Circulaire 2018/C/116 over de wijzigingen die werden aangebracht aan de tarieven van de VenB en aan de aanvullende crisisbijdrage

Op 22/10/2018 publiceerde de Algemene Administratie van de Fiscaliteit een omzendbrief inzake de wijzigingen die aan de tarieven van de VenB en aan de aanvullende crisisbijdrage werden aangebracht door de wet van 25.12.2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting en door de wet van 30.07.2018 houdende diverse bepalingen inzake inkomstenbelastingen.


I. Inleiding

Deze circulaire bespreekt de wijzigingen die werden aangebracht aan de art. 215, 217, eerste lid, en 463bis, WIB 92, met betrekking tot de tarieven van de VenB en de aanvullende crisisbijdrage (ACB), respectievelijk door de art. 54, 55, 82 en 83, W 25.12.2017 (1) en door de art. 9 en 10, W 30.07.2018 (2).


(1) Wet van 25.12.2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting, BS 29.12.2017.

(2) Wet van 30.07.2018 houdende diverse bepalingen inzake inkomstenbelastingen, BS 10.08.2018.


Ze bespreekt eveneens de nieuwe antimisbruikbepaling die door art. 56, W 25.12.2017, als overgangsmaatregel in art. 217/1, WIB 92, werd ingelast.


II. Wettelijke bepalingen

Hierna volgen de art. 54, 55, 56, 82 en 83, W 25.12.2017.


Art. 54

In artikel 215 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 3 augustus 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° het eerste en tweede lid worden vervangen als volgt:

'Art. 215. Het tarief van de vennootschapsbelasting bedraagt 29 pct.

Voor vennootschappen die op grond van artikel 15, §§ 1 tot 6, van het Wetboek van vennootschappen als kleine vennootschappen worden aangemerkt, wordt het tarief van de belasting op de eerste schijf van 0 tot 100 000 euro evenwel vastgesteld op 20 pct.';

2° in het derde lid wordt de bepaling onder 3° opgeheven;

3° in het eerste lid, vervangen bij de bepaling onder 1°, worden de woorden '29 pct.' vervangen door de woorden '25 pct.';

4° in het derde lid, wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt:

'4° op vennootschappen, andere dan door de Nationale Raad van de coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen, en andere dan de in artikel 219quinquies, § 5, bedoelde vennootschappen, die niet aan ten minste één van hun bedrijfsleiders een bezoldiging toekennen ten laste van het resultaat van het belastbaar tijdperk die ten minste gelijk is aan 45 000 euro. Indien de bezoldiging minder bedraagt dan 45 000 euro, moet deze bezoldiging ten laste van het resultaat van het belastbaar tijdperk minstens gelijk zijn aan het resultaat van het belastbaar tijdperk;'.


Art. 55

In artikel 217, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 29 maart 2012 en gewijzigd bij de wetten van 27 december 2012, 12 mei 2014, 19 december 2014, 18 december 2015 en 3 augustus 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° in de bepaling onder 1°, worden de woorden '16,5 pct.' vervangen door de woorden '12,5 pct.';

2° in de bepaling onder 1°, worden de woorden '12,5 pct.' vervangen door de woorden '15 pct.';

3° in de bepaling onder 2°, worden de woorden 'waarvan de eventuele inkomsten in aanmerking komen om krachtens de artikelen 202, § 1, en 203' vervangen door de woorden 'in de mate dat de eventuele inkomsten van deze aandelen in aanmerking komen om krachtens de artikelen 202, § 1 en § 2, eerste lid, 1°, en 203,' en worden de woorden ', voor zover en in de mate dat deze meerwaarden niet voor het in artikel 215, tweede lid, bedoelde tarief in aanmerking komen' toegevoegd na de woorden 'werden behouden';

4° de bepaling onder 2° wordt opgeheven;

5° de bepaling onder 3° wordt opgeheven.


