De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 23/02/2021 de Circulaire 2021/C/16.
Eerste commentaar over het nieuwe fiscale regime van de deeleconomie.
I. Inleiding
II. Nieuw regime
III. Bedrijfsvoorheffing
IV. Inwerkingtreding
V. Wetgeving
1. Met de wet van 18.07.2018 (1) en de wet van 30.10.2018 (2) heeft de wetgever het fiscale regime van het belastingvrij bijklussen, dat bestond uit de inkomsten uit de deeleconomie, het verenigingswerk en de occasionele diensten tussen burgers, aangenomen. Het fiscale regime van de deeleconomie werd omgevormd van een stelsel van afzonderlijke belastingheffing naar een belastingvrij stelsel.
(1) W 18.07.2018 betreffende de economische relance en versterking van de sociale cohesie (BS 26.07.2018).
(2) W 30.10.2018 tot wijziging van de wet van 18.07.2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie en van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (BS 12.11.2018).
2. Met het arrest nr. 53/2020 van 23.04.2020 heeft het Grondwettelijk Hof het belastingvrij bijklussen vernietigd maar heeft de gevolgen van de vernietigde bepalingen gehandhaafd voor de activiteiten die tot en met 31.12.2020 worden geleverd (3).
3. Met de wet van 20.12.2020 (4) en de wet van 24.12.2020 (5) voert de wetgever opnieuw een fiscaal regime voor de deeleconomie in dat is gebaseerd op een afzonderlijke belastingheffing. Het nieuwe regime is hoofdzakelijk gebaseerd op het oude, in 2016 ingevoerde systeem, met heropname van bepaalde aanpassingen die door de vernietigde wettelijke bepalingen werden aangebracht.
(4) W 20.12.2020 houdende dringende fiscale en fraudebestrijding bepalingen (BS 30.12.2020 – Ed. 2), hierna W 20.12.2020.
(5) W 24.12.2020 betreffende het verenigingswerk (BS 31.12.2020), hierna W 24.12.2020.
4. Inkomsten uit de deeleconomie zijn winst of baten, die voortkomen uit diensten, andere dan diensten die uitsluitend (6) inkomsten genereren die overeenkomstig de artikelen 7, 17 of 90, 1ste lid, 5°, WIB 92, aan de belasting worden onderworpen, die door de belastingplichtige zelf worden verleend aan derden, buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid, wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
- de diensten worden uitsluitend verleend aan natuurlijke personen die niet handelen in het kader van hun beroepswerkzaamheid
- de diensten worden uitsluitend verleend in het kader van overeenkomsten die tot stand zijn gebracht door tussenkomst van een erkend elektronisch platform (7)
- de vergoedingen met betrekking tot de diensten worden enkel door het voormelde platform of door tussenkomst van dat platform aan de dienstverrichter betaald of toegekend.
(6) Art. 90, 1ste lid, 1°bis, WIB 92, zoals gewijzigd door art. 12, 1°, W 20.12.2020.
(7) De woorden 'of een elektronisch platform dat door een overheid wordt georganiseerd' werden opgeheven (art. 61, 1ste lid, 2°, W 24.12.2020).
5. De inkomsten van onroerende goederen, de in artikel 17, § 1, 3° en 5°, WIB 92, bedoelde inkomsten van roerende goederen en de in artikel 90, 1ste lid, 5°, WIB 92, bedoelde inkomsten uit onderverhuring van onroerende goederen worden als winst of baten uit de deeleconomie aangemerkt, in de mate dat die goederen door de verkrijger van die inkomsten worden gebruikt voor het verwerven van de voormelde inkomsten (8).
(8) Art. 90, 3de lid, WIB 92, zoals gewijzigd door art. 12, 2°, W 20.12.2020.
6. De inkomsten uit de deeleconomie worden in principe als diverse inkomsten aangemerkt. Tenzij de globalisatie voordeliger is voor de belastingplichtige, zijn deze inkomsten afzonderlijk belastbaar tegen een tarief van 20 % (9).
(9) Art. 171, 3°bis, zoals gewijzigd door art. 64, W 24.12.2020.
7. De inkomsten uit de deeleconomie worden evenwel, behoudens tegenbewijs, als beroepsinkomsten aangemerkt wanneer het totale bruto bedrag van de inkomsten uit de deeleconomie en het verenigingswerk samen (met inbegrip van de inkomsten die bij toepassing van artikel 37bis, § 2, 1ste lid, WIB 92, als beroepsinkomsten worden aangemerkt), in het kalenderjaar of in het vorige kalenderjaar meer bedraagt dan 3.830 euro (basisbedrag) (10) (11).
