Bijkomende belastingen voor Belgische financiële sector

Begrotingsmaatregel ten laste van de financiële sector

Een weinig in het oog springende begrotingsmaatregel met bijkomende taksen voor de financiële sector kan voor een sneeuwbal aan bijkomende taksen zorgen ten laste van de Belgische gereglementeerde beleggingsvennootschappen.

Over welke begrotingsmaatregel gaat het?

Er was enkel sprake van een wijziging aan de jaarlijkse taks op de kredietinstellingen (de zgn. bankentaks - tarief 0,13231%). Nu blijkt dat de jaarlijkse taks op de collectieve beleggingsinstellingen (de zgn. abonnementstaks - standaardtarief 0,0925%) en de jaarlijkse taks op de verzekeringsondernemingen (- tarief 0,0925%) ook zullen wijzigen. De wijzigingen richten zich dus tot de bredere financiële sector en niet enkel tot een bepaalde tak.

In het stelsel van de Belgische vennootschapsbelasting wordt een beperking ingevoerd van de fiscale aftrekbaarheid van de drie voornoemde taksen. Aan de eigenlijke tarieven van de indirecte taksen wordt niet geraakt.

De aftrek van deze taksen zal worden beperkt tot 20%. Dit wil zeggen dat de betreffende taksen zullen worden opgenomen in verworpen uitgaven ten belope van 80%. Vermoedelijk wil men hiermee een bijkomende werkelijke belastingdruk van 20% bereiken i.p.v. een werkelijke belastingdruk die overeenstemt met het hogere standaardtarief vennootschapsbelasting van 25% (immers 80% van 25% is 20%).

Deze nieuwe maatregel treft uiteraard de vennootschappen die onderworpen zijn aan de Belgische vennootschapsbelasting. Ook Belgische inrichtingen van buitenlandse vennootschappen kunnen geconfronteerd worden met deze bijkomende taxatie.

Indirect raakt het ook de belegger in de mate dat de vennootschapsbelasting betaald wordt met geldmiddelen die aangehouden worden voor de collectiviteit van de beleggers.

Sneeuwbaleffect voor Belgische gereglementeerde beleggingsvennootschappen (tax-on-tax)

Hoewel er dus sprake is van een bijkomende belastingdruk voor quasi alle ondernemingen binnen de bredere Belgische financiële sector, stelt zich een bijzonder probleem voor de Belgische gereglementeerde beleggingsvennootschappen die de abonnementstaks verschuldigd zijn en die eveneens onderworpen zijn aan het bijzonder regime vennootschapsbelasting ingevolge artikel 185bis W.I.B. 1992 (de zgn. beperkt belastbare basis).

Voor vermelde gereglementeerde beleggingsvennootschappen stijgt de werkelijke belastingdruk niet enkel ten belope van 20% berekend over de initiële belasting van 9,25 bps, maar stijgt deze bovendien nog meer doordat het percentage verworpen uitgaven aanleiding zal geven tot verschuldigde vennootschapsbelasting en deze verschuldigde vennootschapsbelasting op zijn beurt opnieuw aanleiding zal geven tot een verworpen uitgave. De vennootschapsbelasting is immers eveneens een verworpen uitgave ten belope van 100% en vervolgens belast aan het toepasselijke tarief vennootschapsbelasting (25%). Door de vennootschapsbelasting telkens te beschouwen als verworpen uitgave, betekent dit dat vanaf het jaar dat door deze maatregel vennootschapsbelasting verschuldigd is, de betrokken gereglementeerde beleggingsvennootschappen jaar na jaar bijkomende vennootschapsbelasting zullen blijven betalen.

Deze maatregel geeft bijgevolg aanleiding tot een zgn. tax-on-tax situatie, soms ook naar gerefereerd als een (ongewild?) sneeuwbaleffect. Deze problematiek is reeds gekend, doch wordt nu verzwaard. Het aantal jaren dat het sneeuwbaleffect in beslag neemt, hangt af van de grootte van de belastbare basis en het tijdstip van het opnemen van de vennootschapsbelasting in de jaarrekening.

Wat zijn de gevolgen van de tax-on-tax problematiek?

Hierdoor neemt de werkelijke belastingdruk op deze Belgische gereglementeerde beleggingsvennootschappen dus meer toe dan enkel ten belope van de toevoeging aan de verworpen uitgaven ten belope van 80%. De vraag is of de wetgever deze indirecte bijkomende belasting daadwerkelijk zo bedoeld heeft.

Hoewel deze tax-on-tax situatie reeds eerder aangevochten werd voor de Belgische rechtsinstanties, kwam daar geen bevredigend resultaat uit voort voor de belastingplichtige. Nochtans kunnen er tot op heden voldoende argumenten gevonden worden om dergelijke ongelijke behandeling aan te vechten.

Indien deze tax-on-tax problematiek verholpen zou worden zou er niet enkel sprake zijn van een gelijke behandeling, maar zou er eveneens terug aansluiting gezocht kunnen worden met de initiële idee van de beperkt belastbare basis voor Belgische gereglementeerde beleggingsvennootschappen: een quasi transparante belasting én een competitief kader creëren voor de Belgische beleggingsvennootschappen.

Met huidige démarche wordt alleszins aangetoond dat we meer en meer verwijderd geraken van deze initiële doelstellingen. Wordt ongetwijfeld vervolgd.

Wanneer wordt de toepassing van deze nieuwe maatregel voorzien?

De maatregel zou van toepassing zijn op de taksen verschuldigd vanaf 1 januari 2023.

Hoe meer vernemen over deze maatregel?

Wij volgen de ontwikkelingen in deze materie op en blijven ter beschikking voor eventuele vragen hierover.

Dirk Coveliers - Counsel (dirk.coveliers@tiberghien.com)

Yannick Cools - Associate (yannick.cools@tiberghien.com)

Bron: Tiberghien

Mots clés

Articles recommandés

Circulaire 2024/C/82 over de gewijzigde CFC-regeling

Herstel van fiscale verliezen bij filialisatie: nieuwe bevestiging van de DVB

Circulaire 2024/C/83 betreffende de wijzigingen aangebracht op het vlak van procedure inkomstenbelastingen door de programmawet van 22.12.2023