Circulaire 2021/C/36 over de verlaagde aanslagvoet van de RV op dividenden van 'VVPR-bis' aandelen in geval van interimdividend of tussentijds dividend

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Vennootschapsbelasting publiceerde op 23/04/2021 de circulaire 2021/C/36

Deze circulaire bespreekt de toepassing van de verlaagde aanslagvoet van de RV op dividenden van 'VVPR-bis' aandelen in geval van toekenning van een interimdividend of een tussentijds dividend.


Inhoudstafel

I. Inleiding
II. Wettelijke bepaling
III. Begrippen 'interimdividend' en 'tussentijds dividend'

1. Interimdividend
2. Tussentijds dividend

IV. Behandeling van interimdividend en tussentijds dividend voor de toepassing van de 'VVPR-bis' regeling
V. Voorbeeld


I. INLEIDING

1. Deze circulaire bespreekt de toepassing van de verlaagde aanslagvoet in de roerende voorheffing (RV) op dividenden van de zogenaamde 'VVPR-bis' aandelen zoals bedoeld in art. 269, § 2, WIB 92 (1), ter aanvulling van de circ. van 24.02.2014 (2).

(1) Zoals ingevoegd door art. 5, b en art. 7, tweede lid, van de programmawet van 28.06.2013 (BS 01.07.2013). Zie Parl. St., Kamer, zitting 2012-2013, DOC 53 2853/001, blz. 1-13.
(2) Circ. van 24.02.2014, ref. AGFisc Nr. 9/2014, Ci.RH.233/629.197.

Meer bepaald brengt ze verduidelijking over het tijdperk waarop het dividend betrekking heeft in geval van toekenning of betaalbaarstelling van een interimdividend of een tussentijds dividend, rekening houdende met art. 269, § 2, eerste lid, 7° en tweede lid, WIB 92.


II. WETTELIJKE BEPALING

2. Hierna is art. 269, § 2, WIB 92, opgenomen met nadruk op de vetgedrukte delen: eerste lid, 7° en tweede lid.

Art. 269.

'§ 2. In afwijking van § 1, 1°, wordt het tarief van de roerende voorheffing op de dividenden, met uitzondering van de in artikel 18, eerste lid, 2°ter, en 3°, bedoelde dividenden, verlaagd in zoverre dat:

1° de vennootschap die deze dividenden uitkeert, een vennootschap is die op grond van de voorwaarden vermeld in artikel 1:24, §§1 tot 6, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, als kleine vennootschap wordt aangemerkt voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbare tijdperk waarin de kapitaalinbreng is gedaan;

2° die dividenden voortkomen uit nieuwe aandelen op naam;

3° die aandelen verworven zijn met nieuwe inbrengen in geld;

4° deze inbrengen in geld niet voortkomen uit de verdeling van belaste reserves die overeenkomstig artikel 537, eerste lid, worden onderworpen aan een verlaagde roerende voorheffing zoals bedoeld in datzelfde lid;

5° deze inbrengen zijn gedaan vanaf 1 juli 2013;

6° de belastingplichtige deze aandelen op naam ononderbroken in volle eigendom heeft behouden vanaf de kapitaalinbreng;

7° deze dividenden zijn verleend of toegekend uit de winstverdeling voor het tweede boekjaar of volgende na dat van de inbreng.

De roerende voorheffing bedraagt:

1° 20 % voor de dividenden verleend of toegekend uit de winstverdeling van het tweede boekjaar na dat van de inbreng;

2° 15 % voor de dividenden verleend of toegekend uit de winstverdeling voor het derde boekjaar en volgende na dat van de inbreng.

(..)

De overdracht, in rechte lijn of tussen echtgenoten, van de aandelen ingevolge een erfopvolging of schenking wordt geacht niet te hebben plaatsgehad voor de toepassing van de in het eerste lid, 6°, vermelde voorwaarde inzake het ononderbroken behoud.

De overdracht, in rechte lijn of tussen echtgenoten, van de aandelen wordt evenmin geacht te hebben plaatsgehad voor de toepassing van de voorwaarde van volle eigendom wanneer die overdracht het gevolg is van:

1) een wettelijke erfopvolging of een erfopvolging op een wijze die gelijkaardig is aan de wettelijke erfvolging;

2) een ascendentenverdeling die geen afbreuk doet aan het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot.

De erfgenamen of begiftigden nemen de plaats in van de belastingplichtige inzake de voordelen en verplichtingen van de maatregel.

De omruiling van aandelen ingevolge verrichtingen als vermeld in artikel 45 of de vervreemding of verkrijging van aandelen ingevolge belastingneutrale verrichtingen als vermeld in de artikelen 46, § 1, eerste lid, 2°, 211, 214, § 1, en 231, §§ 2 en 3, worden geacht niet te hebben plaatsgevonden voor de toepassing van het eerste lid, 6°.

