Circulaire 2022/C/56 over wettelijke en eventuele extrawettelijke uitkeringen ingevolge tijdelijke werkloosheid

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 30/05/2022 de Circulaire 2022/C/56 over wettelijke en eventuele extrawettelijke uitkeringen ingevolge tijdelijke werkloosheid.

Deze circulaire vervangt de circulaire 2020/C/57 van 20.04.2020 over werkloosheidsuitkeringen en eventuele aanvullende vergoedingen ingevolge tijdelijke werkloosheid en zijn addenda, de en 2020/C/123 van 23.09.2020circulaires 2020/C/92 van 03.07.2020.

Inhoudstafel

I. Inleiding

II. FAQ over de fiscale behandeling van wettelijke en eventuele extrawettelijke uitkeringen ingevolge tijdelijke werkloosheid

1. Worden de wettelijke en eventuele extrawettelijke uitkeringen 'tijdelijke werkloosheid' ten gevolge van het uitbreken van het coronavirus of als gevolg van de oorlog in Oekraïne op fiscaal vlak anders behandeld dan de reeds bestaande uitkeringen?

2. Zijn de wettelijke en eventuele extrawettelijke uitkeringen die ik ingevolge tijdelijke werkloosheid ontvang, belastbaar?

3. Komen deze wettelijke en extrawettelijke uitkeringen in aanmerking voor een belastingvermindering?

4. Welke factoren beïnvloeden het bedrag van de belastingvermindering?

5. Wat is het maximumbedrag van de belastingvermindering?

6. Kan het zijn dat de belastingvermindering in mijn geval slechts een fractie van het maximumbedrag bedraagt of zelfs gelijk is aan nul?

7. Hoeveel bedrijfsvoorheffing wordt er ingehouden op die wettelijke en extrawettelijke uitkeringen?

8. Is de bedrijfsvoorheffing gelijk aan de eindbelasting?

9. Zal ik dan ook effectief minder belastingen betalen op de uitkeringen die worden onderworpen aan een bedrijfsvoorheffing tegen het tarief van 15 %?

10. Wanneer kan ik zicht krijgen op mijn belastingtoestand?

I. INLEIDING

1. De circulaire 2020/C/57 van 20.04.2020 over werkloosheidsuitkeringen en eventuele aanvullende vergoedingen ingevolge tijdelijke werkloosheid bevat FAQ over de fiscale behandeling van werkloosheidsuitkeringen en eventuele aanvullende vergoedingen ingevolge tijdelijke werkloosheid.

2. In die FAQ wordt onder meer gesteld dat de bestaande fiscale bepalingen over de berekening van de belasting niet toelaten om een onderscheid te maken tussen uitkeringen ingevolge tijdelijke werkloosheid ten gevolge van het uitbreken van het coronavirus (en wat het tweede kwartaal van 2022 betreft als gevolg van de oorlog in Oekraïne) en andere werkloosheidsuitkeringen (zie vraag 1).

3. De wetgever besliste evenwel om het tarief van de bedrijfsvoorheffing op de wettelijke uitkeringen betaald of toegekend aan tijdelijk werklozen (1) te verlagen van 26,75 % naar 15 % (2) en wel onder de volgende voorwaarden:

- Voor de uitkeringen betaald of toegekend in de periode vanaf 01.05.2020 tot en met 31.12.2020, respectievelijk vanaf 01.01.2021 tot en met 31.12.2021 gold dat zij betrekking moeten hebben op dagen van tijdelijke werkloosheid in diezelfde periode.

- Voor de uitkeringen betaald of toegekend in de periode vanaf 01.01.2022 tot en met 30.06.2022 (3) geldt dat zij betrekking moeten hebben op dagen van tijdelijke werkloosheid voor de volledige periode van 01.05.2020 tot en met 30.06.2022.

Op het vlak van de berekening van de belasting is echter niets gewijzigd.

