Alternatieve (herziene) pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels (PEM)

De Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen publiceerde op 16/12/2022 de Circulaire 2022/C/122 betreffende de bepalingen van de alternatieve (herziene) pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels (PEM).


D.I. 561 – OEO/DD 018.828

D.I.561 ; Europese Unie; PEM; Gemoderniseerde PEM; Herziene PEM; Conventie; Oorsprong; Preferentiële oorsprong; Oorsprongsregels; Overgangsregels;


Inhoudstafel

Inleiding

Deel I: Algemene bepalingen

1.Wettelijke basis

2. Definities

3. Algemene principes – Oorsprongsregels

Definitie van het begrip ‘producten van oorsprong

3.1. Algemene voorwaarden

3.2. Geheel en al verkregen producten

3.3. Toereikende be- of verwerking

3.4. Tolerantieregel

3.5. Ontoereikende be- of verwerking

3.6. Cumulatie van oorsprong

3.7. Toepassingsvoorwaarden van de cumulatie van oorsprong

3.8. Determinerende eenheid

3.9. Stellen of assortimenten

3.10. Neutrale elementen

3.11. Gescheiden boekhouding

3.12 Territorialiteitsbeginsel

3.13. Niet-wijziging

3.14. Tentoonstellingen

3.15. Teruggave of vrijstelling van douanerechten

4. Algemene principes – Bewijs van oorsprong

4.1. Algemene voorwaarden

4.2. Voorwaarden voor het opstellen van een oorsprongsverklaring

4.3. Toegelaten exporteur

4.4. Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

4.5. Afgifte achteraf van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1

4.6. Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

4.7. Geldigheid van het bewijs van oorsprong

4.8. Vrije zones

4.9. Vereisten bij invoer

4.10. Invoer in deelzendingen

4.11. Vrijstelling van het bewijs van oorsprong

4.12. Verschillen en vormfouten

4.13. Leveranciersverklaring met oog op volledige cumulatie

5. Samenwerkingsbeginselen en bewijsstukken

5.1. Bewijsstukken, bewaring van het bewijs van oorsprong en andere stukken

5.2. Geschillenregeling

5.3. Kennisgeving en samenwerking

5.4. Controle van het bewijs van oorsprong

5.5. Controle van de leveranciersverklaring

5.6. Sancties

Deel II: De belangrijkste wijzigingen die door de overgangsregels worden ingevoerd

1. Lijst van de geheel en al verkregen producten (artikel 3)

1.1. Producten van de aquacultuur

1.2. Voorwaarden betreffende schepen

2. Toereikende bewerkingen of verwerkingen (artikel 4)

2.1. Invoering van de berekening van de oorsprong op basis van een gemiddelde waarde

2.2. Gewijzigde lijstregels

2.3. Tolerantieregels (artikel 5)

2.4. Ontoereikende bewerkingen of verwerkingen (artikel 6)

3. Cumulatie (artikel 7 en 8)

4. Gescheiden boekhouding (artikel 12)

5. Territorialiteitsbeginsel (artikel 13)

6. Niet-wijziging (artikel 14)

7. Opheffing van het verbod op drawback of vrijstelling van douanerechten (artikel 16)

8. Oorsprongsbewijzen

Deel III: De verwevenheid tussen de regels van de PEM-conventie en de overgangsregels

Deel IV: Oorsprongsbewijzen en andere praktische bepalingen

1 De oorsprongsverklaring

1.1. Voorwaarden voor het opstellen van een oorsprongsverklaring

1.2. Moment van opstelling en tekst van de oorsprongsverklaring

1.3 Wat betekent "ander handelsdocument"?

1.4. Ondertekening van de oorsprongsverklaring

1.5. Vermelding die in de oorsprongsverklaring moet worden opgenomen

2. Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

2.1. Vermelding die in het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 moet worden opgenomen

2.2. Afgifte achteraf (a posteriori) van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1

3. Gemeenschappelijke bepalingen voor oorsprongsverklaringen en certificaten inzake goederenverkeer EUR.1

3.1. Geldigheid van oorsprongsbewijzen

3.2. Bewaring van het bewijs van oorsprong en de bewijsstukken

3.3. Vervanging van de oorsprongsbewijzen binnen de EU

3.4. Bepalingen betreffende cumulatie

3.4.1. Matrix

4. De codes van de douaneaangifte

Deel V: Vergunning van toegelaten exporteur

Deel VI. Controle van de oorsprong

1. Samenwerking tussen bevoegde autoriteiten

2. Controle van de bewijzen van oorsprong

3. Weigering van de preferentiële tariefbehandeling

4. Verschillen en vormfouten

Deel VII: Leveranciersverklaring

1. Soorten leveranciersverklaringen

1.1. De eenmalige leveranciersverklaring

1.2. De langlopende leveranciersverklaring

1.3. De langlopende leveranciersverklaring met terugwerkende kracht

1.4. De leveranciersverklaring voor producten die niet van preferentiële oorsprong zijn

1.5. De langlopende leveranciersverklaring voor producten die niet van preferentiële oorsprong zijn

2. Opstellen van een leveranciersverklaring

3. De leveranciersverklaring in het kader van de overgangsregels

4. Het inlichtingenblad INF 4

Deel VIII: bindende oorsprongsinlichtingen (BOI)

1. De beschikkingen inzake bindende oorsprongsinlichtingen (BOI)

Deel IX: Andere bepalingen

1. Ceuta en Melilla

2. Aanvullende informatie en contactpunten

2.1. Aanvullende informatiebronnen

2.1. Contact

BIJLAGEN

Bijlage I – Inleidende aantekeningen bij de productspecifieke oorsprongsregels

Bijlage II Model certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

Bijlage III – Tekst van de oorsprongsverklaring

Bijlage IV Leveranciersverklaring

Bijlage V – Langlopende leveranciersverklaring

Bijlage VI Inlichtingenblad INF 4

Inleiding

§ 1. Het verhaal van de PEM-zone vangt aan in 1995. In dat jaar werd in Barcelona een Euro-mediterraan partnerschap tot stand gebracht tussen de toenmalige Europese Gemeenschap en de landen van het Middellandse Zeegebied. Dit partnerschap, ook het ‘Barcelonaproces’ genoemd, is gericht op stabiliteit en economische welvaart. Eén van de voorwaarden om deze doelen te bereiken, is dat alle landen die aan dit partnerschap deelnemen gemeenschappelijke oorsprongsregels toepassen die diagonale cumulatie tussen de overeenkomstsluitende landen mogelijk maken.

In 1997 werd het pan-Europese cumulatiesysteem ingevoerd met daarin de Europese Gemeenschap, de EVA-landen, Centraal- en Oost-Europese landen, de Baltische staten. Het werd vervolgens meermaals uitgebreid om er nieuwe deelnemers in op te nemen zoals Slovenië, Turkije (industriële producten) en de Faeröer eilanden. In 2005 werden de deelnemende landen aan het ‘Barcelonaproces’ opgenomen waardoor een pan-Euro-mediterraan systeem van cumulatie van oorsprong ontstond.

Op 21 oktober 2007 werd het initiatief om één enkele conventie tot stand te brengen goedgekeurd.

De tekst van de huidige pan-Euro-mediterrane conventie (hierna ‘de PEM-conventie’ genoemd) is te vinden in het Besluit van de Raad van 26 maart 2012 betreffende de sluiting van de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie L 54 van 26 februari 2013.

De partners van de PEM-conventie (hierna: Partijen) zijn de volgende:

  • de lidstaten van de Europese Unie (hierna: de EU);
  • de EVA-landen: Zwitserland, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein;
  • de Faeröer eilanden;
  • de participerende landen van het Barcelonaproces: Marokko, Algerije, Tunesië, Egypte, Israël, Jordanië, de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook en Turkije.
  • de participerende landen van de stabilisatie- en associatieovereenkomst met de EU: Albanië, Bosnië &Herzegovina, Noord-Macedonië, Montenegro, Servië en Kosovo;
  • Moldavië;
  • Georgië;
  • Oekraïne.

In 2012 werden er eveneens besprekingen opgestart over de modernisering van de PEM-conventie, al zou het tot november 2019 duren vooraleer een voorstel van herziene oorsprongsregels werd voorgelegd aan het Gemengd Comité van de PEM-zone ter goedkeuring door de Partijen.

Hoewel de meeste Partijen akkoord konden gaan met deze herziene oorsprongsregels, maakten andere Partijen, zoals Algerije, Marokko en Tunesië, voorbehoud waardoor de tekst niet werd aangenomen. Deze bedenkingen hadden voornamelijk te maken met de lijstregels en afwijkingen voor bepaalde producten.

Aangezien de meeste Partijen zich wel konden vinden in de voorgestelde tekst, werd besloten om de herziene oorsprongsregels reeds in werking te laten treden, zij het enkel op basis van bilaterale overeenkomsten. Deze alternatieve PEM-oorsprongsregels (ook: ‘overgangsregels’ of ‘herziene (PEM-)oorsprongsregels’), kunnen dan als tijdelijke overgangsmaatregel worden toegepast naast de huidige PEM-conventie totdat alle Partijen aan de nieuwe regels deelnemen.

Zodra alle Partijen akkoord gaan, zullen de oorsprongsregels uit de huidige PEM-conventie ophouden te bestaan, al dan niet met een uitdoofscenario, en definitief worden vervangen door de alternatieve PEM-oorsprongsregels.

In afwachting van dit akkoord, kunnen de marktdeelnemers ervoor kiezen om de regels van de huidige PEM-conventie of de overgangsregels toe te passen. Die keuze moet voor elke verzending worden gemaakt. Het spreekt voor zich dat wanneer één van de Partijen die bij de verzending betrokken is, de overgangsregels niet toepast, enkel de regels van de huidige PEM-conventie van toepassing zijn.

Deze circulaire heeft als voornaamste doel de alternatieve PEM-oorsprongsregels te verduidelijken en, waar nodig, te vergelijken met de regels van de huidige PEM-conventie.

Deze circulaire bestaat uit verschillende delen:

Deel I: Algemene bepalingen;

Deel II: De belangrijkste wijzigingen die door de overgangsregels worden ingevoerd;

Deel III: De verwevenheid tussen de huidige PEM-conventie en de overgangsregels;

Deel IV: Oorsprongsbewijzen – praktische bepalingen;

Deel V: Vergunning van toegelaten exporteur;

Deel VI: Controle van de oorsprong;

Deel VII: Leveranciersverklaring;

Deel VIII: Voorafgaande beslissingen en beschikkingen inzake bindende oorsprongsinlichtingen (BOI);

Deel IX: Andere bepalingen;

Bijlagen I tot VI.

Deel I: Algemene bepalingen

1.WETTELIJKE BASIS

§ 2. De alternatieve PEM-oorsprongsregels zijn van toepassing sedert:

  • 1 september 2021: tussen de EU en:
    • Albanië,
    • de Faeröer eilanden,
    • Georgië,
    • Jordanië,
    • Palestina,
    • Zwitserland,
    • Noorwegen,
    • IJsland, en
    • Liechtenstein;
    • EER (besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 163/2022 van 29 april 2022 betreffende de uitvoering van de overgangsregels binnen de EER. Dit besluit is in werking getreden op 30 april 2022 met terugwerkende kracht vanaf 1 september 2021)
  • 9 september 2021: tussen de EU en Noord-Macedonië;
  • 16 november 2021: tussen de EU en de Republiek Moldavië;
  • 6 december 2021: tussen de EU en Servië;
  • 2 februari 2022: tussen de EU en Montenegro;
  • 15 oktober 2022: tussen de EU en Kosovo.

De andere Partijen hebben op moment van publicatie van deze circulaire hun respectievelijke juridische procedures nog niet voltooid.

De besluiten dewelke het respectievelijk ‘Protocol betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking’ wijzigen en de alternatieve toepasselijke regels van oorsprong als ‘Aanhangsel A’ toevoegen, worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Unie.

De toevoeging van deze alternatieve oorsprongsregels doen geen afbreuk aan de toepassing van de huidige regels van de PEM-Conventie. Ze kunnen facultatief worden toegepast in afwachting van de definitieve toepassing van de herziene oorsprongsregels en zullen tot dan naast elkaar bestaan. (zie Deel III voor meer informatie)

Naast het feit dat nog niet elk partnerland de overgangsregels is beginnen toepassen, zijn op moment van publicatie van deze circulaire nog niet alle besluiten gepubliceerd van de partnerlanden die dat wel reeds doen. Dit wil echter niet zeggen dat de herziene PEM-oorsprongsregels nog niet van toepassing zijn.

Voor meer informatie over de stand van zaken van de inwerkingtreding en de andere besluiten die in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, evenals de ontwerpen van de besluiten die nog niet officieel werden gepubliceerd , wordt verwezen naar de website van het DG TAXUD.

De verwijzingen naar de artikelen en bijlagen bij deze circulaire zijn gebaseerd op het eerste besluit dat verwijst naar de huidige conventie en naar de herziene PEM-oorsprongsregels, met name Besluit nr. 1/2021 van de Associatieraad EU-Jordanië van 15 april 2021 tot wijziging van de Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, door de vervanging van protocol nr. 3 betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking - PB L 164 van 10 mei 2021.

De bepalingen in deze circulaire zijn evenwel van toepassing op alle partnerlanden die ervoor hebben gekozen om de herziene regels reeds toe te passen. Deze zijn immers gemeenschappelijk voor al deze partnerlanden. Zoals hierboven vermeld zijn de overgangsregels telkens opgenomen in Aanhangsel A, alternatieve toepasselijke regels van oorsprong (hierna: Aanhangsel A) bij protocol nr. 3 betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking.

Aanhangsel A bevat tevens volgende bijlagen:

Bijlage I: aantekeningen bij de lijst in bijlage II

Bijlage II: Lijst van be- of verwerkingen van materialen die niet van oorsprong zijn waardoor het vervaardigde product het karakter van product van oorsprong verkrijgt

Bijlage III: Tekst van de oorsprongsverklaring

Bijlage IV: Model van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en aanvraag van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

Bijlage V: Bijzondere voorwaarden met betrekking tot producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla

Bijlage VI: Leveranciersverklaring

Bijlage VII: Langlopende leveranciersverklaring

Wat de Europese rechtsgrondslag betreft, verwijst het Aanhangsel naar een aantal artikelen uit het Douanewetboek van de Unie (DWU) en naar de bijbehorende Gedelegeerde Verordening (DWU DA) en Uitvoeringsverordening (DWU IA), waarvan de precieze referenties als volgt luiden:

De Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het Douanewetboek van de Unie (DWU);

De Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het Douanewetboek van de Unie (DWU DA);

De Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het Douanewetboek van de Unie (DWU IA).

Voor deze circulaire zijn de volgende wettelijke bepalingen relevant:

Artikel 14, lid 1 van het DWU: 'Verstrekking van inlichtingen door de douaneautoriteiten';

Artikel 26 van de DWU: 'Geldigheid van beschikkingen in de gehele Unie';

Artikel 33 van de DWU: ‘Beschikkingen betreffende bindende inlichtingen’;

Artikel 34 van de DWU: ‘Beheer van beschikkingen aangaande bindende inlichtingen’;

Artikel 56, § 3 van het DWU: ‘Gemeenschappelijk douanetarief en -toezicht’;

Artikel 64 van de DWU: ‘Preferentiële oorsprong van goederen’;

Artikel 117 van de DWU: ‘Invoer- of uitvoerrechten die te veel in rekening zijn gebracht’;

Artikel 170 van de DWU: 'Indienen van een douaneaangifte';

Artikel 16 van de DWU IA: 'Aanvraag voor een beschikking betreffende een bindende inlichting';

Artikel 18 van de DWU IA: ‘Mededeling van BOI-beschikkingen’;

Artikel 69 van de DWU IA: 'Vervanging van bewijzen van preferentiële oorsprong die buiten het kader van het SAP-stelsel van de Unie zijn afgegeven of opgesteld'.

2. DEFINITIES

§ 3. Voor de toepassing van de overgangsregels bevat artikel 1 van Aanhangsel A de volgende definities:

toepassende overeenkomstsluitende Partij: een overeenkomstsluitende Partij bij de PEM-conventie die deze regels opneemt in haar bilaterale preferentiële handelsovereenkomsten met een andere overeenkomstsluitende Partij bij de PEM-conventie; hieronder vallen ook de Partijen bij deze overeenkomst;

hoofdstukken, posten en onderverdelingen: de hoofdstukken, posten en onderverdelingen (vier- of zescijfercodes) van de nomenclatuur die het Verdrag over het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen (‘geharmoniseerde systeem’) vormt met de wijzigingen ingevolge de aanbeveling van de Internationale Douaneraad van 26 juni 2004;

ingedeeld: de indeling van een goed onder een bepaalde post of onderverdeling van het geharmoniseerde systeem;

zending: producten die ofwel

i) gelijktijdig van één exporteur naar één geadresseerde worden gezonden, of

ii) vergezeld gaan van één enkel vervoersdocument vanaf de verzending bij de exporteur tot de aankomst bij de geadresseerde of, in afwezigheid van een dergelijk document, van één enkele factuur;

douaneautoriteiten van de Partij of toepassende overeenkomstsluitende Partij: voor de Europese Unie: een douaneautoriteit van een lidstaat van de Europese Unie;

douanewaarde: de waarde zoals bepaald volgens de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel van 1994 (WTO-overeenkomst inzake douanewaarde);

prijs af fabriek: de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Partij in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, voor zover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen en alle andere aan de vervaardiging verbonden kosten, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd. Wanneer de laatste be- of verwerking aan een fabrikant is uitbesteed, verwijst de term “fabrikant” naar het bedrijf dat de be- of verwerking heeft uitbesteed.

Wanneer de betaalde prijs niet alle kosten dekt die verbonden zijn aan de vervaardiging van het product in de Partij, is de prijs af fabriek de som van al die kosten, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;

onderling vervangbaar materiaal of onderling vervangbaar product: materiaal of product van dezelfde soort en handelskwaliteit, met dezelfde technische en fysieke kenmerken en waartussen geen onderscheid mogelijk is;

goederen: zowel materialen als producten.

vervaardiging: elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage;

materiaal: alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen enz. die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt.

maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde materialen: de maximale hoeveelheid niet van oorsprong zijnde materialen die is toegestaan om een vervaardiging te beschouwen als een toereikende be- of verwerking om de oorsprong te verlenen. Deze hoeveelheid kan worden uitgedrukt in procenten van het nettogewicht van de gebruikte materialen van een bepaalde groep hoofdstukken, een hoofdstuk, post of onderverdeling;

product: het product dat wordt vervaardigd, zelfs indien dit bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt.

gebied: het grondgebied, de binnenwateren en de territoriale zee van een Partij;

toegevoegde waarde: de prijs af fabriek van het product verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte materialen van oorsprong uit de andere toepassende overeenkomstsluitende Partijen waarmee cumulatie van toepassing is of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die in de Partij van uitvoer voor deze materialen werd betaald;

waarde van de materialen: de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de Partij van uitvoer is betaald. Wanneer de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong moet worden vastgesteld, is dit punt van overeenkomstige toepassing. '

3. ALGEMENE PRINCIPES – OORSPRONGSREGELS

Definitie van het begrip ‘producten van oorsprong

3.1. ALGEMENE VOORWAARDEN

§ 4. De algemene regel in verband met het begrip "producten van oorsprong” is terug te vinden in artikel 2 waarin de voorwaarden worden opgesomd waarmee kan worden bepaald of een product van oorsprong is uit de ene of de andere Partij.

Voor de toepassing van de preferentiële tariefbehandeling worden de volgende producten beschouwd van oorsprong te zijn uit een Partij:

a) geheel en al in een Partij verkregen producten (zie §§ 5 en 6 van deze circulaire);

b) in een Partij verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits die materialen in die Partij een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan (zie § 7 van deze circulaire).

3.2. GEHEEL EN AL VERKREGEN PRODUCTEN

§ 5. Overeenkomstig artikel 3 worden de volgende producten beschouwd geheel en al verkregen te zijn:

a) uit de zeebodem of de ondergrond ervan gewonnen minerale producten en mineraal water;

b) aldaar gekweekte of geoogste producten van het plantenrijk, met inbegrip van waterplanten;

c) aldaar geboren en gehouden levende dieren;

d) producten afkomstig van aldaar gehouden levende dieren;

e) producten afkomstig van aldaar geboren en gehouden geslachte dieren;

f) producten van de aldaar bedreven jacht en visserij;

g) producten van de aquacultuur, wanneer de vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren aldaar zijn geboren of uit eieren, larven, jonge vis of visbroed zijn gekweekt;

h) producten van de zeevisserij en andere buiten een territoriale zee door haar schepen uit de zee gewonnen producten;

i) uitsluitend uit de onder h) bedoelde producten aan boord van haar fabrieksschepen vervaardigde producten;

j) aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen;

k) resten en afval afkomstig van aldaar verrichte fabricagehandelingen;

l) producten gewonnen uit de buiten haar territoriale zee gelegen zeebodem of de ondergrond ervan, mits de Partij exclusieve rechten heeft op de exploitatie van deze zeebodem of de ondergrond ervan;

m) goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met l) bedoelde producten zijn vervaardigd.

