De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 31/05/2021 de circulaire Circulaire 2021/C/50 over de COVID-19 maatregelen voor de betaling van sociale bijdragen van zelfstandigen.
Addendum aan de circulaire 2020/C/126 van 19.10.2020.
Bespreking van het uitstel van betaling van de sociale bijdragen (en de afbetalingsplannen) en de gevolgen ervan op de aftrekbaarheid van de VAPZ-bijdragen en op het belastingkrediet voor de aangroei van de eigen middelen.
I. Vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen
A. VAPZ-bijdragen betaald in 2020
B. VAPZ-bijdragen betaald in 2021
C. VAPZ-bijdragen betaald in 2022
II. Belastingkrediet voor zelfstandigen bedoeld in art. 289bis, WIB 92
1. Inzake inkomstenbelastingen worden de bijdragen voor het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (VAPZ) beschouwd als persoonlijke bijdragen ter uitvoering van de sociale wetgeving voor zover de aangeslotene tijdens het betreffende jaar effectief en volledig de sociale bijdragen, verschuldigd krachtens het koninklijk besluit nr. 38 van 27.07.1967, heeft betaald die tijdens dat jaar opeisbaar zijn geworden (1).
(1) Art. 45, programmawet 24.12.2002 en art. 52, 7°bis, WIB 92.
2. De wettelijke sociale bijdragen van 2020 (met inbegrip van de regularisatiebijdragen van 2018 die in 2020 vervielen) konden, als gevolg van een beslissing van de vorige regering in het kader van de COVID-19-pandemie, het voorwerp uitmaken van een uitstel van betaling van een jaar.
Bij wijze van administratieve tolerantie is beslist om de fiscale aftrekbaarheid als beroepskosten van de in 2020 betaalde VAPZ-bijdragen niet te verwerpen om de enkele reden dat de belastingplichtige van dat uitstel gebruik heeft gemaakt. De VAPZ-bijdragen van het jaar 2021 zouden dan maar aftrekbaar zijn op voorwaarde dat de belastingplichtige in 2021 alle wettelijke sociale bijdragen van 2021 betaalt, met inbegrip van de in 2020 uitgestelde bijdragen die in 2021 vervallen. Die maatregel is besproken in de circulaire 2020/C/126 van 19.10.2020.
3. Daardoor kan een belastingplichtige de in 2020 betaalde VAPZ-bijdragen fiscaal als aftrekbare beroepskosten in aanmerking nemen voor zover hij de in datzelfde jaar verschuldigde sociale bijdragen heeft betaald of daarvoor het bovenvermelde uitstel heeft verkregen.
Als de belastingplichtige de in 2021 opeisbare sociale bijdragen niet betaalt, heeft dit geen gevolgen voor de toegestane aftrek van de in 2020 betaalde VAPZ-bijdragen.
4. De zelfstandigen die zo'n betalingsuitstel van een jaar hadden verkregen voor hun voorlopige bijdragen van 2020 en voor de regularisatiebijdragen van 2018 die in de loop van 2020 moesten worden betaald, maar die ook niet in staat zijn om die in 2021 te betalen, kunnen bij hun sociale verzekeringskas een afbetalingsplan aanvragen om die betalingen over maximaal twaalf maanden te spreiden.
Als de belastingplichtige zo'n afbetalingsplan aanvraagt en verkrijgt, kan de betaling van die bijdragen in voorkomend geval lopen tot in 2022.
5. Aangezien de COVID-19-pandemie blijft voortduren, heeft de regering beslist om, als de zelfstandigen er uitdrukkelijk om verzoeken, opnieuw een uitstel van betaling te verlenen voor de sociale bijdragen van het eerste en het tweede kwartaal van 2021. Daardoor moeten de bijdragen met betrekking tot het eerste kwartaal van 2021 en de regularisatiebijdragen van 2019 die vervielen op 31.03.2021, worden betaald vóór 31.03.2022 en moeten de bijdragen met betrekking tot het tweede kwartaal van 2021 en de regularisatiebijdragen die vervallen op 30.06.2021 worden betaald vóór 30.06.2022.
