De Algemene Administratie van Douane en Accijnzen publiceerde op 30/11/2022 de Circulaire 2022/C/109 betreffende de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk.
3. Algemene beginselen - Oorsprongsregels
Begrip "producten van oorsprong"
3.3. Volledig verkregen producten
3.7. In aanmerking te nemen eenheid
3.8. Verpakkingsmateriaal en verpakkingsmiddelen gebruikt voor verzending
3.9. Verpakkingsmateriaal en verpakkingsmiddelen voor detailhandelsverkoop
3.10. Toebehoren, vervangingsonderdelen en gereedschappen
3.11. Stellen of assortimenten
3.14. Geretourneerde producten
3.16. Beoordeling van teruggave of vrijstelling van invoerrechten (no-drawback)
4. Algemene principes – Oorsprongsprocedure
4.1. Verzoek om preferentiële tariefbehandeling
4.2. Tijdstip van verzoek om preferentiële tariefbehandeling
4.5. Aan de importeur bekende informatie (°Importer’s knowledge)
4.6. Verplichting tot bewaren van gegevens
4.9. Administratieve samenwerking
4.10. Weigering van toekenning van de preferentiële tariefbehandeling
4.12. Administratieve maatregelen en sancties
Deel II: Het systeem van geregistreerde exporteur (REX) – REX-databank
1. Registratie van EU-exporteurs en vrijstelling van deze registratieplicht
2. Verplichtingen van de autoriteiten
3. Toegangsrechten tot de database
6. Verplichtingen van exporteurs
Deel III: Bewijzen van oorsprong - praktische bepalingen
1. Bepalingen inzake de bewijzen van oorsprong
1.1.1. Het attest van oorsprong
Voorwaarden voor de afgifte van een attest van oorsprong
De formulering van het attest van oorsprong
Termijn voor het verzoek om preferentiële tariefbehandeling
Geldigheid van het attest van oorsprong
Ondertekening van het attest van oorsprong
Wat betekent "ander document"?
Meerdere zendingen van identieke goederen
1.1.2. Aan de importeur bekende informatie
1.1.3. Bewaring van het bewijs van oorsprong en de bewijsstukken
1.1.4. Vervanging van de bewijzen van oorsprong binnen de EU
1.2. Bepalingen betreffende cumulatie
2. De codes van de douaneaangifte
2.1. Gebruik van de code "EU" in de Britse invoeraangiften
Deel IV: Verificatie van de oorsprong
1. Samenwerking tussen bevoegde autoriteiten
2. Verificatie van de bewijzen van oorsprong
2.1. Verificatie van het attest van oorsprong
2.2. Verificatie op basis van de aan de importeur bekende informatie
3. Weigering van preferentiële tariefbehandeling
3.1. Verificatie gericht aan de importeur
3.2. Administratieve samenwerking (uitsluitend voor het attest van oorsprong)
4. De vertrouwelijkheid van de informatie
Deel V: Leveranciersverklaring
1. Types leveranciersverklaringen
1.1. De eenmalige leveranciersverklaring
1.2. De langlopende leveranciersverklaring
1.3. De langlopende leveranciersverklaring met terugwerkende kracht
1.4. De eenmalige leveranciersverklaring voor producten zonder preferentiële oorsprong
1.5. De langlopende leveranciersverklaring voor producten zonder preferentiële oorsprong
1.6. Een leveranciersverklaring opstellen
2. Leveranciersverklaring – vanaf 1 januari 2022
3. Leveranciersverklaring in het kader van de volledige cumulatie
Deel VI: Voorafgaande beslissingen en beslissingen inzake bindende oorsprongsinlichtingen (BOI)
2. De beschikkingen inzake bindende oorsprongsinlichtingen (BOI)
1. Productspecifieke oorsprongsregels
2. Preferentiële tariefcontingenten
4. Gespecialiseerd "Handelscomité"
5. Splitsen van zendingen en wederverzending
6. Terugkerende goederen van EU-oorsprong
7. Aanvullende informatie en contactpunt
7.1. Aanvullende informatiebronnen
Bijlage I – Aantekeningen bij de productspecifieke oorsprongsregels
Bijlage II – Overlegprocedure overeenkomstig artikel 63, lid 3, tweede alinea van de Overeenkomst
Bijlage III – Leveranciersverklaring
Bijlage IV – Langlopende leveranciersverklaring
Bijlage V – Inlichtingenblad INF4
Bijlage VI – Gemeenschappelijke bepalingen inzake oorsprongscontingenten
§ 1. Als gevolg van het referendum op 23 juni 2016 koos het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (hierna: ‘Verenigd Koninkrijk’ of ‘VK’) ervoor om de Europese Unie (hierna: ‘EU’) te verlaten. Hierop volgden meer dan drie jaar van onderhandelingen tussen beide partijen vooraleer zij een eerste akkoord inzake de terugtrekking wisten te bereiken.
Op 31 januari 2020 verliet het Verenigd Koninkrijk officieel de EU, zij het met een overgangsperiode van één jaar waarbij de volledige EU-wet- en regelgeving nog van toepassing bleef op het territorium van het Verenigd Koninkrijk. Tijdens deze overgangsperiode bleven beide partijen verder onderhandelen over een allesomvattende overeenkomst om de toekomstige samenwerking te verzekeren.
Pas aan het einde van de overgangsperiode, op 24 december 2020, bereikten de EU enerzijds en het Verenigd Koninkrijk anderzijds (hierna: de ’Partij(en)’) een principeakkoord over de tekst van een bilaterale handels- en samenwerkingsovereenkomst (hierna: de ‘Overeenkomst’).
Op 31 december 2020 werd in het Publicatieblad van de Europese Unie nr. L444 het Besluit (EU) 2020/2252 van de Raad van 29 december 2020 betreffende de ondertekening, namens de Unie, en betreffende de voorlopige toepassing van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, en van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens gepubliceerd. Dee Overeenkomst is eerst voorlopig in werking getreden, en vervolgens definitief, op 1 mei 2021, na de ratificatie ervan door het VK enerzijds, de EU en haar lidstaten anderzijds.
De definitieve tekst van de overeenkomst werd bekendgemaakt in Publicatieblad van de Europese Unie nr. L 149 van 30 april 2021.[i]
Deze nieuwe Overeenkomst bevat de volgende vier hoofdonderdelen:
De Overeenkomst biedt een kader voor de vrije handel enerzijds en concurrentie anderzijds tussen beide Partijen. Bovendien verbinden beide Partijen er zich toe om normen te handhaven op gebied van milieu, sociale rechten, fiscale transparantie, enz.
De verlaging of afschaffing van de rechten is onderworpen aan een reeks voorwaarden waaraan moet worden voldaan. Deze voorwaarden zijn vastgelegd in ‘Deel twee: Handel, vervoer, visserij en andere regelingen’ - ‘Rubriek één: Handel’ - ‘Hoofstuk 2: oorsprongsregels’.
In tegenstelling tot de meeste andere vrijhandelsovereenkomsten worden de preferentiële oorsprongsregels dus niet in een apart protocol vermeld, maar in de basistekst zelf.
De regels die zijn vervat in hoofdstuk 2 bepalen of goederen uit het Verenigd Koninkrijk of uit de EU wel degelijk producten van oorsprong zijn uit de Partijen. De oorsprong van het product in de zin van de Overeenkomst is immers van essentieel belang om ervoor te zorgen dat alle importeurs in de EU en het Verenigd Koninkrijk van een preferentiële tariefbehandeling kunnen profiteren.
Hoofdstuk 2 is opgedeeld in meerdere afdelingen:
Afdeling 1: Oorsprongsregels;
Afdeling 2: Oorsprongsprocedures;
Afdeling 3: Overige bepalingen.
Naast deze afdelingen wordt hoofdstuk 2 aangevuld met een aantal bijlagen, waaronder bijlagen 2 en 3 inzake de productspecifieke oorsprongsregels en bijlage 7 voor wat betreft de tekst van het attest van oorsprong.
Met deze circulaire wordt in de eerste plaats beoogd de in de bovengenoemde afdelingen opgenomen artikelen te verduidelijken.
Deze circulaire is opgedeeld in een aantal delen:
Deel I: Algemene bepalingen;
Deel II: Het systeem van geregistreerd exporteur (REX) – REX-databank;
Deel III: Het verzoek om preferentiële tariefbehandeling
Deel IV: Verificatie van de oorsprong;
Deel V: Verklaring van de leverancier;
Deel VI: Voorafgaande beslissingen en beslissingen inzake bindende oorsprongsinlichtingen (BOI);
Deel VII: Overige bepalingen;
Bijlagen I tot VI.
Deel I heeft betrekking op de algemene beginselen zoals die in de Overeenkomst zijn vervat. Deze bepalingen worden nader toegelicht in de delen II tot en met VIII van deze circulaire.
§ 2. Op 1 mei 2021 is de Overeenkomst tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk definitief in werking getreden (zie het Besluit (EU) 2021/689 van de Raad van 29 april 2021 betreffende de sluiting, namens de Unie, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, […] gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie nr. L149, op 30 april 2021).
Relevante bepalingen:
Art. 37 tot en met 68 van de Overeenkomst;
Bijlage 2: Aantekeningen bij de productspecifieke oorsprongsregels;
Bijlage 3: Productspecifieke oorsprongsregels;
Bijlage 4: Oorsprongscontingenten en alternatieven voor de productspecifieke oorsprongsregels in Bijlage 3;
Bijlage 5: Productspecifieke regels voor elektrische accu’s en elektrische voertuigen in de overgangsperiode [ii];
Bijlage 6: Leveranciersverklaring;
Bijlage 7: Tekst van het attest van oorsprong;
Bijlage 8: Gezamenlijke verklaring betreffende het Vorstendom Andorra;
Bijlage 9: Gezamenlijke verklaring betreffende de Republiek San Marino.
Besluit nr. 1/2022 van het Gespecialiseerd Handelscomité voor douanesamenwerking en oorsprongsregels tussen de EU en het VK van 17 oktober 2022 betreffende de overlegprocedure in geval van weigering van de preferentiële tariefbehandeling krachtens de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie nr. L276 van 26 oktober 2022.
Wat de Europese rechtsgrondslag betreft, baseert de Overeenkomst zich op bepaalde artikelen van het douanewetboek van de Unie (DWU), zijn gedelegeerde verordening (DWU DA ) en zijn uitvoeringsverordening (DWU IA), waarvan we hier de precieze referenties geven:
Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (DWU);
Gedelegeerde verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (DWU DA);
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (DWU IA).
Voor deze circulaire zijn de volgende wettelijke bepalingen relevant:
Artikel 14, § 1 DWU: "Verstrekking van inlichtingen door de douaneautoriteiten";
Artikel 26 DWU: "Geldigheid van beschikkingen in de gehele Unie";
Artikel 33 DWU: "Beschikkingen betreffende bindende inlichtingen";
Artikel 34 DWU: "Beheer van beschikkingen aangaande bindende inlichtingen";
Artikel 56, § 3 DWU: "Gemeenschappelijk douanetarief en -toezicht";
Artikel 64 DWU: "Preferentiële oorsprong van goederen";
Artikel 117 DWU: "Invoer- of uitvoerrechten die te veel in rekening zijn gebracht";
Artikel 170 DWU: "Indienen van een douaneaangifte";
Artikel 16 DWU IA: "Aanvraag voor een beschikking betreffende een bindende inlichting";
Artikel 18 DWU IA: "Mededeling van BOI-beschikkingen";
Artikel 68 DWU IA: "Registratie van exporteurs buiten het kader van het SAP-stelsel van de Unie";
Artikel 69 DWU IA: "Vervanging van oorsprongsdocumenten die buiten het kader van het SAP-stelsel van de Unie zijn afgegeven of opgesteld";
§ 3. Voor de toepassing van hoofdstuk 2 bevat artikel 38 ervan de volgende definities:
‘indeling: de indeling van een product of materiaal onder een bepaald hoofdstuk, onder een bepaalde post of postonderverdeling van het geharmoniseerd systeem;
zending: producten die gelijktijdig van één exporteur naar één geadresseerde worden verzonden of die vergezeld gaan van één enkel vervoersdocument voor de verzending van de exporteur naar de geadresseerde, of bij gebreke daarvan, van één enkele factuur;
exporteur: een in een Partij gevestigde persoon die overeenkomstig de voorschriften van de wet- en regelgeving van die Partij het product van oorsprong uitvoert of produceert en een attest van oorsprong opstelt;
importeur: een persoon die het product van oorsprong invoert en daarvoor om preferentiële tariefbehandeling verzoekt;
materiaal: elke stof die wordt gebruikt bij de productie van een product, met inbegrip van alle bestanddelen, ingrediënten, grondstoffen of onderdelen;
niet van oorsprong zijnde materiaal: materiaal dat uit hoofde van dit hoofdstuk niet als van oorsprong wordt aangemerkt, met inbegrip van materiaal waarvan de oorsprongsstatus niet kan worden bepaald;
product: het product dat het voortbrengsel is van de productie, zelfs indien het is bedoeld om als materiaal bij de productie van een ander product te worden gebruikt;
productie: elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage. ‘
§ 4. De algemene regel betreffende het begrip "producten van oorsprong" is vervat in artikel 39 en bevat de voorwaarden om te bepalen of een product van oorsprong is uit de ene of de andere Partij.
Voor de toepassing van de preferentiële tariefbehandeling worden de volgende producten beschouwd als zijnde van oorsprong uit een Partij:
a) de producten die volledig zijn verkregen in een Partij (zie §§ 7 en 8 van deze circulaire);
b) de producten die in die Partij vervaardigd zijn waarin uitsluitend materialen van oorsprong uit die Partij zijn verwerkt; en
c) de in die Partij vervaardigde producten waarin niet van oorsprong zijnde materialen zijn verwerkt voor zover zij voldoen aan de specifieke oorsprongsregels waarin is voorzien in bijlagen 2 en 3 van de Overeenkomst.
§ 5. Het begrip "cumulatie van oorsprong" is opgenomen in artikel 40 van de Overeenkomst:
’1. Een product van oorsprong uit een Partij wordt beschouwd als van oorsprong uit de andere Partij wanneer dat product als materiaal bij de productie van een ander product in die andere Partij wordt gebruikt.
2. Om te bepalen of een product van oorsprong is uit de andere Partij, kan rekening worden gehouden met de productie die in een Partij is uitgevoerd op een niet van oorsprong zijnd materiaal.
3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de in de andere Partij uitgevoerde productie niet ingrijpender is dan de in artikel 43 bedoelde behandelingen (ontoereikende productie).
4. Om het in artikel 54, lid 2, punt a), bedoelde attest van oorsprong te kunnen invullen voor een in lid 2 van dit artikel bedoeld product, vraagt de exporteur zijn leverancier om een leveranciersverklaring als bedoeld in bijlage 6 of een gelijkwaardig document met dezelfde informatie, waarin de niet van oorsprong zijnde materialen voldoende duidelijk zijn omschreven om die te kunnen identificeren. ‘
§ 6. De verschillende mogelijkheden van cumulatie en de praktische informatie hierover zijn opgenomen in § 57 van deze circulaire.
§ 7. Opdat een product als geheel en al in een Partij verkregen kan worden beschouwd, moet het aan bepaalde voorwaarden voldoen.
In overeenstemming met artikel 41 worden de volgende producten als volledig verkregen beschouwd:
’a) uit haar ondergrond of zeebodem gewonnen of ontnomen minerale producten;
b) aldaar gekweekte of geoogste planten en producten van het plantenrijk;
c) aldaar geboren en opgefokte levende dieren;
d) producten afkomstig van aldaar opgefokte levende dieren;
e) producten afkomstig van aldaar geboren en opgefokte geslachte dieren;
f) producten afkomstig van aldaar bedreven jacht en visserij;
g) producten afkomstig van aquacultuur aldaar, indien aquatische organismen, met inbegrip van vis, weekdieren, schaaldieren, andere ongewervelde waterdieren en waterplanten zijn geboren of opgefokt uit uitgangsmateriaal zoals eieren, hom en kuit, visbroed, pootvis, larven, parr, smolts of andere niet-volwassen vis in een postlarvaal stadium, door ingrepen in het kweek- en groeiproces teneinde de productie te vergroten, zoals het uitzetten, voeren, of beschermen tegen predatoren;
h) producten van de zeevisserij en andere buiten een territoriale zee door een vaartuig van een Partij uit de zee gewonnen producten;
i) producten die, uitsluitend uit de in punt h) bedoelde producten, aan boord van een fabrieksschip van een Partij zijn vervaardigd;
j) producten die buiten een territoriale zee uit de zeebodem of ondergrond worden gewonnen, voor zover zij rechten hebben die zeebodem of ondergrond te exploiteren of te bewerken;
k) resten of afval afkomstig van aldaar verrichte productiehandelingen;
l) resten of afval van gebruikte producten aldaar verzameld, voor zover die producten alleen nog voor de terugwinning van grondstoffen kunnen worden gebruikt;
m) producten die aldaar uitsluitend uit de in de punten a) tot en met l) bedoelde producten zijn vervaardigd."
§ 8. Onder "vaartuig van een Partij" respectievelijk "fabrieksschip van een Partij" in § 7, punten h) en i), wordt verstaan een vaartuig respectievelijk fabrieksschip dat:
a) in een lidstaat of in het Verenigd Koninkrijk is geregistreerd;
b) onder de vlag van een lidstaat of van het Verenigd Koninkrijk vaart; en
c) aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
i) het is ten minste voor 50 % eigendom van onderdanen van een lidstaat of van het Verenigd Koninkrijk; of
ii) het is eigendom van rechtspersonen die elk:
A) hun hoofdkantoor en hun belangrijkste economische activiteit in de Unie of het Verenigd Koninkrijk hebben; en
B) voor ten minste 50 % in handen zijn van publieke entiteiten, onderdanen of rechtspersonen van een lidstaat of het Verenigd Koninkrijk. ‘
§ 9. De lijst van be- of verwerkingen die moeten worden toegepast om een product waarin niet van oorsprong zijnde materialen zijn verwerkt oorsprong te verlenen, is opgenomen in bijlage 3 van de Overeenkomst.
Er zijn vier soorten productspecifieke regels (ook gekend als lijstregels):
Be- of verwerking waarbij een maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde materialen niet mag worden overschreden (percentageregel op waarde of gewicht);
Be- of verwerking met verandering van post of onderverdeling tot gevolg (tariefsprong);
Specifieke be- of verwerking (procesregel);
Be- of verwerking van geheel en al verkregen materialen
Gelieve ook rekening te houden met de inleidende aantekeningen in bijlage 2 van de Overeenkomst. Deze aantekeningen bevatten de algemene bepalingen om de productspecifieke regels uit bijlage 3 te interpreteren en toe te passen.
§ 10. De tolerantieregels maken afwijkingen mogelijk van de in bijlage 3 bij de Overeenkomst vastgestelde productievereisten. Volgens de tolerantieregels is het bijvoorbeeld mogelijk om een miniem percentage niet van oorsprong zijnde materialen te gebruiken zonder dat dit een invloed heeft op de oorsprong van het eindproduct.
In het kader van de Overeenkomst kan een product als van oorsprong zijnde van een Partij worden beschouwd op voorwaarde dat:
"a) het totale gewicht van de niet van oorsprong zijnde materialen die zijn gebruikt bij de productie van producten die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 2 en 4 tot en met 24 van het geharmoniseerd systeem, andere dan de verwerkte visserijproducten die zijn ingedeeld onder hoofdstuk 16, niet hoger is dan 15 % van het gewicht van het product;
b) de totale waarde van alle niet van oorsprong zijnde materialen voor alle andere producten, met uitzondering van onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem ingedeelde producten, niet meer dan 10 % van de prijs af fabriek van het product bedraagt; of
c) voor een product dat is ingedeeld onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem, de toleranties gelden die zijn vastgesteld in de aantekeningen 7 en 8 van bijlage 2. "
Bijgevolg voorziet de Overeenkomst in twee soorten toleranties:
een algemene tolerantie; of
een specifieke tolerantie voor textiel.
Zoals vermeld voor de textielproducten die zijn ingedeeld in de hoofdstukken 50 tot 63 van het geharmoniseerd systeem, moeten de aantekeningen 7 en 8 bij bijlage 2 van de Overeenkomst worden geraadpleegd, die in bijlage I bij deze circulaire zijn opgenomen.
Let wel! Wanneer de productspecifieke oorsprongsregels in waarde zijn uitgedrukt, mag de tolerantieregel niet worden toegepast om het toegestane maximum aan niet van oorsprong zijnde materialen te overschrijden.
Bovendien is de tolerantieregel niet van toepassing op volledig in een Partij verkregen producten (zie §§ 7 en 8 van deze circulaire), tenzij een specifieke regel in bijlage 3 voorschrijft dat bij de vervaardiging volledig verkregen materialen moeten worden gebruikt.
§ 11. Artikel 43 bevat een lijst van behandelingen die als ontoereikende be- of verwerkingen worden beschouwd om de producten de oorsprongsstatus te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van titel 3.1, c), van deze circulaire is voldaan.
