De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 18/05/2021 de Circulaire 2021/C/44 – FAQ betreffende de deeleconomie.
1. Wat is deeleconomie?
2. Heeft de deeleconomie een eigen belastingregeling?
3. Garandeert de erkenning van een elektronisch platform de toepassing van het gunstig belastingstelsel voor particulieren die het elektronische platform gebruiken om hun diensten aan te bieden?
4. Is de nieuwe belastingregeling ook van toepassing voor de inkomsten uit de loutere verhuur van onroerende of roerende goederen?
5. Welke inkomsten worden beoogd?
6. Wat is het belastbaar bedrag?
7. Hoe worden deze inkomsten belast?
8. Wat met de bedrijfsvoorheffing?
9. Wat als de inkomsten zowel voortkomen uit diensten als uit de verhuur van roerende of onroerende goederen?
10. Vanaf welk bedrag maken de inkomsten uit de deeleconomie bedoeld in artikel 90, eerste lid, 1°bis, WIB 92, beroepsinkomsten uit?
11. In welke gevallen maken de inkomsten uit de deeleconomie bedoeld in artikel 90, eerste lid, 1°bis, WIB 92, voor een bepaald inkomstenjaar beroepsinkomsten uit?
12. Welke inkomsten uit de deeleconomie worden in rekening gebracht voor de grens van 3.830 euro (te indexeren basisbedrag)? Gaat het om een bruto- of nettobedrag?
13. Hoe wordt de grens van 3.830 euro (te indexeren basisbedrag) berekend? Per platform?
14. Maken de inkomsten uit de deeleconomie automatisch beroepsinkomsten uit wanneer de grens van 3.830 euro (te indexeren basisbedrag) wordt overschreden?
15. Wat als de diensten verleend via het platform nauw verbonden zijn met de activiteit die de belastingplichtige uitoefent als zelfstandige of met de activiteit van de vennootschap waarvan hij bedrijfsleider is?
16. Wat als de diensten verleend via het platform nauw verbonden zijn met de activiteit die de belastingplichtige uitoefent als bezoldigde?
17. Hoe worden de inkomsten uit de deeleconomie belast wanneer die inkomsten beroepsinkomsten uitmaken?
Bij deeleconomie gaat het om een model waarin gebruik doorweegt op eigendom. Het is gebaseerd op het ruilen en delen van ruimtes, goederen, werktuigen, geld, kennis en diensten.
Haar ontwikkeling steunt op de opmars van de communicatie- en ruilnetwerken, die doorgaans via het internet functioneren.
Wat de betrekkingen tussen particulieren betreft, komen de volgende sectoren het sterkst op:
- het verhuren, lenen en ruilen van onroerende goederen
- de huisvesting
- het verhuren, lenen en ruilen van roerende goederen
- de uitwisseling van diensten
- de verkoop van voorwerpen, tweedehandskleren, maaltijden.
Opgelet: niet alle inkomsten uit deze sectoren vallen binnen de specifieke belastingregeling voor de deeleconomie (zie FAQ 2). Op de inkomsten die niet binnen die regeling vallen, blijven de gewone regels van toepassing.
Ja. Als gevolg van de vernietiging van de regeling voor 'het belastingvrij bijklussen' door het Grondwettelijk Hof, heeft de wet van 20.12.2020 houdende dringende fiscale en fraudebestrijding bepalingen opnieuw een specifieke belastingregeling in het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ingevoerd voor de diensten (en dus niet voor de verkoop van goederen) die een particulier, die niet in het kader van zijn beroepswerkzaamheid handelt, aan een andere particulier levert door tussenkomst van een erkend elektronisch platform.
Het mag in geen geval gaan om bijvoorbeeld een beroepsbeoefenaar die een dienst levert aan zijn eigen klanten.
Dat nieuwe belastingstelsel beoogt immers diensten die in het kader van de deeleconomie worden geleverd in een relatie tussen gelijkwaardige partijen, buiten elke beroepsactiviteit.
In dat verband moet het gaan om een particulier-opdrachtgever die zich richt tot een erkend elektronisch platform om van een andere particulier-dienstverrichter een bepaalde dienst te verkrijgen, die via het platform wordt aangeboden, waarvoor wederzijds een prijs werd aanvaard, die ook via het platform aan de dienstverrichter zal worden betaald.
De twee partijen handelen buiten het kader van een beroepsactiviteit. Het moet gaan om een overeenkomst gesloten tussen twee particulieren.
Er is dus geen sprake meer van een vrijstelling voor inkomsten uit de deeleconomie zoals voordien het geval was, maar, zoals oorspronkelijk bij de invoering ervan het geval was, wel van een afzonderlijke belastingheffing als diverse inkomsten, wanneer alle wettelijke voorwaarden zijn voldaan.