§ 6. De termen ‘haar schepen’ en ‘haar fabrieksschepen’ in § 5, punt h) en i) zijn van toepassing op schepen en fabrieksschepen die aan elk van de volgende vereisten voldoen:

a) zij zijn geregistreerd in de Partij van uitvoer of de Partij van invoer;

b) zij voeren de vlag van de Partij van uitvoer of de Partij van invoer;

c) zij voldoen aan een van de volgende voorwaarden:

i) zij behoren voor ten minste 50 % toe aan onderdanen van de Partij van uitvoer of de Partij van invoer; of

ii) zij behoren toe aan vennootschappen die:

hun hoofdkantoor en hun belangrijkste economische activiteiten in de Partij van uitvoer of de Partij van invoer hebben, en

voor ten minste 50 % toebehoren aan de Partij van uitvoer of de Partij van invoer of aan openbare lichamen of onderdanen van deze Partijen”. '

Wanneer de Partij van invoer of de Partij van uitvoer de EU is, wordt voor de toepassing van § 6 een lidstaat van de Europese Unie verstaan. De EVA-staten worden eveneens geacht één toepassende overeenkomstsluitende Partij te vormen.

3.3. TOEREIKENDE BE- OF VERWERKING

§ 7. De producten die niet geheel en al zijn verkregen in een Partij, worden geacht een toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan wanneer de betrokken goederen voldoen aan de in bijlage II bij Aanhangsel A genoemde lijstregels (ook gekend als productspecifieke regels).

Indien een product dat overeenkomstig deze lijstregels de oorsprong van een Partij heeft verkregen, wordt er geen rekening meer gehouden met de niet-oorsprongsmaterialen die bij de vervaardiging ervan werden gebruikt.

Er zijn vier soorten lijstregels:

Be- of verwerking waarbij een maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde materialen niet mag worden overschreden (percentageregel op waarde of gewicht);

Be- of verwerking met verandering van post of onderverdeling tot gevolg (tariefsprong);

Specifieke be- of verwerking (procesregel);

Be- of verwerking van geheel en al verkregen materialen.

Een productspecifieke regel voor een bepaald product kan ook een combinatie van bovenstaande lijstregels zijn. Er moet ook rekening worden gehouden met de inleidende aantekeningen die in bijlage I van Aanhangsel A zijn opgenomen. Deze aantekeningen bevatten de algemene bepalingen om de lijstregels uit bijlage II te interpreteren en toe te passen. (zie ook Bijlage I bij deze circulaire)

§8. Wanneer de relevante regel evenwel gebaseerd is op een maximumwaarde van niet-oorsprongsmaterialen, kunnen de douaneautoriteiten van de Partijen toestemming verlenen om een gemiddelde te berekenen van de prijs af fabriek van het product en de waarde van de niet-oorsprongsmaterialen om rekening te houden met schommelingen in kosten en wisselkoersen.

Zo wordt de gemiddelde prijs van het product af fabriek berekend op basis van de som van de prijzen af fabriek van de gehele verkoop van hetzelfde product in het voorgaande boekjaar, of bij gebrek daaraan, op basis van de gehele verkoop van hetzelfde product in een periode van drie maanden.

De gemiddelde waarde van de gebruikte niet-oorsprongsmaterialen wordt berekend op basis van de som van de waarde van alle niet-oorsprongsmaterialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van hetzelfde product in het voorgaande boekjaar, of in die periode van drie maanden.

Exporteurs die kiezen voor een berekening op basis van gemiddelden, moeten deze methode consistent toepassen in het jaar volgende op het referentieboekjaar dan wel, indien van toepassing, in het jaar volgende op de kortere periode die als referentieperiode is gebruikt. Zij mogen ophouden deze methode toe te passen wanneer zij vaststellen dat in een bepaald boekjaar, of in een bepaalde kortere periode van niet minder dan drie maanden, de schommelingen in de kosten of wisselkoersen die de toepassing van die methode rechtvaardigden, hebben opgehouden.

De gemiddelden worden gebruikt als de prijs af fabriek en de waarde van niet van oorsprong zijnde materialen om vast te stellen of voldaan is aan de voorwaarde van de maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde materialen.

3.4. TOLERANTIEREGEL

§ 9. De tolerantieregels maken het mogelijk om af te wijken van de productievereisten, die zijn opgenomen in bijlage II bij Aanhangsel A. Volgens de tolerantieregels is het bijvoorbeeld mogelijk om een miniem percentage niet van oorsprong zijnde materialen te gebruiken zonder dat dit een invloed heeft op de oorsprong van het eindproduct.

In kader van Aanhangsel A kan een product als van oorsprong uit een Partij worden beschouwd, mits het totale nettogewicht of de totale waarde van de niet-oorsprongsmaterialen niet hoger is dan:

a) 15 % van het nettogewicht van het product voor producten die onder de hoofdstukken 2 en 4 tot en met 24 vallen, met uitzondering van verwerkte visserijproducten van hoofdstuk 16;

b) 15 % van de prijs af fabriek van het product voor andere dan onder a) vallende producten.

Bovengenoemd lid b is niet van toepassing op producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem vallen (hierna: GS), waarvoor de afwijkingen gelden die in de aantekeningen 6 en 7 van bijlage I bij Aanhangsel A vermeld zijn.

Zoals vermeld voor de textielproducten uit de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het GS, moeten de aantekeningen 6 en 7 die in bijlage I bij deze circulaire zijn opgenomen, worden geraadpleegd.

Wanneer de specifieke oorsprongsregels van producten worden uitgedrukt in een percentage, dan mag de tolerantieregel niet worden toegepast om het maximaal toegelaten gewicht of de maximimaal toegelaten waarde voor niet van oorsprong zijnde materialen te overschrijden.

Bovendien is de tolerantie niet van toepassing op producten die geheel en al zijn verkregen in een Partij (zie §§ 5 en 6 van deze circulaire), tenzij een specifieke regel in bijlage II bij Aanhangsel A stelt dat geheel en al verkregen materialen moeten worden gebruikt tijdens de vervaardiging.

3.5. ONTOEREIKENDE BE- OF VERWERKING

§ 10. In artikel 6 worden de behandelingen opgesomd die als ontoereikende be- of verwerkingen worden beschouwd om de oorsprong te verlenen aan de producten, ongeacht of aan de voorwaarden van titel 3.3. van deze circulaire wordt voldaan.

Zo wordt een product niet beschouwd als van oorsprong uit een Partij als de productie van het product in een Partij enkel bestaat uit een of meerdere van de volgende behandelingen van niet-oorsprongsmaterialen:

a) ‘behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren;

b) splitsen en samenvoegen van colli;

c) wassen, schoonmaken, stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;

d) strijken of persen van textiel;

e) eenvoudig schilderen en polijsten;

f) ontvliezen of doppen en geheel of gedeeltelijk vermalen van rijst; polijsten en glanzen van granen en rijst;

g) kleuren of aromatiseren van suiker of vormen van suikerklonten; geheel of gedeeltelijk vermalen van kristalsuiker;

h) pellen, ontpitten en schillen van noten, vruchten en groenten;

i) aanscherpen, eenvoudig vermalen of versnijden;

j) zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van stellen of assortimenten van artikelen;

k) eenvoudig plaatsen in flessen, flacons, blikken, zakken, kratten of dozen, bevestigen op kaarten of platen en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de opmaak;

l) aanbrengen of opdrukken van merken, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op de verpakking;

m) eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten;

n) mengen van suiker met enige stof;

o) eenvoudig toevoegen van water of verdunnen, drogen of denatureren van producten;

p) eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel en het uit elkaar nemen van producten;

q) slachten van dieren;

r) twee of meer van de onder a) tot en met q) genoemde handelingen tezamen. '

Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan, ontoereikend zijn in de zin van § 10 van deze circulaire, worden alle be- of verwerkingen die dit product in de Partij van uitvoer heeft ondergaan, samen in aanmerking genomen.

3.6. CUMULATIE VAN OORSPRONG

§ 11. Het begrip ‘cumulatie van oorsprong’ is opgenomen in artikel 7 van Aanhangsel A:

1. Onverminderd de algemene voorwaarden (§ 4 van deze circulaire) kunnen producten bij uitvoer naar een andere Partij beschouwd worden als van oorsprong uit de Partij van uitvoer, indien zij aldaar zijn verkregen uit materialen van oorsprong uit een andere toepassende overeenkomstsluitende Partij, op voorwaarde dat de in de Partij van uitvoer verrichte be- of verwerkingen meer inhouden dan de ontoereikende handelingen. De materialen hoeven geen toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan.

2. Indien de in de Partij van uitvoer verrichte be- of verwerkingen niet meer inhouden dan de ontoereikende behandelingen (§ 9 van deze circulaire), wordt het product dat is verkregen uit materialen van oorsprong uit een andere toepassende overeenkomstsluitende Partij, alleen als van oorsprong uit de Partij van uitvoer beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een andere toepassende overeenkomstsluitende Partij. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit de toepassende overeenkomstsluitende Partij die de hoogste waarde vertegenwoordigt van bij de vervaardiging van het eindproduct in de Partij van uitvoer gebruikte oorsprongsmaterialen.

3. Onverminderd de algemene voorwaarden en met uitzondering van producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, worden in een andere toepassende overeenkomstsluitende Partij dan de Partij van uitvoer verrichte be- of verwerkingen geacht te zijn verricht in de Partij van uitvoer wanneer de daarbij verkregen producten verdere be- of verwerkingen ondergaan in deze Partij van uitvoer.

4. Onverminderd de algemene voorwaarden worden, uitsluitend voor de bilaterale handel tussen de Partijen voor producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, in de Partij van invoer verrichte be- of verwerkingen geacht te zijn verricht in de Partij van uitvoer wanneer de producten verdere be- of verwerkingen ondergaan in deze Partij van uitvoer.

Voor de toepassing van dit lid worden de deelnemers aan het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie en de Republiek Moldavië als één toepassende overeenkomstsluitende Partij beschouwd.

5. Partijen kunnen er eenzijdig voor kiezen om de toepassing van lid 3 van dit artikel betreffende de invoer van producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, te verlengen. Een Partij die voor een dergelijke verlenging kiest, stelt de andere Partij van die beslissing in kennis en informeert de Europese Commissie overeenkomstig de toepassingsvoorwaarden van de cumulatie van oorsprong.

6. Met het oog op de cumulatie in de zin van de leden 3 tot en met 5 van dit artikel worden oorsprongsproducten uitsluitend geacht van oorsprong te zijn uit de Partij van uitvoer indien de be- of verwerkingen die zij daar hebben ondergaan, meer inhouden dan de ontoereikende handelingen.

7. Producten van oorsprong uit de toepassende overeenkomstsluitende Partijen als bedoeld in lid 1 die in de Partij van uitvoer geen be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van de andere toepassende overeenkomstsluitende Partijen worden uitgevoerd.

De verschillende mogelijkheden tot cumulatie en de desbetreffende praktische informatie zijn opgenomen in §§ 83 en 84 van deze circulaire.

3.7. TOEPASSINGSVOORWAARDEN VAN DE CUMULATIE VAN OORSPRONG

§ 12. Cumulatie kan slechts worden toegepast indien:

a) ‘een preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994 (GATT) van toepassing is tussen de toepassende overeenkomstsluitende Partijen die betrokken zijn bij het verkrijgen van de oorsprong, en de toepassende overeenkomstsluitende Partij van bestemming, en

b) goederen de oorsprong hebben verkregen door toepassing van oorsprongsregels die gelijk zijn aan die in deze regels. '

Kennisgevingen waaruit blijkt dat is voldaan aan de vereisten voor de toepassing van cumulatie, worden gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks). De cumulatie is van toepassing met ingang van de datum die in deze kennisgevingen is vermeld.

De Partijen verstrekken de Europese Commissie de bijzonderheden over de desbetreffende overeenkomsten die zijn gesloten met andere toepassende overeenkomstsluitende Partijen met inbegrip van de datum van inwerkingtreding van deze regels.

Het bewijs van oorsprong moet de vermelding ‘Cumulation applied with...’ bevatten wanneer producten de oorsprong hebben verkregen door toepassing van cumulatie.

Indien een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt gebruikt als bewijs van oorsprong, wordt de vermelding ‘Cumulation applied with...’ aangebracht in vak 7.

Aanhangsel A voorziet in de mogelijkheid voor de overeenkomstsluitende Partijen om bilateraal te beslissen af te zien van de eis om bovengenoemde vermelding op te nemen. Deze ontheffing moet aan de Europese Commissie worden meegedeeld. Wanneer Partijen afzien van deze vereiste, dan wordt dit opgenomen als een voetnoot bij artikel 8, lid 4 van Aanhangsel A.

3.8. DETERMINERENDE EENHEID

§ 13. De voor de toepassing van Aanhangsel A determinerende eenheid voor een product is zijn tarifaire indelingscode die is gebaseerd op de nomenclatuur van het GS.

Wanneer een product bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het GS wordt ingedeeld, vormt het geheel de determinerende eenheid.

Wanneer een zending uit een aantal identieke producten bestaat die onder dezelfde post van het GS worden ingedeeld, moet elk product afzonderlijk worden beschouwd.

Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het GS de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, dan telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.

De algemene regel 5 van het GS luidt als volgt:

a) De etuis, foedralen en koffers voor camera's, voor muziekinstrumenten of voor wapens, dozen voor tekeninstrumenten, juwelenkistjes en dergelijke bergingsmiddelen, speciaal gevormd of ingericht voor het opbergen van een bepaald artikel of van een stel of assortiment van artikelen, geschikt voor herhaald gebruik en aangeboden met de artikelen waarvoor ze bestemd zijn, worden ingedeeld onder dezelfde tariefpost als die artikelen indien ze van de soort zijn die normaal daarmee wordt verkocht. Deze regel geldt echter niet voor bergingsmiddelen, die aan het geheel het wezenlijk karakter verlenen.
b) Behoudens het bepaalde onder 5 a) worden gevulde verpakkingsmiddelen ingedeeld met de verpakte goederen indien zij van de soort zijn die normaal als verpakking voor die goederen wordt gebruikt. Deze regel is echter niet verplichtend voor verpakkingsmiddelen die klaarblijkelijk geschikt zijn voor herhaald gebruik.

‘Toebehoren, reserveonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden verzonden en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs af fabriek zijn begrepen, worden geacht een geheel te vormen met het materieel respectievelijk de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.’

3.9. STELLEN OF ASSORTIMENTEN

§ 14. Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 van het GS worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn

Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn, niet hoger is dan 15 % van de prijs af fabriek van het stel of assortiment.

Regel 3 van het GS maakt het mogelijk artikelen die onder twee of meer posten kunnen vallen, in te delen onder één tariefrubriek en kan als volgt worden samengevat:

  • Regel 3 a): De post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking;
  • Regel 3 b): De goederen worden ingedeeld volgens hun wezenlijk karakter;

Dit is van toepassing op: mengsels, werken die zijn samengesteld uit verschillende materialen en goederen die in stellen of assortimenten worden gepresenteerd.

  • Regel 3 c): In de gevallen waarin de indeling aan de hand van de regels 3 a) en 3 b) niet mogelijk is, worden de goederen ingedeeld onder de post die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst.
3.10. NEUTRALE ELEMENTEN

§ 15. Om de oorsprong van een product te bepalen, wordt er geen rekening gehouden met de oorsprong van bepaalde elementen die bij de vervaardiging van dat product mogelijk zijn gebruikt. Het betreft neutrale elementen’. Die elementen zijn opgenomen in artikel 11:

a) ‘energie en brandstof;

b) fabrieksuitrusting;

c) machines en werktuigen;

d) goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen."

3.11. GESCHEIDEN BOEKHOUDING

§ 16. De overgangsregels voorzien in de toepassing van de methode van de gescheiden boekhouding.

Indien zowel van oorsprong als niet van oorsprong zijnde onderling vervangbare materialen worden gebruikt bij de be- of verwerking van een product, mogen marktdeelnemers de betrokken materialen beheren met behulp van een gescheiden boekhouding zonder dat zij apart moeten worden opgeslagen.

Met vervangbare materialen of vervangbare producten worden materialen of producten bedoeld die van dezelfde soort en handelskwaliteit zijn, dezelfde technische en fysieke kenmerken hebben, en die voor oorsprongsdoeleinden van elkaar niet te onderscheiden zijn.

In principe is de gescheiden boekhouding niet toegestaan voor (eind) producten. Deze optie bestaat enkel voor producenten die materialen omzetten in producten. Volgens het Aanhangsel is het echter mogelijk een gescheiden boekhouding te voeren voor eindproducten van post 1701 (suiker) zonder dat de producten apart moeten worden opgeslagen.

Een gescheiden boekhouding is slechts toegestaan als kan worden gegarandeerd dat het aantal verkregen producten die als van oorsprong uit de EU of uit een Partij van de PEM-zone kunnen worden beschouwd, te allen tijde hetzelfde is als het aantal dat zou zijn verkregen bij een fysieke scheiding van de voorraden.

Om van deze mogelijkheid gebruik te kunnen maken, moeten de marktdeelnemers dit schriftelijk aanvragen bij de bevoegde autoriteiten. Deze autoriteiten kunnen het verlenen van de vergunning afhankelijk stellen van de door hen passend geachte voorwaarden.

§ 17. Binnen de EU kunnen de exporteurs of producenten de methode van gescheiden boekhouding niet toepassen zonder de toestemming van de bevoegde douaneautoriteiten. In België moet voor de toepassing van deze methode toestemming worden verkregen van de centrale component van de Administratie Operations - Operationele Expertise - Douane 1: da.ops.douane1@minfin.fed.be.

3.12 TERRITORIALITEITSBEGINSEL

§ 18. De voorwaarden met betrekking tot het verkrijgen van de oorsprong moeten zonder onderbreking in de EU of in een Partij van de PEM-zone worden vervuld.

Daardoor moeten producten van oorsprong uit een Partij die naar een ander land zijn uitgevoerd en vervolgens terugkeren, worden beschouwd als niet van oorsprong tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:

a) ‘de teruggekeerde producten dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde producten; en

b) tijdens de periode dat ze in dat land waren of waren uitgevoerd, geen andere behandelingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren. '

§ 19. Op grond van Aanhangsel A is het mogelijk bepaalde be- of verwerkingen buiten een Partij te verrichten zonder verlies van oorsprong, hoofdzakelijk door toepassing van de regeling van de ‘passieve veredeling’.

Opdat uit een Partij uitgevoerde en wederingevoerde materialen niet worden beïnvloed door die be- of verwerking, is het noodzakelijk dat

a) ‘die materialen geheel en al in de partij van uitvoer zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de uitvoer, be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan de ontoereikende handelingen; en

b) ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:

i) de wederingevoerde producten het resultaat zijn van de be- of verwerking van de uitgevoerde materialen; en

ii) de totale, door de toepassing van dit artikel buiten de partij van uitvoer verkregen toegevoegde waarde niet meer dan 10 % bedraagt van de prijs af fabriek van het als product van oorsprong aangemerkte eindproduct. '

§ 20. Voor de toepassing van § 19 van deze circulaire zijn de voorwaarden voor het verkrijgen van de oorsprong niet van toepassing op buiten de Partij van uitvoer verrichte be- of verwerkingen. Wanneer evenwel in de lijst in bijlage II bij Aanhangsel A een regel is opgenomen met een maximumwaarde voor alle gebruikte niet-oorsprongsmaterialen om de oorsprong van het eindproduct te bepalen, mag de totale waarde van de niet-oorsprongsmaterialen die in het gebied van de Partij van uitvoer zijn verwerkt, samen met de totale, door de toepassing van dit artikel buiten deze Partij verkregen toegevoegde waarde, het vermelde percentage niet overschrijden.

Onder ‘totale toegevoegde waarde’ wordt verstaan alle buiten de Partij van uitvoer gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de aldaar toegevoegde materialen.

De §§ 19 en 20 van deze circulaire zijn niet van toepassing op de producten die niet aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II bij Aanhangsel A voldoen of die slechts door toepassing van de algemene tolerantieregel als in toereikende mate be- of verwerkt kunnen worden aangemerkt.

3.13. NIET-WIJZIGING

§ 21. De regel van niet-wijziging (ook gekend als ‘niet-manipulatie’) is soepeler dan de zogenaamde regel van het ‘rechtstreeks vervoer’ die dikwijls in oudere protocollen wordt aangetroffen.

Producten die in de EU of in een Partij van de PEM-zone worden ingevoerd, moeten dezelfde zijn als die welke uit een Partij van de PEM-zone/van de EU zijn uitgevoerd. Zij mogen dus op geen enkele wijze gewijzigd zijn en ook geen andere behandelingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk zijn om ze in goede staat te bewaren, of dan de toevoeging of het aanbrengen van merken, etiketten, verzegelingen of documentatie ter naleving van specifieke binnenlandse vereisten van het derde land of de derde landen van doorvoer of splitsing, voordat zij tot verbruik worden aangegeven.

De producten mogen worden opgeslagen op voorwaarde dat ze in het derde land of de derde landen van doorvoer onder douanetoezicht blijven.

De zendingen mogen door de exporteur of onder zijn verantwoordelijkheid worden gesplitst op voorwaarde dat de producten in het derde land of de derde landen van splitsing onder douanetoezicht blijven.