Zo wordt een product niet als van oorsprong uit een Partij beschouwd indien de productie van het product slechts bestaat uit een of meer van de volgende behandelingen ten aanzien van niet van oorsprong zijnde materialen:
"a) conserveerbehandelingen zoals drogen, invriezen, pekelen en andere soortgelijke behandelingen die uitsluitend bedoeld zijn om ervoor te zorgen dat de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat blijven;
b) het splitsen of samenvoegen van colli;
c) het wassen of schoonmaken; verwijderen van stof, roest, olie, verf of dergelijke;
d) het strijken of persen van textielstoffen en textielwaren;
e) het eenvoudig schilderen en polijsten;
f) het ontvliezen of doppen en geheel of gedeeltelijk vermalen van rijst; het polijsten en glanzen van granen en rijst; het bleken van rijst;
g) het kleuren of aromatiseren van suiker of vormen van suikerklonten; het geheel of gedeeltelijk vermalen van suiker in vaste vorm;
h) het pellen, ontpitten of schillen van vruchten, noten en groenten;
i) het aanscherpen, eenvoudig vermalen of eenvoudig versnijden;
j) het zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van stellen of assortimenten van artikelen);
k) het eenvoudig plaatsen in flessen, blikken, flacons, zakken, kratten of dozen, het bevestigen op kaarten of platen en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de verpakkingen;
l) het aanbrengen of opdrukken van merken, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op de verpakking;
m) het eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten; het mengen van suiker met enige stof;
n) het eenvoudig toevoegen van water of het verdunnen met water of een andere stof die de kenmerken van het product niet wezenlijk wijzigt, drogen of denatureren van producten;
o) het eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel en het uit elkaar nemen van producten in onderdelen;
p) het slachten van dieren. "
Voor de toepassing van § 11 worden behandelingen als eenvoudig beschouwd wanneer voor het uitvoeren daarvan geen bijzondere vaardigheden noch speciaal daarvoor gemaakte of geïnstalleerde machines, toestellen of uitrustingsstukken nodig zijn.
Alle uitgevoerde behandelingen op een bepaald product in de partij van uitvoer worden gezamenlijk in aanmerking genomen om te bepalen of de door dit product ondergane be- of verwerking ontoereikend is in de zin van § 11.
De Europese Commissie heeft in samenwerking met het Verenigd Koninkrijk richtlijnen gepubliceerd die de interpretatie van het begrip ‘ontoereikende productie’ moet vergemakkelijken. Deze richtsnoer ( ‘Guidance’) is in het Engels raadpleegbaar op de website van de Commissie.
§ 12. Voor de toepassing van de Overeenkomst is de tariefindelingscode, die gebaseerd is op de nomenclatuur van het geharmoniseerd systeem (GS), de eenheid die in aanmerking moet worden genomen voor het product.
Wanneer een zending uit een aantal identieke producten bestaat die onder dezelfde postonderverdeling van het GS zijn ingedeeld, moet elk product afzonderlijk worden beschouwd.
§ 13. In overeenstemming met artikel 45 van de Overeenkomst:
‘Bij de bepaling van de oorsprongsstatus van een product wordt geen rekening gehouden met het verpakkingsmateriaal en de verpakkingsmiddelen voor verzending die worden gebruikt ter bescherming van een product tijdens het vervoer. ‘
§ 14. Volgens artikel 46 van de Overeenkomst:
‘Verpakkingsmateriaal en verpakkingsmiddelen waarin het product is verpakt voor detailhandelsverkoop, indien zij samen met het product zijn ingedeeld, worden bij het bepalen van de oorsprong van het product buiten beschouwing gelaten, behalve wat de berekening van de waarde van niet van oorsprong zijnde materialen betreft indien voor het product een maximumwaarde van niet van oorsprong zijnde materialen overeenkomstig bijlage 3 [van de Overeenkomst] geldt.’
§ 15. Volgens artikel 47:
"1. Toebehoren, vervangingsonderdelen, gereedschappen en instructie- of ander informatiemateriaal worden samen met het betrokken materieel, de machine, de apparatuur of het voertuig beschouwd als één product, indien zij:
a) bij het product zijn ingedeeld en samen met het product worden geleverd, maar niet afzonderlijk in rekening worden gebracht; en
b) van de soorten, hoeveelheden en waarde zijn die gebruikelijk zijn voor dat product.
2. Toebehoren, vervangingsonderdelen, gereedschappen en instructie- of ander informatiemateriaal als bedoeld in lid 1 worden bij het bepalen van de oorsprong van het product buiten beschouwing gelaten, behalve wat de berekening van de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen betreft indien voor een product een maximumwaarde van niet van oorsprong zijnde materialen als vastgesteld in bijlage 3 [van de Overeenkomst] van toepassing is. "
§ 16. In de zin van algemene regel 3 van het GS worden assortimenten als van oorsprong beschouwd wanneer alle samenstellende delen ervan van oorsprong zijn. Een assortiment dat bestaat uit van oorsprong zijnde en niet van oorsprong zijnde samenstellende delen, wordt dus als geheel beschouwd als van oorsprong, op voorwaarde dat de waarde van alle niet van oorsprong zijnde samenstellende delen niet meer dan 15% van de prijs af fabriek van het assortiment bedraagt.
Regel 3 van het GS maakt het mogelijk om artikelen die onder een of meer posities kunnen vallen, onder één tariefpost in te delen en kan als volgt worden samengevat:
Regel 3 a): De post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking;
Regel 3 b): De goederen worden ingedeeld volgens hun wezenlijke karakter;
Dit omvat: Mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen en goederen die in stellen of assortimenten zijn opgemaakt.
Regel 3 c): In de gevallen waarin de indeling aan de hand van de regels 3 a) en 3 b) niet mogelijk is, worden de goederen ingedeeld in de post die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst.
§ 17. Om de oorsprong van een product te bepalen, hoeft niet te worden nagegaan wat de oorsprong is van bepaalde elementen die bij de vervaardiging van dat product kunnen zijn gebruikt. Het gaat om de "neutrale elementen" die zijn vermeld in artikel 49, met name:
"a) brandstof, energie, katalysatoren en oplosmiddelen;
b) installatie, uitrusting, vervangingsonderdelen en materialen voor het onderhoud van materieel en gebouwen;
c) machines, werktuigen, matrijzen en gietvormen;
d) smeermiddelen, vetten, samenstellende materialen en andere materialen die worden gebruikt bij de productie of om materieel en gebouwen te laten functioneren;
e) handschoenen, brillen, schoeisel, kleding, veiligheidsuitrusting en benodigdheden;
f) apparatuur, benodigdheden en materieel dat wordt gebruikt voor het testen of inspecteren van het product; en
g) andere bij de productie gebruikte materialen die niet in het product zijn verwerkt en ook niet bedoeld zijn om in de uiteindelijke samenstelling van het product te worden verwerkt. "
§ 18. De overeenkomst voorziet in de toepassing van de methode van gescheiden boekhouding.
Wanneer van oorsprong zijnde en niet van oorsprong zijnde fungibele (= vervangbare) materialen worden gebruikt bij de be- of verwerking van een product, kunnen de bevoegde autoriteiten toestaan dat de methode van de gescheiden boekhouding wordt gebruikt om de betrokken materialen te beheren zonder dat deze afzonderlijk worden opgeslagen.
Onder fungibele materialen of fungibele producten worden materialen of producten verstaan van dezelfde soort en handelskwaliteit, met dezelfde technische en fysische kenmerken, die ten behoeve van het bepalen van de oorsprong niet van elkaar te onderscheiden zijn.
Verder kunnen bepaalde van oorsprong zijnde en niet van oorsprong zijnde fungibele producten vóór uitvoer naar de andere Partij in een Partij worden opgeslagen zonder fysiek gescheiden te zijn, mits een gescheiden boekhouding wordt toegepast. Het betreft meer bepaald de producten die volgens het GS zijn ingedeeld in:
de hoofdstukken 10, 15, 27, 28, 29;
de posten 32.01 tot 32.07; of
de posten 39.01 tot 39.14.
§ 19. Om van deze mogelijkheid gebruik te kunnen maken, moeten de economische operatoren een schriftelijk verzoek indienen bij de bevoegde autoriteiten. Deze autoriteiten kunnen het verlenen van de vergunning afhankelijk stellen van de door hen passend geachte voorwaarden.
Gescheiden boekhouding is een methode die ervoor zorgt dat op een bepaald tijdstip het aantal verkregen producten dat als van oorsprong uit de EU of het VK kan worden beschouwd, hetzelfde is als het aantal dat verkregen zou zijn bij toepassing van een fysieke scheiding van de voorraden.
Binnen de EU kunnen de exporteurs of producenten de methode van gescheiden boekhouding niet toepassen zonder de toestemming van de bevoegde douaneautoriteiten. In België is voor het gebruik van deze methode de toestemming vereist van de Centrale component van de Administratie Operaties - Operationele Expertise - Douane 1: da.ops.douane1@minfin.fed.be.
§ 20. Wanneer een Partij een product van oorsprong uitvoert naar een land dat geen deel uitmaakt van de overeenkomst en daarna datzelfde product opnieuw wederinvoert, wordt het product beschouwd als zijnde niet van oorsprong. Dit vermoeden kan wel worden gewijzigd door aan de douaneautoriteit van die Partij aan te tonen dat het geretourneerde product:
hetzelfde is als het uitgevoerde product; en
terwijl het zich in dat derde land bevond of bij de uitvoer ervan geen andere behandelingen heeft ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om het in goede staat te bewaren.
§ 21. De regel van niet-wijziging in artikel 52 van de Overeenkomst is soepeler dan de zogeheten regel van het "rechtstreekse vervoer" die vaak wordt aangetroffen in andere protocollen.
Producten die in de EU/het Verenigd Koninkrijk worden ingevoerd, moeten dezelfde zijn als die welke uit het Verenigd Koninkrijk/de EU werden uitgevoerd. Zij mogen met andere woorden op geen enkele wijze zijn gewijzigd of getransformeerd, en evenmin andere behandelingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren of die welke bestaan uit het toevoegen of aanbrengen van merken, etiketten, verzegelingen of andere documentatie om te waarborgen dat aan de specifieke interne vereisten van de Partij van invoer wordt voldaan.
De producten kunnen worden opgeslagen op voorwaarde dat ze in het land of de landen van doorvoer onder douanetoezicht blijven.
Zendingen kunnen worden gesplitst door de exporteur of onder diens verantwoordelijkheid op voorwaarde dat de producten in het transitland of de transitlanden onder douanetoezicht blijven.
In geval van overlading of tijdelijke opslag in een derde land moet kunnen worden aangetoond dat de zending of, in geval van gesplitste zendingen, de deelzendingen die de Partij van uitvoer hebben verlaten, dezelfde zijn als die welke in dit land van invoer waren ingevoerd.
In geval van twijfel kunnen de douaneautoriteiten van de Partij van invoer documenten eisen waaruit blijkt dat de producten van oorsprong geen ongeoorloofde behandeling hebben ondergaan. Het bewijs kan met alle middelen worden geleverd, onder meer aan de hand van:
"a) vervoersovereenkomsten zoals cognossementen, of
b) feitelijk of concreet bewijsmateriaal zoals de markering of nummering van de colli, of
c) ander bewijsmateriaal betreffende het product zelf. "
§ 22. De Overeenkomst tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk bevat geen verbod op teruggave van invoerrechten, ook gekend als de no-drawbackregel. Indien niet van oorsprong zijnde materialen worden gebruikt bij de vervaardiging van een product in de EU, kunnen deze materialen bijgevolg in aanmerking komen voor teruggave of vrijstelling van de invoerrechten wanneer deze producten de preferentiële oorsprong uit de EU hebben verkregen en in het kader van de preferenties naar het Verenigd Koninkrijk worden uitgevoerd. Dit geldt voornamelijk voor de marktdeelnemers die goederen in de EU onder de regeling actieve veredeling be- of verwerken en wanneer het eindproduct als gevolg van deze be- of verwerking de preferentiële oorsprong uit de EU verkrijgt.
Deze vrijstelling of teruggave van invoerrechten zal daarom worden verleend voor een periode van ten minste twee jaar vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst.
In de Overeenkomst is bepaald dat na deze eerste periode van twee jaar de regeling voor de teruggave of vrijstelling van invoerrechten opnieuw wordt bekeken.
Hoewel de overeenkomst bepaalt dat na deze eerste periode van twee jaar de regeling voor de teruggave/vrijstelling van rechten moet worden herzien, staat dit momenteel niet op de agenda.
§ 23. De preferentiële tariefbehandeling wordt toegekend aan een product van oorsprong uit een van de Partijen, op basis van een verzoek van de importeur. De importeur is bijgevolg verantwoordelijk voor de juistheid van het verzoek en voor de naleving van de voorwaarden waarin de Overeenkomst voorziet.
Artikel 54, lid 2 stelt dat een verzoek om preferentiële tariefbehandeling kan worden gedaan op basis van:
"a) een door de exporteur opgesteld attest van oorsprong waaruit blijkt dat het product van oorsprong is; of
b) de aan de importeur bekende informatie dat het product van oorsprong is. "
Wanneer de importeur een verzoek indient op basis van een attest van oorsprong, moet hij het desbetreffende attest bewaren en de douaneautoriteiten van de Partij van invoer op aanvraag een kopie daarvan bezorgen.
§ 24. Het verzoek om preferentiële tariefbehandeling en het bewijsmateriaal waarop dit verzoek is gebaseerd, worden opgenomen in de douaneaangifte ten invoer overeenkomstig de wet- en regelgeving van de Partij van invoer. In de praktijk wordt het verzoek om preferentiële tariefbehandeling in principe gedaan op het tijdstip van invoer van de goederen.
Indien de importeur ten tijde van de invoer geen verzoek om preferentiële tariefbehandeling heeft ingediend, kan de Partij van invoer alsnog een preferentiële tariefbehandeling toestaan en overgaan tot het terugbetalen of teruggeven van een teveel aan betaalde invoerrechten indien:
"a) het verzoek om preferentiële tariefbehandeling niet later wordt ingediend dan drie jaar na de datum van invoer, of uiterlijk zoveel later als bepaald in de wet- en regelgeving van de Partij van invoer;
b) de importeur de basis verstrekt voor het verzoek als bedoeld in artikel 54, lid 2 [zie §23]; en
c) het product als van oorsprong zou zijn beschouwd en aan alle andere toepasselijke vereisten [...] zou hebben voldaan indien de importeur ten tijde van de invoer om preferentiële behandeling had verzocht. "
§ 25. Het attest van oorsprong wordt opgesteld op basis van informatie en documenten waaruit blijkt dat het product van oorsprong is, met inbegrip van informatie over de oorsprongsstatus van de bij de vervaardiging van het product gebruikte materialen. De exporteur is verantwoordelijk voor de juistheid van het attest van oorsprong en van de erin verstrekte informatie.
Opmerking: zie voor de praktische bepalingen in verband met het attest van oorsprong §§ 46 tot 56 van deze circulaire.
§ 26. De douaneautoriteit van de Partij van invoer mag een verzoek om preferentiële tariefbehandeling niet afwijzen wegens geringe vergissingen of afwijkingen in het attest van oorsprong of om de enkele reden dat een factuur in een derde land werd afgegeven.
Opmerking: zie voor meer informatie hierover § 68 van deze circulaire.
§ 27. Aan de importeur bekende informatie betreft alle relevante informatie waaruit blijkt dat het product van oorsprong is en aan de voorwaarden van de Overeenkomst voldoet.
Het begrip "aan de importeur bekende informatie" stelt de importeur in staat een verzoek om preferentiële tariefbehandeling in te dienen op grond van zijn eigen kennis van de oorsprongsstatus van de ingevoerde producten. De importeur baseert zijn verzoek op bewijsmateriaal of documenten die hem door de exporteur zijn verstrekt.
Indien de importeur de betrokken informatie niet kan verkrijgen omdat de exporteur deze als vertrouwelijk beschouwt of om enige andere reden, kan de importeur, alvorens de preferentiële behandeling aan te vragen, een attest van oorsprong bekomen aan de hand waarvan hij alsnog een verzoek om preferentiële tariefbehandeling kan indienen.
Wanneer een verzoek om preferentiële tariefbehandeling wordt ingediend op basis van de aan de importeur bekende informatie, hoeft geen attest van oorsprong te worden gebruikt en hoeft geen exporteur inzake oorsprong te worden geïdentificeerd.
Bovendien hoeft de importeur die "aan de importeur bekende informatie" inroept, niet over een REX-identificatienummer te beschikken.
Opmerking: zie voor de praktische bepalingen over de aan de importeur bekende informatie § 54 van deze circulaire.
§ 28. Volgens artikel 59 van de Overeenkomst moet een importeur die verzoekt om preferentiële tariefbehandeling voor een in de Partij van invoer ingevoerd product de documenten gedurende minstens drie jaar vanaf de datum van invoer bewaren. De documenten waarop die verplichting betrekking heeft, zijn de volgende:
" a) als het verzoek op een attest van oorsprong werd gebaseerd, het door de exporteur opgestelde attest van oorsprong; of;
b) als het verzoek op de aan de importeur bekende informatie werd gebaseerd, alle gegevens waaruit blijkt dat het product voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de oorsprongsstatus. "
Een exporteur die een attest van oorsprong opstelt, bewaart gedurende ten minste vier jaar na de opstelling ervan, een kopie van dit attest en alle andere documenten waaruit de oorsprongsstatus van de producten blijkt.
Alle documenten mogen in elektronisch formaat worden bewaard.
§ 29. In overeenstemming met artikel 60 van de Overeenkomst worden de producten die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers en die geen handelskarakter dragen, als producten van oorsprong toegelaten zonder dat het nodig is een formeel bewijs van oorsprong over te leggen, voor zover verklaard is dat zij aan de voorwaarden van de Overeenkomst voldoen en er over de juistheid van een dergelijke verklaring geen twijfel bestaat.
Invoer van incidentele aard van producten die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de ontvanger of de reiziger of de leden van diens gezin worden niet als invoer van handelsgoederen aangemerkt indien noch de aard, noch de hoeveelheid van de producten op commerciële doeleinden wijst.
De totale waarde van de producten mag echter niet hoger zijn dan:
Voor de Europese Unie:
500 euro voor de kleine zendingen die door particulieren naar particulieren worden verzonden; of
1.200 euro voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.
Voor het Verenigd Koninkrijk:
Naast de producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers en de kleine zendingen van particulieren naar particulieren, wordt een preferentiële tariefbehandeling toegekend aan de zendingen van geringe waarde.
Voor deze drie bovengenoemde gevallen heeft het Verenigd Koninkrijk de totale drempelwaarde van de producten vastgesteld op 1.000 Britse pond sterling.
§ 30. In overeenstemming met artikel 61 kan de douane van de Partij van invoer nagaan of een product van oorsprong is of aan de oorsprongsregels voldoet en zich vergewissen van de echtheid van de documenten en de juistheid van de aanspraak op de preferentiële tariefbehandeling. Deze controle kan de vorm aannemen van een verzoek om informatie gericht aan de importeur die het verzoek om preferentiële tariefbehandeling heeft ingediend. De controle kan plaatsvinden voor of na de vrijgave van de producten.
§ 31. De gevraagde informatie omvat ten hoogste de volgende elementen:
"(a) indien het verzoek was gebaseerd op een attest van oorsprong, dat attest van oorsprong; en
(b) informatie over het voldoen aan de oorsprongscriteria, te weten:
(i) wanneer het oorsprongscriterium "volledig verkregen" is, de toepasselijke categorie (zoals oogst, ontginning, bevissing) en de plaats van productie;
(ii) wanneer het oorsprongscriterium is gebaseerd op een wijziging in tariefindeling, een lijst van alle niet van oorsprong zijnde materialen, met inbegrip van het tariefindelingsnummer ervan (in 2, 4 of 6 cijfers, afhankelijk van het oorsprongscriterium);
(iii) wanneer het oorsprongscriterium is gebaseerd op een waardemethode, de waarde van het eindproduct en de waarde van alle bij de productie van dat product gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen;
(iv) wanneer het oorsprongscriterium is gebaseerd op gewicht, het gewicht van het eindproduct alsmede het gewicht van de desbetreffende in het eindproduct gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen;
(v) wanneer het oorsprongscriterium is gebaseerd op een specifiek productieprocedé, een beschrijving van dat specifieke procedé. "
Naast deze elementen kan de importeur daaraan alle andere informatie toevoegen die hij met het oog op de verificatie nuttig acht.
Indien het verzoek om preferentiële tariefbehandeling is gebaseerd op een attest van oorsprong, verstrekt de importeur dat attest van oorsprong, maar kan hij de douaneautoriteit van de Partij van invoer antwoorden dat hij niet in staat is de hierboven bedoelde informatie te verstrekken.