Art. 56

In titel III, hoofdstuk III, afdeling I, onderafdeling II, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 217/1 ingevoegd, luidende:

'Art. 217/1. § 1. Het tarief van de vennootschapsbelasting is evenwel gelijk aan het in het derde lid bedoelde percentage wat betreft:

  • het gedeelte van de in de artikelen 44bis, 44ter en 47 van dit Wetboek en in artikel 122, § 2, van de programmawet van 2 augustus 2002 bedoelde vrijgestelde meerwaarden dat krachtens artikel 190, vierde lid, belastbaar is geworden alvorens te worden herbelegd voor een bedrag en op de wijze als respectievelijk bedoeld in de artikelen 44bis, 44ter en 47 van dit Wetboek en in artikel 122, §§ 2 tot 4, van de programmawet van 2 augustus 2002;
  • het gedeelte van de vrijgestelde meerwaarden dat krachtens artikel 44bis, § 5, 44ter, § 5, of 47, § 6, van dit Wetboek of artikel 122, § 6, van de programmawet van 2 augustus 2002, belastbaar is geworden;
  • het gedeelte van de in artikel 48 bedoelde vrijgestelde voorzieningen dat is teruggenomen;
  • het gedeelte van de in artikel 194quater bedoelde investeringsreserve dat krachtens artikel 190, vierde lid, alvorens te worden herbelegd voor een bedrag en op de wijze bedoeld in artikel 194quater, § 3, of krachtens artikel 194quater, § 4, belastbaar is geworden.


Het eerste lid is slechts van toepassing indien de vrijgestelde reserve of de voorziening waarop het in het eerste lid bedoelde belastbaar feit betrekking heeft, is aangelegd in een belastbaar tijdperk dat ten vroegste op 1 januari 2017 en ten laatste op 30 december 2020 afsluit.


Het in het eerste lid vermelde tarief wordt bepaald op 33,99 pct. of 29,58 pct., naargelang het in het eerste lid bedoelde belastbare feit respectievelijk betrekking heeft op een vrijgestelde reserve of voorziening aangelegd in een belastbaar tijdperk verbonden aan de aanslagjaren 2018 en vorige, of aan de aanslagjaren 2019 en volgende.

In geval van terugname van een voorziening worden de oudste bedragen van de voorziening geacht eerst te zijn teruggenomen.'.


Art. 82

In artikel 463bis, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 12 augustus 2000 en gewijzigd bij de wetten van 24 december 2002, 11 mei 2007, 30 juli 2013, 19 december 2014 en 10 augustus 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° in de inleidende zin van paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden '3 opcentiemen' vervangen door de woorden '2 opcentiemen';

2° in paragraaf 3 worden de woorden 'artikelen 217, eerste lid, 4°, en 246, derde lid' vervangen door de woorden 'artikelen 217, eerste lid, 4°, 217/1, en 246, derde lid'.


Art. 83

Titel VIIbis van hetzelfde Wetboek, met als opschrift 'Aanvullende crisisbijdrage', die het artikel 463bis bevat, ingevoegd bij de wet van 22 juli 1993 en gewijzigd bij de wetten van 12 augustus 2000, 24 december 2002, 11 mei 2007 en 30 juli 2013 en bij artikel 82 van deze wet, wordt opgeheven.


Hierna volgen de art. 9 en 10, W 30.07.2018.


Art. 9

In artikel 215, derde lid, 4°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en vervangen bij de wet van 25 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° de woorden 'één van hun bedrijfsleiders' worden vervangen door de woorden 'één in artikel 32 bedoelde bedrijfsleider';

2° de woorden 'minstens gelijk zijn aan het resultaat van het belastbaar tijdperk' worden vervangen door de woorden 'gelijk zijn of hoger zijn dan het belastbaar inkomen van de vennootschap'.'.


Art. 10

In artikel 217, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 29 maart 2012 en gewijzigd bij de wetten van 27 december 2012, 12 mei 2014, 19 december 2014, 18 december 2015, 3 augustus 2016 en 25 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in de bepaling onder 1°, worden de woorden '16,5 pct.' vervangen door de woorden '12,5 pct.';

2° in de bepaling onder 1°, worden de woorden '12,5 pct.' vervangen door de woorden '15 pct.'.