(10) Art. 37bis, § 2, 2de lid, WIB 92, zoals gewijzigd door art. 60, W 24.12.2020.
(11) Het geïndexeerde bedrag voor het inkomstenjaar 2021 (aanslagjaar 2022) bedraagt 6.390 euro.
Voor de eventuele herkwalificatie van de inkomsten uit de deeleconomie voor het inkomstenjaar 2021, worden de in het kalenderjaar 2020 behaalde inkomsten uit occasionele diensten tussen burgers als bedoeld in artikel 90, 1ste lid, 1°ter, WIB 92, zoals het voor het kalenderjaar 2020 van toepassing was, in rekening gebracht om te bepalen of de jaargrens voor 2020 wordt overschreden (12).
(12) Art. 67, W 24.12.2020.
8. De regels voor de vaststelling van het bedrag van het belastbaar inkomen worden heringevoerd. Het gaat onder meer om de forfaitaire kostenaftrek van 50 %.
De inkomsten uit de deeleconomie zijn netto-inkomsten, namelijk het brutobedrag verminderd met 50 % forfaitaire kosten.
Het brutobedrag omvat het bedrag dat door of door tussenkomst van het platform daadwerkelijk is betaald of toegekend, verhoogd met alle sommen die door het platform of door tussenkomst van het platform zijn ingehouden (13).
(13) Art. 97/1, WIB 92, zoals vervangen door art. 13, W. 20.12.2020.
9. Daarnaast wordt de bepaling omtrent de verliescompensatie van de verschillende soorten inkomsten uit het bijklussen opgeheven (14).
(14) Art. 102ter, WIB 92, zoals opgeheven door art. 14, W. 20.12.2020.
10. De erkende elektronische platformen moeten opnieuw bedrijfsvoorheffing op de inkomsten uit de deeleconomie vanaf 01.02.2021 inhouden (15).
(15) Art. 86, laatste lid en 87, 2°bis, KB/WIB 92.
11. Deze bedrijfsvoorheffing bedraagt 10,7 % van het brutobedrag, d.w.z. het bedrag dat door het platform of door tussenkomst van het platform daadwerkelijk is betaald of toegekend, verhoogd met alle sommen die door het platform of door tussenkomst van het platform zijn ingehouden (16).
(16) Punt 7.1./1, bijlage III, KB/WIB 92.
12. Het nieuwe stelsel treedt in werking op 01.01.2021. Het is van toepassing op de inkomsten die worden betaald of toegekend vanaf 01.01.2021 (17).
(17) Art. 18, W 20.12.2020.
13. Op de inkomsten als bedoeld in artikel 90, 1ste lid, 1°bis, WIB 92, die worden betaald of toegekend vanaf 01.01.2021 voor diensten die vóór die datum zijn geleverd, zijn dezelfde bepalingen van toepassing als op de inkomsten die vanaf 01.01.2021 worden betaald of toegekend en betrekking hebben op diensten die vanaf diezelfde datum zijn geleverd (18).
(18) Art. 17, W 20.12.2020.
14. De reglementaire bepalingen inzake bedrijfsvoorheffing treden in werking op 01.02.2021 en zijn van toepassing op de inkomsten die vanaf diezelfde datum worden betaald of toegekend (19).
(19) KB van 26.01.2021 tot wijziging van het KB/WIB 92 met het oog op de herinvoering van de verplichting om bedrijfsvoorheffing in te houden op de inkomsten uit de deeleconomie (BS 29.01.2021) en KB van 26.01.2021 tot wijziging van de bijlage III van het KB/WIB 92 op het stuk van de inkomsten uit de deeleconomie (BS 29.01.2021).
- Artikelen 12 tot 15, 17 en 18 van de wet van 20.12.2020 houdende dringende diverse fiscale en fraudebestrijding bepalingen (BS 30.12.2020 – Ed. 2).
- Artikelen 60, 61, 2°, 63, 64, 65,1°, 67 en 72 van de wet van 24.12.2020 betreffende het verenigingswerk (BS 31.12.2020).
- Artikelen 90, 1ste lid, 1°bis en 3de lid, 97/1, 37bis, § 2, 102ter, 171, 3°bis, 228, § 2, WIB 92.
- Artikelen 86, 2de lid en 87, 2°bis, KB/WIB 92.
- Punt 7.1./1, bijlage III, KB/WIB 92.
Bron: Fisconetplus