Bijkomende verplichtingen aannemers in de strijd tegen illegale tewerkstelling

Een aannemer of intermediaire aannemer (in geval van een keten van onderaannemers) is hoofdelijk aansprakelijk in het geval van illegale tewerkstelling door hun onderaannemer(s). Die aansprakelijkheid kan beperkt worden in geval van een schriftelijke verklaring van de onderaannemer waarin deze bevestigt dat hij geen illegaal verblijvende werknemers tewerkstelt of zal tewerkstellen, of geen zelfstandige activiteit uitoefent zonder geldige verblijfsvergunning.

Vanaf 1 januari 2025 wordt daar een bijkomende verplichting aan toegevoegd voor de aannemer. Die zal namelijk volgende gegevens dienen na te gaan:

  • de identificatie- en contactgegevens van de onderaannemer waarmee een contract werd aangegaan;
  • de persoonlijke gegevens, gegevens over het verblijf en de tewerkstelling van alle buitenlandse werknemers en zelfstandigen van deze onderaannemer.

1. Gegevens

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen twee specifieke situaties om te bepalen welke gegevens precies dienen te worden verzameld.

Situatie 1: de derdelander heeft een toelating tot arbeid en verblijfsvergunning van een EER-lidstaat

In dit geval worden buitenlanders met een nationaliteit van buiten de Europese Economische Ruimte (i.e. alle lidstaten van de Europese Unie, IJsland, Liechtenstein en Noorwegen) tewerkgesteld in België door een werkgever gevestigd in een lidstaat van de EER of Zwitserland.

Wanneer er voldaan is aan strikte voorwaarden (Vander Elst-vrijstelling) zijn zij vrijgesteld van een Belgische toelating tot arbeid tijdens de tewerkstelling in België. Ze dienen onder meer in het land van de werkgever over een geldige verblijfsvergunning en toelating tot arbeid te beschikken.

In dergelijk geval dient de aannemer de volgende gegevens te verzamelen:

  • het bewijs van een geldig paspoort (of gelijkgestelde reistitel) van de derdelanders die de onderaannemer tewerkstelt of die zelfstandige beroepsactiviteiten uitoefenen in opdracht van de onderaannemer;
  • de verblijfsvergunning of het bewijs van een recht op verblijf van meer dan 3 maanden in het land waar zij verblijven;
  • het bewijs van de Limosa-melding (indien van toepassing);
  • het bewijs van het A1-document of het bewijs dat de aanvraag werd gedaan.

Situatie 2: de derdelander heeft een Belgische toelating tot arbeid en een verblijfsvergunning

Wanneer een Belgische verblijfsvergunning en toelating tot arbeid is vereist, dienen volgende gegevens te worden opgevraagd:

  • het bewijs van een geldig paspoort (of gelijkgestelde reistitel) van de derdelanders die de onderaannemer tewerkstelt of die zelfstandige beroepsactiviteiten uitoefenen in opdracht van de onderaannemer;
  • het bewijs van een wettig verblijf in België;
  • het bewijs van een geldige Belgische toelating tot arbeid of beroepskaart van de derdelanders;
  • de Dimona-melding (indien van toepassing).

2. Het opvragen van de gegevens

De aannemer dient eerst na te gaan of de vereiste gegevens beschikbaar zijn in een specifieke applicatie. De Vlaamse en Federale overheid zijn echter nog volop bezig aan de ontwikkeling hiervan. Enkel indien bepaalde gegevens niet nagegaan kunnen worden in de applicatie, dienen deze te worden opgevraagd bij de rechtstreekse onderaannemer. De enige uitzondering betreft het bewijs van het geldig paspoort (of gelijkgestelde reistitel). De aannemer dient enkel na te gaan of de aanwezigheid van deze documenten via de applicatie kan verlopen. Is dit niet het geval, dan hoeft deze informatie niet te worden aangebracht.

De gegevens dienen opgevraagd te worden vóór de aanvang van de samenwerking. Na de aanvang van de werken is het wel aangewezen om de geldigheid van de documenten in het oog te houden.

Indien er gegevens ontbreken, dient de aannemer zijn onderaannemer te verzoeken om deze aan te brengen. Gaat de onderaannemer niet in op het verzoek, dan dient de aannemer de sociale inspectie daar onmiddellijk van op de hoogte te brengen.

In principe kan de aannemer niet aansprakelijk gesteld worden als de schriftelijke verklaring en alle vereiste gegevens voorhanden zijn (of de inspectie verwittigd werd indien dit niet het geval was), tenzij wanneer hij/zij voorafgaand aan de inbreuk op de hoogte was van de illegale tewerkstelling door de onderaannemer. Deze voorafgaande kennis dient door de sociale inspectie te worden aangetoond.

Rekening houdend met het feit dat het persoonsgegevens betreft, mogen deze gegevens niet langer bewaard worden dan nodig, met een maximum bewaartermijn van 10 jaar na beëindiging van de aanstelling van de onderaannemer.

3. Sancties

Indien er illegale tewerkstelling wordt vastgesteld bij een onderaannemer en de aannemer heeft niet voldaan aan bovenstaande verplichtingen, kunnen volgende sancties worden opgelegd:

  • een gevangenisstraf van 6 maanden tot 3 jaar en/of een strafrechtelijke geldboete van € 4.800 tot € 48.000; of
  • een administratieve geldboete van € 2.400 tot € 24.000.

De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal werknemers op wie de inbreuk betrekking heeft. De vermenigvuldigde geldboete mag evenwel niet meer bedragen dan 100 maal de maximumgeldboete.

We houden je verder op de hoogte over de applicatie.

Bron: Besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2024 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2018 houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, wat betreft de aan te brengen gegevens bij onderaanneming, BS 4 juni 2024


Mots clés

Articles recommandés

Het Sociaal Strafwetboek wordt binnenkort versterkt