(1) Als bedoeld in artikel 27, 2° van het koninklijk besluit van 25.11.1991 houdende de werkloosheidsreglementering.

(2) Zie in dat verband:

- toepassingsregels van het nr. 2.13, D van de bijlage III, KB/WIB 92 (inkomstenjaar 2020), ingevoegd door artikel 17 van de wet van 29.05.2020 houdende diverse fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (BS van 11.06.2020): 'D. In afwijking van de punten A, B en C zijn de wettelijke uitkeringen die worden betaald of toegekend aan tijdelijk werklozen zoals bedoeld in artikel 27, 2°, van het koninklijk besluit van 25.11.1991 houdende de werkloosheidsreglementering, aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 15 pct. (zonder vermindering), voor zover deze inkomsten worden betaald of toegekend vanaf 01.05.2020 tot en met 31.12.2020 en betrekking hebben op dagen van tijdelijke werkloosheid in diezelfde periode.'

- toepassingsregels van het nr. 2.13, E van de bijlage III, KB/WIB 92 (inkomstenjaar 2021), ingevoegd door het koninklijk besluit van 16.12.2020 tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing (BS van 22.12.2020) en gewijzigd door het koninklijk besluit van 29.03.2021 tot wijziging van de bijlage III van het KB/WIB 92 op het stuk van de wettelijke uitkeringen voor tijdelijke werkloosheid (BS van 31.03.2021, Ed. 2), het koninklijk besluit van 20.06.2021 tot wijziging van de bijlage III van het KB/WIB 92 op het stuk van de wettelijke uitkeringen voor tijdelijke werkloosheid (BS van 23.06.2021) en het koninklijk besluit van 29.09.2021 tot wijziging van de bijlage III van het KB/WIB 92 op het stuk van de wettelijke uitkeringen voor tijdelijke werkloosheid (BS van 01.10.2021): 'E. In afwijking van de punten A, B en C zijn de wettelijke uitkeringen die worden betaald of toegekend aan tijdelijk werklozen zoals bedoeld in artikel 27, 2°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 15 pct. (zonder vermindering), voor zover deze inkomsten worden betaald of toegekend vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 en betrekking hebben op dagen van tijdelijke werkloosheid in diezelfde periode.'

(3) Toepassingsregels van het nr. 2.13, D (inkomstenjaar 2022), van de Bijlage III, KB/WIB 92, ingevoegd door het koninklijk besluit van 09.12.2021 tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing (BS van 23.12.2021) en gewijzigd door het koninklijk besluit van 28.03.2022 tot wijziging van de bijlage III van het KB/WIB 92 op het stuk van de wettelijke uitkeringen voor tijdelijke werkloosheid : 'D. In afwijking van de punten A, B en C zijn de wettelijke uitkeringen die worden betaald of toegekend aan tijdelijk werklozen zoals bedoeld in artikel 27, 2°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 15 pct. (zonder vermindering), voor zover deze inkomsten worden betaald of toegekend vanaf 1 januari 2022 tot en met 30 juni 2022 en betrekking hebben op dagen van tijdelijke werkloosheid in de periode van 1 mei 2020 tot en met 30 juni 2022.'

4. Dit verlaagd tarief geldt evenwel niet voor de extrawettelijke uitkeringen.

5. Gelet op het voorgaande wordt de FAQ van voormelde circulaire 2020/C/57 gewijzigd. De FAQ die hierna volgt, vervangt dan ook de FAQ van voormelde circulaire 2020/C/57 en zijn addenda, de circulaires 2020/C/92 van 03.07.2020 en 2020/C/123 van 23.09.2020.

II. FAQ OVER DE FISCALE BEHANDELING VAN WETTELIJKE EN EVENTUELE EXTRAWETTELIJKE UITKERINGEN INGEVOLGE TIJDELIJKE WERKLOOSHEID

1. Worden de wettelijke en eventuele extrawettelijke uitkeringen 'tijdelijke werkloosheid' ten gevolge van het uitbreken van het coronavirus of als gevolg van de oorlog in Oekraïne op fiscaal vlak anders behandeld dan de reeds bestaande uitkeringen?

