De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 14/10/2022 de Circulaire 2022/C/103 over de uitsluiting van bezoldigingen voor studentenarbeid gepresteerd in de eerste twee kwartalen van 2022 uit de bestaansmiddelen.
Bespreking van de wijzigingen aan artikel 16, § 3, van de wet van 29.05.2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19-pandemie, door twee wetten van 14.02.2022 en een wet van 08.05.2022.
Inhoudstafel
B. Studentenarbeid gepresteerd in het eerste kwartaal van 2022 buiten de zorgsector en het onderwijs
1. In het kader van de voorwaarden om een persoon fiscaal ten laste te kunnen nemen heeft de wetgever in art. 16, § 3, van de wet van 29.05.2020 (1) bepaald dat er voor het vaststellen van de nettobestaansmiddelen geen rekening moest worden gehouden met de bezoldigingen voor studentenarbeid gepresteerd tijdens het tweede kwartaal van 2020.
Die maatregel is besproken in de circulaire 2020/C/143 van 19.11.2020.
(1) Wet van 29.05.2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19-pandemie (BS 11.06.2020) (hierna W 29.05.2020).
2. In 2020 en 2021 is die bepaling daarna nog gewijzigd door:
- art. 16 van de wet van 20.12.2020 (2)
- art. 7 van de wet van 02.04.2021 (3)
- art. 6 van de wet van 18.07.2021 (4).
Die wijzigingen zijn besproken in de circulaire 2022/C/24 van 28.02.2022.
(2) Wet van 20.12.2020 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie (BS 30.12.2020).
(3) Wet van 02.04.2021 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie (BS 13.04.2021).
(4) Wet van 18.07.2021 houdende tijdelijke maatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie (BS 29.07.2021).
3. In 2022 is die bepaling opnieuw gewijzigd door:
- art. 14 van de wet van 14.02.2022 (5)
- art. 12 van de wet van 14.02.2022 (6)
- art. 14 van de wet 08.05.2022 (7).
Die wijzigingen worden hierna besproken.
(5) Wet van 14.02.2022 houdende diverse arbeidsrechtelijke maatregelen ten behoeve van de zorgsector en het onderwijs in het raam van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (BS 09.03.2022) (hierna eerste W 14.02.2022).
(6) Wet van 14.02.2022 houdende diverse tijdelijke arbeidsrechtelijke noodmaatregelen om het tekort aan arbeidskrachten ten gevolge van de besmettingen met de omikronvariant te bestrijden (BS 09.03.2022) (hierna tweede W 14.02.2022).
(7) Wet van 08.05.2022 houdende verlenging van diverse arbeidsrechtelijke maatregelen ten behoeve van de zorgsector en het onderwijs in het raam van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19, met betrekking tot de schorsing van de door de werkgever gegeven opzeggingstermijn tijdens een periode van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van de oorlogssituatie in Oekraïne en met betrekking tot het scholingsbeding (BS 10.06.2022) (hierna W 08.05.2022).
4. Art. 14, eerste W 14.02.2022
'In artikel 16, § 3, tweede lid, van de wet van 29 mei 2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19-pandemie, ingevoegd bij de wet van 20 december 2020 en gewijzigd bij de wetten van 2 april 2021 en 18 juli 2021, worden de woorden “en in het eerste en tweede kwartaal van 2021” vervangen door de woorden “, in het eerste en tweede kwartaal van 2021 en in het eerste kwartaal van 2022” en worden de woorden “of artikel 35 van de wet van 2 april 2021 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie” vervangen door de woorden “, artikel 35 van de wet van 2 april 2021 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie of artikel 13 van de wet van 14 februari 2022 houdende diverse arbeidsrechtelijke maatregelen ten behoeve van de zorgsector en het onderwijs in het raam van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19.”.'
5. Art. 12, tweede W 14.02.2022
'Artikel 16, § 3, van de wet van 29 mei 2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19-pandemie, ingevoegd bij de wet van 20 december 2020 en gewijzigd bij de wetten van 2 april 2021, 18 juli 2021 en 14 februari 2022, wordt aangevuld met een derde lid, luidende:
"Het eerste lid is eveneens van toepassing op de bezoldigingen die worden verkregen door studenten als bedoeld in titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten voor 45 uren studentenarbeid die worden gepresteerd in het eerste kwartaal van 2022 en bij toepassing van artikel 11 van de wet van 14 februari 2022 houdende diverse tijdelijke arbeidsrechtelijke noodmaatregelen om het tekort aan arbeidskrachten ten gevolge van de besmettingen met de omikronvariant te bestrijden niet in rekening worden gebracht voor het jaarlijkse contingent van 475 uren bedoeld in artikel 17bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, op voorwaarde dat hun werkgevers deze hebben aangegeven overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.".'