Als het verzoek om preferentiële tariefbehandeling is gebaseerd op de aan de importeur bekende informatie, kan de douaneautoriteit van de Partij van invoer die de verificatie verricht, na eerst om de bovengenoemde informatie te hebben verzocht, de importeur verzoeken aanvullende informatie te verstrekken, wanneer deze douaneautoriteit van oordeel is dat aanvullende informatie nodig is om de oorsprong van het product te controleren of om na te gaan of aan de overige vereisten van de Overeenkomst is voldaan. De douaneautoriteit van de Partij van invoer kan indien van toepassing de importeur om specifieke documentatie en informatie verzoeken.
Als de douaneautoriteit van de Partij van invoer besluit de preferentiële tariefbehandeling voor het betrokken product te schorsen zolang de uitslag van de verificatie niet bekend is, staat zij aan de importeur de vrijgave van de producten toe onder voorbehoud van passende conservatoire maatregelen en waarborgen. Elke schorsing van de preferentiële tariefbehandeling wordt zo spoedig mogelijk beëindigd nadat de douaneautoriteit van de Partij van invoer heeft vastgesteld dat de betrokken producten van oorsprong zijn of dat aan de andere voorwaarden is voldaan.
Opmerking: zie voor de praktische bepalingen in verband met de verificatie §§ 58 tot 61 van deze circulaire.
§ 32. Met het oog op de goede toepassing van hoofdstuk 2 van de Overeenkomst werken de Partijen samen bij het controleren of een product van oorsprong is en aan de overige voorwaarden voldoet.
Indien het verzoek om preferentiële tariefbehandeling is gebaseerd op een attest van oorsprong, kan de douaneautoriteit van de Partij van invoer die de controle uitvoert ook, na de in § 31 van deze circulaire bedoelde informatie te hebben opgevraagd, en op basis van het antwoord van de importeur, ook om informatie verzoeken bij de douaneautoriteit van de Partij van uitvoer, binnen twee jaar na de invoer van de producten, of vanaf het moment waarop het verzoek op wordt ingediend (in geval van retroactieve aanvraag), indien de douaneautoriteit van de Partij van invoer die de controle uitvoert, aanvullende informatie noodzakelijk acht om de oorsprongsstatus van het product te controleren of om na te gaan of aan de overige vereisten is voldaan.
Het verzoek om aanvullende inlichtingen omvat de volgende elementen:
"a) het attest van oorsprong;
b) de identiteit van de douaneautoriteit waarvan het verzoek afkomstig is;
c) de naam van de exporteur;
d) het onderwerp en de reikwijdte van de controle; en
e) alle andere relevante documenten. "
Naast deze informatie kan de douaneautoriteit van de Partij van invoer zo nodig specifieke documentatie en informatie opvragen bij de douaneautoriteit van de Partij van uitvoer.
§ 33. De douaneautoriteit van de Partij van uitvoer kan om documenten of een onderzoek verzoeken door bewijsmateriaal op te vragen of de bedrijfsruimten van de exporteur te bezoeken met het oog op de controle van de documenten en de installaties die worden gebruikt bij de productie van het product.
De Partij van uitvoer die het verzoek om informatie ontvangt, moet aan de douaneautoriteit van de Partij van invoer de volgende informatie bezorgen:
"a) de gevraagde documentatie, voor zover beschikbaar;
b) een opinie inzake de oorsprongsstatus van het product;
c) de beschrijving van het product dat het voorwerp van onderzoek is en de voor de toepassing van dit hoofdstuk relevante tariefindeling;
d) een beschrijving van en een toelichting bij het productieprocedé die volstaan om de oorsprongsstatus van het product te staven;
e) informatie over de wijze waarop het onderzoek van het product is uitgevoerd; en
f) in voorkomend geval, bewijsstukken. "
De bovenvermelde inlichtingen kunnen niet worden verstrekt aan de douaneautoriteit van de Partij van invoer als die informatie door de exporteur als vertrouwelijk wordt aangemerkt.
§ 34. In overeenstemming met artikel 63 van de Overeenkomst kan de douaneautoriteit van de Partij van invoer in bepaalde gevallen weigeren om een preferentiële tariefbehandeling toe te kennen.
De termijnen na verloop waarvan de douaneautoriteit van de Partij van invoer de preferentiële tariefbehandeling kan weigeren, zijn de volgende:
"a) binnen drie maanden na de datum van een verzoek om informatie op grond van artikel 61, lid 1:
i) de importeur geen antwoord heeft verstrekt;
ii) wanneer het verzoek om preferentiële tariefbehandeling was gebaseerd op een attest van oorsprong, er geen attest van oorsprong is verstrekt; of
iii) wanneer het verzoek om preferentiële tariefbehandeling op de aan de importeur bekende informatie werd gebaseerd, de door de importeur verstrekte informatie niet volstaat om te bevestigen dat het product van oorsprong is;
b) binnen drie maanden na de datum van een verzoek om aanvullende informatie op grond van artikel 61, lid 5:
i) de importeur geen antwoord heeft verstrekt; of
ii) de door de importeur verstrekte informatie niet volstaat om te bevestigen dat het product van oorsprong is;
c) binnen tien maanden na de datum van een verzoek om informatie op grond van artikel 62, lid 2:
i) de douaneautoriteit van de Partij van uitvoer geen antwoord heeft verstrekt; of
ii) de door de douaneautoriteit van de Partij van uitvoer verstrekte informatie ontoereikend is om te kunnen bevestigen dat het product van oorsprong is. "
§ 35. Als de douaneautoriteit van de Partij van invoer over voldoende gronden beschikt om een preferentiële tariefbehandeling te weigeren uit hoofde van § 34 van deze circulaire en in gevallen waarin de douaneautoriteit van de Partij van uitvoer haar een opinie heeft verstrekt waarin de oorsprongsstatus van het product wordt bevestigd, stelt de douaneautoriteit van de Partij van invoer binnen twee maanden na ontvangst van die opinie de douaneautoriteit van de Partij van uitvoer in kennis van haar voornemen om de preferentiële tariefbehandeling te weigeren.
In geval van een kennisgeving van weigering vindt binnen drie maanden na de datum van die kennisgeving op verzoek van een van de Partijen overleg plaats. In bepaalde gevallen kan de termijn voor overleg in onderlinge overeenstemming tussen de Partijen worden verlengd.
Na het verstrijken van de termijn voor overleg kan de douaneautoriteit van de Partij van invoer de preferentiële tariefbehandeling enkel weigeren wanneer zij daartoe over voldoende gronden beschikt en nadat zij de importeur in de gelegenheid heeft gesteld te worden gehoord. Echter, wanneer de douaneautoriteit van de Partij van uitvoer de oorsprongsstatus van de producten bevestigt en die conclusie onderbouwt, weigert de douaneautoriteit van de Partij van invoer de preferentiële tariefbehandeling van een product niet op de enkele grond dat de douaneautoriteit van de Partij van uitvoer de informatie niet verstrekt als gevolg van het vertrouwelijke karakter ervan.
Op de regeling van geschillen tussen de importeur en de douaneautoriteit van de Partij van invoer is in alle gevallen het recht van de Partij van invoer van toepassing.
Het hierboven bedoelde overleg vindt plaats overeenkomstig de overlegprocedure die kan worden teruggevonden in de bijlage bij Besluit nr. 1/2022 van het Speciaal Handelscomité EU-Verenigd Koninkrijk inzake douanesamenwerking en oorsprongsregels van 17 oktober 2022 betreffende de overlegprocedure bij weigering van een preferentiële tariefbehandeling krachtens de Overeenkomst betreffende handel en samenwerking tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland anderzijds [2022/2064], bekendgemaakt in PB L 276/147 van 26 oktober 2022.
Dit besluit is van toepassing met ingang van 17 oktober 2022. De inhoud van de bijlage bij dit besluit werd toegevoegd als bijlage II bij deze circulaire.
§ 36. Elke partij bewaart, overeenkomstig haar eigen wetgeving, het vertrouwelijke karakter van de in het kader van de controle verzamelde informatie en gegevens en beschermt deze tegen elke openbaarmaking die de concurrentiepositie van de persoon die deze heeft verstrekt, zou kunnen schaden.
Alle informatie en gegevens die tussen de voor de administratie en de handhaving van oorsprongsbepaling bevoegde autoriteiten van de Partijen worden uitgewisseld, worden als vertrouwelijk behandeld.
§ 37. Volgens artikel 65 van de Overeenkomst kan elke Partij sancties opleggen aan elke persoon die een document opstelt of laat opstellen dat onjuiste informatie bevat die is verstrekt om een preferentiële tariefbehandeling voor een product te verkrijgen, aan elke persoon die niet aan de verplichtingen van archivering voldoet of die geen bewijsmateriaal verstrekt of het bezoek aan de bedrijfsruimten weigert.
§ 38. Als gevolg van de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk moeten EU-exporteurs die voor het Verenigd Koninkrijk verminderde of geen invoerrechten willen betalen, een attest van oorsprong kunnen voorleggen
Dit attest van oorsprong is het bewijs van de preferentiële oorsprong van een product en wordt in kader van deze Overeenkomst door de exporteur op een factuur of op een ander document aangebracht waarop de exporteur en de betrokken goederen van oorsprong voldoende identificeerbaar zijn. Het attest van oorsprong is immers geen afzonderlijk document, maar een tekst waarin de exporteur de oorsprong van een product vermeldt. De exporteurs zijn verantwoordelijk voor de juistheid van de preferentiële oorsprong die ze op het oorsprongsattest aangeven.
Voor alle zendingen met een hogere waarde dan 6.000 euro moet de exporteur een REX-identificatienummer (REX = Registered Exporter System) hebben en dit in het attest van oorsprong vermelden.
De marktdeelnemers van de EU die reeds zijn geregistreerd in de REX-database van de Europese Commissie om andere preferentiële regimes te genieten, kunnen het aan hen toegekende REX-nummer blijven gebruiken. Er hoeft dus geen uitbreiding van het gebruik van dit nummer te worden aangevraagd.
Sinds 25 januari 2021 vervangt een nieuwe uitsluitend digitale procedure de papieren registratieprocedure (aanvraag in pdf-formaat verstuurd per e-mail). De marktdeelnemers aan wie nog geen REX-nummer is toegekend, kunnen het voortaan aanvragen via het portaal van de douane van de EU dat bestemd is voor de marktdeelnemers. Via dit portaal kunnen de ondernemingen zich inschrijven en hun inschrijving raadplegen.
Meer informatie over de registratieprocedure is beschikbaar via de volgende link: https://financien.belgium.be/nl/douane_accijnzen/ondernemingen/facilitatie/rex-de-zelfcertificatie.
§ 39. Het REX-nummer bestaat uit de ISO-code van het land (twee letters), gevolgd door ‘REX’, gevolgd door een reeks van maximaal 30 alfanumerieke tekens. In België is dat het EORI-nummer. In België ziet het identificatienummer er als volgt uit: BEREXBExxxxxxxxxx.
De registratie is geldig vanaf de datum waarop onze bevoegde dienst de volledige registratieaanvraag ontvangt.
Hierbij wordt opgemerkt dat wanneer de exporteur, met het oog op het vervullen van de uitvoerformaliteiten, wordt vertegenwoordigd door een exporteur die zelf al is geregistreerd, deze vertegenwoordiger zijn eigen REX-nummer niet mag gebruiken.
Wanneer het bedrag van de geëxporteerde goederen minder dan 6.000 euro bedraagt, dan wordt de exporteur vrijgesteld van de registratieplicht. Zie voor meer informatie over de voorwaarden voor het opstellen van het attest van oorsprong §§ 46 en 47 van deze circulaire.
De registratie in de REX-database van een exporteur die in de EU is gevestigd, is geldig voor het volledige douanegebied van de Unie zoals bepaald in artikel 26 DWU. Het REX-nummer mag worden gebruikt voor de export van producten in de verschillende lidstaten en niet alleen in de lidstaat waar het nummer werd uitgereikt.
Zoals eerder vermeld, hoeft een EU-exporteur zich slechts één keer te laten registreren in de REX-database. Vervolgens kan hij zijn REX-nummer gebruiken voor alle preferentiële overeenkomsten op grond waarvan de REX-registratie verplicht is. Indien de exporteur dus al is geregistreerd, onder meer in het kader van het Stelsel van Algemene Tariefpreferenties (SAP), Canada, Japan, enz., hoeft hij zich niet meer opnieuw te registreren in het kader van deze nieuwe Overeenkomst.
De geldigheid van een REX-nummer kan worden geraadpleegd via volgende website: https://ec.europa.eu/taxation_customs/dds2/eos/rex_validation.jsp
§ 40. De verplichtingen die de autoriteiten moeten naleven, zijn beschreven in artikel 80 van de DWU IA.
De Commissie heeft het systeem voor de registratie van exporteurs die bevoegd zijn om een verklaring inzake de oorsprong van goederen af te geven (het REX-systeem), opgezet en op 1 januari 2017 beschikbaar gesteld.
In België is het de Dienst Operationele Expertise - Douane 1 (Oorsprong) van de centrale component van de Administratie Operations die bevoegd is voor de controle van de aanvraagformulieren en die onmiddellijk een nummer van geregistreerd exporteur toekent aan de exporteur of, in voorkomend geval, aan de wederverzender van de goederen. Dat nummer van geregistreerd exporteur wordt vervolgens in het systeem ingevoerd, samen met de registratiegegevens die op het aanvraagformulier zijn ingevuld. Bij de invoering van deze gegevens geeft de dienst de begindatum van geldigheid van de REX-registratie in.
Het registratienummer en de begindatum van de geldigheid worden daarna meegedeeld aan de exporteur of wederverzender van de goederen.
Indien de Dienst Operationele Expertise - Douane 1 (Oorsprong) van mening is dat de gegevens in de aanvraag onvolledig zijn, moet ze de exporteur daarvan onmiddellijk op de hoogte brengen.
Deze dienst is ook verantwoordelijk voor het bijwerken van de gegevens die in het REX-systeem zijn geregistreerd.
§ 41. Aangezien het systeem is opgezet door de Commissie, moet die ervoor zorgen dat toegang tot het REX-systeem wordt geboden in overeenstemming met artikel 82 van de DWU IA. De Commissie heeft toegang om alle gegevens te raadplegen.
De douaneautoriteiten van de lidstaten hebben toegang om de gegevens te raadplegen die door henzelf, door de douaneautoriteiten van andere lidstaten, en door de bevoegde autoriteiten van andere landen die het REX-systeem toepassen, werden geregistreerd.
Die toegang tot de gegevens dient voor de verificatie van douaneaangiften op grond van artikel 188 van de DWU of voor de controles a posteriori op grond van artikel 48 van de DWU.
§ 42. De geregistreerde exporteurs krijgen informatie over:
de rechtsgrond van de verwerkingen waarvoor de gegevens bestemd zijn;
de bewaringstermijn van de gegevens.
Deze informatie wordt meegedeeld via een advies dat wordt bijgevoegd bij het "verzoek tot registratie als geregistreerd exporteur".
Elke douaneautoriteit in een lidstaat die gegevens in het REX-systeem invoert, wordt beschouwd als de verantwoordelijke voor de verwerking van die gegevens. Onze administratie wordt met andere woorden beschouwd als verwerkingsverantwoordelijke. Om te garanderen dat de geregistreerde exporteur zijn rechten kan laten gelden, wordt de Commissie echter beschouwd als gezamenlijk verantwoordelijk voor de verwerking van alle gegevens.
De rechten van de geregistreerde exporteur op het vlak van de verwerking van de gegevens die zijn opgeslagen in het REX-systeem en die worden verwerkt in het kader van de nationale systemen, worden uitgeoefend in overeenstemming met de wetgeving [iii] ter omzetting van de Verordening (EU) 2016/679 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.
De rechten van de geregistreerde exporteur met betrekking tot de verwerking van zijn registratiegegevens die door de Commissie worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG.
Zo wordt, in overeenstemming met Verordening (EU) 2018/1725, elk verzoek van een geregistreerd exporteur om het recht op toegang, rectificatie, uitwissen of afschermen van gegevens overeenkomstig uit te oefenen, ingediend bij en onderzocht door de verwerkingsverantwoordelijke.
Wanneer een geregistreerd exporteur een dergelijk verzoek bij de Commissie indient zonder een poging te hebben gedaan zijn rechten bij de verwerkingsverantwoordelijke te doen gelden, stuurt de Commissie dat verzoek door naar de verwerkingsverantwoordelijke van de geregistreerde exporteur.
Wanneer de geregistreerde exporteur er niet in slaagt zijn rechten te doen gelden bij de verwerkingsverantwoordelijke, kan hij zijn verzoek indienen bij de Commissie, die dan als verwerkingsverantwoordelijke optreedt. De Commissie is immers gemachtigd om de gegevens te rectificeren, te wissen of te blokkeren.
De nationale toezichthoudende gegevensbeschermingsautoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werken, elk binnen de grenzen van hun eigen bevoegdheden, samen en zorgen voor een gecoördineerd toezicht op de registratiegegevens.
Zo kunnen zij:
relevante informatie uitwisselen;
elkaar bijstaan in de uitvoering van controles en inspecties;
problemen behandelen bij de uitlegging of toepassing van de Uitvoeringsverordening;
zich buigen over problemen bij de uitoefening van het onafhankelijk toezicht of bij de uitoefening van de rechten van betrokkenen;
geharmoniseerde voorstellen voor gemeenschappelijke oplossingen voor problemen opstellen; en
indien nodig het bewustzijn over gegevensbeschermingsrechten bevorderen.
§ 43. Met instemming van de exporteur zal de Commissie de volgende informatie voor het publiek beschikbaar stellen:
a) de naam van de geregistreerde exporteur;
b) het adres van de plaats waar de geregistreerde exporteur is gevestigd;
c) de contactgegevens zoals vermeld in vak 2 van het formulier;
d) een indicatieve beschrijving van de goederen die in aanmerking komen voor preferentiële behandeling, samen met een indicatieve lijst van posten of hoofdstukken van het GS, zoals vermeld in vak 4 van het formulier;
e) het EORI- of TIN-nummer (identificatienummer handelaar) van de geregistreerde exporteur.
De exporteur kan tijdens de online registratie zijn toestemming geven om zijn gegevens te publiceren. De weigering om deze toestemming te verlenen vormt geen geldige reden om de registratie van de exporteur te weigeren.
§ 44. De volgende gegevens zijn altijd toegankelijk voor het publiek, zonder voorafgaande toestemming van de exporteur:
a) het nummer van geregistreerd exporteur;
b) de begindatum van de geldigheid van de registratie;
c) indien van toepassing, de datum van intrekking van de registratie;
d) een vermelding of de registratie ook van toepassing is op uitvoer naar Noorwegen of Zwitserland;
e) de datum van de laatste synchronisatie tussen het REX-systeem en de openbare website.
§ 45. In artikel 91 DWU IA worden de verplichtingen van de exporteurs en de geregistreerde exporteurs opgesomd. Zo moeten zij:
een passende boekhouding voeren met betrekking tot de vervaardiging en levering van goederen die voor preferentiële behandeling in aanmerking komen;
alle bewijsstukken bewaren in verband met de materialen die zij bij de vervaardiging gebruiken;
alle douanedocumenten bewaren in verband met de materialen die zij bij de vervaardiging gebruiken;
de administratie in verband met de attesten van oorsprong die zij hebben opgesteld bewaren, alsook de rekeningen in verband met de van oorsprong zijnde en niet van oorsprong zijnde materialen, vervaardiging en voorraden. Die administratie moet worden bewaard gedurende een periode van drie jaar vanaf het einde van het kalenderjaar waarin de attesten van oorsprong werden opgesteld, of langer indien het nationale recht dit vereist.
Die administratie mag in elektronisch formaat worden bewaard, zolang het aan de hand daarvan mogelijk is de materialen die bij de vervaardiging van de uitgevoerde producten zijn gebruikt, te traceren en hun oorsprong te bevestigen.
Hogervermelde verplichtingen zijn ook van toepassing op de door leveranciers aan exporteurs afgegeven leveranciersverklaringen met betrekking tot de oorsprong van de goederen die zij hebben geleverd.
De al dan niet geregistreerde wederverzenders van goederen die vervangende attesten van oorsprong opstellen, behouden de oorspronkelijke attesten van oorsprong voor een periode van ten minste drie jaar vanaf het eind van het kalenderjaar waarin het vervangende attest van oorsprong is opgesteld, of langer indien het nationale recht dit vereist.
§ 46. Het attest van oorsprong kan worden verstrekt op een factuur, leveringsbon of een ander document waarin het product van oorsprong voldoende nauwkeurig is omschreven om het te kunnen identificeren. Naargelang de partij waar de exporteur is gevestigd moet het attest van oorsprong eveneens een bepaald registratienummer bevatten.
Bij uitvoer uit de EU naar het Verenigd Koninkrijk:
Voor zendingen met een waarde van meer dan 6.000 euro (5.400 GBP[iv]) moeten de exporteurs geregistreerd zijn overeenkomstig de bepalingen van artikel 68 DWU IA. Zodra zij in het REX-systeem van de EU zijn geregistreerd, hebben zij het recht attesten van oorsprong op te stellen bij de uitvoer van goederen uit de EU naar het Verenigd Koninkrijk;
Voor zendingen met een waarde van maximaal 6.000 euro (5.400 GBP) mag de EU-exporteur een attest van oorsprong afgeven zonder dat hij daarvoor een REX-nummer nodig heeft.
