De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 15/01/2020 de circulaire 2020/c/10.
Commentaar op het koninklijk besluit van 03.07.2019 tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van de inkomsten uit de deeleconomie.
A. Geen bedrijfsvoorheffing meer op de inkomsten uit de deeleconomie
B. Jaarlijkse inkomstenfiches 281.29
C. Intrekking van de erkenning van platformen
II. Inwerkingtreding
III. Wetgeving
IV. Koninklijk besluit van 03.07.2019 tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van de inkomsten uit de deeleconomie
V. Aangepaste bepalingen KB/WIB 92
1. Door de wet van 18.07.2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie (W 18.07.2018 – Belgisch Staatsblad van 26.07.2018) werden wijzigingen aangebracht aan het belastingstelsel van de deeleconomie (1).
(1) Zie de FAQ Deeleconomie (vanaf inkomstenjaar 2018) met publicatiedatum 15.10.2018.
2. Het koninklijk besluit van 03.07.2019 tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van de inkomsten uit de deeleconomie (Belgisch Staatsblad van 12.07.2019) brengt de bestaande uitvoeringsbepalingen van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (KB/WIB 92) in overeenstemming met dat gewijzigde stelsel van de deeleconomie.
3. De inkomsten uit de deeleconomie die vanaf 01.01.2018 zijn behaald of verkregen zijn niet langer belastbaar tegen een tarief van 20 %, maar zijn vrijgesteld zolang ze, samengenomen met de inkomsten uit het verenigingswerk en uit occasionele diensten tussen burgers, niet meer bedragen dan het grensbedrag van 3.830 euro (2).
(2) Te indexeren basisbedrag. Het geïndexeerd bedrag is 6.130 euro voor aj. 2019 en 6.250 euro voor aj. 2020.
4. De verplichting om bedrijfsvoorheffing met betrekking tot de inkomsten uit de deeleconomie te storten wordt evenwel maar opgeheven vanaf 01.01.2019, en wordt bijgevolg in beginsel behouden voor het inkomstenjaar 2018 (3).
(3) Art. 4, 5 en 7, KB 03.07.2019 - art. 86, tweede lid en 87, 2°bis, KB/WIB 92.
5. De W 18.07.2018 die het stelsel van de deeleconomie wijzigde, werd pas op 26.07.2018 bekendgemaakt. De erkende platformen hebben daardoor voor een groot deel van de in 2018 betaalde vergoedingen voor prestaties verricht in het kader van de deeleconomie toch bedrijfsvoorheffing ingehouden.
6. Door die verplichting in beginsel te behouden voor het volledige inkomstenjaar 2018, is de bedrijfsvoorheffing die in 2018 werd ingehouden, vóór of na de bekendmaking van de W 18.07.2018, verrekenbaar met de personenbelasting (4).
(4) Artikel 272 en 296, WIB 92.
7. Voor de niet-inwoners die voor het inkomstenjaar 2018 een aangifte in de belasting van niet-inwoners, natuurlijke personen indienen, verloopt de verrekening en desgevallend de terugbetaling van de bedrijfsvoorheffing via die aangifte.
De niet-inwoners die geen dergelijke aangifte indienen, zullen de terugbetaling van de ingehouden bedrijfsvoorheffing moeten vragen via bezwaarschrift of vraag tot ambtshalve ontheffing.
8. De normale regels inzake aangifte en doorstorting van bedrijfsvoorheffing blijven dus behouden voor de in 2018 ingehouden bedrijfsvoorheffing.
9. Er zal evenwel niet worden opgetreden tegen platformen die vanaf de bekendmaking van de W 18.07.2018 (nl. 26.07.2019) geen bedrijfsvoorheffing meer hebben gestort met betrekking tot inkomsten uit de deeleconomie (5).
(5) Verslag aan de koning bij het KB 03.07.2019.
10. De erkende platformen moeten jaarlijks een fiche opmaken volgens de door de koning bepaalde modaliteiten (6).
(6) Art. 90, tweede lid, WIB 92.
11. De uitvoeringsbepalingen m.b.t. de jaarlijkse ficheverplichting waren gelinkt aan de verplichting inzake bedrijfsvoorheffing en ondergebracht in hoofdstuk II - Voorheffingen en verrekening van de voorheffingen van het KB/WIB 1992.