6. Art. 14, W 08.05.2022
'In artikel 16, § 3, tweede lid, van de wet van 29 mei 2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19-pandemie, ingevoegd bij de wet van 20 december 2020 en gewijzigd bij de wetten van 2 april 2021, 18 juli 2021 en 14 februari 2022, worden de woorden “en in het eerste kwartaal van 2022” vervangen door de woorden “en in het eerste en tweede kwartaal van 2022” en worden de woorden “of artikel 13 van de wet van 14 februari 2022 houdende diverse arbeidsrechtelijke maatregelen ten behoeve van de zorgsector en het onderwijs in het raam van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19” vervangen door de woorden “, artikel 13 van de wet van 14 februari 2022 houdende diverse arbeidsrechtelijke maatregelen ten behoeve van de zorgsector en het onderwijs in het raam van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 of artikel 13 van de wet van 8 mei 2022 houdende diverse arbeidsrechtelijke maatregelen ten behoeve van de zorgsector en het onderwijs in het raam van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19, met betrekking tot de schorsing van de door de werkgever gegeven opzeggingstermijn tijdens een periode van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van de oorlogssituatie in Oekraïne en met betrekking tot het scholingsbeding.”.'
7. Gecoördineerde tekst van art. 16, § 3, W 29.05.2020 (8)
'Voor de toepassing van titel II, hoofdstuk III, afdeling 1, onderafdeling 2, van hetzelfde Wetboek (9) en onverminderd de toepassing van artikel 143, 7°, van datzelfde Wetboek, komen de bezoldigingen verkregen door studenten zoals bedoeld in titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten voor de in het tweede kwartaal van 2020 en in het derde kwartaal van 2021 gepresteerde uren studentenarbeid niet in aanmerking voor het vaststellen van het nettobedrag van de bestaansmiddelen op voorwaarde dat hun werkgevers hen hebben aangegeven overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.
Het eerste lid is eveneens van toepassing op de bezoldigingen die worden verkregen door studenten zoals bedoeld in titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten voor de in het vierde kwartaal van 2020, in het eerste en tweede kwartaal van 2021 en in het eerste en tweede kwartaal van 2022 gepresteerde uren studentenarbeid die bij toepassing van artikel 10 van de wet van 4 november 2020 inzake verschillende sociale maatregelen ingevolge de COVID-19-pandemie, artikel 35 van de wet van 2 april 2021 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie, artikel 13 van de wet van 14 februari 2022 houdende diverse arbeidsrechtelijke maatregelen ten behoeve van de zorgsector en het onderwijs in het raam van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 of artikel 13 van de wet van 8 mei 2022 houdende diverse arbeidsrechtelijke maatregelen ten behoeve van de zorgsector en het onderwijs in het raam van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19, met betrekking tot de schorsing van de door de werkgever gegeven opzeggingstermijn tijdens een periode van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van de oorlogssituatie in Oekraïne en met betrekking tot het scholingsbeding, niet in aanmerking worden genomen voor het jaarlijkse contingent van 475 uren als bedoeld in artikel 17bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, op voorwaarde dat hun werkgevers hen hebben aangegeven overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.
Het eerste lid is eveneens van toepassing op de bezoldigingen die worden verkregen door studenten als bedoeld in titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten voor 45 uren studentenarbeid die worden gepresteerd in het eerste kwartaal van 2022 en bij toepassing van artikel 11 van de wet van 14 februari 2022 houdende diverse tijdelijke arbeidsrechtelijke noodmaatregelen om het tekort aan arbeidskrachten ten gevolge van de besmettingen met de omikronvariant te bestrijden niet in rekening worden gebracht voor het jaarlijkse contingent van 475 uren bedoeld in artikel 17bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, op voorwaarde dat hun werkgevers deze hebben aangegeven overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.'
(8) De in deze circulaire besproken wijzigingen staan in het vet.