III. Tarief van de VenB

1. Gewoon tarief

Het gewoon tarief van de VenB wordt in twee fasen verlaagd. In een eerste fase wordt het tarief verminderd van 33 naar 29 % vanaf het aanslagjaar (aj.) 2019 verbonden aan een belastbaar tijdperk (b.t.) dat ten vroegste aanvangt op 01.01.2018 (3).


(3) Art. 215, eerste lid, WIB 92, zoals gewijzigd door art. 54, 1°, W 25.12.2017 en art. 86. A., W 25.12.2017.

Het tarief zal daarna worden verlaagd van 29 naar 25 % vanaf het aj. 2021 voor een b.t. dat ten vroegste aanvangt op 01.01.2020 (4).

(4) Art. 215, eerste lid, WIB 92, zoals gewijzigd door art. 54, 3°, W 25.12.2017 en art. 86. B2., W 25.12.2017.


2. Verminderd tarief

De wijzigingen die werden aangebracht aan het verminderde tarief inzake VenB zijn van toepassing vanaf het aj. 2019 voor een b.t. dat ten vroegste aanvangt op 01.01.2018 (5).


(5) Art. 54, 1°, 2° en 4°, en 86. A., W 25.12.2017.

6. Het stelsel van het progressief verminderd tarief op basis van inkomstenschijven wordt vervangen door een éénvormig verminderd tarief van 20 % voor de eerste schijf van het belastbare inkomen tot 100.000 euro. Op het gedeelte van de belastbare grondslag dat meer bedraagt dan dat plafond, is het gewoon tarief van toepassing (6).

(6) Art. 215, tweede lid, WIB 92, zoals gewijzigd door art. 54, 1°, W 25.12.2017.


2.1. Bedoelde vennootschappen

Om het verminderde tarief te genieten wordt de huidige basisvoorwaarde, dat bepaalt dat het belastbare inkomen niet meer mag bedragen dan 322.500 euro, vervangen door de voorwaarde dat de vennootschap een kleine vennootschap moet zijn in de zin van art. 15, §§ 1 tot 6, W. Venn (7).


(7) Art. 215, tweede lid, WIB 92, zoals gewijzigd door art. 54, 1°, W 25.12.2017.


2.2. Uitgesloten vennootschappen

Er werden ook bepaalde wijzigingen aangebracht aan art. 215, derde lid, WIB 92, dat betrekking heeft op vennootschappen die uitgesloten zijn van het verminderde tarief. Het gaat meer bepaald om de uitsluitingen in verband met het bedrag van de dividenduitkering en de minimum bedrijfsleidersbezoldiging.


a. Dividenduitkering – art. 215, derde lid, 3°, WIB 92

De uitsluiting van vennootschappen waarvan de dividenduitkering hoger is dan 13 % van het gestorte kapitaal bij het begin van het belastbare tijdperk wordt afgeschaft (8).


(8) Art. 54, 2°, W 25.12.2017.


b. Minimum bedrijfsleidersbezoldiging – art. 215, derde lid, 4°, WIB 92

De minimum bedrijfsleidersbezoldiging wordt verhoogd van 36.000 naar 45.000 euro.

Bijgevolg bepaalt art. 215, derde lid, 4°, WIB 92 (9), dat de vennootschappen, andere dan door de Nationale Raad van de Coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen, en andere dan de in art. 219quinquies, § 5, WIB 92, bedoelde vennootschappen, uitgesloten zijn van het verminderde tarief wanneer ze niet aan ten minste één in art. 32 bedoelde bedrijfsleider een bezoldiging toekennen ten laste van het resultaat van het b.t. die:

  • ten minste gelijk is aan 45.000 euro, of,
  • indien die bezoldiging minder bedraagt dan 45.000 euro, gelijk is aan of hoger is dan het belastbaar inkomen van de vennootschap.


(9) Zoals gewijzigd door art. 54, 4°, W 25.12.2017 en art. 9, 2°, W 30.07.2018.


Er wordt opgemerkt dat het voormelde art. 215, derde lid, 4°, WIB 92, de vennootschappen uitsluit die bedoeld zijn in het nieuwe art. 219quinquies, § 5, WIB 92. M.a.w., de uitsluiting van het verminderde tarief voor vennootschappen die geen minimumbezoldiging toekennen, is niet van toepassing op kleine vennootschappen in de zin van art. 15, §§ 1 tot 6, W.Venn, gedurende de eerste vier b.t. vanaf hun oprichting.