6. Om het doel van de sociale zekerheidsmaatregelen (een afbetalingsplan als bedoeld in punt 4 hiervoor of een uitstel van betaling als bedoeld in punt 5 hiervoor) niet tegen te werken, is bij wijze van administratie tolerantie beslist om de administratieve oplossing die in de voormelde circulaire van 19.10.2020 is vermeld, mutatis mutandis uit te breiden, zowel voor de afbetalingsplannen als voor het uitstel van betaling.
Dat betekent dat de fiscale aftrekbaarheid als beroepskosten van de in 2021 betaalde VAPZ-bijdragen niet zal worden verworpen om de enkele reden dat de belastingplichtige:
- het afbetalingsplan voor de betaling van de sociale bijdragen van 2020 die daarvoor al tot in 2021 waren uitgesteld, heeft verkregen en naleeft, of
- een uitstel tot in 2022 heeft verkregen voor de betaling van de bijdragen van het 1ste en het 2de kwartaal van 2021.
7. Als gevolg daarvan kan een belastingplichtige de in 2021 betaalde VAPZ-bijdragen fiscaal als aftrekbare beroepskosten in aanmerking nemen voor zover hij de voor datzelfde jaar verschuldigde sociale bijdragen, met inbegrip van die van 2020 die tot in 2021 zijn uitgesteld, heeft betaald of als hij een hierboven bedoeld afbetalingsplan of uitstel heeft verkregen.
Als de belastingplichtige het uitstel van de sociale bijdragen van 2020 tot in 2021 had verkregen, maar ze in 2021 niet heeft betaald en geen afbetalingsplan tot in 2022 heeft aangevraagd of verkregen, zal de aftrek van de in 2021 betaalde VAPZ-bijdragen niet worden aanvaard.
Als de belastingplichtige de in 2022 opeisbare sociale bijdragen niet betaalt, heeft dat geen gevolgen voor de toegestane aftrek van de in 2021 betaalde VAPZ-bijdragen.
8. In 2022 zal de zelfstandige moeten betalen:
- de bijdragen verschuldigd voor 2022 (met inbegrip van de regularisatiebijdragen die vervallen in 2022)
- de bijdragen van 2020 die zijn uitgesteld tot in 2021 en waarvoor hij een afbetalingsplan heeft verkregen dat in 2022 vervalt
- de bijdragen van 2021 die zijn uitgesteld tot in 2022.
9. De in 2022 betaalde VAPZ-bijdragen kunnen fiscaal maar als beroepskost worden afgetrokken als alle voornoemde sociale bijdragen betaald zijn geweest in 2022.
10. De toepassing van het belastingkrediet voor zelfstandigen bedoeld in art. 289bis, WIB 92 is onderworpen aan de voorwaarde dat de belastingplichtige bij zijn aangifte in de inkomstenbelastingen een attest voegt waarvan het model door de minister die bevoegd is voor het sociaal statuut van de zelfstandigen wordt vastgesteld en waarbij wordt bevestigd dat hij in orde is met de betaling van zijn sociale zekerheidsbijdragen als zelfstandige.
11. De voorwaarde dat de zelfstandige in orde moet zijn met de betaling van de sociale zekerheidsbijdragen wordt op dezelfde wijze geïnterpreteerd als de bepaling over de aftrekbaarheid van de VAPZ-bijdragen.
12. Net zoals dat al mutatis mutandis werd aanvaard voor het belastingkrediet voor inkomstenjaar 2020 (zie voormelde circulaire van 19.10.2020) kunnen de belastingplichtigen die voor de administratieve tolerantie bedoeld in punt 6 van deze circulaire in aanmerking komen en voor wie de in 2021 betaalde VAPZ-bijdragen als beroepskosten aftrekbaar zijn, ook aanspraak maken op het fiscaal voordeel van het belastingkrediet voor inkomstenjaar 2021.
Om het belastingkrediet voor inkomstenjaar 2022 te verkrijgen, zal de belastingplichtige uiteraard de sociale bijdragen moeten betalen van dat jaar, met inbegrip van die van 2021 die tot in 2022 zijn uitgesteld en die van 2020 die tot in 2021 waren uitgesteld en waarvoor hij een afbetalingsplan heeft verkregen dat in 2022 vervalt.
Als hij in 2022 niet al die bijdragen betaalt, kan het belastingkrediet voor datzelfde jaar niet worden toegekend. Dat zal echter geen gevolgen hebben voor het belastingkrediet toegekend voor de inkomstenjaren 2020 en 2021.
Bron: Fisconetplus