Met ingang van 1 juli 2024 onderging het sociaal strafrecht een grondige hervorming en modernisering door een nieuwe wet die op 21 juni 2024 werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Als gevolg van deze wet wijzigen zowel bepalingen van boek 1 van het Sociaal Strafwetboek inzake preventie, vaststelling en vervolging van inbreuken en bestraffing in het algemeen, als bepalingen van boek 2 van het Sociaal Strafwetboek met betrekking tot specifieke inbreuken.
In dit artikel geven wij een overzicht van een aantal belangrijke aanpassingen aan het sociaal strafrecht.
De wet voert een definitie van sociale dumping in als onderdeel van het beleid tegen sociale fraude en illegale arbeid. Sociale dumping wordt omschreven als een brede waaier aan opzettelijke misbruikpraktijken en de omzeiling van bestaande Europese en/of nationale wetgeving, met inbegrip van wetten en algemeen toepasselijke collectieve overeenkomsten, die oneerlijke concurrentie mogelijk maken door de arbeids- en werkingskosten op illegale wijze te minimaliseren, en resulteren in de schending van de rechten en de uitbuiting van werknemers.
Een aantal bepalingen over de werking van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) worden gewijzigd.
Binnen de SIOD wordt er onder andere een wetenschappelijk Comité opgericht dat samengesteld is uit leden die gespecialiseerd zijn in de materies die belangrijk zijn in het kader van de strijd tegen de sociale fraude, de illegale arbeid of de sociale dumping.
De bevoegdheden van sociaal inspecteurs worden gewijzigd. Zij kunnen bijstand van de politiediensten vragen om toegang te verkrijgen tot arbeidsplaatsen of bewoonde ruimten. Ook de regels en voorwaarden met betrekking tot vaststellingen via beeldmateriaal door middel van een technisch hulpmiddel worden aangepast, onder meer om te verduidelijken dat sociaal inspecteurs foto’s met een smartphone mogen nemen. Daarnaast wordt een artikel aan het Sociaal Strafwetboek toegevoegd dat expliciet voorziet in de onafhankelijkheid van sociaal inspecteurs in de uitoefening van hun opdrachten.
In het Sociaal Strafwetboek worden de administratieve en strafrechtelijke sancties ingedeeld in vier verschillende niveaus van inbreuken. Deze vier sanctieniveaus blijven ook na de hervorming van het sociaal strafrecht behouden.
De bedragen van sommige geldboeten worden wel aangepast en de bestraffing van sommige inbreuken wordt ook gewijzigd. Zo worden de bedragen van de administratieve en de strafrechtelijke geldboete voor sancties van niveau 3 verdubbeld en worden de maximumbedragen van de administratieve en strafrechtelijke geldboete voor sancties van niveau 4 verhoogd. De geldboeten voor sancties van niveau 1 en 2 wijzigen daarentegen niet. De bedragen van de geldboeten moeten nog steeds worden vermenigvuldigd met een coëfficiënt, de zogenaamde opdeciemen, die momenteel 8 bedraagt.
In de onderstaande tabel geven we een overzicht van de nieuwe administratieve en strafrechtelijke geldboeten per sanctieniveau, inclusief de opdeciemen.
Voor een inbreuk van niveau 4 kan de werkgever ook een gevangenisstraf van 6 maanden tot 3 jaar opgelegd krijgen. Voor heel wat inbreuken worden deze boeten bovendien vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.
Er worden tevens bepalingen voorzien in verband met de toepasselijkheid van de strafrechtelijke geldboeten op rechtspersonen. Deze bepalingen zijn nodig om het Sociaal Strafwetboek in overeenstemming te brengen met het nieuwe Strafwetboek en zullen samen in werking treden in april 2026.
Voor inbreuken van niveau 3 en 4 wordt ook een nieuwe straf toegevoegd, met name de uitsluiting om deel te nemen aan overheidsopdrachten of om concessies te verkrijgen. Naast het exploitatieverbod, het beroepsverbod of de bedrijfssluiting kan een rechter voortaan als bijkomende straf ook een uitsluiting van deelname aan overheidsopdrachten of concessies opleggen voor een termijn van drie tot vijf jaar.