Om de datum van de oprichting te bepalen, wordt verwezen naar art. 14526, § 1, derde en vierde lid, WIB 92.

Overeenkomstig dat art. wordt een vennootschap geacht te zijn opgericht op de datum van de neerlegging van de oprichtingsakte bij de griffie van de rechtbank van koophandel of van een gelijkaardige registratieformaliteit in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte.


Niettemin wordt een vennootschap, wanneer zij een activiteit verderzet die voordien door een natuurlijke persoon of een andere rechtspersoon werd uitgeoefend, geacht te zijn opgericht op de datum van de eerste inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen door die natuurlijke persoon of op het ogenblik van de neerlegging door die andere rechtspersoon van de oprichtingsakte bij de griffie van de rechtbank van koophandel of van het vervullen van een gelijkaardige registratieformaliteit in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte.


Onder 'belastbaar inkomen van de vennootschap' wordt het bedrag bedoeld waarop de VenB wordt berekend, namelijk na, onder meer, de toepassing van de aftrekken (10).


(10) Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/001, blz. 99 en Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 3147/001, blz. 8 en 9.


M.a.w., het belastbare inkomen van de vennootschap, waarmee de bezoldiging van de bedrijfsleider moet worden vergeleken, houdt reeds rekening met de tenlasteneming van die bezoldiging zelf.


In de praktijk moet dus worden uitgegaan van het belastbare inkomen van de vennootschap vóór de aftrek van de bedrijfsleidersbezoldiging om te bepalen wat de vereiste minimumbezoldiging is.

Concreet kunnen zich twee situaties voordoen:

  • ofwel bedraagt het belastbare inkomen van de vennootschap vóór aftrek van de bezoldiging 90.000 euro of meer: in dat geval moet de minimumbezoldiging 45.000 euro bedragen (ongeacht in welke mate het belastbare inkomen 90.000 euro overschrijdt);
  • ofwel bedraagt het belastbare inkomen van de vennootschap vóór aftrek van de bezoldiging minder dan 90.000 euro: in dat geval moet de minimumbezoldiging die moet worden toegekend ten minste gelijk zijn aan 50 % van het belastbare inkomen vóór aftrek van die bezoldiging. De toegekende bezoldiging is dan gelijk aan het belastbare inkomen na aftrek van de bezoldiging (11).


(11) MPV nr. 23647, 14.02.2018, Scourneau, Kamer, zitting 2017-2018, CRIV 54 COM 825, blz. 18 tot 20.


Voorbeelden (in euro):



(12) Die bedraagt 45.000 euro of X/2 indien X < 90.000 euro.


IV. Afzonderlijke tarieven

1. Tarief van de exit tax

In een eerste fase wordt het tarief van de exit tax verlaagd van 16,5 naar 12,5 % voor de verrichtingen die hebben plaatsgevonden vanaf 01.01.2018 (13). Het tarief wordt vervolgens op 15 % gebracht voor de verrichtingen die plaatsvinden vanaf 01.01.2020 (14).


(13) Art. 217, eerste lid, 1°, WIB 92, zoals laatst gewijzigd door art. 10, 1° en art. 17, derde lid, W 30.07.2018.

(14) Art. 217, eerste lid, 1°, WIB 92, zoals laatst gewijzigd door art. 10, 2° en art. 17, vijfde lid, W 30.07.2018.


Het doel van de anticipatieve vermindering van het tarief van de exit tax tot de helft van het toekomstige tarief van de VenB (25 % - zie nr. 4) is om het uitstellen van de bedoelde verrichtingen te vermijden. De incentive wordt nog versterkt aangezien het tarief wordt verhoogd in een tweede fase van de hervorming (15).


(15) Zie in die zin Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/001, blz. 99.


