De Algemene Administratie van de Inning en de Invordering publiceerde op 03/07/2019 de circulaire 2019/C/61 betreffende de centralisatie van de betalingen van bepaalde fiscale en niet-fiscale schulden.
II.De schuldenaar heeft één enkele schuld
III.De schuldenaar heeft meerdere schulden
De schuldenaar kiest niet welke schuld hij wenst aan te zuiveren met zijn betaling
De schuldenaar heeft geen DAVO-schulden
De schuldenaar heeft een DAVO-schuld
De schuldenaar kiest welke schuld hij wil aanzuiveren met zijn betaling
IV.Harmonisatie van de betalingsmodaliteiten
Gebruik van de financiële rekening « Inning en Invordering » - nieuw rekeningnummer
De financiële rekening « Inning en Invordering », ingevoerd door artikel 152 van de programmawet van25.12.2017[1], heeft als doel de centralisatie van de betalingen van verschillende fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen waarvan de Algemene Administratie van de Inning en de Invordering de inning en invordering verzekert (hierna AAII).
Twee koninklijke besluiten[2] bepalen welke schulden op de financiële rekening « Inning en Invordering »[3] betaald moeten worden en harmoniseren de betalingsmodaliteiten.
De inwerkingtreding van de bepalingen van deze koninklijke besluiten gebeurt in fasen per te innen schuldsoort.
Bepaalde fiscale of niet-fiscale schuldvorderingen worden evenwel nog steeds betaald op bijzondere financiële rekeningen. Dit zijn bijvoorbeeld de financiële rekeningen verbonden aan het beheer van de rekening courant btw, aan het beheer van de niet-ingekohierde bedrijfsvoorheffing, aan het beheer van de verkeersbelasting (ingekohierden niet-ingekohierd) … .
De betaling van de fiscale en niet-fiscale schulden zal voortaan moeten gebeuren op de creditzijde van de financiële rekening « Inning en Invordering ».
De betalingsmodaliteiten (rekeningnummer, valutadatum, bewijs…) die soms vermeld werden in verschillende koninklijke besluiten, maken nu het voorwerp uit van algemene bepalingen geldig voor alle betalingen op de creditzijde van de financiële rekening « Inning en Invordering ».
Wanneer een persoon schuldenaar is van één enkele fiscale schuld waarvan de betaling moet gebeuren aan de AAII, blijven de aanrekeningsregels voorzien door de fiscale wetboeken en de uitvoeringsbesluiten ervan van toepassing.
De betalingen worden aangerekend in de onderstaande volgorde :
Artikel 152 van de programmawet van 25.12.2017 regelt de wijze van aanrekening van al de betalingen, geregistreerd op naam van een persoon, die worden verricht op de financiële rekening « Inning en Invordering ». De wet staat de schuldenaar, tot op zekere hoogte, toe te kiezen welke schuld hij eerst wil betalen.
Wanneer de schuldenaar niet aangeeft welke schuld hij eerst wil vereffenen, wordt de betaling op de creditzijde van de financiële rekening « Inning en Invordering » toegerekend naar keuze van de bevoegde ambtenaar.
Deze aanrekening gebeurt onder voorbehoud van het volgende :
Wanneer de schuldenaar geen openstaande schulden heeft bij de Dienst voor alimentatievorderingen (hierna DAVO), worden de betalingen in onderstaande volgorde aangerekend:
De betalingen worden aangerekend in onderstaande volgorde :
Op de door de AAII gemaakte kosten van alle aard, ongeacht de schulden waarop ze betrekking hebben.
Wanneer de kosten van alle aard bovendien betrekking hebben op een DAVO-schuld (1° invorderingskosten die zijn voorgeschoten door de DAVO en 2° werkingskosten voorzien in artikel 5 van de wet van 21.02.2003 totoprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën), worden deze kosten aangerekend overeenkomstig artikel 23, 1° en 2° van de wet van 21.02.2003 :
Op elke schuld die de bevoegde ambtenaar wenst aan te zuiveren, in de onderstaande volgorde :
Wanneer de schuld die de bevoegde ambtenaar wenst aan te zuiveren evenwel een DAVO-schuld is, gebeurt de aanrekening volgens de volgorde bepaald in artikel 23, 3° tot 6°, van de wet van 21 februari 2003 zijnde :
De schuldenaar kan de schuld kiezen die hij eerst wenst aan te zuiveren hetzij bij elke betaling die hij verricht via het elektronisch platform dat hem ter beschikking wordt gesteld door de Federale Overheidsdienst Financiën, hetzij wanneer hij het voorafgaand aan zijn betaling vraagt aan de daartoe door de Koning aangewezen dienst.
De aanrekening van de betaling op elk van de schulden die de persoon wenst te vereffenen, wordt niettegenstaande elke andersluidende mededeling van deze persoon in de onderstaande volgorde uitgevoerd:
1° op de door de AAII gemaakte kosten van alle aard;
2° op de nalatigheidsinteresten;
3° op de verhogingen en de fiscale of administratieve geldboeten;
4° op de nog verschuldigde schuld in hoofdsom.