In geval van twijfel kunnen de douaneautoriteiten van de Partij van invoer documenten eisen waaruit blijkt dat de producten van oorsprong geen ongeoorloofde behandeling hebben ondergaan. Het vereiste bewijs kan met alle middelen worden geleverd, onder meer aan de hand van:

a) ‘vervoersdocumenten zoals cognossementen;

b) feitelijk of concreet bewijsmateriaal zoals merktekens of nummering van de colli;

c) ander bewijsmateriaal betreffende de goederen zelf; '

3.14. TENTOONSTELLINGEN

§ 22. Op producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander land zijn verzonden en die na de tentoonstelling zijn verkocht voor invoer in een Partij, zijn bij die invoer de bepalingen van het Aanhangsel van toepassing op voorwaarde dat ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

a) ‘een exporteur de producten vanuit een partij naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en deze daar heeft tentoongesteld;

b) de exporteur de producten heeft verkocht of op andere wijze heeft afgestaan aan een persoon in een andere partij;

c) de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat zijn verzonden als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan; en

d) de producten vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond’’.

Een bewijs van oorsprong moet worden afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douaneautoriteiten van de Partij van invoer ingediend. De naam en het adres van de tentoonstelling moeten vermeld zijn. Indien nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden verlangd ten aanzien van de aard van de producten en de voorwaarden waarop zij waren tentoongesteld.

Deze bepaling is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden. Gedurende deze evenementen blijven de producten onder douanetoezicht.

3.15. TERUGGAVE OF VRIJSTELLING VAN DOUANERECHTEN

§ 23. Niet-oorsprongsmaterialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het GS vallende producten van oorsprong uit de EU of een Partij van de zone waarvoor overeenkomstig het Aanhangsel een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Partij van uitvoer niet in aanmerking voor teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook. Dit beginsel staat ook bekend als ‘no-drawback’. (zie ook §65)

Dit verbod ‘is van toepassing op elke regeling voor volledige of gedeeltelijke terugbetaling, kwijtschelding of niet-betaling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Partij van uitvoer van toepassing is op bij de vervaardiging gebruikte materialen, indien een dergelijke terugbetaling, kwijtschelding of niet-betaling uitdrukkelijk of feitelijk toepassing vindt wanneer uit de bovenbedoelde materialen verkregen producten worden uitgevoerd, maar niet wanneer deze producten aldaar tot verbruik worden bestemd’.

De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, moet steeds op verzoek van de douaneautoriteiten de nodige documenten kunnen voorleggen waaruit blijkt dat geen teruggave van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte niet-oorsprongsmaterialen en dat alle douanerechten of heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, daadwerkelijk zijn betaald.

4. ALGEMENE PRINCIPES – BEWIJS VAN OORSPRONG

4.1. ALGEMENE VOORWAARDEN

§ 24. De preferentiële tariefbehandeling wordt verleend aan een product van oorsprong uit een van de Partijen op vertoon van een van de volgende oorsprongsbewijzen:

  • een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage IV van Aanhangsel A en in bijlage II bij deze circulaire is opgenomen;
  • een oorsprongsverklaring van de exporteur op een factuur, leveringsbon of ander handelsdocument waarop de betrokken producten voldoende nauwkeurig zijn omschreven om ze te kunnen identificeren.

De tekst in het Nederlands van de oorsprongsverklaring is opgenomen in § 70 van deze circulaire. De overige taalversies zijn terug te vinden in bijlage III van Aanhangsel A en in bijlage III van deze circulaire.

De overgangsregels voorzien in de mogelijkheid voor de Partijen om voor de onderlinge preferentiële handel de hierboven genoemde bewijzen van oorsprong te vervangen door oorsprongsverklaringen die zijn opgesteld door in een elektronische databank geregistreerde exporteurs (REX). Momenteel wordt deze mogelijkheid nog niet toegepast.

Ten slotte voorzien de overgangsregels in de mogelijkheid om de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 te digitaliseren zodat ze elektronisch kunnen worden aangevraagd, afgegeven en ingediend. Dit wordt momenteel nog niet toegepast, maar de mogelijkheid wordt onderzocht.

4.2. VOORWAARDEN VOOR HET OPSTELLEN VAN EEN OORSPRONGSVERKLARING

§ 25. De oorsprongsverklaring mag worden opgesteld:

  • door een toegelaten exporteur;
  • door andere exporteurs voor zendingen bestaande uit een of meer colli met producten van oorsprong waarvan de totale waarde niet meer dan 6.000 euro bedraagt.

§ 26. De oorsprongsverklaring mag worden opgesteld zodra de betrokken producten kunnen worden beschouwd als van oorsprong uit een toepassende overeenkomstsluitende Partij en aan de andere voorwaarden van het Aanhangsel voldoen.

De exporteur die een oorsprongsverklaring opstelt, moet op verzoek van de douaneautoriteiten van de Partij van uitvoer steeds de nodige documenten kunnen voorleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en aan de andere voorwaarden van het Aanhangsel voldoen.

§ 27. De verschillende taalversies van de tekst van de oorsprongsverklaring zijn terug te vinden in bijlage III bij deze circulaire. De tekst van de oorsprongsverklaring moet op de factuur, de leveringsbon of een ander handelsdocument worden getypt, gestempeld of gedrukt. Wanneer de oorsprongsverklaring met de hand wordt geschreven, moet dit met inkt en in hoofdletters gebeuren.

§ 28. De oorsprongsverklaring moet door de exporteur met de hand worden ondertekend. Een toegelaten exporteur hoeft deze verklaringen echter niet te ondertekenen op voorwaarde dat hij aan de autoriteiten van de Partij van uitvoer een schriftelijke verklaring voorlegt waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle oorsprongsverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze met de hand had ondertekend.

§ 29. Een oorsprongsverklaring kan worden opgesteld bij of na de uitvoer (hierna: de oorsprongsverklaring achteraf) op voorwaarde dat ze binnen twee jaar na de invoer van de betrokken producten in het land van invoer wordt aangeboden.

Wanneer een zending wordt gesplitst en op voorwaarde dat de termijn van twee jaar wordt nagekomen, wordt de oorsprongsverklaring achteraf opgesteld door de exporteur van de Partij van uitvoer van de producten.

Opmerking: zie ook de §§ 67 tot 73 en de §§ 76 tot 83 van deze circulaire voor de praktische bepalingen met betrekking tot de oorsprongsverklaring.

4.3. TOEGELATEN EXPORTEUR

§ 30. De douaneautoriteiten van de Partij van uitvoer mogen elke in die Partij gevestigde exporteur die onder de toepassing van Aanhangsel A vallende producten uitvoert, vergunning verlenen om oorsprongsverklaringen op te stellen, zonder beperking van de waarde. Een exporteur die een dergelijke vergunning aanvraagt, moet derhalve, ten genoegen van de douaneautoriteiten, alle nodige garanties bieden met betrekking tot de controle van de oorsprong van de producten en de naleving van de andere voorwaarden van Aanhangsel A.

§ 31. De douaneautoriteiten van de lidstaten van de EU kennen aan de toegelaten exporteur een vergunningsnummer toe dat op de oorsprongsverklaring moet worden vermeld. Zij voeren ook controles uit op het gebruik van de vergunning.

Deze vergunning kan te allen tijde worden ingetrokken door de douaneautoriteiten van de lidstaten van de EU. Dit is het geval wanneer de toegelaten exporteur niet langer de garanties biedt of niet langer aan de voorwaarden van § 30 van deze circulaire voldoet.

De exporteurs die reeds beschikken over een vergunning van toegelaten exporteur in kader van de PEM-conventie, kunnen deze ook gebruiken voor de overgangsregels. Zij moeten geen uitbreiding van deze vergunning vragen.

4.4. PROCEDURE VOOR DE AFGIFTE VAN EEN CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER EUR.1

§ 32. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten van de Partij van uitvoer afgegeven op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder zijn verantwoordelijkheid, van zijn daartoe gemachtigde vertegenwoordiger.

Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en het formulier waarvan het model in bijlage II bij deze circulaire is opgenomen, moeten worden gebruikt en ingevuld in een van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld. Worden de formulieren met de hand ingevuld, dan moet dit met inkt en in drukletters gebeuren. De producten worden omschreven in het daartoe bestemde vak zonder dat regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig wordt ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en wordt het niet-ingevulde gedeelte doorgehaald.

Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 bevat in vak 7 de verklaring in het Engels ‘TRANSITIONAL RULES’.

Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, moeten op verzoek van de douaneautoriteiten van de Partij van uitvoer waar dit certificaat inzake goederenverkeer EUR. 1 wordt afgegeven, steeds de nodige documenten kunnen voorleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en aan de andere voorwaarden van Aanhangsel A voldoen.

Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van de Partij van uitvoer indien de betrokken producten beschouwd kunnen worden als producten van oorsprong en aan de andere eisen van Aanhangsel A voldoen.

De douaneautoriteiten die met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 belast zijn, nemen de nodige maatregelen om de oorsprong van de producten te controleren en om na te gaan of aan alle andere voorwaarden van het Aanhangsel is voldaan. Met het oog hierop hebben de douaneautoriteiten het recht alle bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en elke andere controle te verrichten die zij nodig achten. De autoriteiten moeten er ook op toezien dat de formulieren naar behoren zijn ingevuld. Zij gaan met name na of het voor de omschrijving van de producten bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.

De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 moet in vak 11 van het document worden vermeld.

Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de uitvoer van de goederen heeft plaatsgevonden of het gewaarborgd is dat dat zal gebeuren.

Opmerking: zie §§ 74 en 75 alsook §§ 76 tot 83 van deze circulaire voor de praktische bepalingen met betrekking tot het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

4.5. AFGIFTE ACHTERAF VAN CERTIFICATEN INZAKE GOEDERENVERKEER EUR.1

§ 33. In specifieke gevallen mag het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 na uitvoer van de producten waarop het betrekking heeft, afgegeven worden. Deze specifieke situaties zijn vermeld in artikel 21 van Aanhangsel A en zijn de volgende:

a) ‘indien dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is afgegeven;

b) indien ten genoegen van de douaneautoriteiten is aangetoond dat een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is afgegeven, maar dat dit bij de invoer om technische redenen niet is aanvaard;

c) indien de eindbestemming van de betrokken producten niet bekend was op het tijdstip van uitvoer en pas werd bepaald tijdens het vervoer of de opslag en na een mogelijke splitsing van een zending, overeenkomstig artikel 14, lid 3;

d) indien een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR.MED is afgegeven overeenkomstig de regels van de PEM-conventie voor producten die volgens deze regels ook van oorsprong zijn, neemt de exporteur alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden voor toepassing van cumulatie is voldaan en moet hij alle relevante documenten waaruit blijkt dat het product volgens deze regels van oorsprong is, aan de douaneautoriteiten kunnen voorleggen; of

e) een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is afgegeven op basis van toepassing van artikel 8, lid 4 en bij invoer in een andere toepassende overeenkomstsluitende Partij moet artikel 8, lid 3 worden toegepast.

§ 34. Voor de toepassing van §33 vermeldt de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer van de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, alsmede de redenen voor zijn aanvraag.

Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 kan tot twee jaar na de datum van uitvoer door de douaneautoriteiten achteraf worden afgegeven, maar pas nadat zij hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.

Op een achteraf afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 moet de volgende vermelding in het Engels worden aangebracht: ‘ISSUED RETROSPECTIVELY’. De vermelding wordt aangebracht in vak 7 van het genoemde certificaat.

4.6. AFGIFTE VAN EEN DUPLICAAT VAN EEN CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER EUR.1

§ 35. In geval van diefstal, verlies of vernietiging kan de exporteur de douaneautoriteiten die het certificaat hebben afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.

Op het duplicaat moet de volgende vermelding in het Engels worden aangebracht: “DUPLICATE”, in vak 7 van het genoemde document.

De datum van afgifte van het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 moet worden overgenomen op het duplicaat dat vanaf die datum geldig is.

4.7. GELDIGHEID VAN HET BEWIJS VAN OORSPRONG

§ 36. Het bewijs van oorsprong is tien maanden geldig vanaf de datum van afgifte of opstelling in de Partij van uitvoer en moet binnen deze periode aan de douaneautoriteiten van de Partij van invoer worden voorgelegd.

Het bewijs van oorsprong dat na de geldigheidsperiode van tien maanden wordt voorgelegd, kan met het oog op de toepassing van de preferentiële tariefbehandeling worden aanvaard wanneer het niet naleven van de termijn het gevolg is van buitengewone omstandigheden. In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van de Partij van invoer het bewijs van oorsprong aanvaarden wanneer de betrokken producten vóór afloop van de geldigheid van het bewijs zijn aangebracht.

4.8. VRIJE ZONES

§ 37. De Partijen nemen alle nodige maatregelen om te garanderen dat producten die onder dekking van een bewijs van oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, niet door andere goederen worden vervangen en geen andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.

Wanneer in afwijking van voorgaande alinea producten van oorsprong uit een toepassende overeenkomstsluitende Partij onder dekking van een bewijs van oorsprong in een vrije zone worden ingevoerd en daar een be- of verwerking ondergaan die in overeenstemming is met het Aanhangsel, mag een nieuw bewijs van oorsprong worden afgegeven of opgesteld.

4.9. VEREISTEN BIJ INVOER

§ 38. Artikel 25 van Aanhangsel A bepaalt het volgende:

Bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van de Partij van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. '

4.10. INVOER IN DEELZENDINGEN

§ 39. Artikel 26 van Aanhangsel A bepaalt dat in geval van invoer in deelzendingen van specifieke gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het GS, die onder de afdelingen XVI of XVII of de posten 7308 of 9406 van het GS vallen, één enkel bewijs van oorsprong voor deze producten bij de douaneautoriteiten wordt ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.

De algemene regel 2a luidt als volgt:

De vermelding van een goed in een tariefpost heeft eveneens betrekking op dat goed in niet-complete of in niet-afgewerkte staat voor zover dit de essentiële kenmerken van het complete of het afgewerkte goed vertoont. Deze vermelding heeft eveneens betrekking op een compleet of een afgewerkt goed of een op grond van de voorgaande volzin als zodanig aan te merken goed, indien het wordt aangeboden in gedemonteerde of in niet-gemonteerde staat.

4.11. VRIJSTELLING VAN HET BEWIJS VAN OORSPRONG

§ 40. Volgens artikel 27 van Aanhangsel A worden producten die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers, waaraan elk handelskarakter ontbreekt, als producten van oorsprong toegelaten zonder dat er een bewijs van oorsprong moet worden voorgelegd, op voorwaarde dat verklaard wordt dat zij aan de vereisten van Aanhangsel A voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat.

Onder invoer waaraan elk handelskarakter ontbreekt, wordt incidentele invoer verstaan die uitsluitend bestaat uit producten voor persoonlijk gebruik door de ontvanger of de reiziger of de leden van hun gezin, indien uit de aard en de hoeveelheid van de producten geen commerciële doeleinden blijken.

De totale waarde van de producten mag niet hoger zijn dan:

Voor de Europese Unie:

500 euro voor kleine zendingen van particulier aan een andere particulier; of

maximaal 1.200 euro voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.

Voor de PEM-partnerlanden:

De grensbedragen blijven dezelfde, maar worden uitgedrukt in een waarde van de nationale munt van de desbetreffende Partijen. Deze kunnen worden teruggevonden op de website van DG TAXUD: https://taxation-customs.ec.europa.eu/customs-4/international-affairs/origin-goods/general-aspects-preferential-origin/common-provisions_en (onderaan de webpagina - enkel beschikbaar in het Engels). Deze waardes worden jaarlijks bijgewerkt.

4.12. VERSCHILLEN EN VORMFOUTEN

§ 41. Volgens artikel 28 van Aanhangsel A maakt de vaststelling van geringe verschillen tussen de gegevens op het bewijs van oorsprong en de gegevens op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, het bewijs van oorsprong niet automatisch ongeldig indien blijkt dat dit document wel degelijk met de aangebrachte goederen overeenstemt.

Kennelijke vormfouten, zoals typefouten, op een bewijs van oorsprong leiden niet tot weigering van dit document indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

4.13. LEVERANCIERSVERKLARING MET OOG OP VOLLEDIGE CUMULATIE

§ 42. De bepalingen met betrekking tot de leveranciersverklaring zijn opgenomen in artikel 29 van Aanhangsel A.

Wanneer in een Partij een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is afgegeven of een oorsprongsverklaring is opgesteld voor oorsprongsproducten, bij de vervaardiging waarvan overeenkomstig de cumulatieregels goederen uit een andere toepassende overeenkomstsluitende Partij zijn gebruikt die daar een be- of verwerking hebben ondergaan zonder de preferentiële oorsprong te hebben verkregen, wordt rekening gehouden met de leveranciersverklaring voor deze goederen.

De leveranciersverklaring dient op die manier als bewijs van de be- of verwerking die de betrokken goederen in een toepassende overeenkomstsluitende Partij hebben ondergaan teneinde te bepalen of de producten bij de vervaardiging waarvan deze goederen zijn gebruikt, kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Partij van uitvoer en aan de andere eisen van het Aanhangsel voldoen.

De leverancier stelt voor iedere zending goederen een leveranciersverklaring op in de in bijlage IV bij deze circulaire omschreven vorm op een blad papier dat aan de factuur, de leveringsbon of een ander handelsdocument wordt gehecht waarin de betrokken goederen voldoende nauwkeurig zijn omschreven om ze te kunnen identificeren.

Indien een leverancier een afnemer echter regelmatig goederen toezendt waarvan de be- of verwerking naar verwachting voor een bepaalde periode constant zal blijven, mag hij één enkele leveranciersverklaring opstellen ter dekking van opeenvolgende zendingen van deze goederen. In dat geval spreekt men van langlopende leveranciersverklaring. Een langlopende leveranciersverklaring is geldig voor een periode van maximaal twee jaar vanaf de datum van opstelling van de verklaring.

De langlopende leveranciersverklaring wordt door laatstgenoemde in de in bijlage V bij deze circulaire omschreven vorm opgesteld. De betrokken goederen moeten daarin voldoende nauwkeurig zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden. De leverancier doet de afnemer deze verklaring toekomen voordat de eerste Partij goederen waarop ze betrekking heeft, wordt verzonden of tegelijk met deze eerste zending. Indien de langlopende leveranciersverklaring niet langer betrekking heeft op de geleverde goederen, stelt de leverancier zijn afnemer hiervan onmiddellijk in kennis.

De leveranciersverklaring wordt getypt of gedrukt in een van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld, overeenkomstig het nationale recht van de toepassende overeenkomstsluitende Partij waar de verklaring wordt opgesteld en wordt door de leverancier met de hand ondertekend. De verklaring mag ook met de hand worden opgesteld; in dat geval moet dit met inkt en in drukletters geschieden.

De leverancier die een verklaring opstelt, moet te allen tijde op verzoek van de douaneautoriteiten van de toepassende overeenkomstsluitende Partij waar de verklaring is opgesteld, alle documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de gegevens in zijn verklaring juist zijn.

5. SAMENWERKINGSBEGINSELEN EN BEWIJSSTUKKEN
5.1. BEWIJSSTUKKEN, BEWARING VAN HET BEWIJS VAN OORSPRONG EN ANDERE STUKKEN

§ 43. De exporteur die een oorsprongsverklaring heeft opgesteld of de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 aanvraagt, moet er een papieren of elektronische kopie van bewaren gedurende een periode van drie jaar. De exporteur bewaart ook alle bewijsstukken gedurende diezelfde periode.

De documenten die aantonen dat het om producten van oorsprong gaat, zijn onder meer:

a) een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door hem verrichte be- of verwerkingen om het product te verkrijgen;

b) in de desbetreffende toepassende overeenkomstsluitende Partij in overeenstemming met de nationale wetgeving afgegeven of opgestelde stukken die de oorsprong van de gebruikte materialen staven;

c) in de desbetreffende Partij in overeenstemming met de nationale wetgeving afgegeven of opgestelde stukken die de be-of verwerking van materialen in die Partij staven;

d) in de Partijen in overeenstemming met deze regels afgegeven of opgestelde oorsprongsverklaringen of certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 die de oorsprong van de gebruikte materialen staven;

e) passende bewijsstukken betreffende de be-of verwerking buiten de Partijen door toepassing van artikel 13 en 14 waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van deze artikelen is voldaan. '§ 44. De leverancier die een leveranciersverklaring heeft opgesteld, moet een kopie van deze verklaring en van alle facturen, leveringsbonnen of andere handelsdocumenten waaraan die verklaring werd gehecht, gedurende ten minste drie jaar bewaren.

De kopie van de langlopende leveranciersverklaring en van alle facturen, leveringsbonnen of andere handelsdocumenten betreffende de goederen waarop deze verklaring betrekking heeft, moet door de leverancier gedurende ten minste drie jaar bewaard worden. De periode van drie jaar vangt aan op de dag waarop de langlopende leveranciersverklaring vervalt.

Een leveranciersverklaring ten bewijze van de be- of verwerking van gebruikte materialen in een toepassende overeenkomstsluitende Partij, opgesteld in die toepassende overeenkomstsluitende Partij, wordt behandeld als een document dat moet staven dat producten die door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of een oorsprongsverklaring zijn gedekt, als van oorsprong uit die toepassende overeenkomstsluitende Partij kunnen worden beschouwd en aan de andere voorwaarden van Aanhangsel A voldoen.

§ 45. De bevoegde autoriteiten van de Partij van uitvoer die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgeven, moeten het aanvraagformulier gedurende ten minste drie jaar bewaren.

De douaneautoriteiten van de Partij van invoer bewaren de oorsprongsverklaringen en de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 die bij hen worden ingediend, gedurende ten minste drie jaar.

5.2. GESCHILLENREGELING

§ 46. In artikel 32 van Aanhangsel A is bepaald dat indien er een geschil rijst in verband met de controle van oorsprongsbewijzen (zie § 48 hierna), leveranciersverklaringen (zie § 49 hierna) of de interpretatie van de overgangsregels die niet kan worden geregeld tussen de bevoegde douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die de controle moeten uitvoeren, wordt dit voorgelegd aan de Associatieraad die is ingesteld krachtens artikel 89 van de overeenkomst.

