Na de schok van vorig jaar is de inflatie de jongste maanden duidelijk aan het afkoelen.
Van een piek van nog 12,3% in oktober is de inflatie gezakt naar 5,6% in april. Dat is vooral te danken aan de spectaculaire ommekeer in de energieprijzen. Zo piekte de Europese gasprijs in augustus nog op 340 euro per Mwh, vandaag is dat 36 euro per Mwh. Dat is nog altijd hoger dan de gemiddelde gasprijs van voor deze crisis (15 à 20 euro per Mwh), maar is wel 65% lager dan een jaar geleden. En net die vergelijking met een jaar geleden is bepalend voor de inflatiecijfers, die telkens de wijziging tegenover een jaar eerder weergeven. De energie-inflatie bedroeg in april -17%. De inflatie zonder energie blijft voorlopig hangen op 9%, nog altijd zowat het piekniveau in deze crisis.
Die lagere energieprijzen zullen ook de komende maanden blijven doorwerken in de algemene inflatiecijfers.
In april lag de Europese gasprijs 65% lager dan een jaar eerder, maar als die gasprijs stabiel blijft op het huidige niveau, dan zal die in augustus bijna 90% lager liggen dan een jaar eerder (door het hogere vergelijkingspunt). Zonder nieuwe schokken op de grondstoffen- en energiemarkten zal de inflatie de komende maanden blijven afkoelen. Volgens de nieuwste vooruitzichten van het Planbureau zou de inflatie in oktober zelfs terugvallen tot 0%. Daarna zou de neerwaartse impact van de energieprijsschommelingen terug gaan afnemen en zouden andere factoren (o.a. loonkosten, voedingsprijzen) terug de bovenhand nemen in de inflatiecijfers. Dat valt vandaag moeilijker in te schatten, maar het waarschijnlijkste scenario is dat we dan terugkeren naar wat hogere inflatiecijfers. Het Planbureau gaat ervan uit dat de inflatie in 2024 tussen 3 en 4% zal schommelen.
Nieuwe pieken zoals we vorig jaar gezien hebben, zitten er zonder nieuwe grote verrassingen op de grondstoffenmarkten niet meteen in. Maar er zijn wel een aantal factoren die laten vermoeden dat we de komende jaren toch rekening moeten houden met structureel hogere inflatie dan wat we voor corona gewoon waren. Aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt, minder vlotte internationale handel en de duurzame transitie zullen voor een structureel hogere inflatie zorgen.
De afkoelende inflatie heeft uiteraard ook rechtstreekse gevolgen voor de loonindexering. Na de spectaculaire sprongen in de loonkosten vorig jaar zouden we nu terugkeren naar ‘normalere’ indexeringen. De jongste vooruitzichten van het Planbureau suggereren de volgende indexeringen voor 2023-2024 (afhankelijk van het gevolgde indexeringspatroon):
Die cijfers zijn op basis van de huidige inflatievooruitzichten die op hun beurt gebaseerd zijn op de huidige marktverwachtingen voor de grondstoffenprijzen. Nieuwe verrassingen kunnen dit plaatje uiteraard veranderen.
Ondertussen blijven de Belgische bedrijven zitten met een nieuwe loonhandicap tegenover hun buitenlandse concurrenten. Volgens de jongste ramingen van de Nationale Bank zou die oplopen tot bijna 6% in 2024. Als we in België de loonnorm consequent blijven toepassen, dan zal die loonhandicap in de loop van de volgende jaren geleidelijk aan terug afgebouwd worden. Hoe snel dat gaat, zal afhangen van hoe snel de buurlanden de inhaalbeweging qua loonstijgingen inzetten. In Duitsland en Nederland proberen de vakbonden wel druk te zetten voor sterkere loonstijgingen, maar het blijft afwachten waarop de loononderhandelingen daar uitkomen. Het ziet er in elk geval niet naar uit dat we de loonhandicap op een paar jaar weggewerkt zullen hebben. En dat is nog met behoud van de loonnorm. Het valt niet uit te sluiten dat die loonnorm in de regeringsvorming na de verkiezingen van volgend jaar ter discussie zal staan. Zonder loonnorm is het evenwel weinig waarschijnlijk dat we de loonhandicap ooit weer weggewerkt krijgen.
Bart Van Craeynest
Hoofdeconoom bij Voka en auteur van het boek Terug naar de feiten