Bij uitvoer uit het Verenigd Koninkrijk naar de EU:
Voor alle zendingen, ongeacht de waarde ervan, moeten de Britse exporteurs een attest van oorsprong afgeven met hun exporteursnummer. Dit exporteursnummer heeft de structuur van een EORI-nummer (beginnend met "GB" + 12 cijfers) en wordt afgegeven overeenkomstig de nationale Britse wetgeving. De aan UK-exporteurs toegekende EORI-nummers van de EU zijn niet langer van toepassing. De geldigheid van deze nieuwe Britse EORI-nummers kan worden gecontroleerd via de website van de Britse overheid op de volgende pagina: Check an EORI number - GOV.UK.
§ 47. De verschillende taalversies van de tekst van het attest van oorsprong die op de factuur of een ander handelsdocument moet worden aangebracht en de toelichtingen zijn opgenomen in bijlage 7 van de Overeenkomst.
In het Nederlands luidt de tekst als volgt:
" (Periode: van ………………. tot en met ………………(1))
De exporteur van de goederen waarop dit document van toepassing is (referentie van de exporteur nr. … (2)) verklaart dat, behoudens uitdrukkelijke andersluidende vermelding, deze goederen van preferentiële oorsprong uit ... zijn (3).
............................................................................................................................................................ (4)
(Plaats en datum)
............................................................................................................................................................
(Naam van de exporteur)
(1)Wanneer het attest van oorsprong wordt opgesteld voor meerdere zendingen van dezelfde producten van oorsprong in de zin van artikel 56, vierde lid, punt b) van deze Overeenkomst: de periode gedurende welke het attest van oorsprong van toepassing dient te zijn. Die periode mag niet meer dan 12 maanden bedragen. Alle producten moeten binnen de aangegeven periode worden ingevoerd. Dit veld mag leeg blijven indien een periode niet van toepassing is.
(2) Vermeld het referentienummer aan de hand waarvan de exporteur kan worden geïdentificeerd. Voor de exporteurs van de Unie is dit het overeenkomstig de wet- en regelgeving van de Unie toegewezen nummer. Voor de exporteurs van het Verenigd Koninkrijk is dit het overeenkomstig de wet- en regelgeving in het Verenigd Koninkrijk toegewezen nummer. Wanneer de exporteur geen nummer heeft, mag dit veld leeg blijven.
(3) Vermeld de oorsprong van het product: het Verenigd Koninkrijk of de Unie.
(4) Plaats en datum kunnen achterwege blijven indien de informatie op het document zelf is aangegeven. "
§ 48. Het verzoek om preferentiële tariefbehandeling wordt normaliter ingediend op het ogenblik van de invoer. De grondslag voor dit verzoek moet opgenomen worden in de douaneaangifte bij invoer.
§ 49. Indien de importeur ten tijde van de invoer geen verzoek om preferentiële tariefbehandeling heeft ingediend, staat de Partij van invoer een preferentiële tariefbehandeling toe en gaat ze over tot het terugbetalen van een teveel aan betaalde invoerrechten onder de volgende voorwaarden:
De importeur heeft geen verzoek om preferentiële behandeling ingediend op het ogenblik van de invoer;
Het verzoek om preferentiële tariefbehandeling wordt niet later ingediend dan drie jaar na de datum van invoer, of uiterlijk zoveel later als bepaald in de wet- en regelgeving van de Partij van invoer;
De importeur levert de grondslag voor het verzoek door gebruikmaking van een attest of van de aan de importeur bekende informatie;
Het product zou als van oorsprong zijn beschouwd indien de aanvraag ten tijde van de invoer was ingediend;
Het product voldoet aan alle andere voorwaarden uit de Overeenkomst.
Voor wat betreft de EU, wordt de termijn van 3 jaar na de datum van invoer aangehouden.
Wanneer de importeur de preferentiële tariefbehandeling achteraf aanvraagt door middel van een attest van oorsprong, is het belangrijk om rekening te houden met de datum van dit attest. Er moet steeds een actuele datum worden vermeld op het attest van oorsprong. Zo niet, bestaat het risico dat het attest ongeldig is op moment van indiening.
§ 50. Voor invoer in de EU is het attest van oorsprong 12 maanden geldig vanaf de datum waarop het door de exporteur werd opgesteld.
Voor invoer in het Verenigd Koninkrijk is het attest van oorsprong 24 maanden geldig vanaf de datum van opstelling.
§ 51. In het kader van deze Overeenkomst hoeft het attest van oorsprong niet door een exporteur of een overheidsinstantie te worden ondertekend of afgestempeld.
Het attest van oorsprong moet wel de naam van de desbetreffende exporteur bevatten, tenzij die ergens anders op het gebruikte document voorkomt.
§ 52. In tegenstelling tot andere preferentiële overeenkomsten is bij deze Overeenkomst geen "commercieel" document vereist. De aard van het document zelf is irrelevant.
De enige wettelijke eis waaraan een factuur of het andere document moet voldoen om als attest van oorsprong te worden beschouwd, is dat deze factuur of dat document een voldoende gedetailleerde beschrijving van de producten van oorsprong bevat om deze producten te kunnen identificeren. De verplichting om een toereikende beschrijving van de producten te geven, rust op de exporteur, zelfs als het attest op een ander document is vermeld. De andere producten die op dezelfde factuur of hetzelfde document kunnen voorkomen, moeten dus duidelijk van de producten van oorsprong worden onderscheiden.
De factuur of het document dat wordt gebruikt, moet evenwel afkomstig zijn van een exporteur uit het VK of de EU. Het attest van oorsprong mag niet worden geplaatst op een factuur of ander document van een handelaar uit een derde land.
Voorbeeld: indien de koop-verkoop van goederen met oorsprong uit het VK verloopt via een handelaar uit Zwitserland, dan is het niet de bedoeling dat de exporteur uit het VK het attest van oorsprong plaatst op de factuur van de Zwitserse handelaar. In dat geval zal de exporteur uit het VK nog een document moeten opstellen waarop hij zelf het attest van oorsprong plaatst. Dit document kan dan worden ingediend samen met de factuur van de Zwitserse handelaar.
De exporteur die de oorsprong moet kunnen aantonen, dient dus steeds zelf het attest of op het document te plaatsen. Facturen of andere documenten die zijn afgegeven door een handelaar uit een land dat geen partij is bij de overeenkomst, en die een attest van oorsprong van de vermoedelijke exporteur bevatten, zijn niet aanvaardbaar.
Naast de standaard situatie waarbij de producent optreedt als exporteur inzake oorsprong en ook zelf de goederen uitvoert, zijn volgende scenario’s eveneens aanvaardbaar aangezien de bevoegde douaneautoriteiten steeds in staat zijn om de aangegeven oorsprong te verifiëren:
de producent treedt op als de ‘exporteur inzake oorsprong’ al voert hij de producten niet zelf uit en plaatst hierbij een attest van oorsprong op een eigen document;
de handelaar treedt op als de ‘exporteur inzake oorsprong’ op basis van informatie van de feitelijke producent en plaatst hierbij een attest van oorsprong op een eigen document;
Daarnaast zijn volgende, minder voorkomende, scenario’s ook mogelijk:
de producent treedt op als de ‘exporteur inzake oorsprong’ al voert hij de producten niet zelf uit en plaatst hierbij een attest van oorsprong op het document van de handelaar;
de handelaar treedt op als de ‘exporteur inzake oorsprong’ op basis van informatie van de feitelijke producent en plaatst hierbij een attest van oorsprong op het document van de producent.
De producent en handelaar zijn in deze scenario’s. steeds in dezelfde land van uitvoer gevestigd.
§ 53. De Overeenkomst bepaalt dat een attest van oorsprong voor meerdere zendingen van identieke producten kan worden gebruikt.
Dit betreft een specifiek attest van oorsprong dat geldig is voor meerdere zendingen van identieke producten gedurende een periode van ten hoogste twaalf maanden.
Identieke producten zijn producten die in alle opzichten overeenkomen met de in de productbeschrijving beschreven producten en die hun oorsprongsstatus verwerven onder dezelfde omstandigheden.
Dit attest van oorsprong vereenvoudigt de taak van de exporteurs die slechts één attest van oorsprong hoeven op te stellen voor alle zendingen van identieke goederen in een bepaalde periode.
Een EU-exporteur hoeft niet in het REX-systeem geregistreerd te zijn om een attest op te stellen voor meerdere zendingen, waarbij de waarde van de producten van oorsprong in elke afzonderlijke zending niet meer dan 6.000 euro vertegenwoordigt. Dit bedrag staat los van de totale waarde van alle zendingen samen waarvoor aanvragen zijn ingediend gedurende de door dat attest van oorsprong bestreken periode.
De procedure voor het aanvragen van een preferentiële tariefbehandeling is enigszins verschillend wanneer een attest voor meerdere verzendingen wordt gebruikt.
In de praktijk moet dit type attest van oorsprong drie data bevatten:
de datum waarop het attest van oorsprong is opgesteld;
de begindatum van de periode; en
de einddatum van de periode, die niet meer dan 12 maanden na de begindatum mag liggen.
Volgens voetnoot 1 van bijlage 7 bij de Overeenkomst moet alle invoer binnen de vastgestelde termijn plaatsvinden.
Voetnoot:
"Wanneer het attest van oorsprong wordt opgesteld voor meerdere zendingen van dezelfde producten van oorsprong in de zin van artikel 56, lid 4, punt b) van deze overeenkomst: de periode gedurende welke het attest van oorsprong van toepassing dient te zijn. Die periode mag niet meer dan 12 maanden bedragen. Alle producten moeten binnen de aangegeven periode worden ingevoerd. Dit veld mag leeg blijven indien een periode niet van toepassing is. "
Het attest van oorsprong voor meerdere zendingen kan alleen worden gebruikt als basis voor een preferentiële tariefbehandeling voor invoeraangiften die binnen deze termijn worden aanvaard.
Het attest van oorsprong wordt aangebracht op de factuur of een ander document dat op de eerste zending van identieke goederen betrekking heeft.
In de douaneaangifte moet zowel voor de zending met het oorspronkelijke attest als voor de daaropvolgende zendingen de code "U118" worden gebruikt. Deze code moet steeds worden vermeld in vak 44 van de douaneaangifte samen met de referentie van het initiële document waarop het attest van oorsprong staat vermeld. Voor de latere zendingen hoeft geen nieuw attest van oorsprong te worden opgesteld als de termijn nog niet is verstreken.
Een attest van oorsprong voor meerdere zendingen moet door de exporteur worden ingetrokken indien de voorwaarden voor het gebruik ervan niet meer zijn vervuld. De intrekking moet worden gedocumenteerd. Zodra de intrekking is gedocumenteerd, moet een nieuw attest van oorsprong worden opgesteld indien de geleverde producten opnieuw producten van oorsprong zijn.
Bovendien kan een attest van oorsprong voor meerdere zendingen niet langer worden opgesteld indien reeds een verzoek om een preferentiële tariefbehandeling is ingediend.
Aangezien een verzoek om preferentiële behandeling gebaseerd moet zijn op een geldig attest van oorsprong, is het niet mogelijk dit attest met terugwerkende kracht (d.w.z. na het verzoek) op te stellen en het een eerdere begindatum te geven dan de datum van afgifte. Dit zou kunnen leiden tot een situatie waarin een preferentiële behandeling wordt gevraagd op basis van een attest dat op dat moment nog niet bestond.
Er kan om terugbetaling van invoerrechten worden verzocht wanneer bij het ingaan van de termijn reeds een attest van oorsprong voor meerdere zendingen was afgegeven, maar voor de reeds ingevoerde zendingen geen verzoek om een preferentiële tariefbehandeling was ingediend.
Voorbeelden:
Toegestane situatie:
Een VK-exporteur heeft op 1 april 2021 een attest van oorsprong opgesteld voor meerdere zendingen met als begindatum eveneens 1 april 2021 en als einddatum 31 augustus 2021. De eerste zendingen werden in de EU ingevoerd gedurende de maanden april en mei, maar de aangever heeft het nagelaten om hiervoor preferenties aan te vragen. Deze aangever kan op basis van het attest van oorsprong dat hij reeds in zijn bezit had, een terugbetalingsverzoek indienen voor de zendingen die reeds werden ingevoerd.
Niet toegestane situatie:
Een VK-exporteur begint op 1 april 2021 met het versturen van zendingen van identieke goederen naar zijn EU-klant, maar heeft hiervoor nog geen attest van oorsprong voor meerdere zendingen opgesteld. Op 1 juni 2021 vraagt de EU-klant aan de VK-exporteur om een attest van oorsprong voor meerdere zendingen op te stellen voor de reeds gedane invoeren vanaf 1 april 2021 en voor de toekomstige tot en met 31 augustus 2021. De VK-exporteur kan in dit geval géén attest van oorsprong voor meerdere zendingen meer opstellen aangezien de startdatum van de termijn niet voor de opsteldatum van het attest mag liggen. Er kan dan wel een nieuw attest van oorsprong voor meerdere zendingen worden opgesteld voor de invoeren die nog moeten plaatsvinden. Voor de zendingen uit het verleden kunnen wel telkens aparte oorsprongsattesten worden opgesteld.
§ 54. Er is voor het eerst sprake van "aan de importeur bekende informatie" of “importer’s knowledge” in de overeenkomst tussen de EU en Japan. Op grond van dit systeem kan de importeur een preferentiële behandeling aanvragen op basis van zijn eigen kennis van de oorsprong van het ingevoerde product. Deze kennis moet gebaseerd zijn op informatie waaruit blijkt dat het product wel degelijk van oorsprong is en dat het aan de voorwaarden van de Overeenkomst voldoet. Deze informatie kan de vorm aannemen van bewijsstukken of documenten die door de exporteur of fabrikant worden verstrekt. In dit verband dient de importeur over alle informatie te beschikken die nodig is om de oorsprong vast te stellen vanaf de datum van indiening van het verzoek om een preferentiële tariefbehandeling. Hij moet met andere woorden de oorsprong kunnen aantonen alsof hij zelf de producent zou zijn geweest.
De importeur die de preferentie aanvraagt op basis van de aan de importeur bekende informatie, moet geen attest van oorsprong voorleggen. Hij moet ook niet geregistreerd zijn in de REX-databank.
De importeur moet over de nodige informatie beschikken op het moment dat hij de preferentiële tariefbehandeling vraagt. Wanneer er moeilijkheden zouden zijn om aan deze informatie geraken (bv. wegens vertrouwelijkheid), dan is het aangeraden om de preferenties niet aan te vragen op basis van importer’s knowledge, maar op basis van een attest van oorsprong.
De documentatie die de importeur moet kunnen voorleggen, hangt af van het oorsprongscriterium dat van toepassing is (cfr. §31)
wanneer het oorsprongscriterium "volledig verkregen" is, de toepasselijke categorie (zoals oogst, ontginning, bevissing) en de plaats van productie;
wanneer het oorsprongscriterium is gebaseerd op een wijziging in tariefindeling, een lijst van alle niet van oorsprong zijnde materialen, met inbegrip van het tariefindelingsnummer ervan (in 2, 4 of 6 cijfers, afhankelijk van het oorsprongscriterium);
wanneer het oorsprongscriterium is gebaseerd op een waardemethode, de waarde van het eindproduct en de waarde van alle bij de productie van dat product gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen;
wanneer het oorsprongscriterium is gebaseerd op gewicht, het gewicht van het eindproduct alsmede het gewicht van de desbetreffende in het eindproduct gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen;
wanneer het oorsprongscriterium is gebaseerd op een specifiek productieprocedé, een beschrijving van dat specifieke procedé. "
Een importeur kan tevens a posteriori om preferentiële tariefbehandeling vragen op basis van importer’s knowledge indien hij dat nog niet eerder had gedaan. De termijn hiervoor is net zoals bij het attest van oorsprong 3 jaar na de datum van invoer.
De importeur dient er rekening mee te houden dat hij, eens hij een verzoek om preferentiële tariefbehandeling heeft ingediend op basis van importer’s knowledge, hij:
zijn verzoek niet kan wijzigen en het baseren op een attest van oorsprong als de goederen al in het vrije verkeer werden gebracht.
tijdens of na de verificatieprocedure geen attest van oorsprong mag gebruiken om de oorsprong aan te tonen.
zijn verzoek niet meer a posteriori kan indienen op basis van een attest van oorsprong.
De grondslag op basis waarvan het verzoek werd ingediend kan enkel worden gewijzigd wanneer artikel 173 DWU dit toelaat:
“1. De aangever wordt, op zijn verzoek, toegestaan een of meer gegevens in de douaneaangifte te wijzigen nadat deze door de douane is aanvaard. De wijziging mag niet tot gevolg hebben dat de douaneaangifte betrekking heeft op andere goederen dan die waarop zij oorspronkelijk betrekking had.
2. Dergelijke wijzigingen worden niet toegestaan als het verzoek daartoe wordt gedaan na een van de volgende gebeurtenissen:
a) de douaneautoriteiten hebben de aangever in kennis gesteld van hun voornemen de goederen aan een onderzoek te onderwerpen;
b) de douaneautoriteiten hebben geconstateerd dat de gegevens van de douaneaangifte onjuist zijn;
c) de douaneautoriteiten hebben de goederen vrijgegeven.
3. Op verzoek van de aangever kan, binnen drie jaar na de datum van aanvaarding van de douaneaangifte, worden toegestaan dat de douaneaangifte wordt gewijzigd na vrijgave van de goederen, zodat de aangever zijn verplichtingen inzake het plaatsen van goederen onder de desbetreffende douaneregeling kan nakomen.”
Voorbeeld: de aangever vermeldt per ongeluk code ‘U117’ voor importer’s knowledge in vak 44 van de invoeraangifte in plaats van code ‘U116’ voor het attest van oorsprong. Het attest van oorsprong moet dan wel zijn opgesteld door de exporteur alvorens de importeur het verzoek om preferentiële tariefbehandeling heeft ingediend.
De overeenkomst voorziet geen administratieve samenwerking tussen de douaneautoriteiten wanneer een verzoek is gebaseerd op ‘importer’s knowledge’. Indien de importeur op dat moment niet over voldoende informatie beschikt en aan de invoerrechten moet voldoen, kan er geen terugbetalingsdossier meer worden opgestart op basis van artikel 55, lid 2 van de Overeenkomst. Het artikel stelt immers expliciet dat de procedure a posteriori enkel kan worden opgestart indien er nog geen initieel verzoek heeft plaatsgevonden.
§ 55. Zoals in § 28 is vermeld, moeten bepaalde documenten gedurende een bepaalde periode worden bewaard.
Deze archiveringsplicht heeft betrekking op de volgende documenten:
"a) als het verzoek op een attest van oorsprong werd gebaseerd, het door de exporteur opgestelde attest van oorsprong; of;
b) als het verzoek op de aan de importeur bekende informatie werd gebaseerd, alle gegevens waaruit blijkt dat het product voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de oorsprongsstatus. "
Archiveringsplicht voor de importeurs
De importeur bewaart gedurende ten minste drie jaar alle documenten waaruit de oorsprongsstatus blijkt van de producten waarvoor om een preferentiële tariefbehandeling wordt verzocht. De termijn wordt berekend vanaf de datum waarop de invoeraangifte is gedaan.
Archiveringsplicht voor de exporteurs
Een exporteur die een attest van oorsprong opstelt, bewaart gedurende ten minste vier jaar na de opstelling ervan, een kopie van dit attest en alle andere documenten waaruit de oorsprongsstatus van de producten blijkt.
De te archiveren documenten mogen elektronisch worden opgeslagen.
§ 56. Hoewel dit niet in de Overeenkomst is bepaald, is het mogelijk een attest van oorsprong te vervangen. Dit is een interne EU-regel, waarvan de rechtsgrondslag artikel 69 DWU IA is. Dit artikel bevat de regel voor de vervanging van bewijzen van oorsprong in geval van wederverzending binnen de EU van goederen die in het kader van de Overeenkomst zijn ingevoerd.
Wanneer eerder een attest van oorsprong is afgegeven of opgesteld met het oog op een preferentiële tariefmaatregel en de producten van oorsprong nog niet voor het vrije verkeer zijn vrijgegeven en onder toezicht van een douanekantoor in de Unie zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke oorsprongsdocument door een of meer vervangende oorsprongsdocumenten worden vervangen om alle of een deel van deze producten naar een andere plaats in de Unie te zenden.
Het vervangende document moet worden opgesteld in dezelfde vorm als het oorspronkelijke oorsprongsdocument (= attest van oorsprong).