Geschillen tussen de importeur en de bevoegde autoriteiten van de Partij van invoer worden echter geregeld in overeenstemming met de wetgeving van dat land.

5.3. KENNISGEVING EN SAMENWERKING

§ 47. Specimens van de afdrukken van de stempels die de bevoegde autoriteiten gebruiken bij de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1, voorbeelden van de aan toegelaten exporteurs toegekende vergunningnummers en de adressen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de controle worden onder de douaneautoriteiten van de Partijen aan elkaar verstrekt.

Met het oog op de correcte toepassing van Aanhangsel A verlenen de Partijen elkaar daarenboven bijstand via hun bevoegde douaneautoriteiten. Zij controleren de echtheid van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en de oorsprongsverklaringen alsook de juistheid van de gegevens in deze documenten.

5.4. CONTROLE VAN HET BEWIJS VAN OORSPRONG

§ 48. Artikel 34 van Aanhangsel A bepaalt de procedure die een douaneautoriteit moet volgen om te bepalen of een product aan de oorsprongsregel voldoet en om de echtheid van de documenten en de juistheid van het recht op een preferentiële tariefbehandeling te waarborgen.

De controle achteraf gebeurt door steekproeven of telkens wanneer de bevoegde autoriteiten van de Partij van invoer gegronde twijfels hebben.

Zo kan de douaneautoriteit van de Partij van invoer de douaneautoriteit van de Partij van uitvoer schriftelijk verzoeken om een controle uit te voeren om te bevestigen dat het product wel degelijk van oorsprong is. Hiertoe verstrekt de Partij van invoer alle informatie en documenten die het vermoeden doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.

De douaneautoriteit van de Partij van uitvoer die verantwoordelijk is voor de controle, is gerechtigd alle bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij relevant acht.

In het geval waarin de douaneautoriteiten van de Partij van invoer besluiten de preferentiële tariefbehandeling in afwachting van het resultaat van de controle niet toe te kennen, staan zij de importeur de vrijgave van de producten toe onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen. De opschorting moet evenwel zo snel mogelijk worden opgeheven, zodra de autoriteit van de Partij van invoer zeker is van de oorsprong of de naleving van de andere voorwaarden.

De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk meegedeeld aan de autoriteiten die de controle hebben aangevraagd. Hierbij moet duidelijk worden aangegeven of de documenten echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong kunnen worden beschouwd en of aan de eisen van Aanhangsel A is voldaan.

Wanneer bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het controleverzoek geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord onvoldoende gegevens bevat om de echtheid of de werkelijke oorsprong vast te stellen, kunnen de verzoekende bevoegde autoriteiten de preferentiële tariefbehandeling weigeren.

5.5. CONTROLE VAN DE LEVERANCIERSVERKLARING

§ 49. Zoals voor de controle van het bewijs van oorsprong kunnen leveranciersverklaringen of langlopende leveranciersverklaringen achteraf steekproefsgewijs worden gecontroleerd of telkens als de douaneautoriteiten van een Partij waar die verklaringen in aanmerking zijn genomen, gegronde redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid of de juistheid van de gegevens in die documenten.

De douaneautoriteiten van de Partij zenden de leveranciersverklaring of de langlopende leveranciersverklaring en de factuur (facturen), de leveringsbon(nen) of andere handelsdocumenten die betrekking hebben op de goederen die door die verklaring zijn gedekt, terug aan de douaneautoriteiten van de toepassende overeenkomstsluitende Partij waar de verklaring werd opgesteld, eventueel onder vermelding van de materiële of formele redenen van het verzoek om controle. De Partij verstrekt eveneens alle inlichtingen en documenten die doen vermoeden dat de vermeldingen op de leveranciersverklaring of de langlopende leveranciersverklaring onjuist zijn.

De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van de toepassende overeenkomstsluitende Partij waar de leveranciersverklaring of de langlopende leveranciersverklaring werd opgesteld. Met het oog hierop hebben zij het recht alle bewijsstukken op te vragen, de administratie van de leverancier in te zien en elke andere controle te verrichten die zij nodig achten.

De douaneautoriteiten die om de controle hebben verzocht, worden zo snel mogelijk over de resultaten geïnformeerd. Uit de resultaten moet duidelijk blijken of de gegevens in de leveranciersverklaring of de langlopende leveranciersverklaring juist zijn. Op basis van die resultaten moet het ook mogelijk zijn te bepalen of en in hoeverre deze verklaring in aanmerking kan worden genomen bij de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of de opstelling van een oorsprongsverklaring.

5.6. SANCTIES

§ 50. Elke Partij voorziet in het opleggen van straf-, civiel- of bestuursrechtelijke sancties voor schendingen van haar nationale wetgeving met betrekking tot deze regels. '

Deel II: De belangrijkste wijzigingen die door de overgangsregels worden ingevoerd

§ 51. De bepalingen in Aanhangsel A zijn flexibeler en moderner. Deze bepalingen zijn meer in lijn gebracht met die welke van toepassing zijn in recentere bilaterale akkoorden zoals die tussen de EU en Canada, tussen de EU en Japan, tussen de EU en Vietnam, en tussen de EU en het VK.

1. LIJST VAN DE GEHEEL EN AL VERKREGEN PRODUCTEN (ARTIKEL 3)

1.1. PRODUCTEN VAN DE AQUACULTUUR

§ 52. In § 1, onder g), is een specifieke definitie van producten van de aquacultuur opgenomen, namelijk: ’producten van de aquacultuur, wanneer de vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren aldaar zijn geboren of uit eieren, larven, jonge vis of visbroed zijn gekweekt. '

1.2. VOORWAARDEN BETREFFENDE SCHEPEN

§ 53. De voorwaarden ‘betreffende schepen’ zijn eenvoudiger en bieden meer flexibiliteit. In tegenstelling tot de huidige conventie werden de vereisten inzake bemanning geschrapt en werd de mogelijkheid van bilaterale cumulatie ingevoerd:

PEM-Conventie:

Schepen en fabrieksschepen:

Registratie of inschrijving in Partij van uitvoer;

Varen onder vlag van Partij van uitvoer;

Ten minste 50 % van onderdanen van de Partij van uitvoer of van een vennootschap met hoofdkantoor in de Partij van uitvoer;

Bovendien: bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden moeten onderdanen zijn van de Partij van uitvoer;

kapitein en de officieren zijn onderdanen van de Partij van uitvoer; en

bemanning ten minste 75 % onderdanen van de Partij van uitvoer.

Overgangsregels:

Schepen en fabrieksschepen:

Registratie of inschrijving in Partij van uitvoer of Partij van invoer;

Varen onder vlag van Partij van uitvoer of Partij van invoer;

Één van volgende voorwaarden

ten minste 50 % toebehoren aan onderdanen van de Partij van uitvoer of Partij van invoer; of

toebehoren aan vennootschappen:

met hoofdkantoor en belangrijkste economische activiteiten in de Partij van uitvoer of Partij van invoer; en

die voor ten minste 50% toebehoren aan de Partij van invoer of de Partij van uitvoer of aan openbare lichamen of onderdanen van deze Partijen;

2. TOEREIKENDE BEWERKINGEN OF VERWERKINGEN (ARTIKEL 4)

2.1. INVOERING VAN DE BEREKENING VAN DE OORSPRONG OP BASIS VAN EEN GEMIDDELDE WAARDE

§ 54. Deze berekening kan worden gebruikt in het kader van een specifieke lijstregel volgens welke een maximumaandeel aan niet van oorsprong zijnde materialen in acht moet worden genomen (= de percentageregel).

Om te bepalen of een product aan een dergelijke specifieke regel voldoet, kan de exporteur de douaneautoriteiten voortaan toestemming vragen om de prijs af fabriek en de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen op een gemiddelde basis te berekenen, teneinde rekening te houden met schommelingen van kosten en wisselkoersen.

De basis voor de berekening is de som van de prijzen ‘af fabriek’ die is gefactureerd voor alle verkopen van identieke producten in de loop van het voorgaande boekjaar en de som van de waarden van alle niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging van identieke producten in de loop van het voorgaande boekjaar zijn gebruikt. Indien er voor het volledige boekjaar geen cijfers beschikbaar zijn, mag een kortere periode worden gebruikt, die echter niet korter mag zijn dan drie maanden.

Het gebruik van deze methode moet vooraf worden aangevraagd aan het douanekantoor met bevoegdheid over de regio waarin het bedrijf is gevestigd. Deze methode moet consistent worden toegepast. Er mag dus niet zomaar van worden afgeweken

Na het Stelsel van Algemene Tariefpreferenties en de handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het verenigd Koninkrijk is dit de derde preferentiële regeling waar deze methode kan worden toegepast. Meer informatie over de toepassing ervan kan worden teruggevonden in de richtlijnen die werden gepubliceerd door de Commissie (zie § 101 van deze circulaire)

2.2. GEWIJZIGDE LIJSTREGELS

§ 55. Voor landbouwproducten, invoering van een drempelwaarde van niet van oorsprong zijnde materialen op 40% van het gewicht, alsook de mogelijkheid voor bepaalde posten om naar keuze hetzij een waarde- hetzij een gewichtslimiet te hanteren. De hoofdstukken en posten van het GS waarop deze wijzigingen o.a. van invloed zijn:

ex-1302 (drempelwaarde op 40% van het gewicht);

1704 (alternatieve regel voor gewicht of waarde);

18 (1806: alternatieve regel voor gewicht of waarde);

1901 (drempelwaarde op 40% van het gewicht);

...

Voor andere landbouwproducten (zoals plantaardige oliën, noten en tabak) werden soepeler regels ingevoerd, teneinde rekening te houden met de economische realiteit. Deze versoepelingen hebben voornamelijk betrekking op de hoofdstukken 14, 15, 20, 23 en 24 van het GS. Ook voor de hoofdstukken 4, 5, 6, 8, 11 en 13 van het GS gebeurde er een vereenvoudiging van de regels (vermindering van de uitzonderingen).

§ 56. De veranderingen voor industrieproducten (behalve textiel) hebben betrekking op volgende criteria binnen de lijstregels :

De waarderegel: de waarde van de niet-van-oorsprong-zijnde materialen mag niet hoger liggen dan een bepaald percentage van de prijs af-fabriek van het afgewerkte product;

Verandering van tariefpost: de materialen en onderdelen die niet van oorsprong zijn, moeten een andere viercijferige GS-tariefpost hebben dan die van het afgewerkte product.

Specifieke regels: de niet-van-oorsprong-zijnde materialen of onderdelen moeten een specifieke be- of verwerking ondergaan om oorsprong te verkrijgen.

De hoofdstukregel werd vereenvoudigd voor een aantal industrieproducten. Deze vereenvoudiging houdt in dat wordt voldaan aan één voorwaarde in plaats van aan twee voorwaarden in de huidige conventie en heeft met name betrekking op de hoofdstukken 74, 75, 78 en 79, 84 en 85 van het GS.

Vanuit hetzelfde standpunt hebben een groot aantal hoofdstukken thans slechts één oorsprongsregel voor alle producten van het hoofdstuk, met name de hoofdstukken 28, 35, 37, 38 en 83 van het GS.

Voor de hoofdstukken 27, 40, 42, 44, 70 en 83 van het GS werd een alternatieve regel binnen de hoofdstukregel ingevoegd, om de exporteur een alternatieve oplossing te bieden om aan het oorsprongscriterium te voldoen.

§ 57. Wat textiel betreft, is de belangrijkste versoepeling de volgende:

volgens bepaalde regels wordt voortaan erkend dat het bedrukken van weefsels oorsprong kan verlenen (in combinatie met een andere bewerking of als zelfstandige bewerking), mits het bedrukken beantwoordt aan een van de twee definities van de inleidende aantekeningen 5.5 en 5.6, zie bijlage I bij deze circulaire;

2.3. TOLERANTIEREGELS (ARTIKEL 5)

§ 58. Wanneer een product niet voldoet aan de productspecifieke regels doordat er niet van oorsprong zijnde materialen worden gebruikt, kan het alsnog van oorsprong uit een Partij worden beschouwd, op voorwaarde dat het totale nettogewicht of de geschatte waarde ervan niet meer bedraagt dan:

15% van het nettogewicht voor landbouwproducten die onder de hoofdstukken 2 en 4 tot en met 24 vallen (andere dan de verwerkte visserijproducten van hoofdstuk 16);

15% van de waarde van de prijs ‘af fabriek’ van het product voor andere producten (met uitzondering van textiel en kleding).

Op textiel en kleding die onder de hoofdstukken 50 tot 63 vallen van het GS, zijn specifieke toleranties van toepassing die worden vermeld in de inleidende aantekeningen 6 en 7 van bijlage I bij het Aanhangsel. Alle inleidende aantekeningen zijn terug te vinden in bijlage I bij deze circulaire.

PEM-CONVENTIE

OVERGANGSREGELS

Algemene tolerantie van 10% prijs af fabriek

Landbouwproducten: 15% nettogewicht van de producten onder H2, H4 t.e.m. 24, uitgezonderd H16 (visserijproducten)

Overige producten: 15% prijs af fabriek

Textiel:

  • tolerantie van 10% totaal gewicht van alle gebruikte basistextielmaterialen (gemengde textielproducten); of
  • tolerantie van 8% prijs af fabriek voor geconfectioneerde producten

Textiel:

  • tolerantie van 15% totaal gewicht van alle gebruikte basistextielmaterialen (gemengde textielproducten); of
  • tolerantie van 15% prijs af fabriek voor geconfectioneerde producten

2.4. ONTOEREIKENDE BEWERKINGEN OF VERWERKINGEN (ARTIKEL 6)

§ 59. In vergelijking met de huidige conventie, zijn een aantal behandelingen toegevoegd aan de lijst in § 9 van deze circulaire:

f) […] geheel of gedeeltelijk vermalen van rijst […];

g) […] aromatiseren van suiker of vormen van suikerklonten; geheel of gedeeltelijk vermalen van kristalsuiker;

o) het eenvoudig toevoegen van water, verdunnen, drogen of denatureren van producten;

Het geheel of gedeeltelijk bleken van rijst is daarentegen niet meer in de lijst opgenomen.

3. CUMULATIE (ARTIKEL 7 EN 8)

§ 60. Het belangrijkste verschil ten opzichte van de PEM-Conventie is dat volledige cumulatie wordt veralgemeend voor toepassing binnen het diagonale en bilaterale cumulatieverkeer. Wanneer men diagonale cumulatie wil toepassen in kader van de PEM-Conventie moeten de materialen reeds van oorsprong zijn uit de landen die deelnemen aan de diagonale cumulatie. In de overgangsregels is dit geen vereiste meer en wordt er rekening gehouden met alle be- en verwerkingen op de niet van oorsprong zijnde materialen om de uiteindelijke oorsprong te bepalen.

Deze veralgemening van volledige diagonale cumulatie geldt voor alle producten met uitzondering van de textielproducten van hoofdstukken 50 t.e.m. 63 van het GS. Voor deze textielproducten kan er evenwel standaard gebruik worden gemaakt van volledige bilaterale cumulatie.

Een Partij die de overgangsregels toepast, kan echter beslissen om de volledige diagonale cumulatie toe te passen voor producten van GS-hoofdstukken 50 t.e.m. 63. Een Partij die deze uitbreiding wil toepassen, zal de andere Partij en de Commissie daarvan in kennis stellen. Op dit moment staan enkel de EVA-landen de volledige diagonale cumulatie toe.

De in het Aanhangsel opgenomen regels staan bilaterale en diagonale cumulatie toe voor alle producten, mits de herziene oorsprongsregels worden toegepast tussen de bij de cumulatie betrokken partnerlanden.

In tegenstelling tot de huidige conventie, voorzien de overgangsregels in een veralgemeende volledige cumulatie voor alle producten, met uitzondering van de textiel- en kledingproducten van de hoofdstukken 50 tot 63.

De praktische bepalingen inzake cumulatie zijn terug te vinden in § 82 van deze circulaire.

Samenvatting verschil PEM-Conventie en de overgangsregels:

PEM-CONVENTIE

OVERGANGSREGELS

Bilaterale en diagonale cumulatie conform matrix PEM-Conventie

Bilaterale en diagonale cumulatie voor de Partijen die de herziene regels onderling toepassen conform matrix herziene PEM-oorsprongsregels

Volledige cumulatie met bepaalde landen op bilaterale basis (MA, DZ, TN en EER)

Volledige cumulatie, zowel bij bilateraal als bij diagonaal cumulatieverkeer, voor de Partijen die de herziene regels onderling toepassen, met uitzondering van producten H50-63

Volledige cumulatie voor producten H50-63 op bilaterale basis

Volledige diagonale cumulatie voor producten H50-63 indien een invoerende Partij dit unilateraal heeft besloten en medegedeeld conform matrix herziene PEM-oorsprongsregels

4. GESCHEIDEN BOEKHOUDING (ARTIKEL 12)

§ 61. Binnen de PEM-Conventie is gescheiden boekhouding voor van oorsprong en niet van oorsprong zijnde onderling vervangbare (fungibele) materialen enkel toegestaan indien er aanzienlijke kosten of materiële moeilijkheden kunnen worden aangetoond.

Deze voorwaarden zijn niet meer van toepassing binnen de herziene PEM-regels. Het is voldoende om aan te tonen dat onderling vervangbare materialen worden gebruikt.

In principe kan er geen gebruik worden gemaakt van gescheiden boekhouding voor (eind)producten. Deze mogelijkheid bestaat enkel voor producenten die materialen be- of verwerken tot producten. Onder de herziene PEM-regels is het echter ook mogelijk om gescheiden boekhouding toe te passen voor eindproducten van post 1701 (suiker) zonder dat de producten apart moeten worden opgeslagen.

Er moet nog steeds kunnen worden gegarandeerd dat er te allen tijde niet meer producten als “van oorsprong uit de Partij van uitvoer” kunnen worden beschouwd dan het geval zou zijn geweest bij een methode van fysieke scheiding van de voorraden.

5. TERRITORIALITEITSBEGINSEL (ARTIKEL 13)

§ 62. Dit beginsel biedt de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden bepaalde be- of verwerkingen buiten de overeenkomstsluitende Partij te verrichten. In tegenstelling tot de regels van de huidige conventie, bevatten de overgangsregels echter geen uitsluiting voor textiel van de hoofdstukken 50 tot 63 van het GS.

Onder de voorwaarden van de pan-Euro-mediterrane cumulatie van oorsprong, is artikel 13 van het Aanhangsel niet alleen van toepassing wanneer een product van oorsprong naar een derde land wordt uitgevoerd, maar ook naar een land van de PEM-zone waarmee geen cumulatie van toepassing is.

6. NIET-WIJZIGING (ARTIKEL 14)

§ 63. De regel inzake rechtstreeks vervoer wordt in de overgangsregels vervangen door het beginsel van niet-wijziging, dat flexibeler is.

HUIDIGE PEM-CONVENTIE

OVERGANGSREGELS

RECHTSTREEKS VERVOER

NIET-WIJZIGING

Overlading of tijdelijke opslag op grondgebied derde land mogelijk mits douanetoezicht

Overlading, tijdelijke opslag, of splitsing van de zending op grondgebied derde land mogelijk mits douanetoezicht

Geen andere behandelingen dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren

Naast behandelingen om goederen in goede staat te bewaren, eveneens de toevoeging of het aanbrengen van merken, etiketten, verzegelingen of documentatie ter naleving van specifieke binnenlandse vereisten van de Partij van invoer

7. OPHEFFING VAN HET VERBOD OP DRAWBACK OF VRIJSTELLING VAN DOUANERECHTEN (ARTIKEL 16)

§ 64. Onder de PEM-Conventie geldt er, op enkele uitzonderingen na, standaard een verbod op de teruggave van de douanerechten.

Krachtens de overgangsregels is er geen verbod op teruggave van de douanerechten (drawback), behalve voor materialen die bij de vervaardiging van de producten van de hoofdstukken 50 tot 63 van het GS zijn gebruikt.

Voor de producten van de hoofdstukken 50 tot 63 van het GS, bestaan er echter enkele uitzonderingen op het verbod op drawback:

  • in geval van volledige cumulatie in toepassing van artikel 7, §§ 4 en 5 van Aanhangsel A;
  • bij ontstentenis van cumulatie, wanneer de gebruikte materialen van oorsprong zijn uit een andere Partij die de gemoderniseerde regels toepast. Er wordt immers aan herinnerd dat het verbod op drawback enkel betrekking heeft op niet van oorsprong zijnde materialen.

PEM-CONVENTIE

OVERGANGSREGELS

Principieel No-drawback in PEM-Conventie

Principieel drawback tussen deelnemende PEM-Partijen

Drawback enkel mogelijk in kader van bepaalde bilaterale overeenkomsten binnen de PEM-zone

No-drawback voor niet van oorsprong zijnde materialen die worden gebruikt voor de vervaardiging van producten H 50-63 (textielproducten), uitgezonderd:

volledige bilaterale cumulatie ingevolge art. 7, lid 4

Partijen die unilateraal volledige diagonale cumulatie voor H 50-63 toestaan ingevolge art. 7 lid 5 (zie mededeling in alternatieve matrix)

Partijen met toepassing van art. 16, lid 5 waarbij drawback voor H 50-63 bilateraal mogelijk is indien geen cumulatie met materialen van oorsprong uit andere overeenkomstsluitende Partij

8. OORSPRONGSBEWIJZEN

§ 65. De overgangsregels voorzien nog maar in twee soorten oorsprongsbewijzen:

  • het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1; en
  • de oorsprongsverklaring

In tegenstelling tot de huidige conventie, worden de certificaten inzake goederenverkeer EUR.MED- en de oorsprongsverklaringen in kader van EUR-MED niet meer gebruikt.