(Het nieuwe stelsel is van toepassing op inkomsten die worden betaald of toegekend vanaf 01.01.2021, met inbegrip van inkomsten betaald of toegekend vanaf 01.01.2021 voor diensten die vóór die datum werden geleverd).
Nee. De erkenning van een elektronisch platform biedt geen garantie tot de toepassing van het gunstig belastingstelsel, maar is wel één van de voorwaarden voor de toepassing ervan.
Voorwaarden tot erkenning van de elektronische platformen
De erkenning kan worden toegekend aan de platformen wanneer zij een reeks louter formele voorwaarden naleven. Niets belet evenwel dat een erkend platform eveneens dient als tussenpersoon voor diensten verleend of verkregen in het kader van een beroepsactiviteit.
Het belastingstelsel van de deeleconomie
Het belastingstelsel van de deeleconomie is enkel bedoeld voor particulieren die hun diensten verlenen aan andere particulieren buiten het kader van een beroepsactiviteit en die bepaalde voorwaarden naleven (zie ook FAQ 5). Eén van deze voorwaarden is dat de diensten uitsluitend moeten worden verleend in het kader van overeenkomsten die tot stand zijn gebracht door tussenkomst van een erkend elektronisch platform. Diensten die worden verleend via een niet-erkend elektronisch platform kunnen dan ook niet in aanmerking komen voor het belastingstelsel van de deeleconomie.
Nee. De nieuwe regeling is niet van toepassing in geval van loutere verhuur (zonder geleverde dienst). Deze inkomsten worden steeds aangemerkt als onroerende of roerende inkomsten, behalve wanneer die verhuurde goederen door de verkrijger van de inkomsten worden gebruikt voor de uitoefening van zijn beroepswerkzaamheid en deze inkomsten daardoor beroepsinkomsten uitmaken.
Het gaat om de inkomsten uit dienstverrichtingen (en dus geen verkoop van goederen) die een particulier, die niet in het kader van zijn beroepswerkzaamheid handelt, aan een andere particulier levert, onder de volgende voorwaarden:
- de diensten worden enkel aan particulieren geleverd die niet in het kader van hun beroepswerkzaamheid handelen
- de diensten genereren niet uitsluitend roerende inkomsten, onroerende inkomsten of inkomsten uit de onderverhuring van onroerende goederen
- de inkomsten worden enkel door dit platform of door tussenkomst ervan betaald
- de diensten worden enkel verricht in het kader van overeenkomsten die tot stand zijn gebracht door tussenkomst van een erkend elektronisch platform.
Deze laatste voorwaarde betekent dat zodra voor een bepaald jaar een inkomen voor een dienst wordt verkregen als gewoon divers inkomen (occasionele winst) of beroepsinkomen, er geen sprake meer kan zijn om de belastingregeling voor de deeleconomie te bekomen voor andere inkomsten uit diensten van dezelfde aard, zelfs indien alle andere voorwaarden zijn vervuld.
Voorbeeld: Gedurende het jaar 2021 babysitte Marie tegen betaling, zonder tussenkomst van een erkend platform van de deeleconomie. In dat geval kan zij geen aanspraak maken op het voordelig belastingtarief van de deeleconomie indien zij op een ander moment van het jaar babysit via een erkend elektronisch platform en dat zelfs wanneer alle andere voorwaarden zijn vervuld.
Het bruto belastbaar bedrag is het bedrag dat door het platform of door tussenkomst ervan daadwerkelijk is betaald, verhoogd met alle sommen die zijn ingehouden door het platform of door tussenkomst ervan, zoals bijvoorbeeld de bedrijfsvoorheffing (zie ook FAQ 12).
Het netto belastbaar bedrag is het brutobedrag verminderd met 50 % forfaitaire kosten.
Er is geen mogelijkheid om werkelijke kosten in aftrek te brengen.
De beoogde inkomsten worden aangemerkt als diverse inkomsten die belastbaar zijn tegen een aanslagvoet van 20 %, tenzij de globalisatie voordeliger is.
De bedrijfsvoorheffing bedraagt 10,70 % van het brutobedrag van de inkomsten, dit wil zeggen, het bedrag dat door het platform of door tussenkomst ervan daadwerkelijk is betaald of toegekend, verhoogd met alle sommen die door het platform of door tussenkomst van het platform zijn ingehouden. De verplichting inzake bedrijfsvoorheffing geldt op de inkomsten uit de deeleconomie die vanaf 01.02.2021 worden betaald of toegekend.