(9) Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
8. Door de ziekte of quarantaine van heel wat werknemers werden de zorgsector en het onderwijs in de eerste twee kwartalen van 2022 met een ernstig personeelstekort geconfronteerd.
Met de eerste W 14.02.2022 en de W 08.05.2022 heeft de wetgever een aantal maatregelen getroffen om de continuïteit van de dienstverlening en de vlotte arbeidsorganisatie in die sectoren te vrijwaren.
Daartoe behoort ook de sociale maatregel om de mogelijkheden tot studentenarbeid in die sectoren te vergemakkelijken en uit te breiden door de uren studentenarbeid die tijdens de eerste twee kwartalen van 2022 in de zorgsector en in het onderwijs zijn gepresteerd, niet in aanmerking te nemen voor het jaarlijkse contingent van 475 uren studentenarbeid waarvoor geen gewone sociale bijdragen verschuldigd zijn (10).
(10) Zie art. 13, eerste W 14.02.2022 en art. 13, W 08.05.2022.
9. Onder 'zorgsector' moet daarbij worden verstaan (11):
- de private en openbare diensten en organisaties voor zorg, opvang en bijstand voor personen, voor oudere personen, voor minderjarigen, voor mindervalide personen en voor kwetsbare personen, met inbegrip van slachtoffers van intra-familiaal geweld, d.w.z.:
* wat de private sector betreft, de diensten en organisaties behorend tot de paritaire comités:
● 318 (diensten voor gezins- en bejaardenhulp)
● 319 (opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten)
● 330 (gezondheidsinrichtingen en -diensten)
● 331 (de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector)
● 332 (de Franstalige en Duitstalige welzijns- en gezondheidssector)
● 322 (uitzendarbeid en erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren), voor zover de uitzendkracht wordt tewerkgesteld bij een gebruiker die ressorteert onder één van de hierboven vermelde paritaire comités
* wat de openbare sector betreft, de openbare instellingen en diensten met de NACE-codes:
● 86101 (algemene ziekenhuizen, met uitzondering van geriatrische en gespecialiseerde ziekenhuizen)
● 86102 (geriatrische ziekenhuizen)
● 86103 (gespecialiseerde ziekenhuizen)
● 86104 (psychiatrische ziekenhuizen)
● 86109 (overige hospitalisatiediensten)
● 86210 (huisartspraktijken)
● 86901 (activiteiten van medische laboratoria)
● 86903 (ziekenvervoer)
● 86904 (activiteiten op het vlak van geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van psychiatrische ziekenhuizen en verzorgingstehuizen)
● 86905 (ambulante revalidatieactiviteiten)
● 86906 (verpleegkundige activiteiten)
● 86909 (overige menselijke gezondheidszorg, n.e.g.)
● 87101 (rust- en verzorgingstehuizen)
● 87109 (overige verpleeginstellingen met huisvesting)
● 87201 (instellingen met huisvesting voor minderjarigen met een mentale handicap)
● 87202 (instellingen met huisvesting voor volwassenen met een mentale handicap)
● 87203 (instellingen met huisvesting voor personen met psychiatrische problemen)
● 87204 (instellingen met huisvesting voor drugs- en alcoholverslaafden)
● 87205 (activiteiten van beschut wonen voor personen met psychiatrische problemen)
● 87209 (andere instellingen met huisvesting voor personen met een mentale handicap of psychiatrische problemen en voor drugs- en alcoholverslaafden)
● 87301 (rusthuizen voor ouderen)
● 87302 (serviceflats voor ouderen)
● 87303 (instellingen met huisvesting voor minderjarigen met een lichamelijke handicap)
● 87304 (instellingen met huisvesting voor volwassenen met een lichamelijke handicap)
● 87309 (instellingen met huisvesting voor ouderen en voor personen met een lichamelijke handicap, n.e.g.)
● 87901 (integrale jeugdhulp met huisvesting)
● 87902 (algemeen welzijnswerk met huisvesting)
● 87909 (overige maatschappelijke dienstverlening met huisvesting, n.e.g.)