De geldigheidsperiode van de oorsprongsbewijzen wordt ook opgetrokken van 4 maanden in de PEM-conventie naar 10 maanden voor de overgangsregels.

PEM-CONVENTIE (4 maanden)

OVERGANGSREGELS (10 maanden)

EUR.1

Oorsprongsverklaring

EUR-MED

Oorsprongsverklaring EUR-MED

EUR.1

Oorsprongsverklaring

Net zoals bij de PEM-Conventie kan een EUR.1-certificaat achteraf (= retroactief of a posteriori) worden afgegeven indien:

a) dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is afgegeven; of

b) ten genoegen van de douaneautoriteiten is aangetoond dat een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is afgegeven, maar dat dit bij de invoer om technische redenen niet is aanvaard.

Bovendien voorziet artikel 21§1 c tot e) van Aanhangsel A in drie nieuwe gevallen waarin een EUR.1-certificaat achteraf kan worden afgegeven, namelijk:

c) ’indien de eindbestemming van de betrokken producten niet bekend was op het tijdstip van uitvoer en pas werd bepaald tijdens het vervoer of de opslag en na een mogelijke splitsing van een zending, overeenkomstig artikel 14, lid 3;

d) indien een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR.MED is afgegeven overeenkomstig de regels van de [huidige] PEM-conventie voor producten die volgens deze [gemoderniseerde/overgangs-] regels ook van oorsprong zijn, neemt de exporteur alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden voor toepassing van cumulatie is voldaan en moet hij alle relevante documenten waaruit blijkt dat het product volgens deze regels van oorsprong is, aan de douaneautoriteiten kunnen voorleggen; of

e) een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is afgegeven op basis van toepassing van artikel 8, lid 4 [afwijking op het aanbrengen van de vermelding « CUMULATION APPLIED WITH »] en bij invoer in een andere overeenkomstsluitende Partij moet artikel 8, lid 3 [aanbrengen van de vermelding « CUMULATION APPLIED WITH »] worden toegepast.’

PEM-CONVENTIE

OVERGANGSREGELS

Retroactieve afgifte

Indien vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden geen afgifte bij uitvoer; of

Indien EUR.1 of EUR-MED wel was afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard (moet afdoende worden bewezen)

Idem huidige regels +

eindbestemming niet bekend op het tijdstip van uitvoer en pas bepaald tijdens het vervoer of de opslag en na een mogelijke splitsing van een zending (let op: niet wijzigingsregel);

EUR.1 of EUR-MED afgegeven overeenkomstig huidige PEM-regels voor producten die volgens de herziene PEM-regels ook van oorsprong zijn;

EUR.1 afgegeven zonder vermelding van toegepaste cumulatie, maar er wordt verder gecumuleerd met een Partij waarbij deze vermelding wel nog verplicht is.

De praktische bepalingen in verband met de oorsprongsbewijzen zijn terug te vinden in Deel IV van deze circulaire.

Deel III: De verwevenheid tussen de regels van de PEM-conventie en de overgangsregels

§ 66. Zoals eerder aangehaald zullen de overgangsregels en de PEM-Conventie parallel naast elkaar blijven bestaan zolang niet alle Partijen de overgangsregels toepassen. De overgangsregels vormen dus een alternatief voor de PEM-Conventie, maar enkel voor de Partijen die de beide stelsels toepassen.

In de praktijk kunnen de economische operatoren ervoor kiezen om:

  • de bestaande PEM-Conventie toe te passen; of
  • de herziene PEM-oorsprongsregels toe te passen in de Partijen die ze reeds toepassen.

Wanneer een economische operator voor een bepaalde zending heeft gekozen voor één van de twee stelsels, moet hij de preferentiële oorsprong kunnen bewijzen op basis van de regels van het gekozen oorsprongsstelsel.

Het belangrijkste gevolg hiervan is dat er op dit moment geen cumulatie mogelijk is tussen beide stelsels. Wanneer men heeft gekozen voor een bepaald stelsel, kan men enkel cumuleren volgens de oorsprongsregels van dat stelsel. Zelfs wanneer producten volgens beide oorsprongsregels van oorsprong zouden zijn, kan er niet zomaar worden gewisseld tussen beide stelsels. Exporteurs dienen zich hiervan bewust te zijn en het is dan ook aangewezen dat zij de nodige afspraken maken met hun leveranciers en klanten, zeker als zij zich in andere Partijen bevinden.

De oorsprongsbewijzen moeten dan ook worden opgesteld volgens de voorwaarden uit het gekozen stelsel (zie Deel IV).

Leveranciersverklaringen (zowel gewone als langlopende) die zijn opgesteld voor 1 september 2021 in kader van de PEM-Conventie kunnen niet worden gebruikt voor de herziene PEM-oorsprongsregels.

Er kunnen vanaf de inwerkingtreding van de overgangsregels evenwel leveranciersverklaringen worden opgesteld voor materialen die werden geleverd vóór de inwerkingtreding ervan én die ook aan de herziene oorsprongsregels voldoen. Voor meer informatie betreffende de leveranciersverklaring, zie § 91.

De leverancier moet steeds duidelijk op de leveranciersverklaring of op de daarbij horende bijlage(n) aangeven of de producten in kwestie voldoen aan de PEM-Conventie, de overgangsregels, of beide stelsels. Indien dit onderscheid niet duidelijk wordt aangegeven doordat er enkel een Partij wordt opgegeven (bv. Zwitserland), dan wordt ervan uitgegaan dat enkel de oorsprongsregels van de huidige PEM-Conventie van toepassing zijn.

De enige andere vorm van flexibiliteit die is opgenomen in de overgangsregels kan worden teruggevonden in artikel 21, lid 1, onder d) betreffende de afgifte achteraf van EUR.1-certificaten. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED dat werd afgegeven overeenkomstig de regels van de PEM-Conventie, kan dan worden vervangen door een EUR.1-certificaat volgens de overgangsregels voor producten die volgens deze regels eveneens van oorsprong zijn.

De exporteur neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden voor toepassing van cumulatie is voldaan en hij moet alle relevante documenten waaruit blijkt dat het product volgens deze regels van oorsprong is, aan de douaneautoriteiten kunnen voorleggen.

Deze vorm van flexibiliteit kan echter pas worden toegepast vanaf het moment dat een Partij de overgangsregels toepast en voor EUR.1-certificaten die na de inwerkingtreding werden afgeleverd in kader van de PEM-Conventie.

De Europese Commissie bekijkt samen met de lidstaten en de PEM-partnerlanden evenwel welke vormen van flexibiliteit er in de toekomst mogelijk zouden kunnen zijn tussen beide stelsel. Deze circulaire zal worden bijgewerkt van zodra de modaliteiten hieromtrent bekend zijn gemaakt.

Deel IV: Oorsprongsbewijzen en andere praktische bepalingen

1 DE OORSPRONGSVERKLARING

1.1. VOORWAARDEN VOOR HET OPSTELLEN VAN EEN OORSPRONGSVERKLARING

§ 67. Producten van oorsprong uit de EU die bestemd zijn voor invoer in een PEM-overeenkomstsluitende Partij en omgekeerd, kunnen op vertoon van een oorsprongsverklaring in aanmerking komen voor een preferentiële tariefbehandeling.

§ 68. De oorsprongsverklaring mag worden opgesteld door:

  • een toegelaten exporteur;
  • iedere exporteur voor iedere zending bestaande uit een of meer colli met producten van oorsprong waarvan de totale waarde van de producten van oorsprong niet meer bedraagt dan 6.000 euro.

De oorsprongsverklaring kan worden opgesteld op voorwaarde dat de betrokken producten beschouwd kunnen worden als producten van oorsprong uit een van de overeenkomstsluitende Partijen die de PEM-overgangsregels van oorsprong toepassen en dat aan de andere voorwaarden van deze overgangsregels is voldaan.

Wanneer zowel producten van oorsprong als niet van oorsprong zijnde producten in één zending worden vermengd, moet op het gebruikte document een duidelijk onderscheid tussen beide kunnen worden gemaakt.

1.2. MOMENT VAN OPSTELLING EN TEKST VAN DE OORSPRONGSVERKLARING

§ 69. De oorsprongsverklaring mag worden opgesteld door de exporteur op het ogenblik van de uitvoer of later, voor zover de oorsprongsverklaring wordt ingediend binnen twee jaar na de invoer van de producten waarop ze betrekking heeft.

Het achteraf opstellen van een oorsprongsverklaring is eveneens mogelijk in kader van het splitsen van een zending in een derde land, voor zover de termijn van twee jaar alsook de bepalingen inzake niet-wijziging worden nageleefd.

§ 70 De verschillende taalversies van de tekst van de oorsprongsverklaring zijn terug te vinden in bijlage III bij deze circulaire.

Nederlandse versie

De exporteur van de goederen waarop dit document van toepassing is (douanevergunning nr. … (1)), verklaart dat, behoudens uitdrukkelijke andersluidende vermelding, deze goederen van preferentiële … (2) oorsprong zijn in overeenstemming met de overgangsregels van oorsprong.

...

(Plaats en datum) (3)

...

(Handtekening van de exporteur, gevolgd door de naam van de ondertekenaar in blokletters)

Toelichtingen (moeten niet worden vermeld):

(1) Wanneer de oorsprongsverklaring wordt opgesteld door een toegelaten exporteur, moet het vergunningsnummer van deze exporteur hier worden vermeld. Wanneer de oorsprongsverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.

(2) Aanduiding van de oorsprong van de producten. Wanneer de oorsprongsverklaring geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla, moet de exporteur deze duidelijk aangeven met de letters ‘CM’ op het document waarop de verklaring wordt opgemaakt.

(3) Deze gegevens kunnen worden weggelaten indien ze in het document zelf al voorkomen.

(4) Indien de exporteur niet behoeft te ondertekenen, behoeft diens naam ook niet te worden vermeld.

(5) Bijvoorbeeld: invoerdocumenten, certificaten inzake goederenverkeer, facturen, verklaringen van de fabrikant enz., ter zake van de be- of verwerkte producten of de in ongewijzigde staat wederuitgevoerde goederen.

(6) Wanneer de factuur, leveringsbon of een ander handelsdocument waaraan de verklaring is gehecht, op verschillende soorten goederen betrekking heeft of op goederen waarin niet in dezelfde mate niet-oorsprongsmaterialen zijn verwerkt, moet de leverancier dit duidelijk aangeven.

De tekst van de verklaring over de oorsprong kan op de factuur, de leveringsbon of een ander handelsdocument worden getypt, gestempeld of gedrukt. Wanneer de oorsprongsverklaring wordt geschreven met de hand, moet dit met inkt en in drukletters worden gedaan.

De oorsprongsverklaring mag eveneens op de achterkant van de gebruikte factuur of het gebruikte handelsdocument worden geplaatst. Ze mag ook op een aparte pagina worden geplaatst, voor zover deze pagina overduidelijk deel uitmaakt van het gebruikte document.

1.3 WAT BETEKENT "ANDER HANDELSDOCUMENT"?

§ 71. Er bestaat geen wettelijke definitie van wat precies een "handelsdocument" is, maar het kan algemeen worden beschouwd als een geschreven document dat betrekking heeft op een handelstransactie.

Hiertoe behoren dus, naast de factuur zelf, verschillende soorten documenten zoals een pro-forma factuur, een vervoersdocument (paklijst, leveringsbon), enz.

De enige wettelijke vereiste is dat deze factuur of dit handelsdocument een voldoende gedetailleerde beschrijving van de producten van oorsprong bevat, zodat ze kunnen worden geïdentificeerd. Daarbij moeten andere producten, die mogelijk op dezelfde factuur of hetzelfde handelsdocument worden vermeld, duidelijk onderscheiden worden van de producten van oorsprong.

1.4. ONDERTEKENING VAN DE OORSPRONGSVERKLARING

§ 72. Hoewel oorsprongsverklaringen in principe met de hand moeten worden ondertekend door de exporteur, is een toegelaten exporteur niet verplicht te ondertekenen, op voorwaarde dat hij de douaneautoriteiten van de Partij van uitvoer een schriftelijke verklaring bezorgt waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle oorsprongsverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze met de hand had ondertekend.

Bovendien mag de oorsprongsverklaring op de kopie van een factuur of van een ander handelsdocument worden geplaatst, op voorwaarde dat ze met de hand wordt ondertekend. Zoals hiervoor werd vermeld, kunnen toegelaten exporteurs hiervan worden vrijgesteld.

1.5. VERMELDING DIE IN DE OORSPRONGSVERKLARING MOET WORDEN OPGENOMEN

§ 73. Om voor de overgangsregeling in aanmerking te kunnen komen, moet de oorsprongsverklaring de volgende vermelding bevatten: ’in overeenstemming met de overgangsregels van oorsprong’. Wanneer deze vermelding ontbreekt, wordt ervan uitgegaan dat de oorsprong is verkregen volgens de regels van de huidige PEM-conventie.

2. HET CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER EUR.1

2.1. VERMELDING DIE IN HET CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER EUR.1 MOET WORDEN OPGENOMEN

§ 74. Om van de overgangsregels gebruik te kunnen maken, moet bij de afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 in vak 7 van dit certificaat in het Engels de vermelding ‘TRANSITIONAL RULES’ worden aangebracht. Wanneer deze vermelding ontbreekt, wordt ervan uitgegaan dat de oorsprong is verkregen volgens de regels van de huidige PEM-conventie.

2.2. AFGIFTE ACHTERAF (A POSTERIORI) VAN DE CERTIFICATEN INZAKE GOEDERENVERKEER EUR.1

§ 75. Hoewel het EUR.1-certificaat door de douaneautoriteiten moet worden afgegeven en ter beschikking moet worden gehouden van de exporteur zodra de werkelijke uitvoer heeft plaatsgevonden of zeker is gesteld, kan een exporteur uitzonderlijk achteraf een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 vragen.

Zo kunnen de douaneautoriteiten in het kader van de overgangsregels achteraf binnen een termijn van twee jaar na de datum van uitvoer een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgeven.

De in artikel 21 van Aanhangsel A bedoelde gevallen waarin het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 na invoer door de douaneautoriteiten kan worden afgegeven, zijn de volgende:

a) ‘indien dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is afgegeven;

b) indien ten genoegen van de douaneautoriteiten is aangetoond dat een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is afgegeven, maar dat dit bij de invoer om technische redenen niet is aanvaard;

c) indien de eindbestemming van de betrokken producten niet bekend was op het tijdstip van uitvoer en pas werd bepaald tijdens het vervoer of de opslag en na een mogelijke splitsing van een zending, overeenkomstig artikel 14, lid 3;

d) indien een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR.MED is afgegeven overeenkomstig de regels van de PEM-conventie voor producten die volgens deze regels ook van oorsprong zijn, neemt de exporteur alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden voor toepassing van cumulatie is voldaan en moet hij alle relevante documenten waaruit blijkt dat het product volgens deze regels van oorsprong is, aan de douaneautoriteiten kunnen voorleggen; of

e) een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is afgegeven op basis van toepassing van artikel 8, lid 4 en bij invoer in een andere overeenkomstsluitende Partij moet artikel 8, lid 3 worden toegepast. '

Volgens punt d) kan een marktdeelnemer op grond van de overgangsregels achteraf een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 laten viseren, zelfs wanneer aanvankelijk op basis van de huidige regels van de PEM-conventie een bewijs van oorsprong werd afgegeven. Het betrokken product moet zowel aan de regels van de huidige PEM-conventie als aan de overgangsregels voldoen.

De exporteur moet in zijn aanvraag de plaats en de datum vermelden van de uitvoer van de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, net als de redenen van zijn aanvraag.

De bevoegde autoriteiten kunnen slechts retroactief een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgeven na te hebben gecontroleerd of de informatie in de aanvraag van de exporteur overeenstemt met de informatie in het overeenkomstige dossier. Dit moet gebeuren binnen een termijn van twee jaar vanaf de datum van uitvoer.

Op de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 die achteraf worden afgegeven, moet in vak 7 ‘ISSUED RETROSPECTIVELY’ worden vermeld.

3. GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN VOOR OORSPRONGSVERKLARINGEN EN CERTIFICATEN INZAKE GOEDERENVERKEER EUR.1

3.1. GELDIGHEID VAN OORSPRONGSBEWIJZEN

§ 76. De geldigheidsperiode van het oorsprongsbewijs is 10 maanden vanaf de datum van afgifte of opstellen.

3.2. BEWARING VAN HET BEWIJS VAN OORSPRONG EN DE BEWIJSSTUKKEN

§ 77. De exporteur die een oorsprongsverklaring heeft opgesteld of een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 heeft aangevraagd, moet gedurende een periode van ten minste drie jaar na de datum van afgifte of opstelling van de oorsprongsverklaring een papieren of elektronische kopie van deze bewijzen bewaren, net als alle documenten waaruit blijkt dat de producten van oorsprong zijn.

De leverancier die een leveranciersverklaring opstelt, moet gedurende ten minste drie jaar het volgende bewaren:

  • een kopie van deze verklaring en van alle facturen, leveringsbonnen of andere handelsdocumenten waaraan deze verklaring werd gehecht;
  • alle andere documenten die betrekking hebben op de leveranciersverklaring.

De leverancier die een langlopende verklaring opstelt, moet gedurende ten minste drie jaar het volgende bewaren:

  • een kopie van deze verklaring en van alle facturen, leveringsbonnen of andere handelsdocumenten betreffende de goederen waarop zijn aan de betrokken klant gezonden verklaring betrekking heeft;
  • alle andere documenten die betrekking hebben op de leveranciersverklaring.

Deze periode vangt aan op de dag waarop de langlopende leveranciersverklaring vervalt.

§ 78. De verantwoordingsstukken ter staving van de oorsprong zijn in § 43 van deze circulaire opgesomd.

§ 79. Onverminderd de bepalingen inzake zelfarchivering die op de marktdeelnemers van toepassing zijn, moeten de douaneautoriteiten van de Partij van uitvoer die certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 afgeven, het aanvraagformulier gedurende ten minste drie jaar bewaren.

Eveneens onverminderd de bepalingen inzake zelfarchivering die op de marktdeelnemers van toepassing zijn, moeten de douaneautoriteiten van de Partij van invoer de oorsprongsverklaringen en de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 die bij hen werden ingediend, gedurende ten minste drie jaar bewaren.

§ 80. Een leveranciersverklaring die in een Partij werd opgesteld om de be- of verwerking van gebruikte materialen in voornoemde overeenkomstsluitende Partij te bewijzen, wordt beschouwd als een document dat moet staven dat de producten die door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of een oorsprongsverklaring zijn gedekt, als producten van oorsprong uit voornoemde Partij kunnen worden beschouwd en aan de andere eisen van de PEM-overgangsregels voldoen.

3.3. VERVANGING VAN DE OORSPRONGSBEWIJZEN BINNEN DE EU

§ 81. Oorsprongsbewijzen kunnen in het kader van wederverzending geheel of gedeeltelijk binnen de EU worden vervangen door andere oorsprongsbewijzen. Dit is een interne regel van de EU, waarvan de wettelijke grondslag artikel 69 DWU IA is. Dit artikel vermeldt de regel voor de vervanging van oorsprongsbewijzen in geval van nazending binnen de EU van goederen die in het kader van de overgangsregels zijn ingevoerd.

Wanneer producten van oorsprong waarop een bewijs van preferentiële oorsprong betrekking heeft dat eerder is afgegeven of opgesteld voor de toepassing van een preferentiële tariefmaatregel nog niet voor het vrije verkeer zijn vrijgegeven en onder toezicht van een douanekantoor in de Unie zijn geplaatst, kan de oorspronkelijke oorsprongsverklaring door een of meer vervangende bewijzen van oorsprong worden vervangen om alle of een deel van die producten naar een andere plaats in de Europese Unie te zenden.

Het vervangdocument moet worden opgesteld in dezelfde vorm als het oorspronkelijke oorsprongsdocument.

Wie dat vervangende oorsprongsdocument opstelt, hangt af van de totale waarde van de producten van oorsprong in de oorspronkelijke zending. Zo kan een vervangingsdocument worden opgesteld door:

een geregistreerd of toegelaten exporteur in de EU, die de goederen doorzendt, ongeacht de waarde van de producten van oorsprong die deel uitmaken van de oorspronkelijke zending;

een wederverzender (zonder enige vergunnings- of registratievereiste) van goederen in de EU wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong in de op te splitsen oorspronkelijke zending niet hoger is dan 6.000 euro;

een wederverzender (zonder enige vergunnings- of registratievereiste) van goederen in de EU wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong in de op te splitsen oorspronkelijke zending hoger is dan 6.000 euro en deze wederverzender aan het vervangende oorsprongsdocument een kopie toevoegt van het oorspronkelijke oorsprongsdocument.

