De meeste belastingplichtigen hebben ondertussen hun aangifteformulier voor de personenbelasting ontvangen voor het aanslagjaar 2020 (inkomstenjaar 2019).
Net zoals vorig jaar bevat dit een vraag over de effectentaks. Het leek ons nuttig om nogmaals een stand van zaken op te maken over deze aangifteverplichting, te meer daar het Grondwettelijk Hof al enkele maanden geleden de effectentaks heeft geannuleerd. Voor meer informatie over de werking van de effectentaks verwijzen we naar onze vorige publicatie over het onderwerp.
Net zoals vorig jaar moet de belastingplichtige vermelden of hij in de loop van 2019 houder was van meer dan één effectenrekening.
Concreet moet de belastingplichtige de volgende vraag beantwoorden: “Bent u van 1.1.2019 tot 30.9.2019 titularis geweest van meer dan één effectenrekening bedoeld in artikel 152, 1e lid, a van het Wetboek diverse rechten en taksen?”.
Wat de Rijksinwoners betreft, gaat het om effectenrekeningen gehouden bij een of meer financiële instellingen, ongeacht waar de instelling opgericht werd of gevestigd is, waarop een of meer voor de effectentaks belastbare financiële instrumenten zijn ingeschreven. (Wat de niet-inwoners betreft, gaat het om de effectenrekeningen gehouden bij een of meer financiële instellingen die in België opgericht werden of gevestigd zijn, waarop een of meer voor de effectentaks belastbare financiële instrumenten zijn ingeschreven).
Als de belastingplichtige in de loop van de betrokken periode meer dan één effectenrekening had, moet hij vak nr. 1072-92 (of 2072-92 voor de echtgenoot) (hierna “het gepaste vak”) aanvinken.
Deze aangifteverplichting staat los van het feit of de effectentaks al dan niet verschuldigd is. Met andere woorden, als de belastingplichtige in de loop van de betrokken periode slechts één effectenrekening bezat, hoeft hij het gepaste vak in de belastingaangifte niet aan te vinken, zelfs als de effectentaks in fine verschuldigd is.
Deze aangifteverplichting geldt voor de “titularis” van meer dan één effectenrekening.
De toelichting bij de aangifte preciseert dat onder “titularis” wordt verstaan, de (natuurlijke) persoon die:
Dat betekent dat een effectenrekening in blote eigendom of in vruchtgebruik behandeld moet worden als een rekening in volle eigendom, en dus moet de belastingplichtige het gepaste vakje aanvinken als hij “titularis” is van een of meer andere effectenrekeningen gehouden in volle eigendom, blote eigendom of vruchtgebruik.
We wijzen erop dat rechtspersonen uitgesloten zijn van het toepassingsgebied van de effectentaks en derhalve van deze aangifteverplichting. De wetgever heeft echter wel voorzien dat elke inbreng van een effectenrekening die vanaf 1 januari 2018 plaatsvindt aan een aan de vennootschapsbelasting onderworpen rechtspersoon “met als enig doel aan de effectentaks te ontkomen”, tot gevolg heeft dat de inbrenger van de effectenrekening geacht wordt titularis te zijn van de ingebrachte effectenrekening. In dat geval wordt ervan uitgegaan dat de belastingplichtige titularis is gebleven van deze effectenrekening en dit bijgevolg mogelijk in zijn belastingaangifte moet vermelden.
De aangifteverplichting geldt voor de titularis van een of meer effectenrekeningen, ongeacht of deze effectenrekeningen al dan niet bij dezelfde financiële instelling worden gehouden. Bijgevolg heeft het weinig belang of deze financiële instelling in België of in het buitenland opgericht werd of gevestigd is.
De toelichting bij de aangifte stelt immers dat de effectenrekeningen die in aanmerking genomen moeten worden, “de effectenrekeningen zijnbij een of meer kredietinstellingen, beursvennootschappen of beleggingsondernemingen die krachtens nationaal recht toegelaten worden om financiële instrumenten voor rekening van de klanten aan te houden”.
