Circulaire 2021/C/45 over de fiscale vrijstelling van de bedrijfstoeslag en de aanvullende vergoeding bij werkhervatting – werkhervatting bij de vroegere werkgever – maatregelen COVID-19 pandemie

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 20/05/2021 de circulaire 2021/C/45 over de fiscale vrijstelling van de bedrijfstoeslag en de aanvullende vergoeding bij werkhervatting – werkhervatting bij de vroegere werkgever – maatregelen COVID-19 pandemie.

Addendum bij de circulaire 2018/C/45 van 17.04.2018 over de fiscale vrijstelling van de bedrijfstoeslag en de aanvullende vergoeding bij werkhervatting en de wijziging in de berekening van de belastingvermindering voor vervangingsinkomsten. Dit addendum bespreekt de fiscale vrijstelling van de bedrijfstoeslag en de aanvullende vergoeding in geval van werkhervatting bij de vroegere werkgever, als fiscale maatregel ingevolge de crisissituatie veroorzaakt door de pandemie van het virus COVID-19. Deze circulaire vernietigt en vervangt de circulaire 2020/C/101 van 15.07.2020 over de fiscale vrijstelling van de bedrijfstoeslag en de aanvullende vergoeding bij werkhervatting – werkhervatting bij de vroegere werkgever – maatregelen COVID-19 pandemie. Verlenging van de maatregelen genomen in het kader van de COVID-19 pandemie.


Inhoudstafel

I. Inleiding
II. Artikel 16, § 2, W 29.05.2020
III. Commentaar

A. Werkhervatting bij een andere werkgever
B. Tewerkstellingsmaatregelen in vitale sectoren ingevolge COVID-19 pandemie
C. Gelijkstelling met periode van werkhervatting bij een andere werkgever

IV. Inwerkingtreding en duur van de maatregel


I. INLEIDING

1. Gelet op de crisissituatie veroorzaakt door de pandemie van het virus COVID-19, dienden verscheidene uitzonderlijke en afwijkende fiscale maatregelen te worden genomen.

2. Zo is onder meer voorzien dat voor werklozen in een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (1), de bedrijfstoeslag en de eventuele aanvullende vergoeding worden vrijgesteld wanneer zij tijdelijk het werk hervatten bij de vroegere werkgever wanneer deze laatste behoort tot een vitale sector (2).

(1) Hierna SWT.
(2) Zie artikel 16, § 2, van de wet van 29.05.2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (BS van 11.06.2020) – hierna W 29.05.2020.


II. ARTIKEL 16, § 2, W 29.05.2020

3. Voor de toepassing van de artikelen 31bis, eerste lid, 1° en 38, § 1, eerste lid, 31°, van hetzelfde Wetboek wordt een tewerkstelling zoals bedoeld in artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 23.04.2020 tot het tijdelijk versoepelen van de voorwaarden waaronder werklozen, al dan niet met bedrijfstoeslag, kunnen worden tewerkgesteld in vitale sectoren en tot het tijdelijk bevriezen van de degressiviteit van de volledige werkloosheidsuitkeringen, beschouwd als een werkhervatting bij een andere werkgever.


III. COMMENTAAR
A. Werkhervatting bij een andere werkgever

4. De circulaire 2018/C/45 van 17.04.2018 over de fiscale vrijstelling van de bedrijfstoeslag en de aanvullende vergoeding bij werkhervatting en de wijziging in de berekening van de belastingvermindering voor vervangingsinkomsten bespreekt onder meer de voorwaarden waaronder de bedrijfstoeslag en de aanvullende vergoeding bij de werkloze in SWT van belasting kunnen worden vrijgesteld.

5. Eén van die voorwaarden is dat er werkhervatting moet zijn bij een andere werkgever of als zelfstandige.

6. Die vrijstelling geldt dus niet in geval van werkhervatting bij dezelfde werkgever die de werknemer heeft ontslagen in het kader van een SWT-regeling of bij een werkgever die behoort tot dezelfde groep. In dat geval maken die bedrijfstoeslagen en aanvullende vergoedingen immers geen vervangingsinkomen uit (3), maar worden zij aangemerkt als een gewone bezoldiging van werknemers (4). Ook op sociaal vlak wordt dit standpunt ingenomen (5).

(3) In de zin van artikel 31, tweede lid, 4° en 31bis, eerste lid, 1°, eerste streepje en tweede lid, 2°, WIB 92.

(4) In de zin van artikel 31, tweede lid, 1°, WIB 92. Bijgevolg geen toepassing van artikel 38, § 1, eerste lid, 31°, WIB 92.

(5) Zie nr. 15 van voornoemde circulaire 2018/C/45 van 17.04.2018.


B. Tewerkstellingsmaatregelen in vitale sectoren ingevolge COVID-19 pandemie

7. Ingevolge de COVID-19 pandemie werden tewerkstellingsmaatregelen genomen in vitale sectoren. Zo kunnen onder meer werklozen in SWT in de maanden april 2020 tot en met maart 2021 het werk tijdelijk hervatten in een vitale sector met behoud van een deel van hun werkloosheidsuitkeringen (6).