● 88101 (activiteiten voor gezins- en bejaardenzorg aan huis met uitzondering van (thuis)verpleging)
● 88102 (activiteiten van dag- en dienstencentra voor ouderen)
● 88103 (activiteiten van dagcentra voor minderjarigen met een lichamelijke handicap, met inbegrip van ambulante hulpverlening)
● 88104 (activiteiten van dagcentra voor volwassenen met een lichamelijke handicap, met inbegrip van ambulante hulpverlening)
● 88109 (overige maatschappelijke dienstverlening zonder huisvesting voor ouderen en lichamelijk gehandicapten)
● 88911 (kinderdagverblijven en crèches)
● 88912 (kinderopvang door onthaalmoeders)
● 88919 (overige kinderopvang)
● 88991 (activiteiten van dagcentra voor minderjarigen met een mentale handicap, met inbegrip van ambulante hulpverlening)
● 88992 (activiteiten van dagcentra voor volwassenen met een mentale handicap, met inbegrip van ambulante hulpverlening)
● 88993 (ambulante hulpverlening aan drugs- en alcoholverslaafden)
● 88994 (integrale jeugdhulp zonder huisvesting)
● 88996 (algemeen welzijnswerk zonder huisvesting)
● 88999 (andere vormen van maatschappelijke dienstverlening zonder huisvesting, n.e.g.)
- de private en openbare instellingen en centra die belast zijn met contactopsporing om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken
- de private en openbare instellingen of diensten die belast zijn met de exploitatie van vaccinatiecentra in het kader van de strijd tegen het coronavirus COVID-19 en dit voor alle activiteiten die verband houden met de exploitatie van een vaccinatiecentrum.
(11) Zie art. 2, eerste W 14.02.2022 en art. 2, W 08.05.2022. Het betreft dezelfde instellingen en diensten als vermeld in de circulaire 2022/C/24 van 28.02.2022, aangevuld met de instellingen en centra belast met contactopsporing.
10. Om te vermijden dat studenten door die extra prestaties te veel nettobestaansmiddelen zouden hebben om nog fiscaal ten laste te blijven van hun ouders, heeft de wetgever eveneens beslist om bij de vaststelling van de nettobestaansmiddelen geen rekening te houden met de bezoldigingen voor die studentenarbeid gepresteerd in de zorgsector en in het onderwijs tijdens de eerste twee kwartalen van 2022 (12).
(12) Zie art. 16, § 3, tweede lid, W 29.05.2020, zoals gewijzigd door art. 14, eerste W 14.02.2022 en door art. 14, W 08.05.2022.
11. De uitsluiting van de bezoldigingen voor studentenarbeid gepresteerd in de zorgsector en het onderwijs tijdens de eerste twee kwartalen van 2022 uit de bestaansmiddelen is volgens art. 16, § 3, tweede lid, W 29.05.2020 afhankelijk van de volgende voorwaarden:
- het moet gaan om 'bezoldigingen die worden verkregen door studenten zoals bedoeld in titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten', d.w.z. bezoldigingen verkregen in het kader van een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten
- het moet gaan om 'in het eerste en tweede kwartaal van 2022 gepresteerde uren studentenarbeid', d.w.z. dat de uren studentenarbeid moeten gepresteerd zijn van 01.01.2022 tot 30.06.2022, ongeacht wanneer de bezoldigingen voor die gepresteerde uren zijn betaald of toegekend
- het moet bovendien gaan om 'gepresteerde uren studentenarbeid die bij toepassing van (…) artikel 13 van de wet van 14 februari 2022 houdende diverse arbeidsrechtelijke maatregelen ten behoeve van de zorgsector en het onderwijs in het raam van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 of artikel 13 van de wet van 8 mei 2022 houdende diverse arbeidsrechtelijke maatregelen ten behoeve van de zorgsector en het onderwijs in het raam van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19, met betrekking tot de schorsing van de door de werkgever gegeven opzeggingstermijn tijdens een periode van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van de oorlogssituatie in Oekraïne en met betrekking tot het scholingsbeding, niet in aanmerking worden genomen voor het jaarlijkse contingent van 475 uren als bedoeld in artikel 17bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders', d.w.z. dat die uren moeten gepresteerd zijn in de zorgsector of in het onderwijs (zie nrs. 8 en 9 hiervoor)
- de werkgevers moeten die uren 'hebben aangegeven overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels', d.w.z. dat de werkgevers de gepresteerde uren reglementair moeten hebben aangegeven bij de RSZ (DIMONA-aangifte).