Op het vlak van de berekening van de belasting maken de bestaande fiscale bepalingen geen onderscheid tussen uitkeringen ingevolge tijdelijke werkloosheid ten gevolge van het uitbreken van het coronavirus of als gevolg van de oorlog in Oekraïne en andere uitkeringen ingevolge tijdelijke werkloosheid.

Op het vlak van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing is er daarentegen wel een specifieke regeling voorzien voor de wettelijke uitkeringen die vanaf 01.05.2020 tot en met 30.06.2022 worden betaald of toegekend aan tijdelijk werklozen (zie vraag 7). Het maakt daarbij geen verschil of het gaat om uitkeringen ingevolge tijdelijke werkloosheid ten gevolge van het uitbreken van het coronavirus of als gevolg van de oorlog in Oekraïne dan wel om andere uitkeringen ingevolge tijdelijke werkloosheid.

Voor de uitkeringen tot en met 31.12.2021 mocht die specifieke regeling enkel worden toegepast als de uitkering werd betaald of toegekend in diezelfde periode als die waarop de dagen tijdelijke werkloosheid betrekking had.

Voor de uitkeringen vanaf 01.01.2022 tot en met 30.06.2022 geldt deze voorwaarde niet en mag de uitkering betrekking hebben op dagen tijdelijke werkloosheid voor de hele periode vanaf 01.05.2020 tot en met 30.06.2022.

U kan de belangrijkste principes van het belastingstelsel van die wettelijke en extrawettelijke uitkeringen ingevolge tijdelijke werkloosheid hieronder raadplegen.

2. Zijn de wettelijke en eventuele extrawettelijke uitkeringen die ik ingevolge tijdelijke werkloosheid ontvang, belastbaar?

Ja. Deze wettelijke en eventuele extrawettelijke uitkeringen zijn in de inkomstenbelasting belastbaar tegen de gewone belastingtarieven (namelijk het progressief tarief, wat betekent dat de tarieven stijgen naarmate uw inkomen toeneemt).

3. Komen deze wettelijke en extrawettelijke uitkeringen in aanmerking voor een belastingvermindering?

In principe wel.

De toepassing van een belastingvermindering op deze uitkeringen en het bedrag ervan zijn evenwel afhankelijk van een aantal factoren.

4. Welke factoren beïnvloeden het bedrag van de belastingvermindering?

Wanneer u voor een van de betrokken jaren naast die uitkeringen ingevolge tijdelijke werkloosheid ook nog bezoldigingen als werknemer of andere inkomsten heeft ontvangen (bijvoorbeeld onroerende inkomsten), wordt het bedrag van de belastingvermindering beperkt.

5. Wat is het maximumbedrag van de belastingvermindering?

De berekening van de belastingvermindering is technisch complex. Zo bestaat die vermindering uit twee delen, met name een basisvermindering en eventueel nog een bijkomende vermindering.

Wanneer u bijvoorbeeld ook nog bezoldigingen als werknemer heeft verkregen dan kan u enkel aanspraak maken op de basisvermindering. Die bedraagt in principe maximaal 1.828,41 euro voor het inkomstenjaar 2020, 1.841,96 euro voor het inkomstenjaar 2021, en 1.886,89 euro voor het inkomstenjaar 2022, maar wordt afgebouwd in functie van uw andere inkomsten (zie vragen 4 en 6).

6. Kan het zijn dat de belastingvermindering in mijn geval slechts een fractie van het maximumbedrag bedraagt of zelfs gelijk is aan nul?

Dat is inderdaad mogelijk.