2. Meerwaarden op aandelen die belastbaar zijn aan 25 %

De aanpassingen die werden aangebracht aan art. 217, eerste lid, 2°, WIB 92 (16), vloeien voort uit de wijzigingen die werden doorgevoerd aan art. 192, § 1, eerste lid, WIB 92, inzake de vrijstelling van meerwaarden op aandelen (17).Die aanpassingen hebben als doel het vrijstellingsregime verder af te stemmen op het stelsel van de definitief belaste inkomsten en inzonderheid op de kwantitatieve voorwaarde inzake de minimumdeelneming (18).

(16) Art. 55, 3°, W 25.12.2017.

(17) Art. 24, 1°, W 25.12.2017. (18) Voor meer bijzonderheden over de wijzigingen die werden aangebracht aan de vrijstelling van de meerwaarden op aandelen zoals bedoeld in art. 192, WIB 92, wordt verwezen naar de circulaire die zal worden gepubliceerd betreffende de vrijstelling van de meerwaarden op aandelen en de aftrek van de definitief belaste inkomsten.


Zoals dat tot nu toe al het geval was, worden de meerwaarden op aandelen onderworpen aan het afzonderlijke tarief van 25 % wanneer ze overeenkomstig art. 192, WIB 92, niet vrijgesteld kunnen worden omdat de aandelen niet in volle eigendom werden behouden gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar.

Daarnaast verduidelijkt art. 217, eerste lid, 2°, WIB 92, voortaan dat het afzonderlijke tarief van toepassing is in de mate dat:

  • voor de eventuele inkomsten van de aandelen de kwalitatieve voorwaarde wordt nageleefd (art. 203, WIB 92), evenals de voorwaarde dat er een deelneming van ten minste 10 % moet zijn of de aanschaffingswaarde van de aandelen ten minste 2.500.000 euro moet bedragen;
  • de meerwaarden niet in aanmerking komen voor het nieuwe verminderde tarief van 20 % voor kleine vennootschappen (19).


(19) Art. 55, 3°, W 25.12.2017.


De voormelde aanpassingen zijn van toepassing vanaf het aj. 2019 verbonden aan een b.t. dat ten vroegste aanvangt op 01.01.2018 (20).


(20) Art. 86. A., W 25.12.2017.


Vanaf het aj. 2021 verbonden aan een b.t. dat ten vroegste aanvangt op 01.01.2020 wordt het gewoon tarief van de VenB verminderd tot 25 %. Het afzonderlijke tarief van 25 % heeft dan ook geen bestaansreden meer en wordt bijgevolg afgeschaft (21).


(21) Art. 55, 4°, W 25.12.2017 en art. 86. B2., W 25.12.2017.


3. Meerwaarden op aandelen die belastbaar zijn aan 0,40 %

Art. 217, eerste lid, 3°, WIB 92, dat een bijzonder tarief van 0,40 % voorziet voor de meerwaarden op aandelen zoals bedoeld in art. 192, § 1, eerste lid, WIB 92, die worden verwezenlijkt of vastgesteld door vennootschappen die niet als een kleine vennootschap kunnen worden beschouwd in de zin van art. 15, §§ 1 tot 6, W. Venn, wordt afgeschaft vanaf het aj. 2019 verbonden aan een b.t. dat ten vroegste aanvangt op 01.01.2018 (22).


(22) Art. 55, 5°, W 25.12.2017 en art. 86. A., W 25.12.2017.


V. Antimisbruikbepaling als overgangsmaatregel

1. Context

Overeenkomstig de art. 44bis, 44ter en 47, WIB 92, evenals art. 122, § 2, PW 02.08.2002 (23) kunnen de erin bedoelde meerwaarden die voldoen aan de gestelde voorwaarden, inzonderheid de voorwaarden inzake de herbelegging en de onaantastbaarheid zoals bedoeld in art. 190, WIB 92, gespreid worden belast of volledig worden vrijgesteld van de VenB, al naargelang het geval.


(23) Programmawet van 02.08.2002, BS 29.08.2002.


Indien en in de mate dat de onaantastbaarheidsvoorwaarde niet langer wordt nageleefd of bij gebrek aan herbelegging op de vereiste wijze en binnen de gestelde termijnen, wordt de voorheen vrijgestelde of voorlopig niet belaste meerwaarde beschouwd als een winst van het b.t. waarin één van die gebeurtenissen zich voordoet.


