Circulaire 2020/C/61 over de mobiliteitsvergoeding en de gevolgen van het arrest van het Grondwettelijk Hof

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 28/04/2020 de circulaire 2020/C/61.

Deze circulaire bespreekt de gevolgen van het arrest van het Grondwettelijk Hof van 23.01.2020 op de mobiliteitsvergoeding.


Inhoudstafel

I. Mobiliteitsvergoeding
II. Arrest Grondwettelijk Hof
III. Gevolgen


I. Mobiliteitsvergoeding

1. Om op korte termijn iets te doen aan de prominente rol van de bedrijfswagen in de fileproblematiek in België, moest er een alternatief geboden worden, dat op het vlak van de verloning concurrentieel kan zijn met de bedrijfswagen. Alleen zo'n alternatief kan ervoor zorgen dat werknemers vrijwillig hun bedrijfswagen inruilen ten voordele van andere, meer duurzame, vervoersmiddelen.


2. Een dergelijk alternatief is de mobiliteitsvergoeding geworden, zoals uitgewerkt in de wet van 30.03.2018 betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding (BS 07.05.2018), en de wet van 17.03.2019 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de mobiliteitsvergoeding (BS 29.03.2019, Ed. 1 – erratum BS 29.04.2019, Ed. 1) (1).

(1) Hierna W 30.03.2018.


3. De W 30.03.2018 biedt de mogelijkheid voor werknemers die over een bedrijfswagen beschikken, of die in aanmerking komen voor een bedrijfswagen, om, onder welbepaalde voorwaarden, die bedrijfswagen om te ruilen voor een mobiliteitsvergoeding die hetzelfde fiscaal en sociaal statuut kent als de bedrijfswagen.


II. Arrest Grondwettelijk Hof

4. Met het arrest nr. 11/2020 van 23.01.2020 vernietigt het Grondwettelijk Hof de W 30.03.2018, maar handhaaft evenwel de gevolgen van de vernietigde wet totdat, in voorkomend geval, nieuwe wetsbepalingen in werking treden en uiterlijk tot en met 31.12.2020.


5. De administratie heeft op dit ogenblik evenwel geen zicht op een mogelijke aanpassing van de wetgeving.


III. Gevolgen

6. Wanneer er ter zake geen nieuwe wetsbepalingen in werking treden, betekent dit concreet het volgende.

  • Vanaf de bekendmaking van voormeld arrest van het Grondwettelijk Hof in het Belgisch Staatsblad, namelijk vanaf 24.02.2020:
    • mag een werkgever geen mobiliteitsvergoeding meer invoeren,
    • mag een werknemer geen aanvraag meer richten aan zijn werkgever voor een mobiliteitsvergoeding,
    • mag een werkgever geen positieve beslissing meer geven op een eerdere aanvraag van de werknemer voor een mobiliteitsvergoeding.


Indien het voorgaande niet wordt nageleefd, en de werkgever betaalt alsnog een mobiliteitsvergoeding in uitvoering van een vanaf 24.02.2020 genomen positieve beslissing op een aanvraag van een werknemer voor een mobiliteitsvergoeding, dan maakt die mobiliteitsvergoeding bij de werknemer een gewone bezoldiging uit.


  • De gevolgen van de vernietigde W 30.03.2018 blijven wel gehandhaafd tot en met 31.12.2020 voor mobiliteitsvergoedingen die een werkgever betaalt in uitvoering van een vóór 24.02.2020 genomen positieve beslissing op een aanvraag van een werknemer voor een mobiliteitsvergoeding.

Dat wil zeggen dat de bepalingen van de vernietigde W 30.03.2018 tot en met 31.12.2020 alsnog van toepassing zullen zijn op die mobiliteitsvergoedingen.


Vanaf 01.01.2021 maken die mobiliteitsvergoedingen bij de werknemer eveneens een gewone bezoldiging uit.


  • Wie wil overstappen van een mobiliteitsvergoeding naar een mobiliteitsbudget (op voorwaarde uiteraard dat de werkgever dit ook aanbiedt) moet die overstap uiterlijk op 31.12.2020 maken. Een dergelijke overstap vanaf 01.01.2021 is niet meer mogelijk.


7. Het voormelde arrest van het Grondwettelijk Hof heeft geen gevolgen voor de wet van 17.03.2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget (BS 29.03.2019, Ed. 1).


Bron: Fisconetplus

Mots clés