Wanneer de schuld die de persoon gedeeltelijk wenst te vereffenen evenwel een DAVO-schuld is, wordt de betaling, overeenkomstig artikel 23 van de wet van 21.02.2003, achtereenvolgens aangerekend op :
1° de invorderingskosten die zijn voorgeschoten door de DAVO;
2° de werkingskosten voorzien in artikel 5 van de wet van 21.02.2003;
3° de interesten;
4° de toegekende voorschotten;
5° het verschil tussen het bedrag van het onderhoudsgeld en het bedrag van het toegekende voorschot;
6° het bedrag van de achterstallen die bestonden op datum van de aanvraag tot tegemoetkoming.
Buiten afwijkende wettelijke of reglementaire bepalingen, gebeurt de betaling van de door de AAII geïnde of ingevorderde fiscale of niet-fiscale schuldvorderingen volgens de volgende bepalingen :
De uitnodigingen tot betalen van fiscale en niet-fiscale schulden die moeten worden gestort of overgeschreven op de creditzijde van de financiële rekening « Inning en Invordering » van de Algemene Administratie van de Inning en de Invordering zullen de rekening BE42 6792 0000 0054 (BIC:PCHQBEBB) vermelden.
Deze uitnodigingen zullen ook de mededeling vermelden die gebruikt moet worden.
De Minister van Financiën of zijn gemachtigde kan erkende elektronische betaalmiddelen toestaan teneinde deze rekening rechtstreeks of onrechtstreeks te crediteren.
De betaling van schulden kan worden gedaan in handen van de gerechtsdeurwaarder wanneer de betaling van schulden, in opdracht van de ontvanger, wordt vervolgd door deze gerechtsdeurwaarder.
De Minister van Financiën of zijn gemachtigde kan nog andere betalingswijzen toestaan.
De door de naamloze vennootschap van publiek recht bpost gedateerde ontvangstbewijzen gelden als bewijs van betaling voor de stortingen.
De rekeninguittreksels en de bijbehorende stukken gelden als bewijs van betaling voor overschrijvingen en betalingen via een door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde erkend elektronisch betaalmiddel.
De betaling heeft uitwerking:
- voor stortingen en overschrijvingen, op de valutadatum van de creditering op de financiële rekening "Inning en Invordering";
- voor betalingen via eender welk door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde erkend elektronisch betaalmiddel, op de dag zelf van de verrichting;
- voor betalingen in handen van de gerechtsdeurwaarder, op de datum van de afgifte van de fondsen in zijn handen.
Artikel 152 van de programmawet van 25.12.2017 is in werking getreden op 1.01.2019.
Zoals hierboven uiteengezet, maakt dit artikel het voorwerp uit van koninklijke besluiten die onder andere in de betalingsmodaliteiten van fiscale en niet-fiscale schulden voorzien. De toepassing van deze bepaling zal in fasen verlopen.
De uitnodigingen tot betaling van niet-fiscale schuldvorderingen bedoeld in de domaniale wet van 22.12.1949 en de schuldvorderingen inzake strafzaken bedoeld in het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzakenzullen worden aangepast en zullen de financiële rekening « Inning en Invordering » BE42 6792 0000 0054(BIC:PCHQBEBB) vermelden vanaf 1.07.2019.
De uitnodigingen tot betaling van inkomstenbelastingen, de btw, de diverse taksen, de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, de betaling van de door de onderhoudsplichtige (DAVO) verschuldigde bedragen zullen worden aangepast en zullen de financiële rekening « Inning en Invordering » BE42 6792 0000 0054 (BIC:PCHQBEBB) vermelden vanaf 1.12.2019.
[1] BS 29.12.2017.
[2] Koninklijk besluit van 17.02.2019 tot uitvoering van diverse wetten en tot aanpassing van diverse koninklijke besluiten met het oog op onder meer de harmonisatie van de betalingsmodaliteiten binnen de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen (BS 08.03.2019) en koninklijk besluit van 07.04.2019 tot wijziging van het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken met het oog op onder meer de harmonisatie van de betalingsmodaliteiten binnen de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen (BS 08.05.2019).
[3] Koninklijk besluit van 28.05.2019 (BS 18.06.2019) heeft het koninklijk besluit van 17.02.2019 tot uitvoering van diverse wetten en tot aanpassing van diverse koninklijke besluiten met het oog op onder meer de harmonisatie van de betalingsmodaliteiten binnen de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, gewijzigd.
Bijgevolg is de financiële rekening « Inning en Invordering » zoals bedoeld in artikel 152 van de programmawet van 25 december 2017, de rekening van het Team Beheer Centrale Rekening Inning en Invordering IBAN BE42 6792 0000 0054 (BIC:PCHQBEBB).
Bron : Fisconetplus