De progressieve verlaging van het gewoon tarief van de VenB (zie nr. 4) zou er kunnen toe aanzetten de meerwaarden vrij te stellen op basis van de voormelde art., wetende dat aan de vereiste voorwaarden uiteindelijk niet zal worden voldaan, met als enig doel die meerwaarden te laten belasten aan een tarief van de VenB dat lager ligt dan de tarieven die oorspronkelijk van toepassing waren voor het b.t. waarin die meerwaarden werden verwezenlijkt.


Hoewel de vennootschap nalatigheidsinteresten verschuldigd is wanneer de meerwaarde belastbaar wordt als gevolg van het niet naleven van de herbeleggingsverplichting, neutraliseert die sanctie het effect van de verlaging van het belastingtarief niet (24).


(24) Zie in die zin Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/001, blz. 100.


Dezelfde werkwijze zou ook kunnen worden toegepast in het kader van de investeringsreserve die overeenkomstig art. 194quater, WIB 92, werd aangelegd.


Om het hiervoor beschreven verkeerde effect van de verlaging van het tarief van de VenB tegen te gaan, voert art. 56, W 25.12.2017, in art. 217/1, WIB 92, een antimisbruikbepaling in. Overeenkomstig die bepaling wordt het gedeelte van de meerwaarde of van de investeringsreserve, dat belastbaar wordt als gevolg van het niet naleven van de vereiste voorwaarden, onderworpen aan het tarief dat van toepassing was voor het b.t. waarin de meerwaarde werd verwezenlijkt of de investeringsreserve werd aangelegd.


Die bepaling is eveneens van toepassing op het gedeelte van de vrijgestelde voorzieningen zoals bedoeld in art. 48, WIB 92, dat wordt teruggenomen. Op die manier wordt vermeden dat die voorzieningen, voorafgaand aan de tariefdaling van de VenB, worden aangelegd om zuiver fiscale redenen, namelijk met het oog op de latere terugname aan een lager nominaal belastingtarief (25).


(25) Zie in die zin Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/001, blz. 100 en de MPV nr. 23450, 06.02.2018, Van Biesen, Kamer, zitting 2017-2018, CRIV 54 COM 812, blz. 15-16.


In geval van terugname van een voorziening worden de oudste bedragen van de voorziening geacht het eerst te zijn teruggenomen (26).


(26) Art. 217/1, vierde lid, WIB 92.


Die antimisbruikbepaling die als overgangsmaatregel werd ingevoerd, is van toepassing vanaf het aj. 2019 verbonden aan een b.t. dat ten vroegste aanvangt op 01.01.2018 (27).


(27) Art. 86. A., W 25.12.2017.


2. Bedoelde vrijgestelde gereserveerde winst

De vrijgestelde gereserveerde winst die het voorwerp uitmaakt van de antimisbruikbepaling zoals die als overgangsmaatregel is opgenomen in het nieuwe art. 217/1, WIB 92, is de volgende:

  • het gedeelte van de in art. 44bis, 44ter en 47, WIB 92, en in art. 122, § 2, PW 02.08.2002, bedoelde vrijgestelde meerwaarden dat belastbaar is geworden, alvorens te worden herbelegd, als gevolg van het niet naleven van de onaantastbaarheidsvoorwaarde zoals bedoeld in art. 190, WIB 92;
  • het gedeelte van de in de voormelde art. bedoelde vrijgestelde meerwaarden, dat belastbaar is geworden overeenkomstig art. 44bis, § 5, 44ter, § 5, of 47, § 6, WIB 92, of art. 122, § 6, PW 02.08.2002, bij gebrek aan herbelegging op de vereiste wijze en binnen de gestelde termijnen;
  • het gedeelte van de in art. 48, WIB 92, bedoelde vrijgestelde voorzieningen dat is teruggenomen (28);
  • het gedeelte van de in art. 194quater, WIB 92, bedoelde investeringsreserve dat belastbaar is geworden, alvorens te worden herbelegd, wegens het niet naleven van de onaantastbaarheidsvoorwaarde zoals bedoeld in art. 190, WIB 92, of dat belastbaar is geworden overeenkomstig art. 194quater, § 4, WIB 92, bij gebrek aan investering op de vereiste wijze en binnen de gestelde termijnen.