Wanneer uw wettelijke en eventuele extrawettelijke uitkeringen slechts een klein deel bedragen van het totaal bedrag van uw belastbare inkomsten (beroepsinkomsten, roerende en onroerende inkomsten, diverse inkomsten) dan zal de belastingvermindering slechts zeer beperkt of zelfs nul zijn.

De belastingvermindering is bijvoorbeeld gelijk aan nul wanneer u een belastbaar inkomen heeft gehad

- van meer dan 29.600 euro gedurende het inkomstenjaar 2020

- van meer dan 29.820 euro gedurende het inkomstenjaar 2021

- van meer dan 30.550 euro gedurende het inkomstenjaar 2022.

7. Hoeveel bedrijfsvoorheffing wordt er ingehouden op die wettelijke en extrawettelijke uitkeringen?

De volgende uitkeringen zijn onderworpen aan een bedrijfsvoorheffing tegen een verlaagd tarief van 15 %:

- de wettelijke uitkeringen die vanaf 01.05.2020 tot en met 31.12.2020 worden betaald of toegekend aan tijdelijk werklozen en betrekking hebben op dagen van tijdelijke werkloosheid in diezelfde periode

- de wettelijke uitkeringen die in 2021 worden betaald of toegekend aan tijdelijk werklozen en betrekking hebben op dagen van tijdelijke werkloosheid in datzelfde jaar

- de wettelijke uitkeringen die vanaf 01.01.2022 tot en met 30.06.2022 worden betaald of toegekend aan tijdelijk werklozen en betrekking hebben op dagen van tijdelijke werkloosheid in de periode 01.05.2020 tot en met 30.06.2022.

De andere wettelijke uitkeringen en de extrawettelijke uitkeringen ingevolge tijdelijke werkloosheid worden onderworpen aan een bedrijfsvoorheffing tegen het tarief van 26,75 %.

Die bedrijfsvoorheffing wordt ingehouden op het bedrag van de wettelijke en extrawettelijke uitkeringen ingevolge tijdelijke werkloosheid. U ontvangt dus het bedrag van die wettelijke en extrawettelijke uitkeringen verminderd met de bedrijfsvoorheffing.

8. Is de bedrijfsvoorheffing gelijk aan de eindbelasting?

Neen, de bedrijfsvoorheffing is slechts een voorafname van de definitief verschuldigde inkomstenbelasting en wordt daarmee verrekend. Het is dus niet zo dat het tarief van de bedrijfsvoorheffing volledig overeenstemt met het belastingtarief dat uiteindelijk op die uitkeringen zal worden toegepast.

9. Zal ik dan ook effectief minder belastingen betalen op de uitkeringen die worden onderworpen aan een bedrijfsvoorheffing tegen het tarief van 15 %?

Neen, alleen de bedrijfsvoorheffing is verlaagd. De uiteindelijke belastingafrekening gebeurt aan de gewone tarieven. Mogelijk zal u bij uw belastingafrekening dus iets meer belasting moeten betalen, of minder belasting terugkrijgen dan gewoonlijk.

Dat is afhankelijk van uw persoonlijke situatie.

10. Wanneer kan ik zicht krijgen op mijn belastingtoestand?

Voor het inkomstenjaar 2020 (aanslagjaar 2021) is uw belastingtoestand wellicht al gekend.

Voor het inkomstenjaar 2021 (aanslagjaar 2022) is dit mogelijk ook al het geval.

U kan ook steeds zelf een berekening uitvoeren via de applicatie Taxcalc (http://ccff02.minfin.fgov.be/taxcalc/app/anonymous/public/calcbox/home.do).

Voor het inkomstenjaar 2021 (aanslagjaar 2022) zal u dat vanaf juni 2022 kunnen doen. Voor het inkomstenjaar 2022 (aanslagjaar 2023) zal u dat vanaf het voorjaar 2023 kunnen doen.

Interne ref.: 724.897/4

Bron: Fisconetplus

Mots clés