(6) Toepassing van artikel 3, van het koninklijk besluit van 23.04.2020 tot het tijdelijk versoepelen van de voorwaarden waaronder werklozen, al dan niet met bedrijfstoeslag, kunnen worden tewerkgesteld in vitale sectoren en tot het tijdelijk bevriezen van de degressiviteit van de volledige werkloosheidsuitkeringen (BS van 30.04.2020) – hierna KB 23.04.2020.

8. Onder vitale sectoren moeten de volgende werkgevers worden verstaan (7):

- Paritair Comité voor de landbouw nr. 144, voor zover de werknemer uitsluitend wordt tewerkgesteld op de eigen gronden van de werkgever.

- Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf nr. 145, met uitzondering van de sector inplanting en onderhoud van parken en tuinen.

- Paritair Comité voor het bosbouwbedrijf nr. 146.

- Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren nr. 322, voor zover de uitzendarbeider wordt tewerkgesteld bij een gebruiker in één van de bovengenoemde sectoren.

(7) Zie de bijlage aan het bijzondere-machtenbesluit nr. 14 van 27.04.2020 tot uitvoering van artikel 5, § 1, 5°, van de wet van 27.03.2020 die machtiging verleent aan de koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II) tot vrijwaring van een vlotte arbeidsorganisatie in de kritieke sectoren.

9. Het kan daarbij ook gaan om een tewerkstelling bij de vroegere werkgever voor de maanden april tot en met augustus 2020 (8) (9).

(8) Hiermee wordt bedoeld de werkgever die de debiteur is van de bedrijfstoeslag en de eventuele aanvullende vergoeding.
(9) Toepassing van artikel 3, § 2 en 7, KB 23.04.2020.


C. Gelijkstelling met periode van werkhervatting bij een andere werkgever

10. Artikel 16, § 2, W 29.05.2020 stelt een dergelijke periode van werkhervatting bij de vroegere werkgever (10) gelijk met een periode van werkhervatting bij een andere werkgever.

(10) Namelijk een periode van tewerkstelling zoals bedoeld in artikel 3, § 2, KB 23.04.2020 (zie nr. 9).

11. Op die manier kunnen de bedrijfstoeslagen en de eventuele aanvullende vergoedingen die verplicht worden doorbetaald door die vroegere werkgever en die betrekking hebben op die periode van werkhervatting, nu wel vrijgesteld worden van inkomstenbelastingen.

12. Een vergelijkbare regeling geldt ook voor de sociale bijdragen.


IV. INWERKINGTREDING EN DUUR VAN DE MAATREGEL

13. Deze gelijkstelling treedt in werking vanaf de publicatie van voornoemde W 29.05.2020, namelijk vanaf 11.06.2020 (11).

(11) Zie artikel 30, W 29.05.2020.

14. De tewerkstellingsmaatregel die werklozen in SWT toelaat het werk te hervatten in een vitale sector bij de vroegere werkgever met behoud van een deel van hun werkloosheidsuitkeringen is slechts van toepassing voor de maanden april tot en met augustus 2020 (12).

(12) Zie artikel 7, KB 23.04.2020 en artikel 2, van het koninklijk besluit van 04.06.2020 tot verlenging van de maatregelen op vlak van tewerkstelling in de vitale sector ten gevolge van de COVID-19-pandemie, artikel 5 van het koninklijk besluit van 15.07.2020 tot verlenging van de maatregelen genomen op vlak van werkloosheid in het kader van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 en artikel 1 van het koninklijk besluit van 13.09.2020 tot wijziging van artikel 7 van het koninklijk besluit van 23.04.2020 tot het tijdelijk versoepelen van de voorwaarden waaronder werklozen, al dan niet met bedrijfstoeslag, kunnen worden tewerkgesteld in vitale sectoren en tot het tijdelijk bevriezen van de degressiviteit van de volledige werkloosheidsuitkeringen.

15. Bijgevolg zal enkel de werkhervatting bij de vroegere werkgever (13) tijdens de maanden april tot en met augustus 2020 kunnen worden gelijkgesteld met een periode van werkhervatting bij een andere werkgever. Dus enkel de bedrijfstoeslagen en de eventuele aanvullende vergoedingen die verplicht worden doorbetaald door die vroegere werkgever voor (14) de maanden april tot en met augustus 2020 kunnen worden vrijgesteld van inkomstenbelastingen.

(13) In de zin van artikel 3, § 2, KB 23.04.2020.
(14) In dat verband wordt nog opgemerkt dat voor de toepassing van de fiscale vrijstelling van de bedrijfstoeslag en de eventuele aanvullende vergoeding de 'matching' moet gebeuren op basis van de periode waarvoor de vergoeding wordt toegekend, en niet op basis van de periode waarin de vergoeding wordt toegekend – zie nr. 13 van voornoemde circulaire 2018/C/45 van 17.04.2018.


Bron: Fisconetplus

Mots clés

Articles recommandés

Fiscale behandeling van roerende inkomsten: een onrechtvaardige belasting? Analyse en oplossingen

Arizona en de belasting op roerende inkomsten: analyse en vooruitzichten

Bedrijfsfiets moet verplicht vermeld worden op de fiscale fiche