Wetsvoorstel tracht Antigoonleer wettelijk te verankeren in fiscale zaken

Op 23 juni jl. werd door de heer Benoît Piedboeuf en mevrouw Nathalie Gilson, beiden Kamerleden voor MR, een wetsvoorstel ingediend teneinde het al dan niet gebruik van onrechtmatig verkregen bewijs in fiscale zaken wettelijk te verankeren (zogenaamde Antigoonleer). Dit zowel inzake directe als indirecte belastingen (invoeging van een nieuw artikel 336/1 WIB en een nieuw artikel 69/1 W.BTW.).

De Antigoonleer werd initieel ontwikkeld in het strafrecht. In een arrest van 14 oktober 2003 oordeelde het Hof van Cassatie dat een rechter onrechtmatig verkregen bewijs enkel moet uitsluiten in een specifiek aantal gevallen (miskenning van vormvoorwaarde op straffe van nietigheid; onregelmatigheid heeft de betrouwbaarheid van het bewijs aangetast; gebruik van bewijs in strijd met het recht op een eerlijk proces). Het Hof kwam tot dat besluit omdat geen enkele wettelijke bepaling de uitsluiting van onrechtmatig verkregen bewijzen voorschrijft. Deze Antigoonleer werd vervolgens wettelijk verankerd (cf. artikel 32 van de wet houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering).

Is deze Antigoonleer ook van toepassing in fiscale zaken? De rechtspraak en de fiscale rechtspractici blijven verdeeld.

Het is om in die verdeeldheid klaarheid te scheppen dat het wetsvoorstel werd ingediend. De twee Kamerleden wensen namelijk te vermijden dat rechters geval per geval kunnen oordelen of onrechtmatig verkregen bewijzen al dan niet worden aanvaard. Dit zou immers aanleiding kunnen geven tot een ongelijke en tegenstrijdige rechtspraak.

Het wetsvoorstel vertrekt vanuit de logica dat een onrechtmatig verkregen bewijs niet kan worden gebruikt, behoudens in geval van een louter vormelijke onregelmatigheid. Merk op dat vandaag diverse rechtspraak precies vanuit een omgekeerde zienswijze vertrekt : onrechtmatig verkregen bewijs mag worden gebruikt, tenzij…

Het wetsvoorstel geeft ook enkele concrete voorbeelden. Zo zal de Antigoonleer toepassing vinden:

  • wanneer een vraag om inlichtingen werd verstuurd zonder handtekening van de ambtenaar, maar waarbij de belastingplichtige tijdig heeft geantwoord;
  • wanneer een verzoek om stukken werd verzonden, maar door de fiscale Administratie werd verwezen naar een rechtsgrond die enkel een vraag om inlichtingen toelaat.

Volgende gevallen zullen echter nooit aanleiding kunnen geven tot een toepassing van de Antigoonleer (de bekomen bewijzen mogen dus niet gebruikt worden):

  • Artikel 315ter WIB: geen opmaak van een proces-verbaal van retentie bij de retentie van de boeken en bescheiden van de belastingplichtige;
  • Artikel 316 WIB: vraag om inlichtingen die persoonsgegevens van derden bevatten en daarom strijdig is met artikel 5 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming;
  • Artikel 318 WIB: schending van de procedureregels inzake het bankonderzoek;
  • Artikel 319 WIB: geen of een onvoldoende gemotiveerde machtiging van de politierechter bij een huisvisitatie, niet voorlegging van de aanstellingsbewijzen, het actief doorzoeken van kantoren, persoonlijke bezittingen (waar het wetsvoorstel specifiek verwijst naar ‘handtassen’) en van het IT-materiaal.

Wanneer de fiscale Administratie bij het uitoefenen van haar controle- en onderzoeksmogelijkheden de grenzen van haar bevoegdheid opzoekt en vaak te buiten gaat, rijst in de praktijk de vraag naar de wettigheid van de bewijzen die in die omstandigheden werden bekomen. Dit wetsvoorstel beoogt deze discussies in de toekomst te vermijden, minstens substantieel te verminderen.

Een wettelijke verankering die de rechtszekerheid voor de belastingplichtige dan ook ten goede zou komen.

Uiteraard zal wel eerst een politieke meerderheid gevonden moeten worden om dit wetsvoorstel in haar huidige vorm door te drukken tot een wet…

Bron: Cazimir

Mots clés