Of de persoon die het vervangende document over de oorsprong opstelt geregistreerd dient te zijn, hangt af van de totale waarde van de producten van oorsprong in de oorspronkelijke zending. Zo kan een vervangend document worden opgesteld door:
een in de EU geregistreerde exporteur die de goederen wederverzendt, ongeacht de waarde van de producten van oorsprong in de oorspronkelijke zending;
een niet in de EU geregistreerde wederverzender van goederen voor producten van oorsprong wanneer de totale waarde van de op te splitsen oorspronkelijke zending niet hoger is dan 6.000 euro;
een niet in de EU geregistreerde wederverzender van goederen voor producten van oorsprong wanneer de totale waarde van de op te splitsen oorspronkelijke zending hoger is dan 6.000 euro, en de wederverzender een kopie van het oorspronkelijke oorsprongsdocument bij het vervangende oorsprongsdocument voegt.
Wanneer de wederverzender niet geregistreerd is, noch beschikt over de vergunning van toegelaten exporteur, én de waarde van de goederen van oorsprong in de originele, op te splitsen, zending meer bedraagt dan 6.000 euro, én de vervanging van het oorspronkelijke oorsprongsdocument niet mogelijk is (handelsgeheim), mag het vervangende oorsprongsdocument door het douanekantoor waar de goederen onder toezicht zijn geplaatst, worden afgegeven in de vorm van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
§ 57. De Overeenkomst voorziet in de volgende twee vormen van cumulatie:
Bilaterale cumulatie tussen de twee Partijen
Producten die materialen van oorsprong uit de andere Partij bevatten, worden beschouwd als van oorsprong uit de Partij van uitvoer op voorwaarde dat deze materialen in de Partij van uitvoer behandelingen ondergaan die meer inhouden dan de ontoereikende be- of verwerkingen. De ontoereikende be- of verwerkingen zijn beschikbaar in § 11 van deze circulaire (artikel 43 van de Overeenkomst).
Een exporteur die in het kader van de bilaterale cumulatie materialen gebruikt van oorsprong uit de andere Partij, moet in het bezit zijn van een bewijs van oorsprong van deze materialen.
Volledige cumulatie
Volledige cumulatie houdt niet enkel rekening met niet van oorsprong zijnde materialen, maar ook met de bewerkingen of verwerkingen, of de toegevoegde waarde in de Partijen. In tegenstelling tot andere vormen van cumulatie is het niet nodig dat de goederen reeds van oorsprong zijn uit een Partij alvorens ze naar de andere Partij worden uitgevoerd voor verdere bewerking of verwerking. Volledige cumulatie is evenwel niet van toepassing wanneer de uitgevoerde be- of verwerkingen niet meer inhouden dan de verrichtingen die zijn opgesomd in § 11 van deze circulaire (artikel 43 van de Overeenkomst).
Teneinde te kunnen aantonen welke be -of verwerkingen in de partij van uitvoer al hebben plaatsgevonden in het kader van de volledige cumulatie, moet er gebruik worden gemaakt van een leveranciersverklaring voor de niet van oorsprong zijnde materialen die zijn be- of verwerkt (zie bijlage II van deze circulaire voor het model van leveranciersverklaring die kan worden gebruikt in kader van de informatieverstrekking tussen beide Partijen). Deze leveranciersverklaring kan worden opgemaakt per zending of voor meerdere zendingen van hetzelfde geleverde materiaal binnen een periode van één jaar. Naast een leveranciersverklaring kan ook gebruik worden gemaakt van een gelijkwaardig document met dezelfde informatie, waarin de niet van oorsprong zijnde materialen voldoende duidelijk zijn omschreven om deze te kunnen identificeren.
De reglementaire bepalingen van de Overeenkomst met betrekking tot de cumulatie zijn beschikbaar in § 5 van deze circulaire.
§58. Wanneer men bij invoer gebruik wenst te maken van de tariefbehandeling, moeten de volgende vakken worden ingevuld op de douaneaangifte:
Vak 34: GB;
Vak 36: Preferentiecode "300";
Het bewijs van oorsprong moet worden vermeld in vak 44 "documenten" aan de hand van een van de volgende codes:
U116: wanneer het verzoek om preferentiële tariefbehandeling is gebaseerd op een attest van oorsprong; of
U117: wanneer het verzoek om preferentiële tariefbehandeling is gebaseerd op informatie die bekend is aan de importeur; of
U118: wanneer het verzoek om preferentiële tariefbehandeling is gebaseerd op een attest van oorsprong voor meervoudige zendingen.
§ 59. Wanneer men bij uitvoer het oorsprongsbewijs wenst aan te geven, kunnen de volgende codes worden ingevuld in vak 44 op de douaneaangifte:
U116: wanneer het verzoek om preferentiële tariefbehandeling is gebaseerd op een attest van oorsprong; of
U118: wanneer het verzoek om preferentiële tariefbehandeling is gebaseerd op een attest van oorsprong voor meervoudige verzendingen (zie § 53 van deze circulaire).
De code U117 hoeft niet te worden vermeld op de exportaangifte. In dit geval legt de exporteur geen specifieke verklaring over de oorsprong af. Hij hoeft de relevante informatie enkel door te geven aan de importeur van de andere Partij.
Bij uitvoer kan de exporteur de code "C100" vermelden bij het gebruik van de codes "U116 en U118" om het REX-nummer te specificeren, en dit ongeacht de waarde van de zending.
Indien gebruik wordt gemaakt van contingenten van preferentiële oorsprong (zie § 86 van deze circulaire), moet code 320 worden vermeld in vak 36 en code U178 (= bewijs van oorsprong met de volgende vermelding in het Engels: "Origin quotas – Product originating in accordance with Annex ORIG-2A") in vak 44.
§ 60. In december 2021 kondigde het Verenigd Koninkrijk wijzigingen aan in het gebruik van de "EU"-code" in de Britse invoeraangiften. Naar aanleiding van deze aankondiging heeft de Commissie besprekingen gevoerd die hebben geresulteerd in duidelijke schriftelijke verklaringen van het Verenigd Koninkrijk dat de wijzigingen op geen enkele wijze afbreuk zullen doen aan de mogelijkheid voor marktdeelnemers om bij hun invoer in het Verenigd Koninkrijk aanspraak te maken op preferentiële oorsprong uit de EU - en dus op vrijstelling van rechten uit hoofde van de Overeenkomst.
Op 4 februari 2022 heeft het Verenigd Koninkrijk een kennisgeving gepubliceerd waarin het aankondigde dat de code "EU" met ingang van 8 februari 2022 uit zijn douanesysteem zal worden geschrapt. In deze kennisgeving wordt gespecificeerd dat de code " EU" in geen enkel gegevensveld meer geldig zal zijn en dat het verplicht zal zijn de specifieke code van de lidstaat te vermelden.
In de kennisgeving werd echter niets gezegd over een eventuele vervangende code om naar de EU te verwijzen. Aangezien de nieuwe kennisgeving verwarring veroorzaakte bij de marktdeelnemers in de EU, heeft de Commissie onmiddellijk contact opgenomen met het Verenigd Koninkrijk voor verdere verduidelijking.
Het VK informeerde de Commissie dat de in februari gepubliceerde kennisgeving waarin de schrapping van de code "EU" werd aangekondigd, blijkt alleen betrekking te hebben op het systeem "CHIEF" (Customs Handling of Import and Export Freight) en dus op het land van verzending en de niet-preferentiële oorsprong. De schrapping van de code "EU" onder "CDS" (Customs Declaration Service, het nieuwe geautomatiseerde douaneaangiften, systeem ter vervanging van CHIEF) en in het online tariefinstrument volgt later.
Opgelet! Aangezien er door deze situatie ook verwarring ontstond omtrent het gebruik van de EU-code op het attest van oorsprong opgesteld door EU-exporteurs (dit werd soms geweigerd door Britse importeurs), is het belangrijk om te benadrukken dat de isocode ‘EU’ wel degelijk correct is. Deze code mag dus nog steeds worden gebruikt.
§ 61. Met het oog op de correcte toepassing van de Overeenkomst werken de Partijen samen via hun douaneautoriteiten en verlenen zij elkaar bijstand bij de controle van de echtheid van de attesten van oorsprong en de juistheid van de in deze documenten vermelde informatie.
De douaneautoriteiten van de Partijen doen elkaar, via de Europese Commissie, binnen 30 dagen na de datum van wijziging, de adressen toekomen van de douaneautoriteiten die met de controle van deze attesten en verklaringen van oorsprong zijn belast.
§ 62. De douaneautoriteiten kunnen, al dan niet steekproefsgewijs, op basis van risicobeoordelingsmethoden, een verificatie uitvoeren om na te gaan of goederen van oorsprong zijn of niet. Deze verificatie kan worden opgestart van zodra de douaneaangifte ten invoer wordt ingediend, en kan plaatsvinden voordat de goederen zijn vrijgegeven of erna. De verificatie kan leiden tot weigering van de preferentiële tariefbehandeling en tot het ontstaan van een douaneschuld.
De bepalingen met betrekking tot de verificatie (zie § 30) bepalen welke stappen de douaneautoriteit van invoer in dit proces kan nemen om zich ervan te vergewissen dat het verzoek om preferentiële behandeling correct is.
De grondslag van het verzoek om preferentiële tariefbehandeling, met andere woorden het gebruik van het attest van oorsprong of de aan de importeur bekende informatie, bepaalt hoe de verificatie wordt uitgevoerd.
§ 63. Indien het verzoek is gebaseerd op een attest van oorsprong dat door de exporteur in de Partij van uitvoer is opgesteld, kan de verificatie gericht zijn op de twee volgende opties:
a) de douaneautoriteit van de Partij van invoer richt zich rechtstreeks tot de importeur (art. 61); ofwel
b) richt ze zich tot de douaneautoriteit van de Partij van uitvoer door rechtstreeks de administratieve samenwerking op te starten (art. 62).
De douaneautoriteit van de Partij van invoer richt zich tot de importeur
De douaneautoriteit van de Partij invoer vraagt van de importeur alleen de in § 31 van deze circulaire opgesomde informatie, te weten:
"(a) indien het verzoek was gebaseerd op een attest van oorsprong, dat attest van oorsprong; en
(b) informatie over het voldoen aan de oorsprongscriteria, te weten:
(i) wanneer het oorsprongscriterium "volledig verkregen" is, de toepasselijke categorie (zoals oogst, ontginning, bevissing) en de plaats van productie;
(ii) wanneer het oorsprongscriterium is gebaseerd op een wijziging in tariefindeling, een lijst van alle niet van oorsprong zijnde materialen, met inbegrip van het tariefindelingsnummer ervan (in 2, 4 of 6 cijfers, afhankelijk van het oorsprongscriterium);
(iii) wanneer het oorsprongscriterium is gebaseerd op een waardemethode, de waarde van het eindproduct en de waarde van alle bij de productie van dat product gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen;
(iv) wanneer het oorsprongscriterium is gebaseerd op gewicht, het gewicht van het eindproduct alsmede het gewicht van de desbetreffende in het eindproduct gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen;
(v) wanneer het oorsprongscriterium is gebaseerd op een specifiek productieprocedé, een beschrijving van dat specifieke procedé. "
De importeur verstrekt dus steeds het desbetreffende attest van oorsprong, maar hij kan de douaneautoriteit antwoorden dat hij niet in staat is de andere onder punt b) van deze lijst bedoelde informatie te verstrekken. In dat geval zal de douaneautoriteit van de Partij van invoer de administratieve samenwerking opstarten met de douaneautoriteit van de Partij van uitvoer.
Wanneer de douaneautoriteit van de Partij van invoer, naast het attest van oorsprong, gegevens nodig heeft om de oorsprongsstatus van het product te controleren, maar de door de importeur verstrekte gegevens niet toereikend zijn, kan de douaneautoriteit om administratieve samenwerking verzoeken met de douaneautoriteit van de Partij van uitvoer (zie § 33 van deze circulaire).
De douaneautoriteit van de Partij van invoer kan echter van oordeel zijn dat het niet nodig is eerst andere informatie dan het attest van oorsprong bij de importeur op te vragen, en kan rechtstreeks overgaan op administratieve samenwerking.
Administratieve samenwerking
Wanneer het verzoek om preferentiële tariefbehandeling op een attest van oorsprong is gebaseerd, is een verzoek om administratieve samenwerking mogelijk, hetzij:
na een verzoek om informatie aan de importeur en indien de douaneautoriteit van de Partij van invoer van oordeel is dat aanvullende informatie nodig is om de oorsprongsstatus van het product te controleren;
hetzij rechtstreeks zonder eerst contact op te nemen met de importeur.
In het kader van het REX-systeem van de EU kan de douaneautoriteit van de Partij van uitvoer ook worden gevraagd na te gaan of de exporteur wettelijk bevoegd is het attest van oorsprong op te stellen.
De douaneautoriteit van de Partij van invoer zal dus geen andere verificatie (laten) verrichten in de Partij van uitvoer dan door middel van een aan de douaneautoriteit van de Partij van uitvoer gericht verzoek om administratieve samenwerking, en uitsluitend indien de aanvraag voor een preferentiële tariefbehandeling op een attest van oorsprong gebaseerd is.
De aanvraag voor administratieve samenwerking moet worden ingediend binnen twee jaar na de datum van invoer van de goederen of, in het geval van een aanvraag met terugwerkende kracht, vanaf de datum van indiening van het verzoek.
De aangezochte douaneautoriteit van de Partij van uitvoer kan de exporteur die het attest van oorsprong heeft opgesteld, verzoeken om overlegging van documenten en bewijsstukken waaruit de oorsprong van de in het betrokken attest van oorsprong vermelde producten blijkt. De douaneautoriteit van de Partij van uitvoer kan ook ter plaatse gaan om de bijgehouden registers betreffende de producten van oorsprong te onderzoeken en om de productie-installaties waar de producten van oorsprong werden vervaardigd, te bekijken.
De aangezochte exporteur is verplicht de douaneautoriteit van de Partij van uitvoer zijn medewerking te verlenen bij de verificatie, maar hij heeft het recht om alle informatie die de douaneautoriteit van uitvoer van plan is aan de douaneautoriteit van de Partij van invoer te verstrekken in antwoord op het verzoek om informatie, in te kijken. De exporteur kan daarna besluiten dat de als vertrouwelijk beschouwde informatie niet aan de douaneautoriteit van de Partij van invoer mag worden voorgelegd.
De door de exporteur als vertrouwelijk beschouwde gegevens kunnen niettemin door de douaneautoriteit van de Partij van uitvoer worden gebruikt om haar advies over de oorsprongsstatus van het product te formuleren. In dit geval kan de douaneautoriteit van de Partij van uitvoer in haar advies verklaren dat zij op grond van de controle (onderzoek van documenten, bezoek enz.) van oordeel is dat het betrokken product als zijnde van oorsprong uit de partij kunnen worden beschouwd (of niet) en dat het aan de andere voorwaarden van de oorsprongsregels voldoet. In het kader van dit advies kan de douaneautoriteit van de Partij van invoer de bevindingen en feiten van de verificatie meedelen, maar alleen die waarvoor de exporteur toestemming heeft gegeven.
Het is niet toegestaan dat de douaneautoriteit van de Partij van invoer in het kader van het controleproces rechtstreeks informatie opvraagt bij de exporteur uit de Partij van uitvoer. Zij mag evenmin deelnemen aan bezoeken aan de bedrijfsruimten van de exporteur.
§ 64. Indien het verzoek gebaseerd is op de aan de importeur bekende informatie, kan de verificatie de volgende twee stappen omvatten:
Stap 1
De douaneautoriteit van de Partij van invoer vraagt van de importeur alleen de informatie die is vermeld in de lijst in § 31 van deze circulaire.
In het geval van aan de importeur bekende informatie, moet de importeur kunnen aantonen dat het product van oorsprong is en dat het voldoet aan de vereisten van de Overeenkomst.
Aangezien alle gegevens waaruit blijkt dat het product van oorsprong is en dat het aan de eisen van de Overeenkomst voldoet, beschikbaar moeten zijn, is de importeur verplicht de douaneautoriteiten van de Partij van invoer de gevraagde informatie te verstrekken. Indien de importeur niet in staat is de gevraagde informatie binnen de gestelde termijn te verstrekken, zal dit leiden tot weigering van de preferentiële tariefbehandeling en eventueel tot administratieve maatregelen of sancties.
Stap 2
Indien de douaneautoriteit van de Partij van invoer na stap 1 meer informatie nodig heeft om de oorsprongsstatus van het product te bepalen, kan de douaneautoriteit van de Partij van invoer de importeur rechtstreeks om aanvullende gegevens verzoeken.
Een verzoek om aanvullende informatie is alleen mogelijk na een verzoek om informatie aan de importeur (stap 1) en indien de douaneautoriteit van mening is dat deze aanvullende informatie nodig is om de oorsprongsstatus van het product te controleren.
De douaneautoriteit van de Partij van invoer kan de douaneautoriteit van de Partij van uitvoer echter niet om administratieve medewerking verzoeken, omdat er geen exporteur is geïdentificeerd.
§ 65. De Overeenkomst voorziet in specifieke termijnen en voorwaarden waaronder de douaneautoriteit van de Partij van invoer de preferentiële tariefbehandeling kan weigeren. De bepalingen inzake de weigering (zie § 34 van deze circulaire) weerspiegelen de door de Partij van invoer in het verificatieproces genomen stappen door voor elke stap de gevallen vast te stellen die een rechtsgrond vormen om de preferentiële tariefbehandeling te weigeren.
Ter herinnering: de termijnen na verloop waarvan de douaneautoriteit van de Partij van invoer de preferentiële tariefbehandeling kan weigeren, zijn de volgende:
binnen drie maanden vanaf de datum van indiening van een aan de importeur gerichte vraag om informatie::
als het verzoek om preferentiële tariefbehandeling gebaseerd is op "aan de importeur bekende informatie", binnen drie maanden vanaf de datum van de indiening van het aan de importeur gerichte verzoek om aanvullende informatie, wanneer:
§ 66. Tien maanden na de datum waarop het verzoek om inlichtingen bij de Partij van uitvoer is ingediend om administratieve medewerking te verlenen, tenzij de Partij van uitvoer een advies heeft verstrekt waarin de oorsprongsstatus van de producten wordt bevestigd.
§ 67. De preferentiële tariefbehandeling kan worden geweigerd als de verstrekte informatie ontoereikend is om de oorsprongsstatus van het product te kunnen bevestigen. De term "ontoereikend" wordt in de Overeenkomst niet nader gedefinieerd, maar moet worden opgevat als (redelijkerwijs) ontoereikend voor latere vaststelling door de douaneautoriteit van de Partij van invoer.
De douaneautoriteit van de Partij van invoer mag de preferentiële tariefbehandeling niet weigeren indien de importeur, na een verzoek om informatie, geen andere informatie dan het attest van oorsprong verstrekt. In dit geval kan, indien aanvullende informatie nodig is, de verificatie worden voortgezet door middel van een verzoek om administratieve samenwerking van de douaneautoriteit van de partij van invoer aan de douaneautoriteit van de Partij van uitvoer.
Wanneer de douaneautoriteit van de Partij van uitvoer de douaneautoriteit van de Partij van invoer de bedoelde informatie heeft verstrekt, mag laatstgenoemde de preferentiële tariefbehandeling voor een product niet weigeren uitsluitend omdat deze informatie door de exporteur als vertrouwelijk wordt beschouwd, maar uitsluitend omdat de ontvangen informatie ontoereikend is om de oorsprongsstatus van het product te bevestigen.
§ 68. Om de oorsprong van een product te bepalen, moet men het specifieke productieproces kennen, de GS-classificatie, het gewicht of de waarde van de materialen die niet van oorsprong zijn of andere elementen die worden gebruikt om aan het eindproduct de oorsprongsstatus te verlenen.
Deze kennis omvat vaak informatie die als vertrouwelijk wordt beschouwd omdat bekendmaking van dergelijke informatie de commerciële belangen van de exporteur zou kunnen schaden. Voordat de Partij van invoer besluit een preferentiële tariefbehandeling toe te kennen of te weigeren, moet zij echter toereikende informatie kunnen verkrijgen om de oorsprong van het product te kunnen bevestigen. Precies daarom is de "vertrouwelijkheid" een belangrijk aspect van de toepassing van de preferentiële tariefbehandeling op basis van de oorsprong van een product. In dit verband moet een onderscheid worden gemaakt tussen het verstrekken van informatie door de exporteur aan de importeur en het verstrekken van informatie door de exporteur of de importeur aan de douaneautoriteiten.
De wijze waarop de exporteur de importeur over de oorsprong van het product informeert, is bepalend voor het soort verzoek om preferentiële behandeling. Het soort verzoek, namelijk op basis van een attest van oorsprong of op basis van de informatie die bekend is aan de importeur, heeft gevolgen voor het verificatieproces, in het bijzonder voor de wijze waarop de verificatie door de douaneautoriteiten wordt uitgevoerd.
