De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Belasting over de toegevoegde waarde publiceerde op 17/03/2022 de Circulaire 2022/C/31 betreffende de tijdelijke tolerantie in het kader van Covid-19 voor de semi-forfaitaire methode om het beroepsgebruik voor autovoertuigen te bepalen op vlak van btw.
Deze circulaire handelt over de tijdelijke tolerantie die in het kader van Covid-19 werd voorzien in verband met de semi-forfaitaire methode (berekeningsmethode 2) die wordt gebruikt om het beroepsgebruik te bepalen op vlak van btw van bepaalde autovoertuigen.
Het recht op aftrek van de btw geheven van de levering, intracommunautaire verwerving en de invoer van autovoertuigen bestemd voor personen- en/of goederenvervoer over de weg en op goederen en diensten met betrekking tot die voertuigen, is beperkt tot het beroepsgebruik wanneer die voertuigen ook voor privédoeleinden worden gebruikt (zie artikel 45, §§ 1 en 1quinquies, van het Btw-Wetboek). Bovendien mag de aftrek in geen geval hoger zijn dan 50 % van de betaalde belasting voor de autovoertuigen bedoeld in artikel 45, § 2, van het Btw-Wetboek.
Een aantal berekeningsmethodes zijn ontwikkeld om het beroepsgebruik te bepalen van de autovoertuigen bedoeld in randnummers 89 tot 93 van de circulaire AAFisc nr. 36/2015 (nr. E.T.119.650) van 23.11.2015.
Voor deze voertuigen, met uitsluiting evenwel van de fiscale lichte vrachtwagens beoogd door artikel 4, § 2, van het Wetboek van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, bepalen randnummers 106 tot 122 van circulaire AAFisc nr. 36/2015 (nr. E.T.119.650) van 23.11.2015 de volgende drie berekeningsmethodes:
- Methode 1: de belastingplichtige houdt een dagelijkse rittenadministratie bij.
- Semi-forfaitaire methode 2: het beroepsgebruik wordt berekend op basis van de volgende formule: % privégebruik = ((afstand woon-werk x 2 x 200 + 6.000) / totale afstand) x 100. Het % beroepsgebruik is dan gelijk aan 100 % - het % privégebruik.
- Forfaitaire methode 3: het beroepsgebruik wordt forfaitair vastgesteld op 35 %.
De Covid-19 pandemie heeft tijdens de jaren 2020 en 2021 geleid tot periodes van 'lockdown' en van verplicht of sterk aangeraden telewerk. Hierdoor daalde het aantal gereden beroeps- en privékilometers bij personen die werden getroffen door deze maatregelen.
Bijgevolg dreigen belastingplichtigen die geïmpacteerd werden door die maatregelen en die gebruik maken van de semi-forfaitaire methode 2 een onevenredig nadeel te ondervinden op het vlak van hun btw-aftrek. Het is namelijk zo dat bij die berekeningsmethode het privégebruik (woon-werkverkeer en overig privégebruik) forfaitair wordt geschat, zonder de daling te reflecteren die zich heeft voorgedaan in de jaren 2020 en 2021.
Om hieraan tegemoet te komen, staat de minister van Financiën toe dat de belastingplichtigen die gewoonlijk de semi-forfaitaire berekeningsmethode 2 gebruiken, gedurende de kalenderjaren 2020 en 2021 (1) hun recht op aftrek mogen uitoefenen via de forfaitaire methode 3 waarbij het beroepsgebruik wordt vastgesteld op 35 %.
Bovendien mogen zij gedurende de kalenderjaren 2020 en 2021 (1) de semi-forfaitaire methode 2 en de forfaitaire methode 3 combineren, wanneer dat normaal gezien niet is toegelaten volgens randnummer 121, a) van de circulaire AAFisc nr. 36/2015 (nr. E.T.119.650) van 23.11.2015.
(1) Voor wat betreft het kalenderjaar 2020 werd deze tolerantie reeds aangekondigd op 01.03.2021 in een bericht op de website van de FOD Financiën (zie ook mondelinge parlementaire vraag nr. 5512203C van de heer volksvertegenwoordiger Joy Donné van 13.01.2021).
De andere toepassingsvoorwaarden voor de methoden 2 en 3 blijven ongewijzigd van kracht.
Vanaf het kalenderjaar 2022 kunnen de belastingplichtigen die de bovenvermelde tolerantie hebben toegepast opnieuw de 'semi-forfaitaire' methode 2 gebruiken. Ze hoeven dus geen rekening te houden met de verplichting om gedurende minstens vier kalenderjaren gebruik te maken van de forfaitaire methode 3 (35 %) zoals bepaald in randnummer 122 van de circulaire AAFisc nr. 36/2015 (nr. E.T.119.650) van 23.11.2015.
Interne ref.: 139.160
Bron: Fisconetplus