomas (in tegenstelling tot Marie en Laurens) geen wettelijke erfgenaam is van Martine en behoudens testamentaire begunstiging dus niet zou erven van Martine.
Ingevolge de gelijkschakeling van stiefkinderen met afstammelingen van de erflater op het vlak van erfbelasting/successierechten, wil dit zeggen dat bij het overlijden van Martine alledrie de kinderen (en de langstlevende echtgenoot, Jean-Pierre) onderworpen zullen zijn aan de laagste tarieven. Afhankelijk van het gewest waarin de nalatenschap van Martine openvalt, houdt dit concreet het volgende in:
Het gezin krijgt evenwel slecht nieuws. Vlak nadat Thomas voor het eerst vader is geworden, komt hij te overlijden in een auto-ongeluk. Martine past vervolgens haar testament aan, ingevolge waarvan haar stiefkleinkind (in de plaats van Thomas) begunstigd wordt.
Er is helaas niet voorzien in een gelijkschakeling van stiefkleinkinderen met afstammelingen van de erflater. Dit heeft tot gevolg dat bij het overlijden van Martine haar stiefkleinkind onderworpen zal worden aan de hoogste tarieven inzake erfbelasting/successierechten. Afhankelijk van het gewest waarin de nalatenschap van Martine openvalt, houdt dit concreet het volgende in:
Het verschil in successiedruk voor stiefkinderen en stiefkleinkinderen is bijgevolg zeer aanzienlijk en lijkt niet te rechtvaardigen. Indien er een hechte band mag worden aangenomen tussen stiefouder en stiefkind, is er geen reden om aan te nemen dat die band minder sterk zou zijn tussen stiefgrootouder en stiefkleinkind. De nauwe band zal bovendien blijken uit het feit dat de erflater er uitdrukkelijk voor gekozen heeft om het stiefkleinkind testamentair te begunstigen.
Het feit dat onze maatschappij de mening toegedaan is dat stiefkinderen en stiefkleinkinderen op dit vlak gelijk dienen te worden behandeld, blijkt tevens uit de verschillende gerechtelijke procedures die reeds, tevergeefs, gevoerd werden voor het Grondwettelijk Hof.
Verder is ook de gelijkschakeling tussen stiefkinderen en stiefkleinkinderen binnen de politiek geen onbekend gegeven. In het verleden is deze ongelijkheid, die maatschappelijk zeer onrechtvaardig aanvoelt, reeds meermaals aangekaart. Toch blijft de situatie tot op heden ongewijzigd, hoewel daarvoor geen pertinente redenen lijken te bestaan. Gedacht kan worden aan de budgettaire impact van de maatregel, maar behoudens die ene keer dat een enkeling nietsvermoedend zijn of haar stiefkleinkind opneemt als begunstigde bij testament, zal de schatkist hier niet rijk van worden. Een stiefkleinkind opnemen als begunstigde bij testament, wetende dat die belast zal worden tegen 55% tot 80% (afhankelijk van het gewest), zal nu eenmaal niet snel gebeuren. Een gelijkschakeling zal dan ook eerder leiden tot testamentaire vermakingen die in lijn liggen met de sterkte van de familiebanden, dan dat het een gat in de begroting zal slaan. En daarbij moet toch worden benadrukt dat elimineren wat maatschappelijk onrechtvaardig is, desnoods ook zijn prijs mag hebben.
Een wetgevend ingrijpen is aldus sterk aangewezen.
Tot slot kaarten we nog aan dat deze problematiek zich eveneens stelt op het vlak van schenkbelasting. In het Vlaams Gewest en in het Waals Gewest genieten stiefkinderen, in tegenstelling tot stiefkleinkinderen, van de laagste tarieven inzake schenkbelasting / schenkingsrecht. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kunnen stiefkinderen noch stiefkleinkinderen aanspraak maken op de laagste tarieven.
De belastingdruk bij schenkingen ligt over het algemeen, voornamelijk met betrekking tot roerende schenkingen, evenwel heel wat lager dan de belastingdruk ingevolge erfenis. Desalniettemin, zou ook deze regeling mogen worden herbekeken in het licht van wat op vandaag maatschappelijk als rechtvaardig aanvoelt.