12. Omdat er geen bedrijfsvoorheffing meer verschuldigd is, worden de uitvoeringsbepalingen m.b.t. de jaarlijkse ficheverplichting daarvan losgekoppeld. Die verplichting is voortaan ondergebracht het hoofdstuk I – Grondslag en berekening van de belastingen van het KB/WIB 92, in de afdeling betreffende de voorwaarden tot toekenning en behoud van de erkenning van de elektronische platformen van de deeleconomie (7). De benaming van die afdeling werd tevens aangepast.
(7) Nieuw artikel 53/3, KB/WIB 92.
13. Ook de platformen waarvan de erkenning is ingetrokken in de loop van het jaar, moeten nog fiches indienen voor het inkomstenjaar waarin hun erkenning is ingetrokken (8).
(8) Art. 3, KB 03.07.2019 - art. 53/3, § 1, KB/WIB 92.
14. De nieuwe bepaling regelt de ficheverplichting reeds voor het inkomstenjaar 2018. Bijgevolg moeten ook de inkomsten uit de deeleconomie die in 2018 werden toegekend en waarvoor wordt aanvaard dat daarop geen bedrijfsvoorheffing werd gestort, toch op een fiche 281.29 worden vermeld.
15. Inhoudelijk ondergaat de fiche 281.29 ook enkele wijzigingen:
- De inkomsten uit onroerende goederen, uit roerende goederen en uit onderverhuring van onroerende goederen worden als inkomsten uit de deeleconomie beschouwd als die goederen worden gebruikt voor het verwerven van inkomsten uit de deeleconomie. Er moet op dat vlak dus geen onderscheid meer worden gemaakt naargelang de aard van de inkomsten.
- De verplichting om bedrijfsvoorheffing te vermelden verdwijnt.
De bedrijfsvoorheffing die sinds 01.01.2018 door de erkende platformen werd ingehouden moet wel nog op de fiche 281.29 voor het inkomstenjaar 2018 worden vermeld.
- Niet-inwoners die geen rijksregisternummer hebben, kunnen worden geïdentificeerd aan de hand van het bis-identificatienummer van de Kruispuntbank voor Sociale Zekerheid (9).
(9) Art. 3, KB 03.07.2019 – art. 53/3, § 1 KB/WIB 92.
16. De fiches moeten vóór 1 maart van het jaar na het inkomstenjaar langs elektronische weg worden ingediend bij de administratie en langs elektronische weg of op papier worden bezorgd aan de verkrijger van de inkomsten (10).
(10) Art. 3, KB 03.07.2019 – art. 53/3, § 2 KB/WIB 92.
17. Erkende platformen die in 2018 inkomsten uit de deeleconomie hebben betaald, konden de fiches voor die inkomsten uitzonderlijk nog indienen tot 14.08.2019 (11).
(11) Art. 3, KB 03.07.2019 – art. 53/3, § 3, tweede lid, KB/WIB 92.
Belastingplichtigen die deze fiche pas ontvangen nadat ze hun aangifte in de personenbelasting of de belasting van niet-inwoners, natuurlijke personen hebben ingediend, kunnen het bevoegde kantoor vragen om hun aangifte te corrigeren.
18. De erkenning kan worden ingetrokken wanneer de ficheverplichting tweemaal in een periode van drie jaar niet correct wordt nagekomen (12).
(12) Art. 2, 2°, KB 03.07.2019 – art. 53/2, § 2, eerste lid, KB/WIB 92.
19. In een overgangsperiode kan de erkenning ook worden ingetrokken wanneer een erkend platform zijn ficheverplichting niet nakomt binnen een periode van 3 jaar nadat het zijn verplichtingen inzake bedrijfsvoorheffing voor het inkomstenjaar 2017 niet vrijwillig heeft nagekomen (13).
(13) Art. 2, 3°, KB 03.07.2019 – art. 53/2, § 2, eerste lid, KB/WIB 92.
20. De erkenning kan eveneens worden ingetrokken op vraag van het platform zelf (14).
(14) Art. 2, 4°, KB 03.07.2019 – art. 53/2, § 2, tweede lid, KB/WIB 92.
21. Net als de erkenning gebeurt de intrekking van de erkenning bij koninklijk besluit dat ook uitdrukkelijk de datum vermeldt vanaf wanneer de erkenning wordt ingetrokken.
22. De bepalingen m.b.t. de inhouding van de bedrijfsvoorheffing zijn van toepassing op de vanaf 01.01.2019 betaalde of toegekende inkomsten (15).
(15) Art. 4, 5 en 7, tweede lid, KB 03.07.2019.