Wanneer vervanging van het oorspronkelijke oorsprongsdocument niet mogelijk is (handelsgeheim), mag het vervangende oorsprongsdocument door het douanekantoor dat toezicht houdt op de goederen worden afgegeven in de vorm van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

3.4. BEPALINGEN BETREFFENDE CUMULATIE

§ 82. Het Aanhangsel A voorziet volgende vormen van cumulatie:

Bilaterale cumulatie tussen twee Partijen:

Zoals de naam al aangeeft, is deze vorm van cumulatie enkel van toepassing op van oorsprong zijnde materialen uit twee Partijen. Een product van oorsprong uit één van de Partijen wordt beschouwd als van oorsprong uit de andere Partij wanneer het een be- of verwerking heeft ondergaan die meer inhoudt dan de ontoereikende be- of verwerkingen. De ontoereikende be- of verwerkingen zijn terug te vinden in § 7 van deze circulaire (artikel 6 van Aanhangsel A).

Volledige cumulatie:

Volledige cumulatie houdt niet enkel rekening met niet van oorsprong zijnde materialen, maar ook met de be- of verwerkingen van deze niet van oorsprong zijnde materialen of de toegevoegde waarde in de Partijen. In tegenstelling tot andere vormen van cumulatie is het niet nodig dat de goederen reeds van oorsprong zijn uit een Partij alvorens ze naar de andere Partij worden uitgevoerd voor verdere be- of verwerking. Volledige cumulatie is evenwel niet van toepassing wanneer de uitgevoerde be-of verwerkingen niet meer inhouden dan deze opgenomen in § 7 van deze circulaire (artikel 6 van Aanhangsel A).

Teneinde te kunnen aantonen welke be- of verwerking al heeft plaatsgevonden in de Partij van uitvoer in het kader van de volledige cumulatie, moet er gebruik worden gemaakt van een leveranciersverklaring voor de niet van oorsprong zijnde materialen die zijn be- of verwerkt (zie bijlage IV bij deze circulaire voor het model van de leveranciersverklaring dat voor informatieverstrekking tussen beide Partijen kan worden gebruikt). Deze leveranciersverklaring kan worden opgemaakt per zending of voor meerdere zendingen van hetzelfde geleverde materiaal binnen een periode van één jaar. Naast de leveranciersverklaring kan ook worden gebruikgemaakt van een gelijkwaardig document met dezelfde informatie, waarin de niet van oorsprong zijnde materialen voldoende duidelijk zijn omschreven om deze te kunnen identificeren.

Diagonale cumulatie:

Diagonale cumulatie wordt toegepast tussen meer dan twee Partijen die dezelfde preferentiële oorsprongsregels toepassen die deze vorm van cumulatie toestaan. Zowel bij de regels van de PEM-conventie als bij de herziene PEM-regels moeten er voorafgaande kennisgevingen worden gedaan alvorens de diagonale cumulatie kan worden toegepast.

Producten van oorsprong uit een deelnemende Partij uit de PEM-zone die geen be- of verwerking ondergaan in de Partij van uitvoer¨, behouden hun initiële oorsprong indien ze worden uitgevoerd naar een andere deelnemende Partij binnen de PEM-zone.

Het bewijs van oorsprong (certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of oorsprongsverklaring) moet de volgende bijkomende verklaring bevatten in het Engels: “CUMULATION APPLIED WITH” (naam van de Partij of Partijen in het Engels).

Op het EUR.1-certificaat moet deze verklaring worden vermeld in vak 7. Op het document waarop de oorsprongsverklaring wordt vermeld, kan deze vermelding naast of onder de oorsprongstekst worden geplaatst.

De herziene PEM-regels voorzien in de mogelijkheid dat deelnemende Partijen bilateraal kunnen overeenkomen om af te zien van de vermelding van bovenstaande bijkomende verklaring. Dit moet echter vooraf worden gecommuniceerd aan de Commissie. Indien Partijen ervoor kiezen om van de cumulatievermelding af te zien, dan wordt dit aangegeven door middel van een voetnoot bij artikel 8, lid 4 van Aanhangsel A.

Indien de in de Partij van uitvoer verrichte be- of verwerkingen niet meer inhouden dan de ontoereikende be- of verwerkingen uit artikel 6, wordt het product dat is verkregen uit materialen van oorsprong uit een andere deelnemende Partij uit de PEM-zone, alleen als van oorsprong uit de Partij van uitvoer beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een andere deelnemende Partij uit de PEM-zone. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit de deelnemende Partij die de hoogste waarde vertegenwoordigt van de oorsprongsmaterialen die werden gebruikt bij de vervaardiging van het eindproduct in de Partij van uitvoer.

3.4.1. MATRIX

§ 83. Naar aanleiding van de invoering van de overgangsregels werd een nieuwe cumulatiezone gecreëerd. Om de cumulatiemogelijkheden te kennen, wordt een tabel (de zogenaamde ‘matrix’) gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze tabel toont momenteel:.

de mogelijkheden aangaande diagonale cumulatie tussen de deelnemende Partijen aan de herziene PEM-oorsprongsregels;

de Partijen passen die de diagonale volledige cumulatie voor textielproducten toepassen (ingevolge artikel 7, lid 3 van Aanhangsel A) ;

De nieuwe cumulatiezone zal geleidelijk worden uitgebreid wanneer partnerlanden de overgangsregels toepassen én de nodige overeenkomsten sluiten met elkaar De matrix wordt dan ook regelmatig bijgewerkt; de meest recente versie kan steeds worden geraadpleegd via ons overzicht van preferentiële overeenkomsten en douane-unies op de website van FOD Financiën.

Zoals eerder vermeld, zijn de PEM-conventie en de herziene PEM-oorsprongsregels afzonderlijke oorsprongsregels. Er is dus op dit moment nog geen ‘kruiscumulatie’ mogelijk tussen beide stelsels, waardoor er per matrix zal moeten worden bekeken wat de cumulatiemogelijkheden zijn. Deze nieuwe matrix heeft m.a.w. enkel betrekking op de cumulatiemogelijkheden tussen de landen die de overgangsregels toepassen. Er is geen invloed op de matrix van de PEM-conventie.

4. DE CODES VAN DE DOUANEAANGIFTE

§ 84. Wanneer men bij invoer gebruik wenst te maken van de tariefbehandeling, moeten op de douaneaangifte de volgende vakken worden ingevuld:

Vak 34: ISO-landcode van de betrokken Partij;

Vak 36: Preferentiecode ‘300’;

Het oorsprongsbewijs moet worden aangegeven in vak 44 ‘Documenten’ met gebruikmaking van een van de volgende codes:

U075: Certificaat inzake goederenverkeer EUR. 1 (op voorwaarde dat in vak 7 de opmerking ‘Transitional Rules’ wordt ingevoegd) in het kader van de PEM-overgangsregels van oorsprong; of

U076: Oorsprongsverklaring (mits de vermelding ‘origin according to the transitional rules’) in het kader van de PEM-overgangsregels van oorsprong. Zonder waardebeperking.

§ 85. De codes voor de oorsprongsbewijzenkunnen ook worden gebruikt op de uitvoeraangifte bij export. Dit is evenwel niet verplicht

Deel V: Vergunning van toegelaten exporteur

§ 86. In het kader van internationale vrijhandelsovereenkomsten tussen de EU en de desbetreffende partnerlanden, moet de exporteur van de Partij van uitvoer aan de importeur in de Partij van invoer een oorsprongsbewijs leveren om een vermindering of vrijstelling van invoerrechten te bekomen. De producten moeten uiteraard voldoen aan de oorsprongsregels die zijn bepaald tussen de EU en het partnerland in kwestie.

In de oude oorsprongsprotocollen bestaat de gebruikelijke procedure uit het overleggen van een papieren certificaat inzake goederenverkeer, waarvan het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 het meest gekende is. Met dit certificaat inzake goederenverkeer wordt de preferentiële oorsprong van de goederen bevestigd.

De afgifte van deze certificaten verloopt steeds via de douaneautoriteiten. Mettertijd werd een vereenvoudigde procedure voor het afgeven van oorsprongsbewijzen voorzien en dit door middel van een vergunning van ‘toegelaten exporteur’. Via deze vergunning worden exporteurs gemachtigd om, ter vervanging van de papieren certificaten, zelf oorsprongsverklaringen aan te brengen op hun handelsdocumenten. Een oorsprongsverklaring heeft dezelfde waarde als een certificaat inzake goederenverkeer, maar heeft als voordeel dat ze sneller kan worden afgegeven en verstuurd aangezien het niet meer via de bevoegde douaneautoriteit moet worden aangevraagd.

Een EU-exporteur moet voor zendingen met een waarde van meer dan 6.000 euro beschikken over een vergunning ‘toegelaten exporteur’. Wanneer de waarde van de zendingen niet meer dan 6.000 euro bedraagt, is deze vergunning niet nodig.

De vergunning ‘toegelaten exporteur’ kan, via de dienst Operationele Expertise – Douane 1 (Oorsprong) van de centrale component van de Administratie Operaties, aan de hand van een formulier worden aangevraagd. Het aanvraagformulier en de contactgegevens zijn terug te vinden op de website van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen: https://financien.belgium.be/nl/douane_accijnzen/ondernemingen/douane/oorsprong/toegelaten-exporteur.

Na aanvaarding van de aanvraag, zal het aanvraagformulier worden doorgestuurd naar de bevoegde controledienst van de regio waar de aanvrager zich bevindt. Deze controledienst zal samen met de aanvrager nagaan of aan de voorwaarden voor het bekomen van deze douanevergunning wordt voldaan.

Exporteurs die bijvoorbeeld in het kader van de huidige PEM-conventie reeds over een vergunning van toegelaten exporteur beschikken, moeten geen uitbreiding vragen van hun vergunning.

Zoals vermeld, kunnen exporteurs die in het kader van de huidige PEM-conventie momenteel over een vergunning van toegelaten exporteur beschikken, deze vergunning immers blijven gebruiken zonder verdere wijzigingen. Enkel wanneer de overgangsregels een voordeel bieden ten opzichte van de huidige regels en ze deze alternatieve regels effectief toepassen, is het opportuun om de dienst die is bevoegd voor het afleveren van vergunningen voor een eventuele aanpassing te contacteren.

Deel VI. Controle van de oorsprong

1. SAMENWERKING TUSSEN BEVOEGDE AUTORITEITEN

§ 87. Met het oog op een correcte toepassing van de regels van het Aanhangsel, werken de Partijen via hun douaneautoriteiten samen en verlenen ze elkaar bijstand bij de controle van de echtheid van oorsprongsverklaringen, certificaten EUR.1, leveranciersverklaringen en van de juistheid van de in deze documenten verstrekte inlichtingen.

Via de Europese Commissie wisselen de douaneautoriteiten van de Partijen (wederzijds) afdrukken uit van de stempels die worden gebruikt voor de afgifte van certificaten EUR.1, modellen van nummers van toegelaten exporteurs net als de adressen van de douaneautoriteiten die zijn belast met de controle van deze certificaten en oorsprongsverklaringen.

2. CONTROLE VAN DE BEWIJZEN VAN OORSPRONG

§ 88. De controle wordt opgestart door risicobeoordelingsmethoden naar aanleiding van een aanvraag door de importeur voor een preferentiële behandeling. Deze controle kan worden verricht vóór of na het in het vrije verkeer brengen van de goederen en kan deze leiden tot een weigering van de preferentiële tariefbehandeling en tot het ontstaan van een douaneschuld.

De bepalingen inzake de controle (zie § 48 van deze circulaire) bepalen welke maatregelen de douaneautoriteit van invoer in het kader van dit proces kan nemen om er zich van te vergewissen dat de aanvraag voor een preferentiële behandeling correct is.

3. WEIGERING VAN DE PREFERENTIËLE TARIEFBEHANDELING

§ 89. De Partij van invoer kan de preferentiële tariefbehandeling van de goederen weigeren wanneer ze verneemt dat de invoerder niet voldoet aan een van de vereisten van de PEM-overgangsregels.

In geval van gegronde twijfel over de echtheid van de documenten, de oorsprongsstatus van de producten of de naleving van andere voorwaarden, kan de douaneautoriteit van de Partij van invoer verduidelijkingen vragen aan de douaneautoriteiten van de Partij van uitvoer, die haar de nodige informatie zullen moeten verstrekken. In afwachting van de resultaten worden de betrokken producten vrijgegeven en toegelaten in de Partij van invoer, zij het onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen zoals het stellen van een waarborg.

Nadat de douaneautoriteit van de Partij van invoer de door de autoriteiten van de Partij van uitvoer verstrekte informatie heeft onderzocht, neemt ze de gepaste maatregelen.
Behalve in uitzonderlijke omstandigheden, zal de douaneautoriteit die de controle heeft aangevraagd de preferentiële behandeling weigeren wanneer de verstrekte informatie niet afdoend is.

De douaneautoriteit kan de preferentiële behandeling eveneens weigeren in geval van gegronde twijfel en indien ze na het verstrijken van een termijn van 10 maanden nadat de controle werd gevraagd, geen antwoord heeft gekregen.

4. VERSCHILLEN EN VORMFOUTEN

§ 90. Zoals vermeld in § 41 van deze circulaire zullen geringe verschillen tussen de gegevens op een oorsprongsattest en de gegevens op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, het oorsprongsattest niet automatisch nietig maken, indien duidelijk blijkt dat dit document wel degelijk overeenstemt met de voorgelegde producten.

Kennelijke vormfouten, zoals typfouten in een oorsprongsattest, mogen niet leiden tot de weigering van het document indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de verklaringen in dit document.

Een oorsprongsattest wordt niet automatisch geweigerd enkel omdat de factuur in een derde land werd opgesteld.

Deel VII: Leveranciersverklaring

§ 91. Wanneer een exporteur (van de EU) een oorsprongsverklaring of een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 opstelt, moet hij in het bezit zijn van de gegevens waaruit blijkt dat het uit te voeren product van oorsprong is overeenkomstig de oorsprongsregels. Deze informatie kan door middel van een leveranciersverklaring worden verstrekt.

De leveranciersverklaring is een document waarmee de leverancier zijn klant informatie verstrekt over de oorsprongsstatus van de betrokken goederen of materialen.

De leverancier is degene die de controle heeft over en de kennis heeft van de oorsprong van de geleverde goederen. De klant heeft deze informatie nodig om de preferentiële oorsprong van de goederen die hij uitvoert, te bepalen en met het oog op de preferentiële tariefbehandeling een bewijs van oorsprong op te stellen.

Een leveranciersverklaring mag daarentegen nooit worden gebruikt als bewijs om een preferentiële tariefbehandeling bij invoer aan te vragen.

1. SOORTEN LEVERANCIERSVERKLARINGEN

§ 92. Er bestaan verschillende soorten leveranciersverklaringen, afhankelijk van het feit of de geleverde producten al dan niet van preferentiële oorsprong zijn en of de verklaring betrekking heeft op één zending of op meerdere zendingen in een bepaalde periode.

1.1. DE EENMALIGE LEVERANCIERSVERKLARING

De leverancier verstrekt voor iedere zending goederen een afzonderlijke verklaring. Hij voegt deze verklaring toe aan de handelsfactuur voor de zending, een leveringsbon of enig ander handelsdocument waarin de betrokken goederen voldoende nauwkeurig zijn omschreven om een identificatie ervan mogelijk te maken.

1.2. DE LANGLOPENDE LEVERANCIERSVERKLARING

Deze verklaring wordt afgegeven voor een bepaalde periode van ten hoogste twee jaar, te rekenen vanaf de datum van aanvang van de periode van de leveringen waarop ze betrekking heeft. Deze langlopende verklaring kan worden gebruikt wanneer een leverancier aan een bepaalde koper (al dan niet van een andere lidstaat) regelmatig goederen levert waarvan de (preferentiële) oorsprong ongewijzigd blijft. De leveranciersverklaring is geldig voor alle daarin vermelde goederen die in de welbepaalde periode zijn geleverd. Voor het opstellen van een dergelijke verklaring is het noodzakelijk dat de oorsprongsstatus van de goederen gedurende de volledige geldigheidsduur wordt gewaarborgd. Wanneer de informatie die wordt verstrekt in zijn langlopende verklaring niet meer van toepassing is, moet de leverancier de klant daar onmiddellijk van op de hoogte brengen.

De langlopende leveranciersverklaring moet de volgende drie data bevatten:

de datum waarop de verklaring is opgesteld (datum van afgifte);

de begindatum van de periode, die niet meer dan 12 maanden vóór of 6 maanden na de datum van afgifte mag liggen;

de einddatum van de periode, die niet meer dan 24 maanden na de begindatum mag liggen.

Het model van de langlopende leveranciersverklaring is opgenomen in bijlage III bij deze circulaire.

1.3. DE LANGLOPENDE LEVERANCIERSVERKLARING MET TERUGWERKENDE KRACHT

Een langlopende leveranciersverklaring kan met terugwerkende kracht worden opgesteld voor goederen die vóór het opstellen van de verklaring zijn geleverd. In dat geval kan de langlopende leveranciersverklaring worden opgesteld voor een geldigheidsduur die ten vroegste één jaar vóór de datum waarop de verklaring werd opgesteld, aanvangt.

1.4. DE LEVERANCIERSVERKLARING VOOR PRODUCTEN DIE NIET VAN PREFERENTIËLE OORSPRONG ZIJN

Dit soort leveranciersverklaring bevat informatie over de gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen of over de verrichte be- of verwerkingen. Deze informatie is van belang wanneer de geleverde goederen in de Europese Unie een be- of verwerking hebben ondergaan maar geen preferentiële oorsprong verkregen, wanneer deze goederen door de bestemmeling een nieuwe be- of verwerking ondergaan en wanneer de producten, door het geheel van de be- of verwerkingen die de verschillende operatoren in de Europese Unie hebben verricht, de preferentiële oorsprong verkrijgen. Een leveranciersverklaring voor producten die geen preferentiële oorsprongsstatus hebben, houdt voor de bestemmeling dus geen bevestiging in van een bestaande preferentiële oorsprong van de goederen.

1.5. DE LANGLOPENDE LEVERANCIERSVERKLARING VOOR PRODUCTEN DIE NIET VAN PREFERENTIËLE OORSPRONG ZIJN

Dit soort verklaring heeft betrekking op regelmatige leveringen van producten die niet van preferentiële oorsprong zijn.

2. OPSTELLEN VAN EEN LEVERANCIERSVERKLARING

§ 93. De eenmalige leveranciersverklaring moet worden opgesteld in de vorm die is omschreven in bijlage IV bij deze circulaire op een papier dat wordt gehecht aan een handelsfactuur, leveringsbon of op een ander handelsdocument waarop de goederen duidelijk zijn omschreven.

De langlopende leveranciersverklaring moet worden opgesteld in de vorm die is omschreven in bijlage V bij deze circulaire. De goederen moeten daarin voldoende nauwkeurig zijn omschreven om ze te kunnen identificeren. Het is ook mogelijk de goederen op te sommen in een bijlage die aan de langlopende leveranciersverklaring word gehecht.

De leverancier doet de afnemer deze verklaring toekomen voordat de eerste Partij goederen waarop zij betrekking heeft, wordt verzonden of tegelijk met deze eerste zending. Indien de langlopende leveranciersverklaring niet langer van toepassing is op de geleverde goederen, stelt de leverancier zijn afnemer hiervan onmiddellijk in kennis.

3. DE LEVERANCIERSVERKLARING IN HET KADER VAN DE OVERGANGSREGELS

§ 94. Aangezien de overgangsregels naast de regels van de huidige PEM-conventie bestaan, worden de marktdeelnemers die op verzoek van de exporteur een leveranciersverklaring afgeven, verzocht in de verklaring aan te geven aan welke regels hun producten zijn onderworpen (één van beide of allebei).

Zoals vermeld in § 66 wordt ervan uitgegaan dat de regels van de huidige PEM-conventie worden gebruikt indien er niet wordt gespecifieerd welke regels van toepassing zijn.

4. HET INLICHTINGENBLAD INF 4

§ 95. In geval van controle van de leveranciersverklaring binnen de EU, zullen het inlichtingenblad INF 4 worden gebruikt net als de procedure opgenomen in de bepalingen van artikel 64 tot 66 DWU IA. Zo kunnen de douaneautoriteiten de exporteur of handelaar verzoeken de leverancier om een inlichtingenblad INF 4 te vragen.

Het inlichtingenblad INF 4 is een document dat wordt gebruikt ter bevestiging van de echtheid en juistheid van de leveranciersverklaring. Het wordt afgeleverd door de douaneautoriteiten van de lidstaat waarin de leveranciersverklaring werd opgesteld. Het inlichtingenblad INF 4 is terug te vinden in bijlage VI bij deze circulaire.

Er zijn twee mogelijkheden om de bijkomende informatie te verkrijgen:

1) Verzoek van de exporteur aan de leverancier

§ 96. De exporteur verzoekt de leverancier bij zijn douaneautoriteit een inlichtingenblad INF 4 op te vragen, waarbij de exporteur aan de leverancier vermeldt dat dit verzoek verband houdt met een controle door een PEM-overeenkomstsluitende Partij. Bij het invullen van het inlichtingenblad INF 4 moet de douaneautoriteit van de leverancier alle inlichtingen bezorgen in de vorm van een schriftelijk verslag. De leverancier ontvangt dit verslag en bezorgt het vervolgens aan zijn exporteur.

De douaneautoriteit van de exporteur moet de exporteur ervan op de hoogte brengen dat, wanneer hij ervoor kiest contact op te nemen met zijn leverancier om een inlichtingenblad INF 4 te verkrijgen, het verslag gedetailleerde informatie zal bevatten die door de leverancier als vertrouwelijk zou kunnen worden beschouwd. Het is mogelijk dat de leverancier hierdoor niet bereid is om deze normale procedure te volgen. In dat geval moet de exporteur zijn douaneautoriteit op de hoogte brengen van de weigering van de leverancier, zodat deze de douaneautoriteit van de leverancier rechtstreeks contacteert om het inlichtingenblad INF 4 in te vullen.

