Ten opzichte van dezelfde periode in 2019 is de loontrekkende tewerkstelling in het eerste kwartaal 2020 afgenomen, zowel in aantal arbeidsplaatsen (-0,6%) als in arbeidsvolume in voltijdsequivalenten (-2,2%). Dat is een direct gevolg van de coronacrisis en de bijbehorende maatregelen die vanaf midden maart werden ingevoerd.
Ten opzichte van de voorziene trend veroorzaakte de coronacrisis een totaal verlies aan arbeidsvolume van 100.000 à 115.0000 voltijdse equivalenten. Bij een extrapolatie van de vorige kwartalen zouden we zonder coronacrisis immers zijn uitgekomen op een groei van 1 à 1,5% of 30.000 à 45.000 vte. Een arbeidsvolume van 100.000 voltijdsequivalenten komt ongeveer overeen met het arbeidsvolume dat 600.000 voltijdse werknemers zouden hebben gepresteerd tijdens de laatste twee weken van maart (= 1/6 van het kwartaal).
De volledige of gedeeltelijke sluiting van heel wat ondernemingen uit zich in hoofdzaak op twee manieren op de arbeidsmarkt: tijdelijke werkloosheid en het stopzetten of niet hernieuwen van tijdelijke contracten. Die fenomenen zijn beide zichtbaar in de cijfers, zij het op een andere manier.
Bij tijdelijke werkloosheid blijft de band tussen werknemer en werkgever behouden, maar worden geen of slechts gedeeltelijke prestaties verricht. Dat geeft een directe daling van het arbeidsvolume in voltijdsequivalenten.
Het stopzetten of niet hernieuwen van tijdelijke contracten geeft vooral in de sectoren waar veel zeer tijdelijke contracten voorkomen (uitzendsector, horeca,…) een onmiddellijke daling van het aantal arbeidsplaatsen. Omdat deze zeer tijdelijke jobs (zoals de flexi-jobs in de horeca) vaak bijkomende jobs zijn, is de daling van het aantal tewerkgestelde werknemers minder uitgesproken. Ook het verlies aan arbeidsvolume van deze jobs is eerder beperkt.
In de land- en tuinbouw bestaat de loontrekkende tewerkstelling in belangrijke mate uit seizoensarbeid (onder de vorm van gelegenheidsarbeid). Maatregelen werden genomen om het aanbod aan arbeidskrachten (in gewone tijden voor meer dan 75% uit het buitenland afkomstig) op peil te houden. Voor het eerste kwartaal 2020 wordt zowel voor het aantal arbeidsplaatsen als voor het arbeidsvolume een lichte toename vastgesteld ten opzichte van het eerste kwartaal 2019.
De industrie en de bouw behoren niet tot de sectoren die van overheidswege zijn gesloten. Wel waren meerdere ondernemingen in deze sector een tijd geheel of gedeeltelijk gesloten, in eerste instantie om de werkomstandigheden aan te passen aan de sanitaire richtlijnen.
Dat heeft maar een zeer beperkt effect op de arbeidsplaatsen: +0,3% op jaarbasis, terwijl dat in het vierde kwartaal nog +0,6% was. Het arbeidsvolume in voltijdsequivalenten valt wel sterk terug, van +0,2% naar -4% op jaarbasis. Vooral de textiel- en kledingnijverheid, drukkerijen, vervaardiging van elektrische apparaten, de vervaardiging van transportmiddelen, de meubelnijverheid en bouwnijverheid kenden een forse terugval.
Vooral in de commerciële dienstverleningzijn er heel wat sectoren die gedwongen werden tot een volledige of gedeeltelijke sluiting (horeca, verkoop en herstelling van auto’s, de non-food-detailhandel, reissector, schoonmaakdiensten). Anders dan in de overige sectoren is er, door de grotere aanwezigheid van werknemers met zeer korte contracten, een groot effect op zowel arbeidsplaatsen (van +2,2% naar -2,5%) als op voltijdsequivalenten (van +1,6% naar -3,7%). De terugval is het sterkst in de genoemde gesloten sectoren en de uitzendsector. Voor sectoren waar in
ruime mate op telewerk kon worden overgeschakeld, is er nauwelijks of geen impact op de tewerkstelling. De evolutie in de “Financiële activiteiten en verzekeringen” blijft zoals voorheen negatief. De groei in de “Rechtskundige, boekhoudkundige, bedrijfskundige en technische dienstverlening” en de IT blijft sterk.
In de niet-commerciële dienstverlening zijn het vooral de sectoren “Onderwijs”, “Kunst, amusement en recreatie, sport” en de “Overige persoonlijke diensten” die hun activiteiten moesten verminderen of volledig stopzetten. Voor de overheidssectoren met een groot aandeel statutaire tewerkstelling is het effect echter zeer beperkt. Globaal valt de stijging van het aantal arbeidsplaatsen zeer lichtjes terug van (+1,3% naar +1%). De terugval van het arbeidsvolume in voltijdsequivalenten is iets groter (van 1,4% naar 0,2%).
De vraag naar arbeidskrachten via uitzendarbeid daalde fors, door de volledige of gedeeltelijke sluiting van ondernemingen die van uitzendkrachten gebruikmaken. Eind maart 2020 werden in de uitzendarbeid 30% minder arbeidsplaatsen geteld dan eind maart 2019 (-30% bij arbeiders, -32% bij bedienden). Het arbeidsvolume in voltijdsequivalenten tijdens het eerste kwartaal 2020 daalde minder sterk (-8,3% ; -7,4% bij bedienden, -8,9% bij arbeiders), maar alleen omdat de coronaschok slechts impact heeft op een beperkt deel van het kwartaal. Ook bij de dienstencheque-ondernemingen werden de activiteiten eind maart fors teruggeschroefd. Daardoor zakte het arbeidsvolume er in voltijdsequivalenten met 13%.
De terugval van de tewerkstelling is sterker bij mannen (-2,7% in arbeidsvolume) dan bij vrouwen (-1,6%) en is het sterkst in de jongste leeftijdsgroepen.
De terugval doet zich vrijwel volledig voor in de privésector (van +1,4% naar -3,4% in arbeidsvolume) en treft in de privésector zowel de voltijdse (-3,4% in arbeidsvolume)als de deeltijdse jobs (-4,6% in arbeidsvolume). De tewerkstelling in de overheidssector volgt grotendeels de evolutie van de voorgaande kwartalen (+0,7% in arbeidsplaatsen en arbeidsvolume)
De terugval geldt voor de inwoners van de drie gewesten, en dit vooral voor het arbeidsvolume: het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (-1,9%), het Vlaams Gewest (-2,3%), en het Waals Gewest (-2,2%).
Snelle ramingen van de tewerkstelling