(28) De overgangsmaatregel heeft enkel betrekking op de terugname van voorzieningen en niet op de aanwending ervan.


3. Overgangsperiode en toepasselijke tarieven

Rekening houdend met de respectievelijke inwerkingtreding van de twee opeenvolgende verlagingen van het tarief van de VenB (29), is de antimisbruikbepaling die als overgangsmaatregel is opgenomen in art. 217/1, WIB 92, enkel van toepassing op de vrijgestelde gereserveerde winst die is aangelegd in een b.t. dat ten vroegste op 01.01.2017 en ten laatste op 30.12.2020 afsluit (30).


(29) Zie nr. 4.

(30) Art. 217/1, tweede lid, WIB 92.


Het tarief bedraagt:

  • 33,99 % (gewoon tarief van de VenB van 33 % + ACB van 3 % - zie nr. 32) voor de bedoelde vrijgestelde gereserveerde winst die is aangelegd in een b.t. verbonden aan het aj. 2017 voor zover dat b.t. ten vroegste afsluit op 01.01.2017 of aan het aj. 2018 (31);
  • 29,58 % (gewoon tarief van de VenB van 29 % + ACB van 2 % - zie nr. 33) voor de vrijgestelde gereserveerde winst die is aangelegd in een b.t. verbonden aan de aj. 2019 en 2020 (31).


(31) Samenlezing van het tweede en derde lid van art. 217/1, WIB 92.


VI. Aanvullende crisisbijdrage

De ACB zoals bedoeld in art. 463bis, WIB 92, wordt teruggebracht van 3 naar 2 opcentiemen vanaf het aj. 2019 verbonden aan een b.t. dat ten vroegste aanvangt op 01.01.2018 (32). De ACB wordt afgeschaft vanaf het aj. 2021 verbonden aan een b.t. dat ten vroegste aanvangt op 01.01.2020 (33).


(32) Art. 82, 1° en 86. A., W 25.12.2017.

(33) Art. 83 en 86. B2., W 25.12.2017.


Er wordt nog opgemerkt dat art. 463bis, § 3, WIB 92, wordt aangepast zodat de ACB niet verschuldigd is op de belasting die berekend wordt overeenkomstig de bepalingen van art. 217/1, WIB 92 (34). De tarieven die van toepassing zijn overeenkomstig dat art. houden immers reeds rekening met de ACB (35).


(34) Art. 82, 2°, en 86. A., W 25.12.2017.

(35) Zie nr. 31.


VII. Overzichtstabel

Hierna volgt een overzichtstabel met de tarieven die gewijzigd zijn (36) ingevolge de bepalingen die werden besproken.




(36) In voorkomend geval te verhogen met de ACB.

(37) Voor een b.t. dat ten vroegste aanvangt op 01.01.2018.

(38) Voor een b.t. dat ten vroegste aanvangt op 01.01.2020.

(39) In voorkomend geval het afzonderlijke tarief of het verminderde tarief.

(40) In voorkomend geval het gewoon tarief of het verminderde tarief.

(41) Die winst wordt belastbaar als gevolg van het niet naleven van de vereiste voorwaarden (onaantastbaarheidsvoorwaarde en voorwaarde van herbelegging/investering) of van voorzieningen die worden teruggenomen – zie nr. 29.

(42) Voor een b.t. dat ten vroegste afsluit op 01.01.2017 – zie nr. 31, eerste streepje.


NAMENS DE MINISTER:

Voor de Administrateur-generaal van de Fiscaliteit,

D. DELVAUX

Adviseur-generaal


Bron: Fisconetplus

Mots clés

Articles recommandés

Nieuw! Hoe wordt de belastingvermeerdering berekend in 2024?

Schenkingen registreren via MyMinFin: waar houdt u best rekening mee?

Circulaire 2021/C/82 over de toeslag op de belastingvrije som voor zorgbehoevende personen ten laste van 65 jaar of ouder