Wanneer de leverancier die het inlichtingenblad INF 4 en het verslag heeft ontvangen de gegevens echter als gevoelig beschouwt, kan hij ervoor kiezen enkel een inlichtingenblad INF 4 af te geven waarop wordt vermeld dat het verslag niet aan de exporteur mag worden bezorgd. In dit geval:

de exporteur verzoekt zijn douaneautoriteit om contact op te nemen met de douaneautoriteit van de leverancier om het begeleidende verslag te versturen;

de leverancier verzoekt zijn douaneautoriteit om het begeleidende verslag rechtstreeks aan de douaneautoriteit van de exporteur te bezorgen.

2) Verzoek van een douaneautoriteit aan een andere douaneautoriteit

§ 97. De douaneautoriteit van de lidstaat die het controleverzoek ontvangt, kan rechtstreeks bij de douaneautoriteit van de lidstaat waar de leveranciersverklaring werd opgesteld, een INF 4 vragen.

De douaneautoriteit van de leverancier stuurt het ingevulde inlichtingenblad INF 4 samen met het begeleidende verslag rechtstreeks naar de douaneautoriteit die het verzoek heeft ingediend.

De conclusie van de controle van de leveranciersverklaring en de reden waarom de producten al dan niet van oorsprong worden beschouwd, worden meegedeeld aan de leverancier die de leveranciersverklaring heeft afgegeven vooraleer de douaneautoriteit het inlichtingenblad INF 4 officieel bevestigt en het verslag afrondt.

Deel VIII: bindende oorsprongsinlichtingen (BOI)

1. DE BESCHIKKINGEN INZAKE BINDENDE OORSPRONGSINLICHTINGEN (BOI)

§ 98. Een bindende oorsprongsinlichting (BOI) is het schriftelijke, bindende antwoord van de douaneautoriteit aan een marktdeelnemer die een vraag stelt over de oorsprong van een product. Het verzoek omvat een gedetailleerde beschrijving van de aard van het product, de samenstelling ervan maar ook - afhankelijk van de van toepassing zijnde oorsprongsregel - de waardeverhoudingen tussen de verschillende gebruikte materialen, de goederencodes van de gebruikte materialen, enz.

Op basis van de nieuwe oorsprongsregels bepaald in de Overeenkomst, kunnen de houders van een geldig EORI-nummer in de EU sinds 1 januari 2021 een BOI aanvragen bij de douaneautoriteiten van een EU-lidstaat.

§ 99. Artikel 33 van het DWU heeft betrekking op beschikkingen inzake bindende inlichtingen waarvan verzoeken met betrekking tot oorsprong deel uitmaken.

De BOI mag worden aangevraagd als er twijfel bestaat over de bepaling van de preferentiële oorsprong en biedt rechtszekerheid. In de BOI wordt aangegeven of de goederen al dan niet als product van oorsprong kunnen worden beschouwd.

Deze voorafgaande beschikkingen zijn afkomstig van de bevoegde douaneautoriteiten en zijn bindend voor het bepalen van de oorsprong van de goederen:

jegens de houder van de beschikking ten aanzien van goederen waarvoor de douaneformaliteiten worden vervuld na de datum waarop de beschikking van kracht wordt;

jegens de houder van de beschikking en jegens de douaneautoriteiten, met ingang van de datum waarop hem mededeling van de beschikking wordt gedaan of wordt geacht te zijn gedaan.

De BOI is geldig voor een periode van drie jaar vanaf de datum waarop de beschikking van kracht wordt.

De houder van een BOI moet kunnen aantonen dat de goederen en de omstandigheden die voor het verkrijgen van de oorsprong bepalend zijn, in elk opzicht overeenstemmen met de in de beschikking omschreven goederen en omstandigheden.

Overeenkomstig artikel 33 van de DWU kunnen zowel exporteurs uit de PEM-partnerlanden als importeurs uit de EU een verzoek indienen.

In België kunnen BOI-verzoeken per e-mail worden ingediend op het volgende e-mailadres: da.ops.douane1@minfin.fed.be.

Deel IX: Andere bepalingen

1. CEUTA EN MELILLA

§ 100. De situatie van Ceuta en Melilla wordt geregeld in artikel 41 van Aanhangsel A. In dit artikel wordt gepreciseerd dat deze grondgebieden niet onder de term ‘Europese Unie’ vallen.

Wel werd bepaald dat de producten van oorsprong uit een PEM-partnerland die worden ingevoerd in Ceuta of Melilla, dezelfde preferentiële tariefbehandeling krijgen als de producten die in de rest van de EU worden ingevoerd.

Producten die afkomstig zijn uit Ceuta of Melilla en die worden ingevoerd in een PEM-partnerland, zullen eveneens de preferentiële tariefbehandeling krijgen.

Hierdoor zijn de oorsprongsregels en oorsprongsprocedures die in deze circulaire werden uiteengezet, ook van toepassing op de uitvoer van een PEM-partnerland naar Ceuta en Melilla en op de uitvoer van Ceuta en Melilla naar een PEM-partnerland, onder voorbehoud van de bijzondere voorwaarden bepaald in bijlage V bij het Aanhangsel.

De bijzondere voorwaarden van bijlage V luiden als volgt:

‘1. Mits zij voldoen aan de niet-wijzigingsregel van artikel 14 van dit Aanhangsel, worden beschouwd als:

1) producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla:

i) volledig in Ceuta en Melilla verkregen producten; of

b) in Ceuta en Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen producten zijn gebruikt, op voorwaarde dat:

i) deze producten een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 4 van dit Aanhangsel; of

ii) deze producten van oorsprong zijn uit Jordanië of de Europese Unie, mits zij een be- of verwerking hebben ondergaan die meer inhoudt dan de in artikel 6 van dit Aanhangsel genoemde behandelingen;

2) producten van oorsprong uit Jordanië:

a) geheel en al in Jordanië verkregen producten;

b) in Jordanië verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan geheel en al in Jordanië verkregen producten zijn gebruikt, op voorwaarde dat:

i) deze producten een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 4 van dit Aanhangsel; of

ii) deze producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of de Europese Unie, en zij een be- of verwerking hebben ondergaan die meer inhoudt dan de in artikel 6 van dit Aanhangsel genoemde behandelingen.

2. Ceuta en Melilla worden als één grondgebied beschouwd.

3. De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt in vak 2 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op de oorsprongsverklaring de naam van de Partij van uitvoer en ‘Ceuta en Melilla’. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt de oorsprong ook vermeld in vak 4 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op de oorsprongsverklaring.

4, De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van deze regels in Ceuta en Melilla. '

2. AANVULLENDE INFORMATIE EN CONTACTPUNTEN

2.1. AANVULLENDE INFORMATIEBRONNEN

§ 101. De Europese Commissie heeft op haar website richtlijnen gepubliceerd. Dit is de link naar de webpagina:

https://ec.europa.eu/taxation_customs/customs-4/international-affairs/pan-euro-mediterranean-cumulation-and-pem-convention_fr

De gids over de PEM-overgangsregels is via de volgende link enkel in het Engels beschikbaar:

https://ec.europa.eu/taxation_customs/system/files/2021-08/PEM%20transitional%20RoO%20-%20Guidance%20V1_25.08.2021.pdf

Gedetailleerde tarifaire informatie is beschikbaar in de internetapplicatie TARBEL: https://financien.belgium.be/nl/E-services/tarbel.

De Europese Commissie heeft ook een nieuw portaal Access2Markets opgezet ter vervanging van de markttoegangsdatabank:

https://trade.ec.europa.eu/access-to-markets/nl/content/welkom-bij-gebruikers-van-access2markets-market-access-database.

2.1. CONTACT

§ 102. Voor verdere vragen en opmerkingen kunt u contact opnemen met de dienst Douanewetgeving op volgend e-mailadres: da.lex.douane@minfin.fed.be.

Voor de Administrateur-generaal van de douane en accijnzen.
De Adviseur-generaal,
Jo LEMAIRE

Interne referentie.: DI 561 – OEO/DD 018.828

BIJLAGEN

Bijlage I – Inleidende aantekeningen bij de productspecifieke oorsprongsregels

(Opgenomen in bijlage I bij Aanhangsel A)

INLEIDENDE AANTEKENINGEN BIJ DE LIJST VAN BIJLAGE II

Aantekening 1 — Algemene inleiding

In deze lijst zijn de voorwaarden omschreven waarop producten als voldoende be- of verwerkt worden beschouwd in de zin van artikel 4 van titel II van dit Aanhangsel Er zijn vier verschillende soorten oorsprongsregels, al naargelang van het product:

a) door be- of verwerking, waarbij een maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde materialen niet mag worden overschreden;

b) door be- of verwerking, waardoor een product ontstaat dat onder een andere post (viercijfercode) of onderverdeling (zescijfercode) van het geharmoniseerde systeem valt dan de post (viercijfercode) of onderverdeling (zescijfercode) van de gebruikte materialen;

c) een specifieke be- of verwerking;

d) een be- of verwerking van geheel en al verkregen materialen.

Aantekening 2 — Structuur van de lijst

2.1. De eerste twee kolommen van de lijst geven het verkregen product aan. In kolom 1 is het nummer van de post of het hoofdstuk volgens het geharmoniseerd systeem vermeld en kolom 2 bevat de omschrijving van de goederen die volgens dat systeem onder die post of dat hoofdstuk vallen. Voor iedere post of ieder hoofdstuk in de kolommen 1 en 2 wordt in kolom 3 een regel gegeven. Een nummer in kolom 1 voorafgegaan door “ex” betekent dat de regels in kolom 3 alleen gelden voor het gedeelte van de post dat in kolom 2 is omschreven.

2.2. Wanneer in kolom 1 verscheidene postnummers zijn gegroepeerd of wanneer een hoofdstuknummer is vermeld en de omschrijving van de producten in kolom 2 derhalve in algemene bewoordingen is gesteld, dan zijn de regels daarnaast in kolom 3 van toepassing op alle producten die volgens het geharmoniseerde systeem onder de posten van het hoofdstuk of onder elk van de in kolom 1 gegroepeerde posten zijn ingedeeld.

2.3. Wanneer in de lijst verschillende regels worden gegeven voor verschillende producten die onder dezelfde post vallen, wordt na elk streepje dat deel van de post omschreven waarop de daarnaast in kolom 3 vermelde regels van toepassing zijn.

2.4. Wanneer in kolom 3 twee regels worden gegeven, gescheiden door het woord “of”, kan de exporteur kiezen welke regel hij toepast.

Aantekening 3 — Voorbeelden van toepassing van de regels

3.1. Op producten die de oorsprong hebben verkregen en die bij de vervaardiging van andere producten worden gebruikt, is artikel 4 van titel II van dit Aanhangsel van toepassing ongeacht het feit of de oorsprong verkregen werd in de fabriek waar deze producten worden gebruikt of in een andere fabriek in een Partij.

3.2. Overeenkomstig artikel 6 van titel II van dit Aanhangsel moet de be- of verwerking meer inhouden dan de behandelingen die in dat artikel zijn genoemd. Indien dit niet het geval is, komen de goederen niet in aanmerking voor het preferentiële tarief, zelfs indien aan de voorwaarden in onderstaande lijst is voldaan.

Onder voorbehoud van artikel 6 van titel II van dit Aanhangsel geven de regels in de lijst de minimumbewerking of -verwerking aan die vereist is; meer be- of verwerking verleent eveneens de oorsprong; omgekeerd kan minder be- of verwerking geen oorsprong verlenen.

Mag volgens een regel een niet van oorsprong zijnd materiaal in een bepaald productiestadium worden gebruikt, dan mag hetzelfde materiaal ook in een vroeger productiestadium worden gebruikt. Hetzelfde materiaal mag evenwel niet worden gebruikt in een later productiestadium.

Mag volgens een regel een niet van oorsprong zijnd materiaal in een bepaald productiestadium niet worden gebruikt, dan mag dat materiaal wel in een vroeger productiestadium worden gebruikt. Hetzelfde materiaal mag evenwel niet worden gebruikt in een later productiestadium.

Voorbeeld: wanneer volgens de regel in de lijst voor hoofdstuk 19 “het gewicht van niet-oorsprongsmaterialen van de posten 1101 tot en met 1108 niet hoger mag zijn dan 20 %”, geldt er geen beperking voor het gebruik (bv. de invoer) van granen van hoofdstuk 10 (materialen in een vroeger productiestadium).

3.3. Onverminderd aantekening 3.2 geldt dat, wanneer in een regel de uitdrukking “materialen van om het even welke post” wordt gebezigd, materialen van alle posten (zelfs die welke onder dezelfde omschrijving en dezelfde post vallen als het product) mogen worden gebruikt, onder voorbehoud van de specifieke beperkingen die die regel kan bevatten.

Wanneer echter de uitdrukking “vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post …” of “vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van dezelfde post als het product” wordt gebezigd, mogen materialen van alle posten worden gebruikt, met uitzondering van die welke onder dezelfde omschrijving in kolom 2 vallen als het product.

3.4. Wanneer volgens een regel in de lijst een product van meer dan één materiaal mag worden vervaardigd, betekent dit dat één of meer van deze materialen kunnen worden gebruikt. Het is niet noodzakelijk dat zij alle worden gebruikt.

3.5. Wanneer volgens een regel in de lijst een product van een bepaald materiaal moet worden vervaardigd, betekent dit niet dat geen andere materialen mogen worden gebruikt die vanwege hun aard hieraan niet kunnen voldoen.

3.6. Indien in een regel in de lijst twee percentages worden gegeven als maximumwaarde van niet-oorsprongsmaterialen die kunnen worden gebruikt, dan mogen die percentages niet bij elkaar worden opgeteld. De maximumwaarde van alle gebruikte niet-oorsprongsmaterialen mag het hoogste van de opgegeven percentages nooit overschrijden. Bovendien mogen de afzonderlijke percentages met betrekking tot bepaalde materialen niet worden overschreden.

Aantekening 4 — Algemene bepalingen betreffende bepaalde landbouwproducten

4.1. Landbouwproducten die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 6, 7, 8, 9, 10 en 12 en post 2401 die zijn gekweekt of geoogst op het grondgebied van een Partij, worden behandeld als van oorsprong uit dat land, zelfs indien zij zijn gekweekt uit ingevoerde zaden, bollen, wortels, stekken, enten, scheuten, knoppen of andere levende delen van planten.

4.2. Wanneer de hoeveelheid niet van oorsprong zijnde suiker in een bepaald product een bepaalde limiet niet mag overschrijden, wordt, bij de berekening van die limiet, rekening gehouden met het gewicht van suiker van post 1701 (sacharose) en 1702 (bv. fructose, glucose, lactose, maltose, isoglucose of invertsuiker) die is gebruikt bij de vervaardiging van het eindproduct en bij de vervaardiging van niet-oorsprongsproducten die in het eindproduct zijn opgenomen.

Aantekening 5 — Terminologie in verband met bepaalde textielproducten

5.1. De term “natuurlijke vezels” in de lijst heeft betrekking op andere dan kunstmatige of synthetische vezels, met inbegrip van afval, in het stadium vóór het spinnen. Tenzij anders vermeld, omvat de term vezels die zijn gekaard, gekamd of anderszins bewerkt, doch niet gesponnen.

5.2. De term “natuurlijke vezels” omvat paardenhaar van post 0511, zijde van de posten 5002 en 5003, wol, fijn of grof haar van de posten 5101 tot en met 5105, katoen van de posten 5201 tot en met 5203 en andere plantaardige vezels van de posten 5301 tot en met 5305.

5.3. De termen “textielmassa”, “chemische stoffen” en “materialen voor het vervaardigen van papier” in de lijst hebben betrekking op materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, maar die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van kunstmatige, synthetische of papieren vezels of garens.

5.4. De term “synthetische of kunstmatige stapelvezels” in de lijst heeft betrekking op kabel van synthetische of kunstmatige filamenten, op synthetische of kunstmatige stapelvezels en op synthetisch of kunstmatig afval van de posten 5501 tot en met 5507.

5.5. Bedrukken (indien in combinatie met weven, breien/haken, tuften of het aanbrengen van een flockprint) is gedefinieerd als een techniek waarmee een permanente, objectief te beoordelen functie, zoals kleur, design of technische prestaties, aan een textielsubstraat wordt toegevoegd met behulp van digitale, zeef-, wals- of transfertechnieken.

5.6. Bedrukken (als zelfstandige bewerking) is gedefinieerd als een techniek waarmee een permanente, objectief te beoordelen functie, zoals kleur, design of technische prestaties, aan een textielsubstraat wordt toegevoegd met behulp van digitale, zeef-, wals- of transfertechnieken, samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanent finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product.

Aantekening 6 — Toegestane afwijkingen voor producten die gemaakt zijn van een mengsel van textielmaterialen

6.1. Indien voor een bepaald product in de lijst naar deze aantekening wordt verwezen, zijn de in kolom 3 van de lijst genoemde voorwaarden niet van toepassing op basistextielmaterialen die bij de vervaardiging van dat product zijn gebruikt en die, samen genomen, ten hoogste 15 % van het totale gewicht van alle gebruikte basistextielmaterialen uitmaken (zie ook de aantekeningen 6.3 en 6.4).

6.2. De in aantekening 6.1 genoemde afwijking is evenwel slechts van toepassing op gemengde producten die van twee of meer basistextielmaterialen zijn vervaardigd.

Basistextielmaterialen zijn:

zijde;

wol;

grof haar;

fijn haar;

paardenhaar (crin);

katoen;

papier en materialen voor het vervaardigen van papier;

vlas;

hennep;

jute en andere bastvezels;

sisal en andere textielvezels van het geslacht “agave”;

kokosvezels, abaca, ramee en andere plantaardige textielvezels;

synthetische filamentvezels van polypropyleen;

synthetische filamentvezels van polyester;

synthetische filamentvezels van polyamide;

synthetische filamentvezels van polyacrylonitril;

synthetische filamentvezels van polyimide;

synthetische filamentvezels van polytetrafluorethyleen;

synthetische filamentvezels van poly(fenyleensulfide);

synthetische filamentvezels van poly(vinylchloride);

andere synthetische filamentvezels;

kunstmatige filamentvezels van viscose;

andere kunstmatige filamentvezels;

filamenten die elektriciteit geleiden;

synthetische stapelvezels van polypropyleen;

synthetische stapelvezels van polyester;

synthetische stapelvezels van polyamide;

synthetische stapelvezels van polyacrylonitril;

synthetische stapelvezels van polyimide;

synthetische stapelvezels van polytetrafluorethyleen;

synthetische stapelvezels van poly(fenyleensulfide);

synthetische stapelvezels van poly(vinylchloride);

andere synthetische stapelvezels;

kunstmatige stapelvezels van viscose;

andere kunstmatige stapelvezels;

garen van polyurethaan met soepele segmenten van polyether, al dan niet omwoeld;

producten van post 5605 (metaalgarens) met strippen bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een doorzichtig of gekleurd kleefmiddel tussen twee strippen kunststof is aangebracht;

andere producten van post 5605;

glasvezels;

metaalvezels;

minerale vezels.

6.3. Voor producten bevattende “garen van polyurethaan met soepele segmenten van polyether, ook indien omwoeld” bedraagt de toegestane afwijking voor dit garen ten hoogste 20 %.

6.4. In het geval van producten “met strippen bestaande uit een kern van aluminiumfolie of van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een doorzichtig of gekleurd kleefmiddel tussen twee strippen kunststof is aangebracht” bedraagt de toegestane afwijking voor de strippen ten hoogste 30 %.

Aantekening 7 — Andere toegestane afwijkingen voor bepaalde textielproducten

7.1. Voor textielproducten die in de lijst van een voetnoot zijn voorzien die naar deze aantekening verwijst, mogen textielmaterialen, met uitzondering van voeringen en tussenvoeringen, die niet voldoen aan de regel in kolom 3 van de lijst voor het betrokken geconfectioneerde product, worden gebruikt voor zover deze onder een andere post vallen dan het product en de waarde niet hoger is dan 15 % van de prijs af fabriek van het product.

7.2. Onverminderd aantekening 7.3 mogen materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld vrij worden gebruikt bij de vervaardiging van textielproducten, ongeacht of zij textiel bevatten.

7.3. Wanneer een percentageregel van toepassing is, moet met de waarde van de niet-oorsprongsmaterialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld, rekening worden gehouden bij de berekening van de waarde van de gebruikte niet-oorsprongsmaterialen.

Aantekening 8 — Definitie van specifieke en eenvoudige behandelingen van bepaalde producten van hoofdstuk 27

8.1. Onder “specifieke behandeling” in de zin van de posten ex 2707 en 2713 wordt verstaan:

a) vacuümdistillatie;

b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing;

c) kraken;

d) reforming;

e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen;

f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride; neutraliseren met behulp van alkalische stoffen; ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet;

g) polymeriseren;

h) alkyleren;

i) isomeriseren.