Tenzij er eventuele contractuele verplichtingen zijn, is het aan de exporteur om te bepalen hoe de informatie over de productie met de importeur wordt gedeeld:
wanneer een verzoek is gebaseerd op een attest van oorsprong, in het geval de verificatie in eerste instantie op de importeur is gericht, bepaalt de exporteur die het attest heeft opgesteld, welke informatie met de importeur kan worden gedeeld. Zo kan de exporteur beslissen:
geen informatie te delen; of
een of meer van de in § 31 van deze circulaire bedoelde inlichtingen mee te delen;
wanneer een verzoek is gebaseerd op de aan de importeur bekende informatie, heeft de exporteur reeds alle informatie met de importeur gedeeld, aangezien die informatie beschikbaar moet zijn op het moment dat het verzoek wordt ingediend. Merk op dat de exporteur niet verplicht mag worden informatie te verstrekken opdat de importeur op basis van zijn kennis aanspraak zou kunnen maken op preferentie. In plaats daarvan kan de exporteur de importeur een attest van oorsprong verstrekken, zodat de importeur op die basis de preferentie kan aanvragen.
Samenvattend staat het de exporteur dus vrij te bepalen welke informatie over de oorsprong van de producten eventueel met de importeur moet worden gedeeld.
§ 69. Het delen van informatie tussen de exporteur en de importeur is ook bepalend voor het verloop van het verificatieproces:
De verificatie is in eerste instantie gericht op de importeur:
wanneer een verzoek op een attest van oorsprong is gebaseerd en de exporteur besluit om geen informatie met de importeur te delen, moet alle informatie die de douaneautoriteit van de Partij van invoer nodig heeft na het aan de importeur gerichte verzoek om informatie, door middel van de administratieve samenwerking via de douaneautoriteit van de Partij van uitvoer worden verkregen;
wanneer een verzoek op een attest van oorsprong is gebaseerd en de exporteur een of meer inlichtingen deelt via de importeur, kan dit de douaneautoriteit van de Partij van invoer in staat stellen de oorsprongsstatus van het product te bevestigen, of de hoeveelheid inlichtingen die via de administratieve samenwerking zouden moeten worden verkregen, te beperken;
wanneer het verzoek om preferentiële tariefbehandeling gebaseerd is op de aan de importeur bekende informatie, is de verificatie door de douaneautoriteit van de Partij van invoer uitsluitend gericht op de importeur en wordt de exporteur hier op geen enkele manier bij betrokken, en is verificatie door middel van een verzoek om administratieve samenwerking tussen de douaneautoriteiten niet mogelijk.
Administratieve samenwerking
Indien de douaneautoriteit van de partij van invoer de douaneautoriteit van de Partij van uitvoer om informatie verzoekt via de procedure van administratieve samenwerking, komt het toe aan de exporteur om, in overeenstemming met de vertrouwelijkheid van de informatie, te beslissen of de informatie die hij aan de douaneautoriteit van de Partij van uitvoer verstrekt, door deze laatste aan de douaneautoriteit van de Partij van invoer mag worden doorgegeven.
§ 70. Artikel 64 van de Overeenkomst met betrekking tot de vertrouwelijkheid (zie § 36 van deze circulaire) bevat een aantal specifieke bepalingen die in de eerste plaats gericht zijn tot de bevoegde autoriteiten van elke Partij, teneinde de vertrouwelijkheid van de van de andere Partij verkregen informatie te beschermen tegen openbaarmaking.
Om de inhoud van dit artikel samen te vatten: vertrouwelijke informatie die door de Partij van invoer is verkregen, mag alleen worden gebruikt voor:
het beheer en de handhaving van besluiten en bepalingen met betrekking tot oorsprong en douanezaken;
de vaststelling van de oorsprong van een product waarvoor in het kader van een administratieve, gerechtelijke of semi-rechterlijke procedure om een preferentiële tariefbehandeling wordt verzocht;
voor andere doeleinden, met toestemming van de persoon of de Partij die de vertrouwelijke informatie heeft verstrekt.
Niet-naleving van deze bepalingen, voor elke partij binnen de grenzen van haar eigen wetgeving, vormt een inbreuk op de verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst.
§ 71. Zoals vermeld in § 26 van deze circulaire, leidt de vaststelling van kleine tegenstrijdigheden tussen de vermeldingen op het attest van oorsprong en die op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, niet ipso facto tot de nietigheid van het attest van oorsprong, indien naar behoren wordt vastgesteld dat dit attest wel degelijk met de aangebrachte goederen overeenstemt.
Kennelijke vormfouten, zoals typefouten, op een attest van oorsprong leiden niet tot weigering van het document indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.
Het attest van oorsprong zal niet automatisch worden geweigerd om de enkele reden dat de factuur werd opgesteld in een derde land.
§ 72. Wanneer een exporteur (van de EU) een attest van oorsprong afgeeft, moet hij in het bezit zijn van de informatie waaruit blijkt dat het uit te voeren product van oorsprong is in overeenstemming met de overeenkomst. Deze informatie kan worden verstrekt door middel van een leveranciersverklaring.
De leveranciersverklaring is een document waarmee de leverancier zijn afnemer informatie verstrekt over de oorsprongsstatus van de betrokken goederen of materialen.
De leverancier is degene die de controle heeft over en de kennis heeft van de oorsprong van de geleverde goederen. De klant heeft deze informatie nodig om de preferentiële oorsprong van de door hem uitgevoerde goederen vast te stellen en een attest van oorsprong op te stellen om voor een preferentiële tariefbehandeling in aanmerking te komen.
Anderzijds kan een leveranciersverklaring nooit worden gebruikt als bewijs om een preferentiële tariefbehandeling bij invoer te eisen.
§ 73. Er zijn verschillende soorten leveranciersverklaringen, afhankelijk van het feit of de geleverde producten al dan niet van preferentiële oorsprong zijn en of de verklaring betrekking heeft op één zending of op verscheidene zendingen in een bepaalde periode.
De leverancier verstrekt voor iedere zending goederen een afzonderlijke verklaring. Hij brengt deze verklaring aan op de handelsfactuur voor de zending, op een leveringsbon of op enig ander handelsdocument waarin de goederen voldoende nauwkeurig zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden.
Deze verklaring wordt afgegeven voor een vaste periode van ten hoogste twee jaar, te rekenen vanaf de begindatum waarop de periode van leveringen is begonnen (zie verder). Deze verklaring op lange termijn kan worden gebruikt wanneer een leverancier een bepaalde afnemer in een andere lidstaat regelmatig goederen levert waarvan de (preferentiële of niet-preferentiële) oorsprong ongewijzigd blijft. De leveranciersverklaring is geldig voor alle daarin vermelde goederen die in de vastgestelde periode zijn geleverd. Voor het opstellen van een dergelijke verklaring is het noodzakelijk dat de oorsprongsstatus van de goederen gedurende de gehele geldigheidsduur wordt gewaarborgd. Indien de in zijn langlopende leveranciersverklaring verstrekte informatie niet meer van toepassing is, moet de leverancier de afnemer daarvan onmiddellijk in kennis stellen.
De langlopende leveranciersverklaring moet de volgende drie data bevatten:
de datum waarop de verklaring is opgesteld (datum van afgifte);
de begindatum van de periode, die niet meer dan 12 maanden vóór of 6 maanden na de uitgiftedatum kan liggen;
de einddatum van de periode, die niet meer dan 24 maanden na de begindatum mag liggen.
Het model van de langlopende leveranciersverklaring is opgenomen in bijlage III bij deze circulaire.
Een langlopende leveranciersverklaring kan met terugwerkende kracht worden opgesteld voor goederen die vóór het opstellen van de verklaring zijn geleverd. In dat geval kan de langlopende leveranciersverklaring worden opgesteld voor een geldigheidsduur die ten vroegste één jaar vóór de datum waarop de verklaring werd opgesteld, aanvangt.
Dit soort leveranciersverklaring bevat informatie over de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn of over de uitgevoerde be- of verwerkingen. Deze informatie is van belang indien de geleverde goederen in de Europese Unie een be- of verwerking hebben ondergaan maar niet de preferentiële oorsprong hebben verkregen, indien de goederen door de ontvanger een nieuwe be- of verwerking ondergaan en indien het geheel van de be- of verwerkingen die de verschillende economische actoren in de Europese Unie hebben verricht, aan de producten de status van preferentiële oorsprong kunnen verlenen. Een leveranciersverklaring voor producten die niet van preferentiële oorsprong zijn, houdt voor de ontvanger dus geen bevestiging in van een bestaande preferentiële oorsprong van de goederen.
Dit type verklaring betreft de regelmatige leveringen van producten zonder preferentiële oorsprong.
§ 74. De eenmalige leveranciersverklaring kan worden opgesteld op een handelsfactuur, leveringsbon of een ander handelsdocument waarop de goederen duidelijk zijn omschreven. Zij kan ook worden gesteld op een document ad hoc (met inbegrip van een voorgedrukt formulier) dat verwijst naar en wordt gehecht aan een handelsfactuur of een ander handelsdocument waarin de goederen worden omschreven.
De langlopende leveranciersverklaring wordt opgesteld op een document ad hoc (met inbegrip van een voorgedrukt formulier). De goederen moeten voldoende zijn omschreven om ze duidelijk te kunnen identificeren. Het is ook mogelijk de goederen in een bijlage bij de leveranciersverklaring op te sommen.
§ 75. Vanaf 1 januari 2022 kunnen EU-operatoren die naar het Verenigd Koninkrijk exporteren, niet langer attesten van oorsprong op de factuur afgeven zonder eerst de eventuele nodige leveranciersverklaringen te verzamelen.
In het kader van de Overeenkomst werd een overgangsperiode ingesteld om de EU-exporteurs in staat te stellen oorsprongsverklaringen op te stellen voor hun verkoop aan het Verenigd Koninkrijk zonder dat ze evenwel de nodige leveranciersverklaringen hadden ingezameld.
Deze overgangsperiode liep ten einde op 31 december 2021.
§ 76. De Overeenkomst voorziet in leveranciersverklaringen met het oog op volledige cumulatie die op bilaterale basis wordt toegepast.
Deze volledige cumulatie maakt het mogelijk de tussen de twee Partijen verrichte verwerkingen te cumuleren. Zo kan een be- of verwerking die in een Partij is verricht op een materiaal dat niet van oorsprong is, maar die ontoereikend is om de oorsprongsstatus toe te kennen, in de andere Partij in aanmerking worden genomen.
Het eindproduct dat wordt verkregen door be- of verwerking in de EU en in het Verenigd Koninkrijk met gebruikmaking van producten uit derde landen, kan als van oorsprong uit een Partij worden beschouwd, op voorwaarde dat de opeenvolgende verwerkingen die de in elke Partij gebruikte producten uit derde landen hebben ondergaan, in hun geheel een toereikende verwerking vormen in de zin van de specifieke regel die voor het betrokken product is vastgesteld.
Om in aanmerking te komen voor volledige cumulatie voor materialen uit de EU en het Verenigd Koninkrijk: volledige cumulatie houdt in dat niet alleen rekening wordt gehouden met de materialen van oorsprong uit de Partij, maar ook met de bewerkingen die in beide Partijen zijn uitgevoerd, alsof alle bewerkingen in de laatste Partij (land) van verkrijging waren uitgevoerd met het oog op de uitvoer van het eindproduct naar de andere Partij.
Voorbeeld: Een Belgisch bedrijf vervaardigt stoffen uit Chinese garens. Op grond van de overeenkomst tussen de EU en het VK worden die stoffen als niet van oorsprong beschouwd. Doordat de producten alleen geweven zijn, krijgen ze geen preferentiële oorsprong en komen ze dus niet in aanmerking voor een tariefpreferentie bij invoer in het Verenigd Koninkrijk.
De importeur in het Verenigd Koninkrijk moet relevante informatie krijgen over de stof die hij heeft ingevoerd. De Belgische ondernemer levert een leveranciersverklaring af, waarin hij onder meer verklaart dat hij de stof uit Chinese garens heeft vervaardigd.
De ondernemer in het Verenigd Koninkrijk versnijdt vervolgens de stof en maakt er hemden van.
Op basis van volledige cumulatie (op bilaterale basis) kan hij rekening houden met de in de EU verrichte bewerkingen (het weven). De door de oorsprongsregel voorgeschreven combinatie van bewerkingen (weven + confectioneren, met inbegrip van het snijden van stoffen) wordt op het grondgebied van beide Partijen bij de Overeenkomst verricht. De in het VK geproduceerde overhemden kunnen dus worden beschouwd als zijnde van oorsprong uit het VK en in aanmerking komen voor het preferentieel tarief wanneer zij in de EU worden ingevoerd.
§ 77 Zoals uitgelegd in het bovenstaande voorbeeld, kan de exporteur van de andere Partij die niet van oorsprong zijnde materialen verwerkt, een attest van oorsprong opstellen, gebaseerd op de leveranciersverklaring die door de leverancier van de niet van oorsprong zijnde materialen is afgegeven.
Deze verklaring kan worden opgesteld met behulp van het model in bijlage II van deze circulaire of een gelijkwaardig document met dezelfde gegevens en een voldoende gedetailleerde beschrijving van de betrokken niet van oorsprong zijnde materialen om deze te kunnen identificeren.
In tegenstelling tot de leveranciersverklaringen binnen de EU kunnen de leveranciersverklaringen voor de levering van een product van de ene Partij aan de andere Partij met het oog om te worden gebruikt voor de volledige cumulatie, dus worden opgesteld zonder de voorgeschreven vorm te volgen.
§ 78. Bij verificatie van de leveranciersverklaring binnen de EU wordt gebruikgemaakt van het inlichtingenblad INF 4 en de procedure die is omschreven in de bepalingen van artikelen 64 tot 66 DWU IA. De douaneautoriteiten kunnen de exporteur of handelaar verzoeken de leverancier om een inlichtingenblad INF 4 te vragen.
Het inlichtingenblad INF 4 is een document dat wordt gebruikt ter bevestiging van de echtheid en juistheid van de leveranciersverklaring. Het wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van de lidstaat waarin de leveranciersverklaring is opgesteld. Het inlichtingenblad INF 4 is beschikbaar in bijlage IV van deze circulaire.
Er zijn twee mogelijkheden om aanvullende inlichtingen te verkrijgen:
1) Verzoek van de exporteur aan de leverancier
§ 79. De exporteur verzoekt de leverancier om een INF 4-inlichtingenblad aan te vragen bij zijn douaneautoriteit. De exporteur moet de leverancier meedelen dat dit verzoek betrekking heeft op een verificatie van een zending naar het Verenigd Koninkrijk. Bij het invullen van het inlichtingenblad INF 4 moet de douaneautoriteit van de leverancier alle gegevens opnemen in de vorm van een schriftelijk verslag dat alle in § 31 van deze circulaire vermelde gegevens bevat die nodig zijn om het verslag naar het Verenigd Koninkrijk te zenden Dit verslag wordt aan de leverancier ter beschikking gesteld zodat die het naar zijn exporteur kan toezenden.
De douaneautoriteit van de exporteur moet de exporteur ervan in kennis stellen dat, indien deze ervoor kiest contact op te nemen met zijn leverancier om een INF 4-inlichtingenblad te verkrijgen, het verslag gedetailleerde gegevens moet bevatten die door de leverancier als vertrouwelijk kunnen worden beschouwd. Als gevolg daarvan is het mogelijk dat de leverancier niet bereid is deze normale procedure te volgen. In dit geval moet de exporteur zijn douaneautoriteit in kennis stellen van de weigering van de leverancier, zodat die douaneautoriteit rechtstreeks contact kan opnemen met de douaneautoriteit van de leverancier om het INF 4-inlichtingenblad te doen invullen
Wanneer de leverancier die het inlichtingenblad INF 4 en het verslag heeft ontvangen, de gegevens als gevoelig beschouwt, kan hij er echter voor kiezen alleen een inlichtingenblad INF 4 af te geven waarop wordt vermeld dat het verslag niet aan de exporteur kan worden bezorgd. In dat geval:
verzoekt de exporteur zijn douaneautoriteit om contact op te nemen met de douaneautoriteit van de leverancier om hem het begeleidend verslag te bezorgen;
verzoekt de exporteur zijn douaneautoriteit om het begeleidend verslag rechtstreeks te bezorgen aan de douaneautoriteit van de exporteur.
2) Verzoek van een douaneautoriteit aan een andere douaneautoriteit
§ 80. De douaneautoriteit van de lidstaat die het verzoek van het Verenigd Koninkrijk om verificatie ontvangt, kan rechtstreeks een INF 4 aanvragen bij de douaneautoriteit van de lidstaat waar de leveranciersverklaring is opgesteld
De douaneautoriteit van de leverancier zendt het ingevulde inlichtingenblad INF 4 en het begeleidende verslag rechtstreeks toe aan de verzoekende douaneautoriteit.
De conclusie van de controle van de leveranciersverklaring en de reden waarom de producten al dan niet als van oorsprong worden beschouwd, worden medegedeeld aan de leverancier die de leveranciersverklaring heeft afgegeven, voordat de douaneautoriteit het inlichtingenblad INF 4 officieel bevestigt en het verslag afrondt.
§ 81. De voorafgaande beslissingen zijn bindende beslissingen die door de douane op verzoek van de betrokkene worden afgegeven over specifieke bijzonderheden betreffende de in- of uitvoer van goederen.
De voorafgaande beslissingen worden behandeld in artikel 112 van de Overeenkomst. De inhoud van dit artikel luidt als volgt:
"Elke Partij stelt via haar douaneautoriteiten naar aanleiding van een aanvraag van marktdeelnemers voorafgaande beslissingen vast waarin wordt aangegeven welke behandeling aan de betrokken goederen wordt toegekend. Dergelijke beslissingen worden schriftelijk of in elektronische vorm op een tijdsgebonden wijze gegeven en bevatten alle nodige informatie overeenkomstig de wetgeving van de Partij van afgifte.
Voorafgaande beslissingen zijn geldig voor een periode van ten minste drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de geldigheid ervan, tenzij de beslissing niet meer in overeenstemming is met het recht of de feiten, of de omstandigheden die aan de oorspronkelijke beslissing ten grondslag liggen, gewijzigd zijn. […]"
De voorafgaande beslissingen kunnen betrekking hebben op:
de tariefindeling van goederen;
de oorsprong van de goederen, met inbegrip van de kwalificatie ervan als goederen van oorsprong overeenkomstig de hierboven besproken bepalingen; of
alle andere door de Partijen overeengekomen aangelegenheden, met name wat betreft de te hanteren methode of criteria voor de vaststelling van de douanewaarde van de goederen.
Elke Partij maakt minstens het volgende bekend:
a) "de vereisten voor het aanvragen van een voorafgaande beslissing, met inbegrip van de te verstrekken informatie en het formaat;
b) de termijn waarbinnen zij een voorafgaande beslissing zal afgeven; en
c) de periode gedurende welke de voorafgaande beslissing geldig is."
Elke Partij stelt alle informatie over de voorafgaande beslissingen ter beschikking van het publiek, met inachtneming van de vertrouwelijkheidsvereisten die noodzakelijk zijn om persoonlijke of commerciële informatie te beschermen.
§ 82. Een bindende oorsprongsinlichting (BOI) is het schriftelijke, bindende antwoord van de douaneautoriteit aan een marktdeelnemer, die een vraag stelt over de oorsprong van het betrokken product. In zijn verzoek omschrijft de aanvrager gedetailleerd de aard van het product, zijn samenstelling maar ook - afhankelijk van de van toepassing zijnde oorsprongsregel - de waardeverhoudingen tussen de verschillende gebruikte materialen, de goederencodes van de gebruikte materialen, enz.
Vanaf 1 januari 2021 kunnen houders van een geldig EORI-nummer in de EU een BOI aanvragen bij de douaneautoriteiten van een EU-lidstaat, op basis van de nieuwe oorsprongsregels die in de Overeenkomst zijn vastgelegd.
§ 83. Artikel 33 DWU heeft betrekking op beslissingen inzake bindende inlichtingen, waaronder de aanvragen betreffende de oorsprong.
De BOI kan worden aangevraagd in geval van twijfel over de vaststelling van de preferentiële oorsprong en biedt rechtszekerheid. Ze geeft aan of de goederen al dan niet toegestaan zijn als product van oorsprong.
Deze voorafgaande beslissingen zijn afkomstig van de bevoegde douaneautoriteiten en zijn bindend met betrekking tot de vaststelling van de oorsprong van de goederen voor:
de douaneautoriteiten, jegens de houder van de beschikking, maar enkel ten aanzien van goederen waarvoor de douaneformaliteiten worden vervuld na de datum waarop de beschikking van kracht wordt;
de houder van de beschikking, jegens de douaneautoriteiten, met ingang van de datum waarop hem mededeling van de beschikking wordt gedaan of wordt geacht te zijn gedaan.
De BOI is geldig voor een periode van drie jaar vanaf de datum waarop de beschikking van kracht wordt.
De houder van een BOI moet kunnen aantonen dat de betrokken goederen en de omstandigheden die voor het verkrijgen van de oorsprong bepalend zijn, in elk opzicht overeenstemmen met de in de beschikking omschreven goederen en omstandigheden.
