Circulaire 2019/C/63 over de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 08/07/2019 de circulaire 2019/C/63, een eerste commentaar over de aanpassingen aan de vrijstelling van niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen aangebracht door de wet van 11.02.2019 houdende fiscale, fraudebestrijdende, financiële alsook diverse bepalingen en de wet van 28.04.2019 houdende diverse fiscale bepalingen en tot wijziging van artikel 1, § 1ter, van de wet van 05.04.1955.


1. Wat verandert er?

1. Niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen zijn voordelen die afhangen van de collectieve resultaten van de onderneming, een groep van ondernemingen of een bepaalde groep van personeelsleden.

Op fiscaal vlak zijn deze voordelen tot een bepaald bedrag vrijgesteld van inkomstenbelastingen (1).

(1) Art. 38, § 1, eerste lid, 24°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92).


2. Zowel de aanrekening als het bedrag van deze vrijstelling zijn gewijzigd, respectievelijk door de wet van 11.02.2019 (2) en de wet van 28.04.2019 (3).

(2) Wet van 11.02.2019 houdende fiscale, fraudebestrijdende, financiële alsook diverse bepalingen (W 11.02.2019).
(3) Wet van 28.04.2019 houdende diverse fiscale bepalingen en tot wijziging van artikel 1, § 1ter, van de wet van 05.04.1955 (W 28.04.2019).


a. Proportionele aanrekening

3. Niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen kunnen fiscaal worden aangemerkt als bezoldigingen van werknemers of als bezoldigingen van bedrijfsleiders.


4. Als een belastingplichtige in een belastbaar tijdperk zowel dergelijke voordelen heeft verkregen die kwalificeren als bezoldigingen van werknemers, als voordelen die kwalificeren als bezoldigingen van bedrijfsleiders, moet de fiscale vrijstelling over beide inkomstencategorieën worden verdeeld.


5. Tot nog toe moest de belastingplichtige zelf bepalen hoe die vrijstelling werd omgedeeld.


6. Voortaan wordt deze vrijstelling verhoudingsgewijs over de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen in de beide inkomstencategorieën verdeeld (4).

(4) Art. 77, W 11.02.2019.


b. Technische verhoging van het bedrag van de vrijstelling

7. Het maximumbedrag aan niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen dat kan vrijgesteld worden, wordt met 1 euro verhoogd naar 2.756 euro (te indexeren basisbedrag) (5).

(5) Art. 38, § 1, eerste lid, 24°, WIB 92, zoals gewijzigd door art. 9, W 28.04.2019.


8. Voor aanslagjaar 2020 bedraagt het fiscaal vrijgestelde bedrag na de wetswijziging 2.942 euro.


9. Daardoor stemt het bedrag van de fiscale vrijstelling volledig overeen met het bedrag van de voordelen dat voor de toepassing van de Sociale Zekerheid uit het loonbegrip wordt gesloten.


2. Voor wie?

10. Voor natuurlijke personen die bezoldigingen van werknemers of bedrijfsleiders ontvangen.


3. Vanaf wanneer?

11. De proportionele aanrekening van de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen heeft uitwerking vanaf 01.01.2019 en is van toepassing vanaf het aanslagjaar 2020 (6).

(6) Art. 79, W 11.02.2019.


12. De verhoging van het maximumbedrag is van toepassing vanaf aanslagjaar 2020 (7).

(7) Art. 16, eerste lid, W 28.04.2019.


4. Wetgeving

- Artikelen 77 en 79 van de wet van 11.02.2019 houdende fiscale, fraudebestrijdende, financiële alsook diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 22.03.2019).

- Artikelen 9 en 16, eerste lid van de wet van 28.04.2019 houdende diverse fiscale bepalingen en tot wijziging van artikel 1, § 1ter, van de wet van 05.04.1955 (Belgisch Staatsblad van 06.05.2019).

- Artikel 38 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.


Interne ref.: 720.832


Bron: Fisconetplus

Mots clés