Ten opzichte van dezelfde periode in 2019 is de loontrekkende tewerkstelling in het tweede kwartaal 2020 sterk afgenomen. In aantal arbeidsplaatsen is de daling nog eerder beperkt (-0,7%). De daling van het arbeidsvolume in voltijdsequivalenten is echter bijzonder groot (-13,6%).
Dat is een direct gevolg van de coronacrisis en de bijbehorende maatregelen die vanaf midden maart werden ingevoerd. De sterke daling doet zich voor in een groot aantal sectoren, waarbij sommige sectoren veel zwaarder zijn getroffen dan andere.
Ten opzichte van de vooraf voorziene trend (een groeiritme van +1,3%) veroorzaakte de coronacrisis een totaal verlies aan arbeidsvolume van bijna een half miljoen voltijdse equivalenten. Voor ongeveer 90% bestaat dit verlies uit prestaties die worden opgenomen in tijdelijke werkloosheid. De overige 10% is in ongeveer gelijke mate het gevolg van het stopzetten of schrappen van zeer tijdelijke contracten en van de verminderde instroom van nieuwe werknemers.
De volledige of gedeeltelijke sluiting van heel wat ondernemingen uit zich in hoofdzaak op twee manieren op de arbeidsmarkt: het toepassen van tijdelijke werkloosheid en het stopzetten of niet hernieuwen van tijdelijke contracten. Die fenomenen zijn beide zichtbaar in de cijfers, zij het op een andere manier.
Bij tijdelijke werkloosheid blijft de band tussen werknemer en werkgever behouden, maar worden geen of slechts gedeeltelijke prestaties verricht. Dat geeft een directe daling van het arbeidsvolume in voltijdsequivalenten.
Het stopzetten of niet hernieuwen van tijdelijke contracten geeft vooral in de sectoren waar veel zeer tijdelijke contracten voorkomen (uitzendsector, horeca,…) een onmiddellijke daling van het aantal arbeidsplaatsen. Omdat deze zeer tijdelijke jobs (zoals de flexi-jobs in de horeca) vaak bijkomende jobs zijn, is de daling van het aantal tewerkgestelde werknemers minder uitgesproken. Ook het verlies aan arbeidsvolume van deze jobs is eerder beperkt.
In de land- en tuinbouw bestaat de loontrekkende tewerkstelling in belangrijke mate uit seizoensarbeid, onder de vorm van gelegenheidsarbeid. Maatregelen werden genomen om het aanbod aan arbeidskrachten, dat in gewone tijden voor meer dan 75% uit het buitenland afkomstig is, op peil te houden. Er werd vaker een beroep gedaan op arbeidskrachten buiten de traditionele seizoenarbeiders. Die werken echter meestal minder uren en dagen dan de gewone seizoenarbeiders. Daardoor stijgt het aantal arbeidsplaatsen weliswaar aanzienlijk (+10% ten opzichte van tweede kwartaal 2019), maar kent het arbeidsvolume slechts een lichte toename (+2,5%).
De industrie en de bouw behoren niet tot de sectoren die van overheidswege zijn gesloten. Wel waren meerdere ondernemingen in deze sector een tijd geheel of gedeeltelijk gesloten, in eerste instantie om de werkomstandigheden aan te passen aan de sanitaire richtlijnen.
Dat heeft maar een zeer beperkt effect op de arbeidsplaatsen: -0,3% op jaarbasis. Het arbeidsvolume in voltijdsequivalenten valt wel sterk terug (-15,6% op jaarbasis), vooral in de textiel- en kledingnijverheid, drukkerijen, vervaardiging van elektrische apparaten, de vervaardiging van transportmiddelen, en de meubelnijverheid. Ook de bouwnijverheid kende een forse terugval, met een daling van bijna -20%. Alleen de farmaceutische nijverheid kent nog een stevige groei.
Vooral in de commerciële dienstverlening zijn er heel wat sectoren die gedwongen werden tot een volledige of gedeeltelijke sluiting (horeca, verkoop en herstelling van auto’s, de non-food-detailhandel, reissector, schoonmaakdiensten). Anders dan in de overige sectoren is er, door de grotere aanwezigheid van werknemers met zeer korte contracten, een merkbaar effect op de arbeidsplaatsen (-2 %) en een groot effect op het arbeidsvolume (-21%). De terugval is het sterkst in de genoemde gesloten sectoren en de uitzendsector. Voor sectoren waar in ruime mate op telewerk kon worden overgeschakeld is er een beperktere impact op de tewerkstelling; dat geldt onder meer voor de financiële sector, de ICT en de ‘Rechtskundige, boekhoudkundige, bedrijfskundige en technische dienstverlening’.
In de niet-commerciële dienstverlening is er nog een kleine stijging van het aantal arbeidsplaatsen (+0,4%) en is er globaal een beperkte daling van het arbeidsvolume (-4%). Het arbeidsvolume daalde vooral in de sectoren “Kunst, amusement en recreatie, sport” (-44%), de “Overige persoonlijke diensten”(-20%), en “Maatschappelijke dienstverlening zonder huisvesting” (-16%). De impact is zeer beperkt in de overheidssector (Openbaar bestuur -1,5% en Onderwijs -0,5% ten opzichte van het tweede kwartaal 2019). Ook is er een zeer lichte daling in “Gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening met huisvesting”(-1%) .
De vraag naar arbeidskrachten via uitzendarbeid daalde fors, door de volledige of gedeeltelijke sluiting van ondernemingen die van uitzendkrachten gebruikmaken. Eind juni 2020 werden in de uitzendarbeid 18% minder arbeidsplaatsen geteld dan eind juni 2019 (-20% bij arbeiders, -17% bij bedienden). Het arbeidsvolume in voltijdsequivalenten tijdens het tweede kwartaal 2020 daalde zeer sterk: -33%in totaal, -35% bij arbeiders -31% bij bedienden. Ook bij de dienstencheque-ondernemingen werden de activiteiten eind maart fors teruggeschroefd. Daardoor zakte het arbeidsvolume er in voltijdsequivalenten met -45%.
De terugval van de tewerkstelling is iets sterker bij mannen (-14,5% in arbeidsvolume) dan bij vrouwen (-12,4%) en is het sterkst in de jongste leeftijdsgroepen (-24% bij de jongeren onder 25 jaar, -15% bij de groep van 25 tot 39 jaar).
De terugval doet zich vrijwel volledig voor in de privésector (-18,6% in arbeidsvolume) en treft in de privésector zowel de voltijdse (-16% in arbeidsvolume) als de deeltijdse jobs (-21% in arbeidsvolume).
De terugval geldt voor de inwoners van de drie gewesten, en dit vooral voor het arbeidsvolume: het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (-17%), het Vlaams Gewest (-13%), en het Waals Gewest (-13,6%).
Snelle ramingen van de tewerkstelling