23. De bepalingen m.b.t. de ficheverplichting zijn van toepassing op de vanaf 01.01.2018 betaalde of toegekende inkomsten (16).
(16) Art. 3, 6 en 7, eerste lid, KB 03.07.2019.
24. De wijzigingen m.b.t. de procedure voor de erkenning en de intrekking van de erkenning van platformen treden in werking op 22.07.2019, de tiende dag na de bekendmaking van het besluit in het Belgisch staatsblad.
- KB van 03.07.2019 tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van de inkomsten uit de deeleconomie (Belgisch Staatsblad van 12.07.2019)
- Art. 53/2, 53/3, 86, 87 en 92/1, KB/WIB 92
Artikel 1. Het opschrift van hoofdstuk I, afdeling XVIII/1 van het KB/WIB 92, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 januari 2017, wordt vervangen als volgt:
"Afdeling XVIII/1 - Deeleconomie - Voorwaarden tot toekenning en behoud van de erkenning van elektronische platformen - Jaarlijks door de erkende elektronische platformen op te stellen document (Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 90, tweede lid)".
Art. 2. In artikel 53/2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 januari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, derde lid, 1°, worden in de bepaling onder e) de woorden "de in artikel 92/1 bedoelde document" vervangen door de woorden "het in artikel 53/3 bedoelde document";
2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "in artikel 90, § 1, eerste lid, vermelde verplichtingen" vervangen door de woorden "in artikel 53/3 vermelde verplichting;
3° paragraaf 2, eerste lid, wordt aangevuld met de woorden "of niet nakomt binnen een periode van drie jaar vanaf het jaar waarin hij zijn in artikel 90, § 1, eerste lid, verplichtingen met betrekking tot het inkomstenjaar 2017 niet vrijwillig is nagekomen.";
4° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende:
"De erkenning kan eveneens worden ingetrokken op vraag van de begunstigde van de erkenning.".
Art. 3. In hoofdstuk I, afdeling XVIII/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 januari 2017, wordt een artikel 53/3 ingevoegd, luidende:
"Art. 53/3. § 1. Bij het einde van elk jaar stelt de vennootschap of VZW waarbinnen een overeenkomstig de artikelen 53/1 en 53/2, § 1, erkend platform is ingericht, met inbegrip van de vennootschap of VZW waarbinnen een platform werd ingericht waarvan de erkenning overeenkomstig artikel 53/2, § 2, gedurende dat jaar werd ingetrokken, voor iedere verkrijger van in artikel 90, eerste lid, 1° bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde inkomsten een fiche op waarvan het model door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde wordt vastgesteld, en waarin de volgende gegevens worden vermeld:
1° de identiteit van de verkrijger van de inkomsten en zijn fiscaal nummer;
2° de datum van aanvang of van stopzetting van zijn activiteit;
3° de omschrijving van de door de verkrijger geleverde diensten;
4° het bruto bedrag van de vergoedingen als bedoeld in artikel 90, eerste lid, 1° bis, van het hiervoor vermelde Wetboek, desgevallend opgesplitst volgens de aard van de verrichte dienst;
5° desgevallend, het bedrag en de aard van eventuele ingehouden sommen, desgevallend opgesplitst volgens de aard van de verrichte dienst.
De verkrijger van de inkomsten wordt geïdentificeerd aan de hand van:
a) zijn fiscaal nummer, zijnde het rijksregisternummer van de verkrijger of, voor niet-inwoners die geen rijksregisternummer hebben, het bis-identificatienummer toegekend door de Kruispuntbank voor de Sociale Zekerheid;
b) wanneer de verkrijger niet over een fiscaal nummer beschikt, zijn geboortedatum, voornaam en naam en volledige adres.
Voor de in het eerste lid, 3°, bedoelde omschrijving van de geleverde diensten, worden één of meer omschrijvingen gebruikt die in een lijst zijn vermeld die door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde wordt vastgesteld.
§ 2. De in paragraaf 1 vermelde fiches worden vóór 1 maart van het jaar na het inkomstenjaar langs elektronische weg ingediend bij de administratie die instaat voor de vestiging van de inkomstenbelasting en langs elektronische weg of op papier bezorgd aan de verkrijger van de inkomsten.