In overeenstemming met artikel 33 DWU kunnen zowel Britse exporteurs als EU-importeurs een BOI aanvragen.
Wat België betreft, kunnen de BOI-aanvragen per e-mail worden ingediend op het volgende adres: da.ops.douane1@minfin.fed.be.
§ 84. Elke handelsovereenkomst stelt specifieke oorsprongsregels vast voor elk product om van oorsprong te zijn conform artikel 39, lid 1, punt c) van de Overeenkomst.
De regels van lijsten per specifiek product bevatten criteria voor wezenlijke verwerking op basis van een wijziging van de tariefindeling, regels gebaseerd toegevoegde waarde of specifieke technische be- of verwerkingen, of een combinatie van deze drie categorieën van criteria.
In de Overeenkomst tussen de EU en het VK is de lijst van toe te passen be- of verwerkingen op de niet van oorsprong zijnde materialen opdat die laatste de oorsprongsstatus zouden kunnen verkrijgen, opgenomen als Bijlage 3.
Het is ook aan te bevelen kennis te nemen van de inleidende opmerkingen, zie bijlage I van deze Circulaire. Deze inleidende opmerkingen bevatten de algemene bepalingen voor de interpretatie en de toepassing van de in bijlage 3 van de Overeenkomst vervatte specifieke regels.
§ 85. Ingevolge aantekening 4, onder d) kan de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging van het product zijn gebruikt, worden berekend op basis van de formule voor de gewogen gemiddelde waarde of een andere methode voor de waardering van de voorraden volgens boekhoudkundige beginselen die in de partij algemeen worden aanvaard.
§ 86. Naast de productspecifieke oorsprongsregels bevat de Overeenkomst ook een bijlage in verband met "oorsprongscontingenten en alternatieven voor de productieve oorsprongsregels in bijlage 3 [van de Overeenkomst]". De algemene bepalingen zijn beschikbaar in Bijlage V van deze circulaire. Deze gemeenschappelijke bepalingen worden aangevuld met tabellen. Voor de in deze tabellen genoemde producten, met name tonijn in blik en aluminiumproducten, kunnen binnen de grenzen van het jaarlijks toegewezen contingent specifieke alternatieve regels worden toegepast.
Voorbeeld:
Volgens de specifieke regels kan tonijn in blik die onder GS-code 1604.14 is ingedeeld, slechts de oorsprongsstatus verkrijgen indien die tonijn volledig in een van de Partijen is verkregen. Dankzij de specifieke alternatieve regels is echter bepaald dat de oorsprong kan worden verkregen in geval van "VH". De term "VH" kan worden gedefinieerd als productie uit niet van oorsprong zijnde materialen van een ander hoofdstuk dan dat van het product. Dat betekent dat niet van oorsprong zijnde materialen die bij de productie van het product worden gebruikt, moeten worden ingedeeld onder een ander hoofdstuk (tweecijferniveau van het GS) dan dat van het product (d.w.z. een wijziging in hoofdstuk).
De uitvoeringsverordening (EU) 2021/775 van de Commissie van 11 mei 2021 [v] vult deze bijlage aan. Het belangrijkste element van deze uitvoeringsverordening is dat de betrokken producten alleen in aanmerking komen voor de in de bijlage gespecificeerde contingenten indien het attest van oorsprong, wanneer het verzoek om preferentiële [tarief]behandeling op een dergelijk attest is gebaseerd, is opgesteld overeenkomstig artikel 56 van de Overeenkomst en het de volgende aanvullende verklaring in het Engels bevat: "Origin quotas - Product originating in accordance with Annex ORIG-2A".
Opgelet: De uitvoeringsverordening verwijst nog naar de oude nummering van de Overeenkomst en moet worden gewijzigd. De Commissie heeft echter verklaard dat de bovengenoemde aanvullende verklaring betreffende de "Annex ORIG-2A" mag worden gebruikt totdat de uitvoeringsverordening is gewijzigd. De ondernemers die willen verwijzen naar "Annex 4" in plaats van "Annex ORIG-2A" in deze verklaring, mogen dat doen.
§ 87. De situatie van de grondgebieden van Ceuta en Melilla wordt behandeld in artikel 66 van de Overeenkomst. In dit artikel wordt gepreciseerd dat deze gebieden niet onder de term "partij" vallen.
Er wordt wel bepaald dat producten van oorsprong uit het Verenigd Koninkrijk die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd, dezelfde preferentiële tariefbehandeling krijgen als producten die in de rest van de EU worden ingevoerd.
Producten uit Ceuta of Melilla die in het Verenigd Koninkrijk worden ingevoerd, komen eveneens in aanmerking voor de preferentiële tariefbehandeling.
De regels van oorsprong en de procedures van oorsprong die in deze circulaire zijn uiteengezet, zijn derhalve eveneens van toepassing op de uitvoer uit het Verenigd Koninkrijk naar Ceuta en Melilla en op de uitvoer uit Ceuta en Melilla naar het Verenigd Koninkrijk.
De cumulatiebepalingen zijn ook van toepassing op de in- en uitvoer van producten tussen de EU, het Verenigd Koninkrijk, Ceuta en Melilla.
Bovendien worden Ceuta en Melilla in het kader van de Overeenkomst als één grondgebied beschouwd.
§ 88. Bij artikel 121 van de Overeenkomst wordt een Gespecialiseerd "Handelscomité" opgericht voor douanesamenwerking en oorsprongsregels.
Dit Gespecialiseerd Comité kan besluiten nemen of aanbevelingen doen:
"a) met betrekking tot de uitwisseling van douanegerelateerde informatie inzake de wederzijdse erkenning van risicobeheertechnieken, risiconormen en -controles en douaneveiligheidsmaatregelen, inzake voorafgaande besluiten, gemeenschappelijke benaderingen van de douanewaarde en andere kwesties in verband met de uitvoering van dit hoofdstuk;
b) met betrekking tot de regelingen voor de automatische uitwisseling van inlichtingen als bedoeld in artikel 10 van het Protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken, en over andere aangelegenheden in verband met de uitvoering van dat protocol;
c) met betrekking tot alle kwesties in verband met de uitvoering van bijlage 18 (erkende marktdeelnemers); en
d) met betrekking tot de in artikel 63 vastgestelde raadplegingsprocedures en met betrekking tot alle technische of administratieve aangelegenheden in verband met de uitvoering van hoofdstuk 2 van deze titel, met inbegrip van interpretatie-aantekeningen die tot doel hebben een uniform beheer van de oorsprongsregels te waarborgen. "
TUSSEN DE EU EN HET VERENIGD KONINKRIJK
§ 89. De handelsovereenkomsten die door de EU enerzijds en door het VK anderzijds zijn gesloten, bevatten altijd een bepaling inzake rechtstreeks vervoer of niet-wijziging voor goederen die worden vervoerd of opgeslagen op het grondgebied van landen die geen partij vormen bij de respectieve overeenkomsten.
De Overeenkomst EU-Verenigd Koninkrijk bevat een bepaling inzake niet-wijziging (zie § 21 van deze circulaire).
Deze niet-wijzigingsregel staat de splitsing van zendingen in een derde land toe.
Zendingen uit derde partnerlanden waarmee zowel het Verenigd Koninkrijk als de EU een afzonderlijke preferentiële overeenkomst hebben, kunnen daardoor in het Verenigd Koninkrijk of in de EU worden gesplitst in een deel voor de EU en een deel voor het Verenigd Koninkrijk, zolang ze telkens voldoen aan de niet-wijzigingsbepaling.
De niet-wijzigingsbepaling van de Overeenkomst bevat echter geen bepaling waarmee ook oorsprongsbewijzen die werden afgeleverd voor andere handelsakkoorden in één van beide partijen kunnen worden gesplitst en vervangen.
Voorbeeld: een zending van schoenen van Vietnamese preferentiële oorsprong wordt eerst in de EU in entrepot geplaatst. Indien de Vietnamese exporteur enkel een EUR.1 heeft opgesteld in kader van het vrijhandelsakkoord tussen de EU en Vietnam, zal de distributeur in de EU dit certificaat niet kunnen vervangen door een EUR.1 voor de EU én een EUR.1 voor het Verenigd Koninkrijk. Het gaat immers over twee verschillende vrijhandelsakkoorden.
De Vietnamese exporteur zal dus telkens twee oorsprongsbewijzen moeten afgeven:
één voor de goederen die bestemd zijn voor het Verenigd Koninkrijk; en
één voor de goederen die in de EU in het vrije verkeer zullen worden gebracht.
Beide zendingen moeten uiteraard voldoen aan de oorsprongsregels uit beide akkoorden, die verschillend kunnen zijn.
Indien de EU-distributeur niet op voorhand weet welk deel van de zending naar het Verenigd Koninkrijk zal gaan en welk deel in de EU zal blijven, maakt hij het best afspraken met de exporteur in het partnerland voor het achteraf afgeven van het van toepassing zijnde oorsprongsbewijs. Er moet hierbij rekening worden gehouden met de termijn voor het achteraf afgeven van oorsprongsbewijzen.
BINNEN DE EU
§ 90. Hoewel dit niet in de Overeenkomst wordt vermeld, kan het attest van oorsprong binnen de EU worden vervangen.
Zie §56 van deze Circulaire voor meer informatie over het vervangend attest binnen de EU.
§ 91. Er zijn in de Overeenkomst geen bepalingen voorzien waarmee goederen van EU preferentiële oorsprong die worden uitgevoerd naar het Verenigd Koninkrijk, kunnen terugkeren naar de EU onder diezelfde preferentiële voorwaarden.
Dergelijke goederen kunnen enkel onder vrijstelling van invoerrechten terugkomen indien de voorwaarden van artikel 203 DWU en artikel 158 DWU DA inzake "terugkerende goederen" zijn voldaan
Artikel 158 DWU DA
Goederen die worden geacht te zijn teruggekeerd in de staat waarin zij werden uitgevoerd
(Artikel 203, lid 5, van het wetboek)
1. Goederen worden geacht te zijn teruggekeerd in de staat waarin zij werden uitgevoerd wanneer zij na uitvoer uit het douanegebied van de Unie slechts behandelingen hebben ondergaan die hun presentatie wijzigen of die noodzakelijk waren om ze te herstellen, te reviseren of in goede staat te bewaren.
2. Goederen worden geacht te zijn teruggekeerd in de staat waarin zij werden uitgevoerd wanneer zij na uitvoer uit het douanegebied van de Unie andere behandelingen hebben ondergaan dan die welke hun presentatie wijzigen of noodzakelijk waren om ze te herstellen, te reviseren of in goede staat te bewaren, waarbij evenwel na aanvang van die behandeling is gebleken dat deze ongeschikt is voor het beoogde gebruik van de goederen.
3. Wanneer de in de leden 1 en 2 bedoelde goederen behandelingen hebben ondergaan die aanleiding zouden hebben gegeven tot de heffing van invoerrechten indien zij onder de regeling passieve veredeling waren geplaatst, worden deze goederen slechts geacht te zijn teruggekeerd in de staat waarin zij werden uitgevoerd als de behandeling, daaronder begrepen het inbouwen van reserveonderdelen, niet verder gaat dan strikt noodzakelijk is om de goederen opnieuw te kunnen gebruiken op dezelfde wijze als op het tijdstip van uitvoer uit het douanegebied van de Unie.
Voorbeelden van situaties die zich kunnen voordoen:
1. Goederen van oorsprong uit de EU worden naar het Verenigd Koninkrijk uitgevoerd en daar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst in het vrije verkeer gebracht. Deze goederen zijn onderworpen aan verwerkingen die verder gaan dan ontoereikende behandelingen. Kunnen zij vrij van rechten naar de EU terugkeren?
Deze goederen kunnen de Britse oorsprong verkrijgen en onder de handels- en samenwerkingsovereenkomst EU-VK worden uitgevoerd.
2. Goederen van oorsprong uit de EU worden naar het Verenigd Koninkrijk uitgevoerd en in dat land na de inwerkingtreding van de Overeenkomst in het vrije verkeer gebracht. Deze goederen ondergaan geen verwerkingen. Kunnen zij vrij van rechten naar de EU terugkeren?
Deze goederen hebben de Britse oorsprong niet verkregen. Er kan geen gebruik worden gemaakt van de preferenties van de Overeenkomst. De bepalingen inzake (rechtenvrije) terugkerende goederen kunnen worden toegepast indien aan de voorwaarden van de artikelen 203 DWU en 158 DWU IA is voldaan: "zij hebben slechts behandelingen ondergaan die hun presentatie wijzigen of die noodzakelijk waren om ze te herstellen, te reviseren of in goede staat te bewaren. "
3. Goederen van oorsprong uit de EU worden naar het Verenigd Koninkrijk uitgevoerd en daar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst in het vrije verkeer gebracht. Deze goederen ondergaan een geringe bewerking, zoals eenvoudige verpakking, bewaring in goede staat, verpakking, etikettering, enz. Kunnen zij vrij van rechten naar de EU terugkeren?
Deze goederen kunnen niet worden beschouwd als van oorsprong uit het Verenigd Koninkrijk omdat zij ontoereikende bewerkingen hebben ondergaan die cumulatie tegengaan. Daardoor kan er geen gebruik worden gemaakt van de preferenties van de Overeenkomst.
De bepalingen inzake (rechtenvrije) terugkerende goederen kunnen worden toegepast indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: het gaat om dezelfde goederen die voorheen waren uitgevoerd en "zij hebben slechts behandelingen ondergaan die hun presentatie wijzigen of die noodzakelijk waren om ze te herstellen, te reviseren of in goede staat te bewaren. "
§ 92. De Europese Commissie heeft op haar website richtlijnen in het Engels gepubliceerd. De verschillende publicaties zijn beschikbaar onder de volgende link:
De Commissie heeft richtlijnen gepubliceerd waarin het geval wordt onderzocht van in het Verenigd Koninkrijk gevestigde distributiecentra die goederen uit de EU ontvangen en deze na een bepaalde periode naar de EU terugzenden. Er worden meerdere scenario's ontwikkeld, zie onder de volgende link:
eu-uk_tca_2021_guidance_on_uk_distribution_centers.pdf (europa.eu)
Gedetailleerde tariefinformatie is te vinden in de internetapplicatie TARBEL: https://financien.belgium.be/nl/E-services/tarbel.
De Europese Commissie heeft ook een nieuw portaal Access2Markets opgezet ter vervanging van de markttoegangsdatabank:
§ 93. Gelieve voor andere vragen contact op te nemen met de dienst Douanewetgeving via e-mail: da.lex.douane@minfin.fed.be.
Voor de Administrateur-generaal van de douane en accijnzen.
De Adviseur-generaal,
Jo LEMAIRE
Interne referentie.: DI 561 – OEO/DD 018.680
(Opgenomen in bijlage 2 van de Overeenkomst – pagina 1015 tot 1031)
AANTEKENING 1
Algemene beginselen
AANTEKENING 2
Structuur van de lijst van productspecifieke oorsprongsregels
AANTEKENING 3
Toepassing van de productspecifieke oorsprongsregels
AANTEKENING 4
Berekening van een maximale waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen
Voor de toepassing van de productspecifieke oorsprongsregels wordt verstaan onder:
AANTEKENING 5
Definities van processen als bedoeld in de afdelingen V, VI en VII van bijlage 3
Voor de toepassing van de productspecifieke oorsprongsregels wordt verstaan onder:
AANTEKENING 6
Definities van termen gebruikt in afdeling XI van bijlage 3
Voor de toepassing van de productspecifieke oorsprongsregels wordt verstaan onder:
AANTEKENING 7
Toleranties voor producten die twee of meer basistextielmaterialen bevatten
AANTEKENING 8
Andere toleranties voor bepaalde textielproducten
AANTEKENING 9
Landbouwproducten
Landbouwproducten die zijn ingedeeld onder afdeling II van het geharmoniseerd systeem en in post 24.01 en die op het grondgebied van een Partij zijn geteeld of geoogst, worden behandeld als van oorsprong uit die Partij, zelfs indien ze zijn gekweekt uit zaden, bollen, wortels, stekken, loten, enten, scheuten, knoppen of andere levende delen van planten uit een derde land.
(Opgenomen in Besluit nr. 1/2022 van het gespecialiseerd Handelscomité voor douanesamenwerking en oorsprongsregels tussen de EU en het VK [...], bekendgemaakt in PB L 276/147 van 26 oktober 2022)
BIJLAGE
OVERLEGPROCEDURE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 63, LID 3, TWEEDE ALINEA, VAN DE HANDELS- EN SAMENWERKINGSOVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE, ENERZIJDS, EN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND, ANDERZIJDS
Regel 1
1. Nadat de douaneautoriteit van de partij van invoer de douaneautoriteit van de partij van uitvoer in kennis heeft gesteld van haar voornemen om de preferentiële tariefbehandeling te weigeren, kan een partij bij de andere partij een verzoek om overleg indienen overeenkomstig artikel 63, lid 3, tweede alinea, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (de “overeenkomst”).
2. Het verzoek wordt door het lid van het secretariaat van het Gespecialiseerd Handelscomité voor douanesamenwerking en oorsprongsregels (het “comité”) van de verzoekende partij per e-mail of, in voorkomend geval, via enig ander communicatiemiddel waarbij de verzending wordt geregistreerd, aan het lid van het secretariaat van de andere partij gedaan. Een dergelijk verzoek wordt geacht te zijn ontvangen op de datum van verzending, tenzij wordt aangetoond dat dit niet het geval is.
Regel 2
1. Het overleg wordt geopend en afgerond binnen drie maanden na de datum van kennisgeving van het in regel 1 bedoelde voornemen, tenzij de partijen zijn overeengekomen de termijn voor het overleg te verlengen. Gedurende die periode kunnen de partijen één of meerdere keren bijeenkomen.
2. Het overleg kan worden gehouden in persoon of door middel van enig ander door de partijen overeengekomen communicatiemiddel. Indien het overleg in persoon wordt gehouden, vindt het plaats op het grondgebied van de partij tot wie het verzoek om overleg is gericht, tenzij de partijen anders overeenkomen.
Regel 3
15 kalenderdagen vóór elke overlegsessie informeert elke partij de andere partij, via het secretariaat, over de voorgenomen samenstelling van haar delegatie en vermeldt zij de naam en functie van elk lid daarvan.
Regel 4
1. Het overleg vindt plaats in het Engels.
2. Schriftelijke documenten die relevant zijn voor het overleg worden, via het secretariaat, onder de andere partij verspreid. Deze documenten mogen in elke officiële taal van de Unie zijn opgesteld.
Regel 5
1. De ontwerpnotulen van elke overlegsessie worden binnen acht kalenderdagen opgesteld door de ambtenaar die handelt als lid van het secretariaat van de verwerende partij die als gastheer voor de vergadering optreedt. De ontwerpnotulen worden voor commentaar toegezonden aan het lid van het secretariaat van de andere partij, die binnen acht kalenderdagen opmerkingen kan indienen.
2. De notulen bevatten een samenvatting van de overlegsessies, in voorkomend geval met vermelding van:
a) de ingediende documenten,
b) een verklaring waarvan een partij om opneming in de notulen heeft verzocht, en
c) de conclusies, waaronder een mogelijke verlenging van de duur van het overleg.
3. De notulen bevatten als bijlage een deelnemerslijst met daarin voor elk van de delegaties de namen en functies van alle personen die de vergadering hebben bijgewoond.
4. Het secretariaat past de ontwerpnotulen aan op basis van de ontvangen opmerkingen. De herziene ontwerpnotulen worden binnen 28 kalenderdagen na de datum van de vergadering of op een andere door de partijen overeengekomen datum door de partijen goedgekeurd. Na goedkeuring van de notulen wordt elke bereikte overeenkomst tussen de partijen van kracht tijdens de overlegsessie waarin die conclusie werd vastgesteld.
5. Indien het overleg schriftelijk plaatsvindt, wordt het resultaat van het schriftelijk overleg in de notulen van de volgende vergadering van het comité opgenomen. Elke tijdens het schriftelijk overleg bereikte overeenkomst wordt tussen de partijen van kracht tijdens de overlegsessie waarin die conclusie werd vastgesteld.
Regel 6
1. De partijen stellen alles in het werk om binnen de in regel 2 bedoelde overlegperiode tot een wederzijds bevredigende oplossing te komen. Indien de partijen tot een overeenkomst komen, is deze bindend voor de partijen.
2. Voor de toepassing van artikel 63, lid 3, derde alinea, van de overeenkomst wordt de in regel 2 bedoelde overlegperiode geacht te zijn verstreken wanneer zij aan het einde van de termijn is gekomen en de partijen niet overeenkomen de termijn te verlengen, tenzij het overleg niet heeft plaatsgevonden om redenen die aan de partij van invoer kunnen worden toegeschreven.