Voorbeeld: Een particulier-dienstverrichter levert in maart 2021 een dienst via een erkend elektronisch platform aan een particulier-opdrachtgever.
De particulier-opdrachtgever betaalt via het platform een bedrag van 30 euro. Het platform houdt een commissie in van 6 euro.
De verschuldigde bedrijfsvoorheffing bedraagt: 3,21 euro (30 euro x 10,7 %).
Het platform betaalt aan de particulier-dienstverrichter 20,79 euro (30 euro – 6 euro – 3,21 euro).
De inkomsten van onroerende goederen, de inkomsten van kapitalen en roerende goederen evenals de inkomsten uit de onderverhuring van onroerende goederen maken winst of baten van de deeleconomie uit in de mate dat de verkrijger van deze inkomsten deze goederen of kapitalen gebruikt om inkomsten te verwerven uit diensten verleend in het kader van de deeleconomie.
Dat betekent bijvoorbeeld dat wanneer een belastingplichtige via een erkend platform een kamer verhuurt met ontbijt, het deel van de vergoeding dat betrekking heeft op de huur van de kamer op zich en de huur van het linnengoed eveneens winst uit de deeleconomie uitmaakt.
Zodra de bruto inkomsten van het lopende jaar (N) of van het vorige jaar (N-1) 3.830 euro (te indexeren basisbedrag) overschrijden, maken de inkomsten uit de deeleconomie, behoudens tegenbewijs, beroepsinkomsten uit.
Het geïndexeerde bedrag bedraagt:
- voor inkomstenjaar 2021 (aanslagjaar 2022) 6.390 euro
- voor inkomstenjaar 2020 (aanslagjaar 2021) 6.340 euro.
De voormelde grens is van toepassing op het brutobedrag van de inkomsten uit de deeleconomie samengenomen met het brutobedrag van de vergoedingen voor verenigingswerk (zie ook FAQ 14).
In de volgende gevallen maken zij beroepsinkomsten uit:
- de bruto inkomsten van het lopende jaar (N) of het vorige jaar (N-1) overschrijden de grens van 3.830 euro (te indexeren basisbedrag) (zie vorige vraag)
- deze inkomsten maakten reeds beroepsinkomsten uit voor het vorige jaar (N-1)
- de diensten zijn verricht tijdens het lopende jaar (N) in het kader van een beroepswerkzaamheid. Dit is voornamelijk het geval wanneer deze diensten nauw verbonden zijn met de activiteit die de belastingplichtige uitoefent als zelfstandige of met de activiteit van de vennootschap waarvan hij bedrijfsleider is.
Het gaat om een bruto bedrag, gelijk aan de som van:
- het bedrag dat werkelijk betaald of toegekend is door het platform of door tussenkomst van dat platform
- de ingehouden bedrijfsvoorheffing
- de kosten (commissies) die door het platform of door een financiële tussenpersoon aan de dienstverlener worden aangerekend
- de eventuele belastingen (toeristische of andere), ingehouden door het platform.
Nee. Om te bepalen of het al dan niet gaat om beroepsinkomsten wordt de grens beoordeeld op het geheel van de bruto inkomsten betaald of toegekend door één of meerdere platformen, samengenomen met het brutobedrag van de vergoedingen voor verenigingswerk.
Opmerking voor het inkomstenjaar 2021:
Om na te gaan of het grensbedrag voor de inkomsten van het jaar N-1 (concreet gaat het dan om inkomstenjaar 2020) al dan niet is overschreden moet naast de inkomsten uit de deeleconomie en het verenigingswerk van 2020 ook rekening worden gehouden met het brutobedrag van de inkomsten uit occasionele diensten tussen burgers.
Nee. De belastingplichtige heeft de mogelijkheid om het tegenbewijs te leveren dat zijn activiteit niet vaak genoeg uitgeoefend wordt en dat ze geen voortgezette werkzaamheid met beroepskarakter uitmaakt. In dat geval behouden die inkomsten de aard van diverse inkomsten (inkomsten uit de deeleconomie).
Voorbeeld: een zelfstandige tuinier oefent tegelijk zijn activiteit uit in de 'werkelijke' economie en via een erkend elektronisch platform.
In dat geval mogen de inkomsten niet worden gekwalificeerd als diverse inkomsten maar maken zij beroepsinkomsten uit, ongeacht hun bedrag.
Voorbeeld: een arbeider in de bouwsector biedt zijn diensten als stukadoor aan via een erkend elektronisch platform.
In dat geval komen de inkomsten uit de deeleconomie in aanmerking voor de specifieke belastingregeling.
Die inkomsten worden belast volgens de gewone regels die van toepassing zijn op winst of baten.
Interne ref.: 727.880
Bron: Fisconetplus