12. De nrs. 6 tot 16 van de circulaire 2020/C/143 van 19.11.2020 zijn mutatis mutandis van toepassing op de bovenbedoelde bezoldigingen voor studentenarbeid gepresteerd in de eerste twee kwartalen van 2022.
13. Door de snelle verspreiding van de omikronvariant van het coronavirus COVID-19 in de loop van het eerste kwartaal van 2022 werden ook bedrijven buiten de zorgsector en het onderwijs geconfronteerd met een hoge graad van absenteïsme als gevolg van besmettingen en quarantaineverplichtingen van hun werknemers.
Met de tweede W 14.02.2022 heeft de wetgever een aantal maatregelen getroffen om ook in die bedrijven de continuïteit van de dienstverlening en de vlotte arbeidsorganisatie te vrijwaren.
Daartoe behoort ook de sociale maatregel om de mogelijkheden tot studentenarbeid te vergemakkelijken en uit te breiden door 45 uren studentenarbeid die tijdens het eerste kwartaal van 2022 zijn gepresteerd, niet in aanmerking te nemen voor het jaarlijkse contingent van 475 uren studentenarbeid waarvoor geen gewone sociale bijdragen verschuldigd zijn (13).
Die maatregel is ook cumuleerbaar met de sociale maatregel inzake studentenarbeid in de zorgsector en het onderwijs, besproken in de nrs. 8 en 9 hiervoor.
(13) Zie art. 11, tweede W 14.02.2022.
14. Om te vermijden dat studenten door die extra prestaties te veel nettobestaansmiddelen zouden hebben om nog fiscaal ten laste te blijven van hun ouders, heeft de wetgever eveneens beslist om bij de vaststelling van de nettobestaansmiddelen geen rekening te houden met de bezoldigingen voor die 45 uren studentenarbeid die tijdens het eerste kwartaal van 2022 in andere sectoren dan de zorgsector en het onderwijs zijn gepresteerd (14).
Ook op fiscaal vlak is die maatregel cumuleerbaar met de fiscale maatregel besproken in de nrs. 10 tot 12 hiervoor.
(14) Zie art. 16, § 3, derde lid, W 29.05.2020, ingevoegd door art. 12, tweede W 14.02.2022.
15. De uitsluiting van de bezoldigingen voor die 45 uren studentenarbeid gepresteerd in andere sectoren dan de zorgsector en het onderwijs tijdens het eerste kwartaal van 2022 uit de bestaansmiddelen, is volgens art. 16, § 3, derde lid, W 29.05.2020 afhankelijk van de volgende voorwaarden:
- het moet gaan om 'bezoldigingen die worden verkregen door studenten als bedoeld in titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten', d.w.z. bezoldigingen verkregen in het kader van een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten
- het moet gaan om 'uren studentenarbeid (…) gepresteerd in het eerste kwartaal van 2022', d.w.z. dat de uren studentenarbeid moeten gepresteerd zijn van 01.01.2022 tot 31.03.2022, ongeacht wanneer de bezoldigingen voor die gepresteerde uren zijn betaald of toegekend
- het moet bovendien gaan om de maximum '45 uren studentenarbeid die (…) bij toepassing van artikel 11 van de wet van 14 februari 2022 houdende diverse tijdelijke arbeidsrechtelijke noodmaatregelen om het tekort aan arbeidskrachten ten gevolge van de besmettingen met de omikronvariant te bestrijden niet in rekening worden gebracht voor het jaarlijkse contingent van 475 uren bedoeld in artikel 17bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders', d.w.z. dat de uitsluiting van de bezoldigingen voor studentenarbeid gepresteerd in andere sectoren dan de zorgsector en het onderwijs uit de bestaansmiddelen, beperkt is tot 45 uren gepresteerd tijdens het eerste kwartaal van 2022
- de werkgevers moeten die uren 'hebben aangegeven overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels', d.w.z. dat de werkgevers die gepresteerde uren reglementair moeten hebben aangegeven bij de RSZ (DIMONA-aangifte).
16. De nrs. 6 tot 16 van de circulaire 2020/C/143 van 19.11.2020 zijn mutatis mutandis van toepassing op de bovenbedoelde bezoldigingen voor studentenarbeid gepresteerd in het eerste kwartaal van 2022.
Interne ref.: 725.787/3
Bron: Fisconetplus