§ 3. De in paragraaf 1 vermelde fiches voor het inkomstenjaar 2018 vermelden tevens het bedrag van de bedrijfsvoorheffing die overeenkomstig de artikelen 86, tweede lid en 87, 2° bis zoals ze bestonden vooraleer ze werden opgeheven bij het koninklijk besluit van [datum van dit besluit] en hoofstuk VII, afdeling 1/1 van de bijlage III bij dit besluit, zoals dat bestond vooraleer het werd vervangen bij het koninklijk besluit van 7 december 2018 werd ingehouden op de in paragraaf 1, eerste lid, 4°, bedoelde vergoedingen die voor dat inkomstenjaar werden betaald of toegekend.
In afwijking van paragraaf 2, kunnen de in het eerste lid vermelde fiches met betrekking tot de in artikel 90, eerste lid, 1° bis van het voormelde Wetboek vermelde inkomsten tot 14 augustus 2019 langs elektronische weg worden ingediend bij de administratie die instaat voor de vestiging van de inkomstenbelasting en langs elektronische weg of op papier worden bezorgd aan de verkrijger van de inkomsten.".
Art. 4. In artikel 86 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 januari 2017, wordt het tweede lid opgeheven.
Art. 5. In artikel 87 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 augustus 1993, 22 oktober 1993, 10 januari 1997, 20 mei 1997, 5 december 1997, 24 juni 1999, 14 april 2009, 4 maart 2013, 12 januari 2017 en 22 mei 2017, wordt de bepaling onder 2° bis opgeheven.
Art. 6. Artikel 92/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 januari 2017, wordt opgeheven.
Art. 7. De artikelen 3 en 6 zijn van toepassing op de inkomsten die worden betaald of toegekend vanaf 1 januari 2018.
De artikelen 4 en 5 zijn van toepassing op de inkomsten die worden betaald of toegekend vanaf 1 januari 2019.
Art. 8. De minister die bevoegd is voor Financiën, is belast met de uitvoering van dit besluit.
25. Na de wijzigingen door het KB 03.07.2019 luiden de betrokken bepalingen van het KB/WIB 92 als volgt. De wijzigingen zijn in vet weergegeven.
HOOFDSTUK I. Grondslag en berekening van de belastingen
Afdeling XVIII/1. - Deeleconomie - Voorwaarden tot toekenning en behoud van de erkenning van elektronische platformen - Jaarlijks door de erkende elektronische platformen op te stellen document (Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 90, tweede lid)
Artikel 53/2
§1. De in artikel 53/1, § 1, 1°, bedoelde vennootschap of VZW waarbinnen het elektronisch platform is ingericht, dient de aanvraag tot erkenning van het elektronisch platform in per brief of per e-mail gericht aan de voorzitter van de Federale Overheidsdienst Financiën, of aan de hand van het elektronische formulier dat op de webstek van de Federale Overheidsdienst Financiën beschikbaar is.
Het model van de aanvraag tot erkenning wordt vastgesteld door de leidinggevende ambtenaar van de administratie bevoegd voor de vestiging van de inkomstenbelastingen.
De aanvraag is enkel ontvankelijk wanneer :
1° de onderstaande documenten zijn toegevoegd:
a) een afschrift van de oprichtingsakte zoals die tot op de datum van de aanvraag is gewijzigd of een afschrift van de gecoördineerde statuten;
b) een document waaruit blijkt dat voldaan is aan de in artikel 53/1, § 1, 2°, bedoelde voorwaarde;
c) een afschrift van de inschrijving in het handelsregister volgens de eisen van de wetgeving van het land waar de vennootschap of de VZW gevestigd is;
d) een lijst met de namen van de bestuurders, de zaakvoerders en de personen die bevoegd zijn om de vennootschap of de VZW te verbinden;
e) een verklaring waarbij de vennootschap of de VZW de verbintenis aangaat om bij het einde van elk jaar voor elke dienstverrichter het in artikel 53/3 bedoelde document op te stellen en te bezorgen aan de betrokken dienstverrichter en aan de bevoegde administratie;
2° ze is ondertekend door een wettelijke of statutaire lasthebber van de vennootschap of de VZW.
§2. De erkenning wordt ingetrokken wanneer de begunstigde van de erkenning vrijwillig zijn in artikel 53/3 vermelde verplichting tweemaal niet nakomt binnen een periode van drie jaar te rekenen vanaf het jaar waarin de eerste tekortkoming plaats heeft gevonden of niet nakomt binnen een periode van drie jaar vanaf het jaar waarin hij zijn in artikel 90, § 1, eerste lid, verplichtingen met betrekking tot het inkomstenjaar 2017 niet vrijwillig is nagekomen.
De intrekking wordt bekendgemaakt op de webstek van de FOD Financiën. Ze heeft uitwerking vanaf de dertigste dag na haar bekendmaking.