8.2. Onder “specifieke behandeling” in de zin van de posten 2710, 2711 en 2712 wordt verstaan:

a) vacuümdistillatie;

b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing;

c) kraken;

d) reforming;

e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen;

f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride; neutraliseren met behulp van alkalische stoffen; ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet;

g) polymeriseren;

h) alkyleren;

i) isomeriseren;

j) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: ontzwavelen met gebruikmaking van waterstof, waardoor het zwavelgehalte van de behandelde producten met ten minste 85 % wordt verlaagd (methode ASTM D 1266-59 T);

k) uitsluitend voor de producten van post 2710: ontparaffineren, anders dan door enkel filtreren;

l) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: behandelen met waterstof, uitgezonderd ontzwavelen, waarbij de waterstof actief deelneemt aan een scheikundige reactie die, met behulp van een katalysator, onder een druk van meer dan 20 bar en bij een temperatuur van meer dan 250 °C wordt teweeggebracht. Verdere behandeling, met waterstof, van smeeroliën van post ex 2710 die in het bijzonder verbetering van de kleur of de stabiliteit ten doel heeft (bijvoorbeeld “hydrofinishing” of ontkleuren), wordt daarentegen niet als een specifieke behandeling aangemerkt;

m) uitsluitend voor stookolie van post ex 2710: atmosferische distillatie, mits deze producten, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 30 % van het volume overdistilleren bij 300 °C, bepaald volgens de methode ASTM D 86;

n) uitsluitend voor andere zware oliën dan gasolie of stookolie van post ex 2710: behandelen met gebruikmaking van hoogfrequente glimontlading;

o) uitsluitend voor de producten van ex 2712, andere dan vaseline, ozokeriet, montaanwas, turfwas en paraffine, met een oliegehalte van minder dan 0,75 gewichtspercenten: olieafscheiding door gefractioneerde kristallisatie.

8.3. Wat de posten ex 2707 en 2713 betreft, wordt geen oorsprong verleend door eenvoudige behandelingen zoals reinigen, decanteren, ontzouten, afsplitsen van water, filtreren, kleuren, merken, het verkrijgen van een bepaald zwavelgehalte door het mengen van producten met uiteenlopende zwavelgehaltes, alle combinaties van die behandelingen of soortgelijke behandelingen.

Aantekening 9 — Definitie van specifieke processen en behandelingen van bepaalde producten

9.1. Producten die onder hoofdstuk 30 vallen en op het grondgebied van een Partij zijn verkregen door gebruik te maken van celculturen, worden als van oorsprong uit die Partij beschouwd. Onder “celcultuur” wordt verstaan de teelt van menselijke, dierlijke en plantaardige cellen onder gecontroleerde omstandigheden (zoals vastgestelde temperaturen, groeimedium, gasmengsel en pH) buiten een levend organisme.

9.2. Producten die onder de hoofdstukken 29 (behalve 2905.43-2905.44), 30, 32, 33 (behalve 3302.10, 3301), 34, 35 (behalve 35.01, 3502.11-3502.19, 3502.20, 35.05), 36, 37, 38 (behalve 3809.10, 38.23, 3824.60, 38.26) en 39 (behalve 39.16-39.26) vallen en op het grondgebied van een Partij zijn verkregen door fermentatie, worden als van oorsprong uit die Partij beschouwd. “Fermentatie” is een biotechnologisch proces waarbij menselijke, dierlijke of plantaardige cellen, bacteriën, gisten, schimmels of enzymen worden gebruikt voor de vervaardiging van producten die onder de hoofdstukken 29 tot en met 39 vallen.

9.3. De volgende verwerkingsactiviteiten worden overeenkomstig lid 1 van artikel 4 als toereikend beschouwd voor producten vallende onder de hoofdstukken 28, 29 (behalve 2905.43-2905.44), 30, 32, 33 (behalve 330.10, 3301), 34, 35 (behalve 35.01, 3502.11-3502.19, 3502.20, 35.05), 36, 37, 38 (behalve 3809.10, 38.23, 3824.60, 38.26) en 39 (behalve 39.16-39.26):

Chemische reactie: een “chemische reactie” is een proces (met inbegrip van een biochemisch proces) dat in een molecule met een nieuwe structuur resulteert doordat het de intramoleculaire verbindingen verbreekt en nieuwe intramoleculaire verbindingen tot stand brengt of doordat het de ruimtelijke ordening van de atomen in een molecule wijzigt. Een chemische reactie kan tot uiting komen in een wijziging van het “CAS-nummer”.

Voor oorsprongsdoeleinden worden de volgende processen buiten beschouwing gelaten: a) oplossing in water of in een ander oplosmiddel; b) verwijdering van oplosmiddelen, met inbegrip van als oplosmiddel gebruikt water, of c) toevoeging of verwijdering van water van kristallisatie. Een chemische reactie als hierboven gedefinieerd moet als oorsprongverlenend worden beschouwd.

Mengsels: het doelbewust en evenredig gecontroleerd mengen (waaronder verspreiden) van materialen, anders dan de toevoeging van verdunningsmiddelen, om te voldoen aan vooraf vastgestelde specificaties waarbij een goed tot stand wordt gebracht met fysieke of chemische eigenschappen die relevant zijn voor de doeleinden of het gebruik van het goed en die verschillen van de inputmaterialen, moet als oorsprongverlenend worden beschouwd.

Zuivering: zuivering moet als oorsprongverlenend worden beschouwd, mits de zuivering plaatsvindt op het grondgebied van een van de Partijen of van beide Partijen en ertoe leidt dat aan een van de volgende criteria wordt voldaan:

a) zuivering van een goed waarbij ten minste 80 % van bestaande onzuiverheden wordt verwijderd,

of

b) vermindering of verwijdering van onzuiverheden waarbij een goed geschikt wordt voor een of meer van de volgende toepassingen:

c) stoffen van farmaceutische, medicinale, cosmetische, veterinaire of levensmiddelenkwaliteit;

d) chemische producten en reagentia voor analytische, diagnostische of laboratoriumtoepassingen;

e) elementen en componenten voor gebruik in micro-elektronica;

f) gespecialiseerde optische toepassingen;

g) biotechnisch gebruik (bv. in celkweek, in genetische technologie of als katalysator);

h) dragers, gebruikt in een scheidingsproces, of

i) gebruik in nucleaire toepassingen.

Wijziging van deeltjesgrootte: het doelbewust en gecontroleerd wijzigen van de deeltjesgrootte van een goed, anders dan alleen door pletten of persen, waarbij een goed ontstaat met een bepaalde deeltjesgrootte, deeltjesgrootteverdeling of oppervlakte die relevant is voor de doeleinden van het verkregen goed, en met fysieke of chemische eigenschappen die verschillen van de inputmaterialen, moet als oorsprongverlenend worden beschouwd.

Standaardmaterialen: standaardmaterialen (met inbegrip van standaardoplossingen) zijn preparaten die geschikt zijn voor analytische, kalibrerings- of referentietoepassingen met een precieze zuiverheid of verhoudingen die door de fabrikant zijn gecertificeerd. De productie van standaardmaterialen moet als oorsprongverlenend worden beschouwd.

Isomerenscheiding: het isoleren of scheiden van isomeren uit een mengsel van isomeren moet als oorsprongverlenend worden beschouwd.

Bijlage II – Model certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

(Opgenomen in bijlage IV bij Aanhangsel A)

MODELLEN VAN HET CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER EUR.1 EN DE AANVRAAG VOOR EEN CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER EUR.1

AANWIJZINGEN VOOR HET DRUKKEN

1.

De afmetingen van het formulier zijn 210 × 297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan. Het te gebruiken papier is wit, goed beschrijfbaar en houtvrij, met een gewicht van ten minste 25 g/m2. Het is voorzien van een groene geguillocheerde onderdruk die vervalsingen met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt.

2.

De bevoegde autoriteiten van de Partijen kunnen zich het recht voorbehouden de formulieren zelf te drukken of te laten drukken door daartoe gemachtigde drukkerijen. In het laatste geval moet op elk formulier van deze machtiging melding worden gemaakt. Op elk formulier worden bovendien de naam en het adres van de drukker vermeld of wordt een merkteken ter identificatie van de drukker aangebracht. Om de formulieren van elkaar te onderscheiden, wordt elk exemplaar van een al dan niet gedrukt volgnummer voorzien.


.

Bijlage III Tekst van de oorsprongsverklaring

(Opgenomen in bijlage III bij Aanhangsel A)

Bij het opstellen van de oorsprongsverklaring, waarvan de tekst hieronder is weergegeven, dient rekening te worden gehouden met de voetnoten. De tekst van de voetnoten behoeft echter niet te worden overgenomen.

Albaanse versie

Eksportuesi i produkteve mbuluara nga ky dokument (autorizim doganor Nr. … (8)) deklaron përveç rasteve kur tregohet qartësisht ndryshe, këto produkte janë me origjine preferenciale … (9) n përputhje me Rregullat kalimtare origjinës.

Arabische versie

Image 1

Bosnische versie

Izvoznik proizvoda obuhvaćenih ovom ispravom (carinsko ovlaštenje br. … (8)) izjavljuje da su, osim ako je to drugačije izričito navedeno, ovi proizvodi (9) preferencijalnog porijekla u skladu sa prijelaznim pravilima porijekla.

Bulgaarse versie

Износителят на продуктите, обхванати от този документ (митническо разрешение (8)), декларира, че освен където ясно е отбелязано друго, тези продукти са с (9) преференциален произход съгласно преходните правила за произход.

Kroatische versie

Izvoznik proizvoda obuhvaćenih ovom ispravom (carinsko ovlaštenje br. … (8)) izjavljuje da su, osim ako je drukčije izričito navedeno, ovi proizvodi (9) preferencijalnog podrijetla prema prijelaznim pravilima o podrijetlu.

Tsjechische versie

Vývozce výrobků uvedených v tomto dokumentu (číslo povolení (8)) prohlašuje, že podle přechodných pravidel původu mají tyto výrobky kromě zřetelně označených preferenční původ v … (9).

Deense versie

Eksportøren af varer, der er omfattet af nærværende dokument (toldmyndighedernes tilladelse nr. … (8)) erklærer, at varerne, medmindre andet tydeligt er angivet, har præferenceoprindelse i … (9) i henhold til overgangsreglerne for oprindelse.

Nederlandse versie

De exporteur van de goederen waarop dit document van toepassing is (douanevergunning nr. … (8)), verklaart dat, behoudens uitdrukkelijke andersluidende vermelding, deze goederen van preferentiële … (9) oorsprong zijn in overeenstemming met de overgangsregels van oorsprong.

Engelse versie

The exporter of the products covered by this document (customs authorization No… (8)) declares that, except where otherwise clearly indicated, these products are of … (9) preferential origin according to the transitional rules of origin.

Estse versie

Käesoleva dokumendiga hõlmatud toodete eksportija (tolli kinnitus nr. … (8)) deklareerib, et need tooted on päritolureeglite üleminekueeskirjade kohaselt (9) sooduspäritoluga, välja arvatud juhul, kui on selgelt näidatud teisiti.

Faeröerse versie

Útflytarin av vørunum, sum hetta skjal fevnir um (tollvaldsins loyvi nr. … (8)) váttar, át um ikki nakað annað er tilskilað, eru hesar vørur upprunavørur (9) sambært skiftisreglunum um uppruna.

Finse versie

Tässä asiakirjassa mainittujen tuotteiden viejä (tullin lupa n:o … (8)) ilmoittaa, että nämä tuotteet ovat, ellei toisin ole selvästi merkitty, etuuskohteluun oikeutettuja (9) alkuperätuotteita siirtymäkauden alkuperäsääntöjen nojalla.

Franse versie

L'exportateur des produits couverts par le présent document (autorisation douanière no … (8)) déclare que, sauf indication claire du contraire, ces produits ont l'origine préférentielle … (9) selon les règles d'origine transitoires.

Duitse versie

Der Ausführer (Ermächtigter Ausführer; Bewilligungs-Nr. … (8)) der Waren, auf die sich dieses Handelspapier bezieht, erklärt, dass diese Waren, soweit nicht anders angegeben, präferenzbegünstigte … (9) Ursprungswaren gemäß den Übergangsregeln für den Ursprung sind.

Georgische versie

Image 2

Griekse versie

Ο εξαγωγέας των προϊόντων που καλύπτονται από το παρόν έγγραφο (άδεια τελωνείου υπ' αριθ. (8)) δηλώνει ότι, εκτός εάν δηλώνεται σαφώς άλλως, τα προϊόντα αυτά είναι προτιμησιακής καταγωγής (9) σύμφωνα με τους μεταβατικούς κανόνες καταγωγής.

Hebreeuwse versie

Image 3

Hongaarse versie

A jelen okmányban szereplő termékek exportőre (vámfelhatalmazási szám: … (8)) kijelentem, hogy eltérő egyértelmű jelzés hiányában a termékek az átmeneti származási szabályok szerint preferenciális (9) származásúak.

IJslandse versie

Útflytjandi framleiðsluvara sem skjal þetta tekur til (leyfi tollyfirvalda nr. (8)), lýsir því yfir vörurnar séu, ef annars er ekki greinilega getið, af (9) uppruna samkvæmt upprunareglum á umbreytingartímabili.

Italiaanse versie

L'esportatore delle merci contemplate nel presente documento (autorizzazione doganale n. … (8)) dichiara che, salvo indicazione contraria, le merci sono di origine preferenziale (9) conformemente alle norme di origine transitorie.

Letse versie

To produktu eksportētājs, kuri ietverti šajā dokumentā (muitas atļauja Nr. … (8)), deklarē, ka, izņemot tur, kur ir citādi skaidri noteikts, šiem produktiem ir… (9) preferenciāla izcelsme saskaņā ar pārejas noteikumiem par izcelsmi.

Litouwse versie

Šiame dokumente nurodytų produktų eksportuotojas (muitinės leidimo Nr. … (8)) deklaruoja, kad, jeigu aiškiai nenurodyta kitaip, šie produktai turi (9) lengvatinės kilmės statusą pagal pereinamojo laikotarpio kilmės taisykles.

Macedonische versie

Извозникот на производите што ги покрива овоj документ (царинскo одобрение бр. (8)) изjавува дека, освен ако тоа не е jасно поинаку назначено, овие производи се со . (9) преференциjaлно потекло, во согласност со преодните правила за потекло.

Maltese versie

L-esportatur tal-prodotti koperti minn dan id-dokument (awtorizzazzjoni tad-dwana nru (8)) jiddikjara li, ħlief fejn indikat mod ieħor b'mod ċar, dawn il-prodotti huma ta' oriġini preferenzjali (9) skont ir-regoli ta' oriġini tranżitorji.

Montenegrijnse versie

Извозник производа обухваћених овом исправом (царинско овлашћење бр. (8)) изјављује да су, осим ако је другачије изричито наведено, ови производи (9) преференцијалног пориjекла, у складу са транзиционим правилима поријекла.

Izvoznik proizvoda obuhvaćenih ovom ispravom (carinsko ovlašćenje br. (8)) izjavljuje da su, osim ako je drugačije izričito navedeno, ovi proizvodi (9) preferencijalnog porijekla u skladu sa tranzicionim pravilima porijekla.

Noorse versie

Eksportøren av produktene omfattet av dette dokument (tollmyndighetenes autorisasjonsnr (8)) erklærer at disse produktene, unntatt hvor annet er tydelig angitt, har preferanseopprinnelse i henhold til overgangsreglene for opprinnelse (9).

Poolse versie

Eksporter produktów objętych tym dokumentem (upoważnienie władz celnych nr… (8)) deklaruje, że z wyjątkiem gdzie jest to wyraźnie określone, produkty te mają (9) preferencyjne pochodzenie zgodnie z przejściowymi regułami pochodzenia.

Portugese versie

O exportador dos produtos cobertos pelo presente documento (autorização aduaneira n.o (8)) declara que, salvo expressamente indicado em contrário, estes produtos são de origem preferencial (9) de acordo com as regras de origem transitórias.

Roemeense versie

Exportatorul produselor care fac obiectul prezentului document (autorizația vamală nr. … (8)) declară , exceptând cazul în care se indică altfel în mod clar, aceste produse sunt de origine preferențială (9) în conformitate cu regulile de origine tranzitorii.

Servische versie

Извозник производа обухваћених овом исправом (царинско овлашћење бр. (8)) изјављује да су, осим ако је другачије изричито наведено, ови производи (9) преференцијалног порекла, у складу са прелазним правилима о пореклу.

Izvoznik proizvoda obuhvaćenih ovom ispravom (carinsko ovlašćenje br (8)) izjavljuje da su, osim ako je drugačije izričito nаvedeno, ovi proizvodi (9) preferencijalnog porekla, u skladu sa prelaznim pravilima o poreklu.

Slowaakse versie

Vývozca výrobkov uvedených v tomto dokumente (číslo povolenia (8)) vyhlasuje, že pokiaľ nie je zreteľne uvedené inak, tieto výrobky majú v súlade s prechodnými pravidlami pôvodu preferenčný pôvod v … (9).

Sloveense versie

Izvoznik blaga, zajetega s tem dokumentom (pooblastilo carinskih organov št (8)), izjavlja, da, razen če ni drugače jasno navedeno, ima to blago preferencialno (9) poreklo v skladu s prehodnimi pravili o poreklu.

Spaanse versie

El exportador de los productos incluidos en el presente documento (autorización aduanera n.o (8)) declara que, excepto donde se indique claramente lo contrario, estos productos son de origen preferencial (9) con arreglo a las normas de origen transitorias.

Zweedse versie

Exportören av de varor som omfattas av detta dokument (tullmyndighetens tillstånd nr. … (8)) försäkrar att dessa varor, om inte annat tydligt markerats, har förmånsberättigande (9) ursprung i enlighet med övergångsreglerna om ursprung.

Turkse versie

Bu belge kapsamındaki ürünlerin ihracatçısı (gümrük yetki No: … (8)), aksi açıkça belirtilmedikçe, bu ürünlerin geçiş menşe kurallarına göre (9) tercihli menşeli olduğunu beyan eder.

Oekraïense versie

Експортер продукцiї, на яку поширюється цей документ (митний дозвiл (8)) заявляє, що, за винятком випадкiв, де це явно зазначено, ця продукцiя має (9) преференцiйне походження згiдно з перехiдними правилами походження.

(Plaats en datum) (10)

(Handtekening van de exporteur; gevolgd door de naam van de ondertekenaar in duidelijk leesbare letters) (11)

(8) Wanneer de oorsprongsverklaring wordt opgesteld door een toegelaten exporteur, moet het nummer van zijn vergunning hier worden ingevuld. Wanneer de oorsprongsverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.

(9) Aanduiding van de oorsprong van de producten. Wanneer de oorsprongsverklaring geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla, moet de exporteur deze duidelijk aangeven met de letters “CM” op het document waarop de verklaring wordt opgemaakt.

(10) Deze gegevens kunnen worden weggelaten als ze in het document zelf al voorkomen.

(11) Indien de exporteur niet hoeft te ondertekenen, hoeft evenmin diens naam te worden vermeld.

Bijlage IV – Leveranciersverklaring

(Opgenomen in bijlage VI bij Aanhangsel A)


Bijlage V – Langlopende leveranciersverklaring

(Opgenomen in bijlage VII bij Aanhangsel A)

Bijlage VI – Inlichtingenblad INF 4

(Opgenomen in Bijlage 22-02 DWU IA )

Inlichtingenblad INF 4 en aanvraag tot afgifte van een inlichtingenblad INF 4

Aanwijzingen voor het drukken:

  1. Het inlichtingenblad INF4 wordt gedrukt op een formulier van wit papier, zodanig gelijmd dat het goed beschrijfbaar is, houtvrij en met een gewicht van 40 à 65 g/m2.
  2. Het formaat van de formulieren bedraagt 210 × 297 mm.
  3. Het drukken van de inlichtingenbladen is een bevoegdheid van de lidstaten. Elk inlichtingenblad wordt met het oog op de identificatie ervan voorzien van een volgnummer. De formulieren worden in één van de officiële talen van de Europese Unie gedrukt.
  4. Oudere versies van inlichtingenbladen mogen ook gebruikt worden tot uitputting van de voorraad of tot 1 mei 2019, waarbij de recentste datum van de twee wordt genomen.

Aantekeningen

1. Er mogen geen schrappingen noch overschrijvingen op het inlichtingenblad voorkomen. Het aanbrengen van eventuele wijzigingen dient te geschieden door doorhaling van de onjuiste en toevoeging van de gewenste gegevens. Elke aldus aangebrachte wijziging moet worden geparafeerd door de persoon die het inlichtingenblad heeft afgeleverd en moet zijn goedgekeurd door de douaneautoriteiten van het land of gebied van afgifte.

2. De op het inlichtingenblad vermelde artikelen moeten elkaar volgen zonder interlinie en elk artikel moet worden voorafgegaan door een volgnummer. Onmiddellijk onder het laatste artikel moet een horizontale lijn worden getrokken. De lege ruimten dienen zodanig te worden doorgehaald dat elke latere toevoeging onmogelijk wordt.

3. De goederen moeten worden beschreven volgens de handelspraktijk en voldoende duidelijk om ze te kunnen identificeren.

4. De formulieren worden ingevuld in één van de officiële talen van de Europese Unie. De douaneautoriteiten van de lidstaat die de informatie moet verstrekken of erom moeten vragen, kunnen verzoeken om een vertaling van de informatie in het aan hen aangeboden document in de officiële taal of talen van die lidstaat.

Bron: Fisconetplus

Mots clés

Articles recommandés

Focus on Europa's nieuwe digitale grenssysteem

Vereenvoudigde aangifte : nieuwe circulaire 2024/C/76

De drie basisrentetarieven van de ECB worden met 25 basispunten opnieuw verlagen.