De verhogingen van het kapitaal die tot stand komen na een vermindering van het kapitaal georganiseerd vanaf 1 mei 2013 komen niet in aanmerking voor het toekennen van het verlaagd tarief, behalve in de mate waarin de verhoging van het kapitaal de vermindering overstijgt (…).

De sommen die voortkomen uit een vanaf 1 mei 2013 georganiseerde vermindering van het kapitaal van een vennootschap verbonden of geassocieerd met een persoon in de zin van de artikelen 1:20 en 1:21 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, en die door deze persoon worden geïnvesteerd in een verhoging van het kapitaal van een andere vennootschap kunnen niet genieten van het voormeld verlaagd tarief.

Voor de toepassing van het vorig lid wordt onder 'persoon' ook begrepen zijn echtgenoot, zijn ouders en zijn kinderen wanneer deze persoon of zijn echtgenoot het wettelijk genot van hun inkomsten hebben.

Als de vennootschap, die haar kapitaal verhoogd heeft in het kader van deze maatregel, later overgaat tot verminderingen van dat kapitaal, zullen deze verminderingen prioritair worden afgehouden van de nieuwe kapitalen.

De onderschreven sommen betreffende de verhoging van het kapitaal moeten volledig volstort zijn en er mogen bij die gelegenheid geen preferente aandelen worden gecreëerd.'


III. BEGRIPPEN 'INTERIMDIVIDEND' EN 'TUSSENTIJDS DIVIDEND'

3. Die begrippen worden besproken door de Commissie voor boekhoudkundige normen (CBN) in haar advies CBN 2021/02 van 09.12.2020 (3), waarnaar wordt verwezen voor de boekingen van de verrichtingen bij de uitkering van een interimdividend of van een tussentijds dividend.

(3) Zie CBN-advies 2021/02 van 09.12.2020 over ‘Winstverdeling binnen de NV’.


1. Interimdividend

4. Een interimdividend is bedoeld om de winst van het lopende boekjaar, verrekend met het overgedragen resultaat, uit te keren.

Voor naamloze vennootschappen (NV) wordt de mogelijkheid om een interimdividend uit te keren voorzien in art. 7:213 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) (4).

(4) Voorheen art. 618 van het Wetboek van Vennootschappen (W.Venn.).

5. Volgens art. 7:213, WVV, kunnen de statuten aan het bestuursorgaan de bevoegdheid verlenen om uit het resultaat van het boekjaar een interimdividend uit te keren.

Deze uitkering mag alleen gebeuren uit de winst van het lopende boekjaar of uit de winst van het voorgaande boekjaar zolang de jaarrekening van dat boekjaar nog niet is goedgekeurd, in voorkomend geval verminderd met het overgedragen verlies of vermeerderd met de overgedragen winst, zonder onttrekking aan de bestaande reserves en rekening houdend met de reserves die volgens een wettelijke of statutaire bepaling moeten worden gevormd.

Daarenboven mag tot deze uitkering slechts worden overgegaan nadat het bestuursorgaan aan de hand van een staat van activa en passiva die de commissaris beoordeelt, heeft vastgesteld dat de winst, bepaald overeenkomstig het tweede lid, volstaat om een interimdividend uit te keren.

Het beoordelingsverslag van de commissaris wordt gevoegd bij zijn controleverslag.

Het besluit van het bestuursorgaan om een interimdividend uit te keren, mag niet later worden genomen dan twee maanden na de dag waarop de staat van activa en passiva is afgesloten.

Indien het interimdividend het bedrag te boven gaat van het later door de algemene vergadering vastgestelde jaardividend, wordt het meerdere beschouwd als een voorschot op het volgende dividend.

6. Onder het WVV is het voortaan ook voor andere vennootschapsvormen dan de NV en de commanditaire vennootschap op aandelen (5) mogelijk om een interimdividend toe te kennen. Dit geldt voor de besloten vennootschappen (BV ; zie art. 5:141, WVV) en voor de coöperatieve vennootschappen (CV ; zie art. 6:114, WVV).

(5) De commanditaire vennootschap op aandelen (CVA) is een vennootschapsvorm die bestond onder het Wetboek van vennootschappen (zie art. 654 tot 660, W.Venn.) maar die afgeschaft werd met de inwerkingtreding van de WVV.

Sinds 01.05.2019 is het niet meer mogelijk een CVA op te richten.

CVA's die tegen 01.01.2024 nog geen nieuwe rechtsvorm hebben aangenomen, zullen van rechtswege worden omgezet in een NV met één enige bestuurder (zie art. 41, §2, Wet 23.03.2019 tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen).


2. Tussentijds dividend

7. De algemene vergadering kan op elk ogenblik van het boekjaar beslissen om aan de aandeelhouders een dividend uit te keren door onttrekking aan de beschikbare reserves en uit de overgedragen winst (6), binnen de grenzen inzake uitkeerbare winsten zoals voor de NV onder meer voorzien in art. 7:212, WVV (7).

(6) Zie arrest van het Hof van Cassatie van 23.01.2003 en Parl. St. betreffende de W 23.03.2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen, Kamer, 2017-2018, DOC 54 3119/001, blz. 269.