In dat verband merken we op dat, als de belastingplichtige boven op een effectenrekening geopend in naam van zijn vennootschap, tijdens de referentieperiode nog een effectenrekening heeft, hij hiervoor eveneens het gepaste vakje dient aan te vinken.
Het belastingaangifteformulier maakt geen onderscheid naargelang de effectenrekening(en) gehouden wordt/worden bij een in België of in het buitenland opgerichte of gevestigde financiële instelling.
Dat wil zeggen dat, als de belastingplichtige slechts één effectenrekening heeft, hij het gepaste vakje niet hoeft aan te vinken, zelfs niet als deze effectenrekening geopend werd bij een in België of in het buitenland opgerichte of gevestigde financiële instelling.
De reden daarvoor is eenvoudig. Aangezien deze aangifteverplichting betrekking heeft op het aantal effectenrekeningen, vormt ze voor de belastingadministratie een bijkomend controlemiddel.
Als de belastingplichtige slechts één effectenrekening bezit, gaat de belastingadministratie ervan uit dat de effectentaks automatisch werd afgehouden als de waarde van de genoemde effectenrekening in de betrokken periode meer dan 500.000 EUR bedroeg. Als hij maar één effectenrekening bezat, is het risico dat de effectentaks niet werd betaald, immers relatief klein, in ieder geval voor wat betreft de effectenrekeningen gehouden bij een in België opgerichte of gevestigde financiële instelling.
Als de belastingplichtige daarentegen in 2019 verschillende effectenrekeningen bezat, kan de belastingadministratie door deze verplichting vaststellen voor wie er een risico bestaat dat de effectentaks niet of niet correct werd betaald. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de belastingplichtige twee effectenrekeningen heeft met elk een waarde van 275.000 EUR.
Door een arrest van 17 oktober 2019 (arrest nr. 138/2019) vernietigde het Grondwettelijk Hof de effectentaks omdat ze het beginsel van gelijkheid en non-discriminatie schond.
Deze annulering geldt echter uitsluitend voor de toekomst. Dat wil dat zeggen dat voor 2020, waarvoor de referentieperiode loopt van 1 oktober 2019 tot 30 september 2020, deze taks niet meer van toepassing is.
Het Hof besliste echter wel om de gevolgen van de wet te handhaven voor de referentieperiodes die liepen tot ten laatste 30 september 2019 en waarvoor de inningsformaliteiten nog in uitvoering kunnen zijn. Concreet blijft de taks dan ook verschuldigd voor de normale referentieperiodes eindigend op 30 september 2018 en 30 september 2019, alsook voor de bijzondere referentieperiodes die ten laatste op 30 september 2019 eindigen.
De annulering van de effectentaks verandert echter absoluut niets aan de aangifteverplichting voor de belastingplichtige die meer dan één effectenrekening bezit. De belastingplichtige met meer dan één effectenrekening moet dit nog steeds op zijn belastingaangifte vermelden.
In principe wordt de taks afgehouden door de Belgische bemiddelaar (bank, erkende aansprakelijke vertegenwoordiger die in België is gevestigd, enz.).
Als de door de Belgische bemiddelaar afgehouden taks in fine minder bedraagt dan de werkelijk verschuldigde taks (wanneer er verschillende effectenrekeningen zijn die afzonderlijk minder maar gezamenlijk meer dan 500.000 EUR bedragen of wanneer geen Belgische bemiddelaar werd aangesteld (effectenrekening in het buitenland)), moet de titularis spontaan een elektronische aangifte indienen, ten laatste op het ogenblik waarop hij zijn aangifte personenbelasting indient; deze laatste moet dit jaar uiterlijk op 16 juli 2020 of 22 oktober 2020 ingediend zijn, naargelang ze door de belastingplichtige zelf of door een gevolmachtigde wordt ingediend.
We wijzen er hierbij op dat de effectentaks vereffend moet zijn, uiterlijk op 31 augustus van het jaar dat volgt op de referentieperiode, m.a.w. vóór 31 augustus 2020. Daarom raadt de belastingadministratie aan om, “voor een goede afstemming tussen betaling en aangifte”, de aangifte voor de effectentaks eveneens vóór 31 augustus 2020 in te dienen.