Heeft België na Nederland ook een fiscaal schandaal? Wel dat lijkt zo te zijn. Een recent arrest van het Grondwettelijk Hof toont aan dat de FOD Financiën jarenlang belastingplichtigen ten onrechte heeft gesanctioneerd met een belastingverhoging. En dat mag best een schandaal genoemd worden.
Wie een fout heeft gemaakt in zijn fiscale aangifte in de inkomstenbelasting, of zijn fiscale aangifte te laat heeft ingediend, wordt daarvoor door de fiscus gesanctioneerd met een belastingverhoging. Dat is zo voorzien in artikel 444 van het Wetboek Inkomstenbelasting. Deze belastingverhoging wordt bepaald “naar gelang van de aard en de ernst van de overtreding” en bedraagt minimaal 10% en maximaal 200% van de belasting op de niet aangegeven of laattijdig aangegeven inkomsten. Er wordt wel geen belastingverhoging opgelegd wanneer wanneer de niet aangegeven of laattijdig aangegeven inkomsten minder dan 2.500 euro bedragen.
Om het sanctiebeleid enigszins te structureren werden er bij Koninklijk Besluit schalen vastgesteld, die bepalen welk percentage belastingverhoging bij welke overtreding past. Wanneer de laattijdige of onjuiste aangifte te wijten is aan overmacht (zoals een ernstige ziekte) wordt er niet gesanctioneerd. En ook wanneer een onjuiste aangifte het gevolg is van een louter principiële betwisting waarbij de goede trouw van de belastingplichtige niet ter discussie staat, wordt er niet gesanctioneerd. In alle andere gevallen wordt er echter wel een belastingverhoging opgelegd, waardoor de sanctionering eigenlijk een automatisme is.
Voor overtredingen “zonder het opzet de belasting te ontduiken” wordt voorzien in een belastingverhoging van 10% voor een eerste overtreding, 20% voor een tweede overtreding en 30% voor een derde overtreding. Vanaf de vierde overtreding bedraagt de belastingverhoging minstens 50%. Voor overtredingen “met het opzet de belasting te ontduiken” wordt voorzien in een belastingverhoging van 50% voor een eerste overtreding, 100% voor een tweede overtreding en 200% voor een derde overtreding.
Naast deze belastingverhoging zijn er echter voor ondernemers ook nog andere sancties voorzien. Wanneer een onderneming een belastingverhoging van minstens 10% krijgt opgelegd, verliest deze onderneming voor het aanslagjaar ook het recht om de overdraagbare verliezen in mindering te brengen. Dit is te lezen in artikel 206/3 van het Wetboek Inkomstenbelasting.
Deze wettelijke bepaling werd echter aangevochten bij het Grondwettelijk Hof. Aan het Grondwettelijk Hof werd de vraag gesteld of deze bijkomende sanctie wel grondwettelijk is, aangezien er bijvoorbeeld geen onderscheid wordt gemaakt tussen ondernemers die enkel hun aangifte één dag te laat hebben ingediend en ondernemers die werkelijk hebben gefraudeerd.
Het Grondwettelijk Hof zag hier in zijn arrest van 21 november 2024 ( nr. 129/2024 ) echter geen graten in. Het Hof stelde onder meer dat de weigering van de aftrek van de overdraagbare verliezen enkel wordt toegepast wanneer er een belastingverhoging van minstens 10% wordt opgelegd, waarbij het Hof expliciet stelt: “hetgeen in beginsel niet het geval is wanneer het om een eerste overtreding zonder oogmerk van fraude gaat.”
Het Grondwettelijk Hof stelt hier dus met zoveel woorden dat het bewuste artikel 444 van het Wetboek Inkomstenbelasting zo moet worden geïnterpreteerd, dat een eerste fiscale overtreding zonder het oogmerk van fraude, niet met een belastingverhoging kan worden gesanctioneerd. Dit is opmerkelijk, aangezien de FOD Financiën een andere beleidslijn hanteert.
De FOD Financiën ziet immers enkel af van een belastingverhoging op, wanneer de laattijdige of onjuiste aangifte het gevolg is van overmacht, of wanneer er sprake is van een principiële discussie. Uit het arrest van het Grondwettelijk Hof van 21 november 2024 blijkt nu dat dit beleid van de FOD Financiën in strijd is met de fiscale wetgeving. Volgens het Grondwettelijk Hof kan er bij een eerste overtreding zonder het oogmerk van fraude helemaal geen belastingverhoging worden opgelegd.
Het belang van het arrest van het Grondwettelijk Hof van 21 november 2024 mag dan ook niet onderschat worden. Het Hof erkent immers dat “le droit à l’erreur“, het recht om fiscale fouten te maken zonder hiervoor te worden gesanctioneerd, deel uitmaakt van onze fiscale wetgeving. Het feit dat de FOD Financiën “le droit à l’erreur” nooit heeft erkend, laat staan heeft toegepast, impliceert dat duizenden belastingplichtigen de afgelopen jaren ten onrechte door de FOD Financiën werden gesanctioneerd, en dat mag best een schandaal genoemd worden.
Ondertussen heeft ook de Minister van Financiën op 28 november 2024, in een antwoord op een parlementaire vraag, bevestigd dat “bedrijven, burgers en verenigingen die hun belastingaangifte niet correct indienen en ter goeder trouw zijn, voortaan gespaard zullen blijven van een automatische belastingverhoging“. Dit is veelbelovend, maar slechts toekomstig beleid. Het arrest van het Grondwettelijk Hof van 21 november 2024 bevestigt immers, dat het sanctiebeleid van de FOD Financiën al jaren gewoon verkeerd wordt toegepast, waardoor duizenden belastingplichtigen ten onrechte werden gesanctioneerd. Dit is uiteraard niet aanvaardbaar.
Belastingplichtigen die voor hun eerste overtreding zonder het oogmerk te frauderen werden gesanctioneerd, en een belastingverhoging hebben betaald, kunnen die aanvechten. Dit kan vooreerst via een bezwaarschrift, maar dan op voorwaarde dat de bezwaartermijn nog loopt. Die bedraagt thans één jaar vanaf de ontvangst van het aanslagbiljet. Maar ook als de bezwaartermijn reeds is verlopen, en de sanctie in principe definitief is geworden, zijn er nog mogelijkheden. In dit geval kan u een verzoek tot kwijtschelding van de belastingverhoging richten tot de Cel Administratieve Sancties van de Fiscale Bemiddelingsdienst. Hiervoor zijn er geen verjaringstermijnen.