(7) Voorheen art. 617, W.Venn.

Onder het nieuw art. 7:212, WVV, gaat het over de “nettoactieftest” (zie CBN-Advies 2021/02 van 09.12.2020, titel II, nrs. 4 t.e.m. 7).

8. Tussentijdse dividenden worden bepaald op basis van de uitkeerbare winsten zoals blijkt uit de laatst goedgekeurde jaarrekening, met uitsluiting van enige onttrekking uit de winst van het lopende boekjaar (8).

(8) Zie CBN-advies 2021/02 van 09.12.2020, nr. 9.


IV. BEHANDELING VAN INTERIMDIVIDEND EN TUSSENTIJDS DIVIDEND VOOR DE TOEPASSING VAN DE 'VVPR-BIS' REGELING

9. Uit het antwoord op de parlementaire vraag nr. 17.946 van Luk Van Biesen (9) blijkt dat de verlaagde aanslagvoet inzake RV van 15 % (of 20 %) slechts van toepassing is op dividenden die verleend of toegekend zijn uit de winstverdeling van het derde boekjaar en volgende (of tweede boekjaar) na dat van de inbreng van nieuw kapitaal waaruit de dividenden voortkomen. De wettelijke bepalingen schrijven niet voor op welke wijze de winstverdeling moet gebeuren, al dan niet door de algemene vergadering, of wat de oorsprong van de dividenden moet zijn, al dan niet de winst van het lopende boekjaar of vorige boekjaren.

(9) Parlementaire vraag nr. 17.946 van Luk Van Biesen over 'de uitkering van dividenden', Kamer, 2016-2017, Integraal Verslag, CRIV 54 COM 659, 10.05.2017, blz. 15.

10. De uitkering van een interimdividend mag alleen gebeuren op de winst van het lopende boekjaar, in voorkomend geval verminderd met het overgedragen verlies of vermeerderd met de overgedragen winst, zonder onttrekking aan de bestaande reserves en rekening houdend met de reserves die volgens een wettelijke of statutaire bepaling moeten worden gevormd.

Aangezien dit interimdividend een voorschot is op de dividenduitkering per einde boekjaar, wordt deze in de winstverdeling van het lopende boekjaar opgenomen.

11. Bij een tussentijds dividend beslist de algemene vergadering om aan de aandeelhouders een dividend uit te keren dat aan de beschikbare reserves en de overgedragen winst, zoals die blijken uit de laatste goedgekeurde jaarrekening, is onttrokken. Er is geen onttrekking uit de winst van het lopende boekjaar.

Het tussentijdse dividend wordt wel in de winstverdeling van het lopende boekjaar opgenomen.

12. Een interimdividend en een tussentijds dividend hebben een verschillende oorsprong maar ze worden beide in de winstverdeling van het lopende boekjaar opgenomen.


V. VOORBEELD

13. Gesteld een vennootschap opgericht in november 2015, met als afsluiting van het eerste boekjaar: 31.12.2016. De aandelen beantwoorden aan de voorwaarden zoals voorzien in art. 269, § 2, WIB 92.


Uitkering van een interimdividend op 30.11.2019

14. De uitkering van het interimdividend gebeurt uit de winst van het lopende boekjaar, dus het boekjaar 2019. Het interimdividend is een voorschot op het deel van de winst van het boekjaar dat door de algemene vergadering zal worden toegewezen aan de vergoeding van het kapitaal en maakt dus deel uit van de winstverdeling van het boekjaar 2019.

Het interimdividend zal aldus aan de aanslagvoet van de RV van 15 % onderworpen worden, want het is toegekend uit de winstuitkering van het derde boekjaar (2019) na het boekjaar van de inbreng (november 2015 - 31.12.2016).


Uitkering van een tussentijds dividend op 30.11.2019

15. Het tussentijds dividend is onttrokken aan de beschikbare reserves zoals die blijken uit het laatste afgesloten boekjaar, dus hier het boekjaar dat is afgesloten op 31.12.2018. Dit tussentijds dividend zal deel uitmaken van de winstverdeling van het boekjaar 2019 als vergoeding van het kapitaal door middel van een onttrekking uit de reserves.

Het wordt onderworpen aan de aanslagvoet van de RV van 15 % RV want het wordt toegekend uit de winstverdeling van 2019, zijnde het derde boekjaar na dat van de inbreng (november 2015 - 31.12.2016).


NAMENS DE MINISTER:
Voor de Administrateur-generaal van de Fiscaliteit,

Danny DELVAUX
Adviseur-generaal


Bron: Fisconetplus

Mots clés

Articles recommandés

Fiscale behandeling van roerende inkomsten: een onrechtvaardige belasting? Analyse en oplossingen

Circulaire 2024/C/64 over de vrijstelling van de pensioenbonus

VVPRbis: vanaf wanneer kan ik mijn fiscaal voordeel verzilveren?