De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 18/10/2019 de circulaire 2019/C/110. Deze circulaire legt het maximumbedrag van de bezoldigingen van jonge sportbeoefenaars die in aanmerking komen voor de in art. 2756, tweede lid, WIB 92, bedoelde bestedingsverplichting vast. 6de addendum aan de circulaire nr. Ci.RH.244/613.502 (AAFisc 35/2012) d.d. 12.11.2012.
BIJLAGE: 1
1. De bezoldigingen van jonge sportbeoefenaars die in aanmerking kunnen komen als bedragen besteed aan de opleiding van jonge sportbeoefenaars (1) omvatten maximaal het achtvoud van het minimumbedrag dat men moet genieten om als een betaalde sportbeoefenaar te worden beschouwd (2) en de ermee verband houdende kosten (3).
(1) Artikel 2756, derde lid, WIB 92.
(2) Bedrag bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet van 24.02.1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars.
(3) Bedoeld in artikel 52, 3°, WIB 92.
2. De volgende koninklijke besluiten leggen dat minimumbedrag voor de hierna vermelde periodes vast:
3. In bijlage gaat een overzicht van voormelde minimumbedragen vanaf 01.07.2010.
4. De termijn voor de invulling van de bestedingsverplichting verstrijkt steeds op 31 december van het jaar dat volgt op het jaar waarin de vrijstelling van doorstorting wordt gevraagd (4).
(4) Artikel 2756, tweede lid, WIB 92.
5. Omdat de minimumbedragen per seizoen worden vastgelegd, kunnen voor eenzelfde kalenderjaar verschillende minimumbedragen gelden. De bezoldigingen van jonge sportbeoefenaars die in aanmerking kunnen komen voor de bestedingsverplichting, omvatten dan maximaal het achtvoud van het gemiddelde van de voor dat kalenderjaar geldende minimumbedragen.
Voor het kalenderjaar 2019 bedraagt dat maximumbedrag (5) 83.248 euro (8 X (10.200 + 10.612)/2).
(5) Artikel 2756, derde lid, WIB 92.
Bron: Fisconetplus