Bouwsector: cocontractant - verlegging van heffing

Krachtens artikel 20 van het koninklijk besluit nr. 1, is de medecontractant van de in België gevestigde aannemer die werk in onroerende staat verricht bedoeld in paragraaf 2 van die bepaling, gehouden om de belasting die ingevolge die handeling verschuldigd is te voldoen, als die medecontractant zelf een belastingplichtige is die in België gevestigd is (of niet in België gevestigd is maar een aansprakelijke vertegenwoordiger heeft laten erkennen) en gehouden is om een periodieke btw-aangifte in te dienen.

Artikel 20, § 3, eerste lid, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 1 bepaalt voortaan dat de door de dienstverrichter uitgereikte factuur en het dubbel dat hij bewaart melding maken van het voorhanden zijn van de verschillende elementen die de toepassing van de verleggingsregeling rechtvaardigen, voor die handelingen geen melding maken van het tarief noch van het bedrag van de verschuldigde belasting (zoals bepaald in de huidige paragraaf 3 van deze bepaling), maar wel de volgende vermelding bevatten :

"Verlegging van heffing.

Bij gebrek aan schriftelijke betwisting binnen een termijn van één maand na de ontvangst van de factuur, wordt de afnemer geacht te erkennen dat hij een belastingplichtige is gehouden tot de indiening van periodieke aangiften. Als die voorwaarde niet vervuld is, is de afnemer ten aanzien van die voorwaarde aansprakelijk voor de betaling van de verschuldigde belasting, interesten en geldboeten.".

Doel

Het doel van deze verwijzing is in het bijzonder de afnemer die geen periodieke btw-aangiften indient en die zijn aannemer niet in kennis heeft gesteld van zijn hoedanigheid, te informeren over de gevolgen ten aanzien van zijn persoonlijke aansprakelijkheid voor de betaling van de verschuldigde belasting, interesten en boetes.

Artikel 20, § 3, tweede lid, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 1 bepaalt immers dat, behoudens samenspanning tussen de partijen of klaarblijkelijke miskenning van de betrokken bepaling, de dienstverrichter wordt ontslagen van zijn aansprakelijkheid ten aanzien van de vereiste dat de afnemer gehouden is tot de indiening van periodieke btw-aangiften, wanneer de afnemer de factuur niet heeft betwist.

Inwerkingstreding

Gelet op de juridische gevolgen van deze maatregel, die voornamelijk verband houden met de informatieplicht door de afnemer, met de nieuwe factureringsverplichtingen en met de voorwaardelijke ontheffing van de aansprakelijkheid om de belasting te betalen in hoofde van de aannemer, voorziet artikel 20, tweede lid, van het ontwerp in een uitgestelde datum van inwerkingtreding. Op die manier kan aan de betrokkenen een redelijke aanpassingsperiode worden gegarandeerd. Deze inwerkingtreding is vastgesteld op 1 januari 2023, i.e. dezelfde datum als de wijziging van artikel 53quater, § 1, eerste lid, van het Wetboek met betrekking tot de verplichting voor de afnemer om zijn btw-identificatienummer te verstrekken.

Mots clés

Articles recommandés

FOD Economie : 3 op de 4 festivals volgen de regels

Dubai’s toenemende aantrekkelijkheid als crypto-vriendelijke bestemming

Sluiting van de Fod Financiën diensten op 15 november 2024