Op vraag van de G7/G20, de EU en verschillende landen (in het bijzonder Frankrijk en Duitsland), overweegt de OESO een hervorming van het globale fiscale systeem, als aanvulling op haar ‘BEPS’-actieplan (BEPS staat voor Base Erosion and Profit Shifting). Dat plan werd omgezet in Europees recht met de ‘ATAD’ -richtlijnen en in Belgisch recht via de hervorming van de vennootschapsbelasting. De lopende werkzaamheden berusten op twee pijlers en focussen op multinationals met een wereldwijde geconsolideerde omzet van meer dan 750 miljoen euro (om en bij de 7.800 groepen wereldwijd, waarvan 60 Belgische).
Allereerst wil men de uitdagingen aanpakken en de obstakels in de belasting van de digitale economie uit de weg ruimen. In het bijzonder moet er een billijke verdeling tussen landen komen van het recht om digitale activiteiten te belasten die verricht worden zonder fysieke aanwezigheid in de marktlanden, en moet er een echt level playing field gecreëerd worden al naargelang de activiteiten al dan niet langs digitale weg worden verricht (waarbij voor elke speler dezelfde regels gelden). In de praktijk stellen we evenwel vast dat de OESO veel verder gaat, en dat de voorgestelde hervormingen een impact zouden kunnen hebben op de hele economie. De klassiekere sectoren die tegelijk veel toegevoegde waarde genereren (en waar veel immateriële activa naar O&O en marketing vloeien) dreigen het sterkst getroffen te worden (zo ook enkele van de 60 Belgische multinationals). De discussie gaat nu trouwens ook over de verdeling van de belastbare basissen tussen ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden. Doel is niet om de belastbare basis voor de vennootschappen op te trekken, wel om ze anders te verdelen tussen landen. Er zal dus met fiscale inkomsten geschoven worden tussen landen, soms voor aanzienlijke bedragen, en dat zal winnaars en verliezers opleveren. Bij gebrek aan gedetailleerde en openbare impactanalyses, is het momenteel evenwel volstrekt onmogelijk om in te schatten wat de ware impact van de hervorming zal zijn op onze overheidsfinanciën en op de ondernemingen actief in België.
Vervolgens komt het erop aan de strijd tegen internationale belastingontwijking voort te zetten. Die zou volgens sommigen nog kunnen uitdijen door de digitalisering van de economie. Op vraag van Frankrijk en Duitsland onderzoekt men ook de invoering van een volwaardige wereldwijde minimumbelasting die de ’grote’ landen die dat wensen de mogelijkheid zou bieden de belasting geïnd in het activiteitland aan te vullen indien die belasting onder een nader te bepalen minimumdrempel ligt. De strijd tegen ontwijkingspraktijken is uiteraard gegrond en moet actief worden ondersteund, het op losse schroeven zetten van de fiscale soevereiniteit van de ‘kleine’ landen en van hun recht om een stimuleringsbeleid te voeren geënt op hun eigen noden (denken we aan het ondersteunen van O&O en innovatie) en gericht op een gezonde concurrentie, is daarentegen wel problematisch.
In het kader van haar werkzaamheden heeft de OESO de verschillende stakeholders geraadpleegd over beide pijlers. Ook het VBO was daarbij, onze reacties vindt u hier.
> FEB - VBO comments on the OECD public consultation document on pillar 1
> FEB - VBO comments on the OECD public consultation document on pillar 2
Verwacht wordt dat men tegen eind januari 2020 de knoop zal doorhakken omtrent de voornaamste kenmerken van het systeem. Het secretariaat van de OESO zou dan tegen uiterlijk mei-juni 2020 een volledig voorstel voor het nieuwe systeem rond moeten hebben, tijd genoeg dus om het tegen eind volgend jaar goedgekeurd te krijgen door onze beleidsmakers. Dit is een prioritair dossier, met mogelijk ingrijpende gevolgen voor België. Laat ons dus hopen dat de Belgische overheid er de nodige aandacht aan besteedt, alle gevolgen onder de loep neemt alvorens te beslissen en handelt in de grootste transparantie en in nauw overleg met de betrokken stakeholders.