(Opgenomen in Bijlage 6, Aanhangsel 6-A van de Overeenkomst - pagina 1105 tot 1108)
LEVERANCIERSVERKLARING
1. Een leveranciersverklaring dient de in deze bijlage opgenomen inhoud te hebben.
2. Behalve in de in punt 3 bedoelde gevallen stelt de leverancier voor elke zending producten een leveranciersverklaring op in de vorm omschreven in aanhangsel 6-A, die wordt gevoegd bij de factuur of bij een ander document waarin de betrokken producten voldoende nauwkeurig zijn omschreven om te kunnen worden geïdentificeerd.
3. Wanneer een leverancier een bepaalde afnemer regelmatig producten toezendt waarvan de productie in een Partij naar verwachting gedurende een periode constant zal blijven, mag die leverancier één enkele leveranciersverklaring opstellen (hierna de "langlopende leveranciersverklaring", elders ook "leveranciersverklaring voor herhaald gebruik") ter dekking van opeenvolgende zendingen van deze producten. Een langlopende leveranciersverklaring is gewoonlijk twee jaar geldig vanaf de datum van opstelling. De douaneautoriteiten van de Partij waar de verklaring wordt opgesteld, kunnen de voorwaarden vaststellen waaronder verklaringen met een langere geldigheidsduur mogen worden opgesteld. De langlopende leveranciersverklaring wordt door de leverancier opgesteld in de in aanhangsel 6-B omschreven vorm en daarin worden betrokken producten voldoende nauwkeurig omschreven om te kunnen worden geïdentificeerd. Indien de langlopende leveranciersverklaring niet langer van toepassing is op de geleverde producten, stelt de leverancier de afnemer daar onmiddellijk van in kennis.
4. De leverancier die een verklaring opstelt, moet op verzoek van de douaneautoriteiten van de Partij waar de verklaring is opgesteld, steeds de nodige documenten kunnen voorleggen waaruit blijkt dat de gegevens in zijn verklaring juist zijn.
Aanhangsel 6-A
LEVERANCIERSVERKLARING
Bij het opstellen van de leveranciersverklaring, waarvan de tekst hieronder is weergegeven, dient rekening te worden gehouden met de voetnoten. De voetnoten hoeven echter niet te worden overgenomen.
LEVERANCIERSVERKLARING
Ondergetekende, leverancier van de goederen waarop het bijgevoegde document betrekking heeft, verklaart dat:
(Opgenomen in bijlage 6, Aanhangsel 6-B van de Overeenkomst – pagina 1109 tot 1112)
Aanhangsel 6-B
LANGLOPENDE LEVERANCIERSVERKLARING
Zie keerzijde voor de tekst van de langlopende leveranciersverklaring. Men lette op de voetnoten. De voetnoten hoeven echter niet te worden overgenomen.
LANGLOPENDE LEVERANCIERSVERKLARING
Ondergetekende, leverancier van de goederen waarop het bijgevoegde document betrekking heeft en die regelmatig geleverd worden aan (4) …, verklaart dat:
(Opgenomen in Bijlage 22-02 DWU IA )
Inlichtingenblad INF 4 en aanvraag tot afgifte van een inlichtingenblad INF 4
Aanwijzingen voor het drukken:
Aantekeningen
1. Er mogen geen schrappingen noch overschrijvingen op het inlichtingenblad voorkomen. Het aanbrengen van eventuele wijzigingen dient te geschieden door doorhaling van de onjuiste en toevoeging van de gewenste gegevens. Elke aldus aangebrachte wijziging moet worden geparafeerd door de persoon die het inlichtingenblad heeft afgeleverd en moet zijn goedgekeurd door de douaneautoriteiten van het land of gebied van afgifte.
2. De op het inlichtingenblad vermelde artikelen moeten elkaar volgen zonder interlinie en elk artikel moet worden voorafgegaan door een volgnummer. Onmiddellijk onder het laatste artikel moet een horizontale lijn worden getrokken. De lege ruimten dienen zodanig te worden doorgehaald dat elke latere toevoeging onmogelijk wordt.
3. De goederen moeten worden beschreven volgens de handelspraktijk en voldoende duidelijk om ze te kunnen identificeren.
4. De formulieren worden ingevuld in één van de officiële talen van de Europese Unie. De douaneautoriteiten van de lidstaat die de informatie moet verstrekken of erom moeten vragen, kunnen verzoeken om een vertaling van de informatie in het aan hen aangeboden document in de officiële taal of talen van die lidstaat.
(Opgenomen in Bijlage 4 van de Overeenkomst - pagina 1094 tot 1099)
ORSPRONGSCONTINGENTEN EN ALTERNATIEVEN
VOOR DE PRODUCTSPECIFIEKE OORSPRONGSREGELS IN BIJLAGE 3
Gemeenschappelijke bepalingen
Gemeenschappelijke bepalingen
1. Voor de in de onderstaande tabellen vermelde producten zijn, binnen de grenzen van het
toepasselijke jaarlijkse contingent, de overeenkomstige oorsprongsregels alternatieven voor
die van bijlage 3.
2. Een op grond van deze bijlage opgesteld attest van oorsprong bevat de volgende verklaring in
het Engels: "Oorsprongscontingenten - Product van oorsprong in overeenstemming met
bijlage 4"
3. In de Unie worden alle in deze bijlage bedoelde hoeveelheden bijgehouden door de
Europese Commissie, die alle administratieve maatregelen neemt die zij dienstig acht voor
een doelmatig beheer ervan in het kader van de toepasselijke wetgeving van de Unie.
4. In het Verenigd Koninkrijk worden alle in deze bijlage bedoelde hoeveelheden bijgehouden
door zijn douaneautoriteit, die alle administratieve maatregelen neemt die zij dienstig acht
voor een doelmatig beheer ervan in het kader van de toepasselijke wetgeving van het
Verenigd Koninkrijk.
1
Indeling op basis van het geharmoniseerd systeem (2017) | Productomschrijving | Alternatieve productspecifieke regel | Jaarlijks contingent voor uitvoer uit de Unie naar het Verenigd Koninkrijk (nettogewicht) | Jaarlijks contingent voor uitvoer uit het Verenigd Koninkrijk naar de Unie (nettogewicht) |
1604.14 | Bereidingen en conserven van tonijn, boniet en bonito (Sarda spp.), geheel of in stukken (doch niet fijngemaakt) | VH | 3.000 ton | 3.000 ton |
| 1. | Deze bijlage bevat de algemene regels voor de in artikel 39, lid 1, punt c), van deze overeenkomst bedoelde toepasselijke vereisten van bijlage 3. |
| 2. | Voor de toepassing van deze bijlage en bijlage 3 moet een product voldoen aan de volgende vereisten om van oorsprong te zijn in overeenstemming met artikel 39, lid 1, punt c), van deze overeenkomst: een wijziging in tariefindeling, een productieproces, een maximumwaarde of maximumgewicht voor niet van oorsprong zijnde materialen, of een ander in deze bijlage of bijlage 3 vermeld vereiste. |
| 3. | Wanneer in een productspecifieke oorsprongsregel wordt verwezen naar het gewicht, wordt het nettogewicht bedoeld, dat wil zeggen het gewicht van een materiaal of een product exclusief het gewicht van de verpakking. |
| 4. | Deze bijlage en bijlage 3 zijn gebaseerd op het geharmoniseerd systeem zoals gewijzigd op 1 januari 2017. |
|
|
|
| 1. | Aantekeningen bij afdelingen of in voorkomend geval hoofdstukken worden gelezen in samenhang met de productspecifieke oorsprongsregels voor de afdeling, het hoofdstuk, de post of de onderverdeling in kwestie. | ||||||||
| 2. | Elke productspecifieke oorsprongsregel in kolom 2 van bijlage 3 is van toepassing op het desbetreffende product in kolom 1 van bijlage 3. | ||||||||
| 3. | Wanneer op een product alternatieve productspecifieke oorsprongsregels van toepassing zijn, is het product van oorsprong uit een Partij indien het aan een van de alternatieven voldoet. | ||||||||
| 4. | Wanneer op een product een productspecifieke oorsprongsregel met meerdere vereisten van toepassing is, is het product slechts van oorsprong uit een Partij indien het aan elk van die vereisten voldoet. | ||||||||
| 5. | Voor de toepassing van deze bijlage en bijlage 3 wordt verstaan onder:
| ||||||||
| 6. | Voor de toepassing van de productspecifieke oorsprongsregels gelden de volgende afkortingen: "VH": productie uit niet van oorsprong zijnde materialen van een ander hoofdstuk dan dat van het product. Dat betekent dat niet van oorsprong zijnde materialen die bij de productie van het product worden gebruikt, moeten worden ingedeeld onder een ander hoofdstuk (tweecijferniveau van het geharmoniseerd systeem) dan dat van het product (d.w.z. een wijziging in hoofdstuk); "VP": productie uit niet van oorsprong zijnde materialen van een andere post dan die van het product. Dat betekent dat niet van oorsprong zijnde materialen die bij de productie van het product worden gebruikt, moeten worden ingedeeld onder een andere post (viercijferniveau van het geharmoniseerd systeem) dan die van het product (d.w.z. een wijziging in post); "VOV": productie uit niet van oorsprong zijnde materialen van een andere onderverdeling dan die van het product. Dat betekent dat niet van oorsprong zijnde materialen die bij de productie van het product worden gebruikt, moeten worden ingedeeld onder een andere onderverdeling (zescijferniveau van het geharmoniseerd systeem) dan die van het product (d.w.z. een wijziging in onderverdeling). |
| 1. | Artikel 39 van deze overeenkomst, betreffende producten die de oorsprongsstatus hebben verkregen en die bij de productie van andere producten worden gebruikt, is van toepassing ongeacht of die status werd verkregen in dezelfde fabriek in een Partij als die waar die producten worden gebruikt. |
| 2. | Wanneer een productspecifieke oorsprongsregel bepaalde niet van oorsprong zijnde materialen specifiek uitsluit of bepaalt dat de waarde of het gewicht van bepaalde niet van oorsprong zijnde materialen een bepaalde grens niet mag overschrijden, zijn die voorwaarden niet van toepassing op niet van oorsprong zijnde materialen die elders in het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld. Voorbeeld 1: wanneer de regel voor bulldozers (onderverdeling 8429.11) voorschrijft: "VP, met uitzondering van niet van oorsprong zijnde materialen van post 84.31", dan mag onbeperkt gebruik worden gemaakt van niet van oorsprong zijnde materialen die niet in 84.29 en 84.31 zijn ingedeeld, zoals schroeven (GS-post 73.18), draad en andere geleiders van elektriciteit, geïsoleerd (post 85.44) en diverse elektronica (hoofdstuk 85). Voorbeeld 2: Wanneer de regel voor post 35.05 (dextrine en ander gewijzigd zetmeel; lijm op basis van zetmeel etc.) voorschrijft: "VP, met uitzondering van niet van oorsprong zijnde materialen van post 11.08", dan mag onbeperkt gebruik worden gemaakt van niet van oorsprong zijnde materialen die niet in 11.08 (zetmeel, inuline) zijn ingedeeld, zoals materialen van hoofdstuk 10 (granen). |
| 3. | Wanneer in een productspecifieke oorsprongsregel is bepaald dat een product uit een bepaald materiaal moet worden geproduceerd, betekent dat niet dat geen andere materialen mogen worden gebruikt die vanwege de aard ervan niet aan dat vereiste kunnen voldoen. |
a) | "douanewaarde": de waarde zoals bepaald overeenkomstig de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van GATT 1994; | ||||||||||
b) | "EXW" of "prijs af fabriek":
| ||||||||||
c) | "MaxNOM": de maximale waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen, uitgedrukt als een percentage en berekend met de volgende formule: |
d) | "VNM": de waarde van de bij de productie van het product gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen, te weten de douanewaarde ervan op het moment van invoer, inclusief de vervoerskosten, eventuele verzekeringskosten, verpakkingskosten en alle andere kosten die gemaakt zijn bij het vervoer van de materialen naar de haven van invoer in de Partij waar de producent van het product is gevestigd; indien de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, wordt de eerste controleerbare prijs gebruikt die in de Unie of in het Verenigd Koninkrijk voor de niet van oorsprong zijnde materialen is betaald; de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging van het product zijn gebruikt, kan worden berekend op basis van de formule voor de gewogen gemiddelde waarde of een andere methode voor de waardering van de voorraden volgens boekhoudkundige beginselen die in de partij algemeen worden aanvaard. |
a) | "biotechnologische verwerking":
| ||||||||||||||
b) | "wijziging van de deeltjesgrootte": doelbewuste en gecontroleerde modificatie van de deeltjesgrootte van een product, op andere wijze dan door louter pletten of persen, waardoor een product wordt verkregen met een bepaalde deeltjesgrootte, deeltjesgrootteverdeling of oppervlakte die relevant is voor de doeleinden van het verkregen product, en met fysieke of chemische kenmerken die verschillen van die van de inputmaterialen; | ||||||||||||||
c) | "chemische reactie": proces (met inbegrip van een biochemisch proces) waarmee een molecule met een nieuwe structuur wordt verkregen door de intramoleculaire verbindingen te verbreken en nieuwe intramoleculaire verbindingen tot stand te brengen, of door de ruimtelijke ordening van de atomen in een molecule te wijzigen, met uitzondering van de onderstaande processen, die voor de toepassing van deze definitie niet als chemische reactie gelden:
| ||||||||||||||
d) | "distillatie":
| ||||||||||||||
e) | "isomerenscheiding": isolatie of scheiding van isomeren uit een mengsel van isomeren; | ||||||||||||||
f) | "vermenging": doelbewuste en proportioneel gecontroleerde vermenging (met inbegrip van dispersie) van materialen, anders dan de toevoeging van verdunningsmiddelen, uitsluitend om te voldoen aan van tevoren vastgelegde specificaties, resulterend in de productie van een product met fysieke of chemische kenmerken die relevant zijn voor de doeleinden van het product en die verschillen van die van de inputmaterialen; | ||||||||||||||
g) | "productie van standaardmateriaal" (met inbegrip van standaardoplossingen): productie van een preparaat dat geschikt is voor analytische, kalibrerings- of referentiedoeleinden met precieze, door de producent gecertificeerde graden van zuiverheid of verhoudingen; en | ||||||||||||||
h) | "zuivering": proces dat resulteert in de verwijdering van ten minste 80 % van de aanwezige onzuiverheden of de vermindering of verwijdering van onzuiverheden waarbij een goed geschikt wordt voor een of meer van de volgende toepassingen:
|
a) | "synthetische of kunstmatige vezels": kabel van synthetische of kunstmatige filamenten, synthetische of kunstmatige stapelvezels of afval daarvan, van de posten 55.01 tot en met 55.07; |
b) | "natuurlijke vezels": andere dan synthetische of kunstmatige vezels waarvan het gebruik beperkt is tot het stadium vóór het spinnen, met inbegrip van afval, en, tenzij anders vermeld, ook vezels omvat die zijn gekaard, gekamd of anderszins bewerkt, doch niet gesponnen; "natuurlijke vezels" omvat paardenhaar van post 05.11, zijde van de posten 50.02 en 50.03, wol, fijn of grof haar van de posten 51.01 tot en met 51.05, katoen van de posten 52.01 tot en met 52.03 en andere plantaardige vezels van de posten 53.01 tot en met 53.05; |
c) | "bedrukken": techniek waarmee aan een textielsubstraat door middel van digitale, zeef-, wals- of transfertechnieken een permanente objectief te beoordelen functie, zoals kleur, ontwerp of technische prestatie, wordt verleend; en |
d) | "bedrukken (als zelfstandige bewerking)": techniek waarmee aan een textielsubstraat door middel van digitale, zeef-, wals- of transfertechnieken een permanente objectief te beoordelen functie, zoals kleur, ontwerp of technische prestatie, wordt verleend, samen met ten minste twee bewerkingen (voorbewerking of afwerking, zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanent finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen, scheren, schroeien, droogtrommelproces, spanproces, vermalen, stomen en krimpen alsook nat decatiseren), mits de waarde van alle gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product. |
| 1. | Voor de toepassing van deze aantekening wordt onder basistextielmaterialen verstaan:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| 2. | Wanneer in bijlage 3 naar deze aantekening wordt verwezen, zijn de in kolom 2 genoemde vereisten bij wijze van tolerantie niet van toepassing op bij de productie van een product gebruikte niet van oorsprong zijnde basistextielmaterialen, mits:
Voorbeeld: Voor een weefsel van wol van post 51.12 bevattende garen van wol van post 51.07, synthetisch garen van stapelvezels van post 55.09 en andere materialen dan basistextielmaterialen mag niet van oorsprong zijnd garen van wol dat niet aan de vereisten van bijlage 3 voldoet of niet van oorsprong zijnd synthetisch garen dat niet aan de vereisten van bijlage 3 voldoet, of een combinatie van beide, worden gebruikt, mits het totale gewicht ervan niet hoger is dan 10 % van het gewicht van alle basistextielmaterialen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| 3. | Niettegenstaande lid 2, punt b), bedraagt de tolerantie voor producten bevattende "garen van polyurethaan, met soepele segmenten van polyether, al dan niet omwoeld" ten hoogste 20 %. Het percentage van de andere niet van oorsprong zijnde basistextielmaterialen mag evenwel niet meer dan 10 % bedragen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| 4. | Niettegenstaande lid 2, punt b), bedraagt de tolerantie voor producten bevattende "strippen bestaande uit een kern van bladaluminium of van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een doorzichtig of gekleurd kleefmiddel is bevestigd tussen twee strippen kunststoffolie" ten hoogste 30 %. Het percentage van de andere niet van oorsprong zijnde basistextielmaterialen mag evenwel niet meer dan 10 % bedragen. |
| 1. | Wanneer in bijlage 3 naar deze aantekening wordt verwezen, mogen niet van oorsprong zijnde textielmaterialen (met uitzondering van voeringen en tussenvoeringen) die niet voldoen aan de in kolom 2 vermelde vereisten voor een geconfectioneerd textielproduct, worden gebruikt, mits die onder een andere post vallen dan het product en de waarde ervan niet hoger is dan 8 % van de prijs af fabriek van het product. |
| 2. | Niet van oorsprong zijnde materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld, mogen zonder beperking worden gebruikt bij de productie van textielproducten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld, ongeacht of ze textiel bevatten. Voorbeeld: Wanneer op grond van een vereiste van bijlage 3 voor een bepaald textielartikel (zoals een pantalon) garen moet worden gebruikt, dan sluit dat het gebruik van niet van oorsprong zijnde artikelen van metaal (zoals knopen) niet uit, omdat artikelen van metaal niet zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 50 tot en met 63. Om dezelfde reden is het gebruik van niet van oorsprong zijnde ritssluitingen toegestaan, al bevatten die normalerwijze ook textiel. |
| 3. | Wanneer een vereiste van bijlage 3 bestaat in een maximumwaarde voor niet van oorsprong zijnde materialen wordt bij de berekening van de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen rekening gehouden met de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die niet zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 50 tot en met 63. |
1. | De volgende materialen die niet van oorsprong zijn uit [naam van de desbetreffende Partij], zijn bij de vervaardiging van deze producten in [naam van de desbetreffende Partij] gebruikt:
|
2. | Alle andere materialen die bij de vervaardiging van deze producten [naam van de desbetreffende Partij] zijn gebruikt, zijn van oorsprong uit [naam van de desbetreffende Partij]. Ondergetekende verbindt zich ertoe alle aanvullende bewijsstukken over te leggen die noodzakelijk worden geacht. … (plaats en datum) … (naam en functie van de ondergetekende, naam en adres van de onderneming) … (Handtekening) (6) |
1. | De volgende materialen die niet van oorsprong zijn uit [naam van de desbetreffende Partij], zijn bij de vervaardiging van deze producten in [naam van de desbetreffende Partij] gebruikt:
|
2. | Alle andere materialen die bij de vervaardiging van deze producten [naam van de desbetreffende Partij] zijn gebruikt, zijn van oorsprong uit een Partij [naam van de desbetreffende Partij]. Deze verklaring is geldig voor alle toekomstige zendingen van deze producten die worden verzonden van … naar … (5) Ondergetekende verbindt zich ertoe … (4) onmiddellijk in kennis te stellen indien deze verklaring niet langer geldig is. … (plaats en datum) … (naam en functie van de ondergetekende, naam en adres van de onderneming) … (Handtekening)(6) Voetnoten
|
[i] Besluit (EU) 2021/689 van de Raad van 29 april 2021 betreffende de sluiting, namens de Unie, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, en van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens
[ii] Voorlopige productspecifieke regels die van toepassing zijn vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst tot en met 31 december 2023.
[iii] Wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens: https://www.ejustice.just.fgov.be/mopdf/2018/09/05_1.pdf#Page10
[iv] Bedrag afkomstig van de website van de Britse regering: Claiming preferential rates of duty between the UK and EU - GOV.UK (www.gov.uk) – laatst bijgewerkt op 4 november 2022.
[v] Uitvoeringsverordening (EU) 2021/775 van de Commissie van 11 mei 2021 tot vaststelling van de regels voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad wat betreft afwijkingen van de in de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, vastgestelde regels voor oorsprongsproducten – PB L 167 d.d. 12 mei 2021
Bron: Fisconetplus