BV-vrijstelling ploegenarbeid: enkel voor bandwerk, niet voor piekmomenten? Grondwettelijk Hof aan zet

​Om toepassing te maken van de BV-vrijstelling voor ploegenarbeid, moeten de opeenvolgende ploegen hetzelfde werk qua inhoud en omvang doen. Die voorwaarde wordt beoordeeld op ploegniveau. Maar wat indien de omvang van het werk van de ploegen varieert volgens piek- en daluren? Het Grondwettelijk Hof is aan zet om een prejudiciële vraag van het Hof van Cassatie te beantwoorden over een mogelijke schending van het gelijkheidsbeginsel tussen ploegen met dezelfde omvang en die met variërende omvang van werk.​


BV-vrijstelling ploegenarbeid

Ondernemingen waarin ploegenarbeid wordt verricht kunnen, onder bepaalde voorwaarden, genieten van een vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing.

Om in aanmerking te komen voor de vrijstelling moet het werk worden verricht in minstens twee ploegen van minstens twee werknemers. De opeenvolgende ploegen moeten ook hetzelfde werk doen zowel qua inhoud als qua omvang. Verder moeten de ploegen elkaar zonder onderbreking in de loop van de dag opvolgen en mag de overlapping niet meer bedragen dan een vierde van de dagtaak. Tot slot moeten alle werknemers die ploegenarbeid verrichten een ploegenpremie ontvangen.

In fiscale controles is er vaak discussie over de voorwaarde van “hetzelfde werk”.

Wegenwachtersarrest

In het wegenwachtersarrest oordeelde het hof van beroep te Antwerpen dat de inhoud en de omvang betrekking heeft op het werk dat wordt verricht en dit moet beoordeeld worden op ploegniveau (bijvoorbeeld de voormiddagploeg, nl. werknemers die van 6u tot 14u werken, en de namiddagploeg, nl. werknemers die van 14u tot 22u werken). Dat is ook het standpunt van de administratie in een circulaire.

Verder stelde het hof dat de wet niet verduidelijkt aan de hand van welke criteria de omvang van het werk moet worden vastgesteld.

Kenmerkend voor het wegenwachtersarrest is dat het aantal werknemers per ploeg sterk van elkaar verschilde en dat drie van de vier beginnende ploegen opgevolgd werden door slechts één late ploeg. Een en ander heeft ook te maken met extra wegenwachters die werden ingezet op piekmomenten.

Volgens de onderneming deed iedere ploeg in verhouding wel hetzelfde werk qua omvang: het werkvolume per werknemer was hetzelfde voor elke ploeg.

Het hof was echter van oordeel dat niet het werkvolume per werknemer als criterium mag worden gehanteerd (werknemersniveau), maar het werkvolume per ploeg (ploegniveau). De omvang van het werk zou immers op ploegniveau moeten worden beoordeeld.

Finaal oordeelde het hof van beroep dat de omvang van het werk op ploegniveau niet vergelijkbaar was en verwierp het de benadering dat iedere ploeg ‘in verhouding’ hetzelfde werk doet. De toepassing van de vrijstelling werd dus geweigerd.

Daarop werd een Cassatieberoep ingesteld tegen het arrest.

Hof van Cassatie stelt prejudiciële vraag aan Grondwettelijk Hof over omvangsvoorwaarde

In haar arrest van 24 maart 2023 verwijst het Hof van Cassatie naar de ratio legis van de wetgeving: tegemoet komen aan de extra kosten voor werkgevers die met een ploegenstelsel werken. Ook refereert het hof aan het oordeel van de Europese Commissie. Die stelde dat de vrijstellingsmaatregel niet sectoraal selectief is en dus geen verboden staatssteun uitmaakt.

Het arrest gaat echter nog verder. De toepassingsvoorwaarden van de vrijstelling kunnen immers zo worden uitgelegd dat de omvang van het werk hetzelfde moet zijn op het niveau van de opeenvolgende ploegen en niet op het niveau van de individuele werknemers. In dat geval zouden ondernemingen waarin de ploegen volgens bandwerk steeds dezelfde omvang van werk verrichten (zoals in de industriële sector) van de vrijstelling kunnen genieten, maar ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen varieert volgens piek- en daluren (andere sectoren) zouden uitgesloten worden van de vrijstelling, volgens het Hof.

Volgens het Hof van Cassatie rijst dan ook de vraag of er voor dit onderscheid een objectieve en redelijke verantwoording bestaat in het licht van de ratio legis van de maatregel en het niet-selectief karakter ervan.

Om die reden legt het Hof van Cassatie de kwestie voor aan het Grondwettelijk Hof.

Opmerkelijk is dat het Hof van Cassatie de prejudiciële vraag een enigszins engere draagwijdte geeft dan hetgeen wordt uiteengezet in de Cassatievoorziening. Daar werd de vraag immers gesteld naar de pertinentie van het criterium dat de ploegen (op ploegniveau) hetzelfde werk moeten doen, dat qua omvang hetzelfde/vergelijkbaar is, op zich. De omvang van de bijkomende kosten wegens ploegenarbeid wordt immers niet (noodzakelijk) beïnvloed door de omvang van het werk.

Wij volgen deze materie op de voet. Vragen? Contacteer ons voor meer informatie.

Bron: Tiberghien Advocaten, 7 april 2023

Mots clés

Articles recommandés

Welke feestdagen staan voor de deur van 2025?

Gemoderniseerde versie van de AC4-toepassing: informatie en belangrijke deadlines