Voor sommige inbreuken wordt het sanctieniveau verlaagd. Dit is bijvoorbeeld het geval voor het niet opnemen van bepaalde verplichte gegevens in het arbeidsreglement, voor inbreuken in verband met het register van de uitzendkrachten of voor het niet correct bijhouden van een afschrift van de deeltijdse arbeidsovereenkomst op de plaats waar het arbeidsreglement kan worden geraadpleegd.
Voor andere inbreuken resulteert de nieuwe wetgeving in een verhoging van het sanctieniveau. Dit geldt onder meer voor inbreuken met betrekking tot de betaling van het loon of andere vermogensrechtelijke voordelen, het niet aanduiden van een preventieadviseur psychosociale aspecten of een vertrouwenspersoon in de onderneming, inbreuken in het kader van de informatieverplichtingen bij een collectief ontslag en het openbaar misbruiken van de benaming Fonds voor bestaanszekerheid of Sociaal secretariaat.
De wet voorziet daarnaast dat voor bepaalde inbreuken die wetens en willens door de werkgever worden gepleegd het sanctieniveau wordt verhoogd naar niveau 4. Dit is van toepassing voor het niet aangaan van een arbeidsongevallenverzekering, het afleggen door de werkgever, een aangestelde of een lasthebber van onjuiste of onvolledige verklaringen in verband met de tijdelijke werkloosheid van een werknemer, het niet opmaken van een sociale balans en het niet verzenden van bepaalde documenten aan instellingen zoals de RSZ of de bevoegde verzekeraar.
De wet voegt een aantal nieuwe inbreuken toe aan het Sociaal Strafwetboek die bestraft kunnen worden met een sanctie van niveau 2. Zo kan een werkgever bijvoorbeeld worden bestraft indien hij niet heeft voorzien in een systeem van tijdsopvolging in geval van toepassing van een glijdend uurrooster, voor het niet uitreiken van een vakantieattest aan de werknemer, voor inbreuken met betrekking tot ecocheques, inbreuken op algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot het niet betalen van de vergoeding voor de levering, het onderhoud of de reiniging van de werkkledij en inbreuken op algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten met betrekking tot het niet bezorgen van het arbeidsgereedschap of het niet betalen van de materiaalvergoedingen.
Een werkgever die geen loonafrekening aan de werknemer bezorgt bij elke definitieve betaling van het loon kan voortaan gesanctioneerd worden met een sanctie van niveau 3.
Door de nieuwe wet wordt het begrip ‘verzwarende factor’ bij het plegen van bepaalde inbreuken ingevoerd in twee gevallen namelijk het wetens en willens plegen van een inbreuk die wordt bestraft met sanctieniveau 4 en belemmering van het toezicht met fysiek of psychologisch geweld of bedreiging van een sociaal inspecteur. De rechter of de bevoegde administratie zullen hiermee rekening moeten houden bij het bepalen van de sanctie die wordt opgelegd.
De wet wijzigt de termijn voor herhaling bij strafvervolging of administratieve vervolging van één jaar naar drie jaar. Bij herhaling binnen een termijn van drie jaar volgend op een veroordeling voor een inbreuk, kan de geldboete verhoogd worden tot het dubbele van de maximale geldboete.
De wet verhoogt de termijn voor de uitwissing van de administratieve geldboete van drie jaar naar vijf jaar. Bij het opleggen van een administratieve geldboete mag er bijgevolg geen rekening meer gehouden worden met een administratieve geldboete of een schuldigverklaring die langer dan vijf jaar geleden werd opgelegd.
Bron: Wet van 15 mei 2024 houdende wijziging van het sociaal strafrecht en diverse arbeidsrechtelijke bepalingen (1), BS 21 juni 2024.