De erkenning kan eveneens worden ingetrokken op vraag van de begunstigde van de erkenning.
§3. Een lijst van de erkende platformen wordt bijgehouden op de webstek van de FOD Financiën.
Artikel 53/3
§1. Bij het einde van elk jaar stelt de vennootschap of VZW waarbinnen een overeenkomstig de artikelen 53/1 en 53/2, § 1, erkend platform is ingericht, met inbegrip van de vennootschap of VZW waarbinnen een platform werd ingericht waarvan de erkenning overeenkomstig artikel 53/2, § 2, gedurende dat jaar werd ingetrokken, voor iedere verkrijger van in artikel 90, eerste lid, 1° bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde inkomsten een fiche op waarvan het model door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde wordt vastgesteld, en waarin de volgende gegevens worden vermeld:
1° de identiteit van de verkrijger van de inkomsten en zijn fiscaal nummer;
2° de datum van aanvang of van stopzetting van zijn activiteit;
3° de omschrijving van de door de verkrijger geleverde diensten;
4° het bruto bedrag van de vergoedingen als bedoeld in artikel 90, eerste lid, 1° bis, van het hiervoor vermelde Wetboek, desgevallend opgesplitst volgens de aard van de verrichte dienst;
5° desgevallend, het bedrag en de aard van eventuele ingehouden sommen, desgevallend opgesplitst volgens de aard van de verrichte dienst.
De verkrijger van de inkomsten wordt geïdentificeerd aan de hand van:
a) zijn fiscaal nummer, zijnde het rijksregisternummer van de verkrijger of, voor niet-inwoners die geen rijksregisternummer hebben, het bis-identificatienummer toegekend door de Kruispuntbank voor de Sociale Zekerheid;
b) wanneer de verkrijger niet over een fiscaal nummer beschikt, zijn geboortedatum, voornaam en naam en volledige adres.
Voor de in het eerste lid, 3°, bedoelde omschrijving van de geleverde diensten, worden één of meer omschrijvingen gebruikt die in een lijst zijn vermeld die door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde wordt vastgesteld.
§2. De in paragraaf 1 vermelde fiches worden vóór 1 maart van het jaar na het inkomstenjaar langs elektronische weg ingediend bij de administratie die instaat voor de vestiging van de inkomstenbelasting en langs elektronische weg of op papier bezorgd aan de verkrijger van de inkomsten.
§3. De in paragraaf 1 vermelde fiches voor het inkomstenjaar 2018 vermelden tevens het bedrag van de bedrijfsvoorheffing die overeenkomstig de artikelen 86, tweede lid en 87, 2° bis zoals ze bestonden vooraleer ze werden opgeheven bij het koninklijk besluit van [datum van dit besluit] en hoofstuk VII, afdeling 1/1 van de bijlage III bij dit besluit, zoals dat bestond vooraleer het werd vervangen bij het koninklijk besluit van 7 december 2018 werd ingehouden op de in paragraaf 1, eerste lid, 4°, bedoelde vergoedingen die voor dat inkomstenjaar werden betaald of toegekend.
In afwijking van paragraaf 2, kunnen de in het eerste lid vermelde fiches met betrekking tot de in artikel 90, eerste lid, 1° bis van het voormelde Wetboek vermelde inkomsten tot 14 augustus 2019 langs elektronische weg worden ingediend bij de administratie die instaat voor de vestiging van de inkomstenbelasting en langs elektronische weg of op papier worden bezorgd aan de verkrijger van de inkomsten.
HOOFDSTUK II. Voorheffingen en verrekening van voorheffingen.
Afdeling II.-Bedrijfsvoorheffing.
Artikel 86
Natuurlijke en rechtspersonen, zomede alle personen die geheel of ten dele, uit welken hoofde ook, de leiding of het beheer van vennootschappen, verenigingen, instellingen of lichamen zonder rechtspersoonlijkheid waarnemen, moetende bedrijfsvoorheffing die aan de bron verschuldigd is op de door hen betaalde of toegekende en in artikel 87 vermelde inkomsten, in de Schatkist storten.
(…) (opgeheven)
Artikel 87
Behoudens de door de wet en door internationale overeenkomsten bepaalde vrijstellingen, is de bedrijfsvoorheffing aan de bron verschuldigd op:
…
2°bis (...) (opgeheven)
…
Artikel 92/1
(…) (opgeheven)
Bron: Fisconetplus