Circulaire 2022/C/74 betreffende het Waals decreet van 19 juli 2018 en het besluit van de Waalse regering van 18 juli 2019 betreffende de successie- en registratierechten

De Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie publiceerde op 20/07/2022 de Circulaire 2022/C/74 betreffende het Waals decreet van 19 juli 2018 en het besluit van de Waalse regering van 18 juli 2019 betreffende de successie- en registratierechten.

Administratieve commentaar betreffende het Waals decreet van 19 juli 2018 houdende diverse fiscale bepalingen en het besluit van de Waalse regering van 18 juli 2019 tot uitvoering van de artikelen 135bis, W.Succ. en 211, W.Reg. – Waals Gewest – Successie- en registratierechten – Gelijkstelling van bepaalde roerende schenkingen aan legaten – Vereenvoudiging en verlaging van het algemene tarief voor onroerende schenkingen – Afschaffing van het voorkeurstarief voor de schenking van de hoofdverblijfplaats – Progressievoorbehoud beperkt tot opeenvolgende onroerende schenkingen – Teruggave van schenkings- of successierechten in geval van energiebesparende werkzaamheden

Inhoudstabel

1. Inleiding

2. Doelstellingen van de Waalse decreetgever

3. Successierechten

3.1. Roerende schenkingen onder opschortende voorwaarde van overlijden van de schenker – Gelijkstelling met legaten (art. 4, 3°, nieuw, Wl.W.Succ.)

3.1.1. Beoogde doelstellingen

3.1.2. Toepassingsvoorwaarden met betrekking tot de schenking

3.1.3. Toepassingsgebied

3.1.4. Uitsluiting uit het passief

3.2. Teruggave van rechten op woningen die onderworpen zijn aan energiebesparende werkzaamheden (art. 135bis, nieuw, Wl.W.Succ.)

3.2.1. Beoogde doelstellingen

3.2.2. Gedeeltelijke en geplafonneerde teruggave van successierechten

3.2.3. Vormvoorwaarden

3.2.4. Grondvoorwaarden

3.2.5. Voorwaarde voor behoud – Overmacht en dwingende reden

3.2.6. Toepassingsmodaliteiten

4. Registratierechten

4.1. Herziening van het algemene tarief betreffende onroerende schenkingen (art. 131, nieuw, Wl.W.Reg.)

4.1.1. Beoogde doelstellingen

4.1.2. Vereenvoudiging en verlaging van het algemene tarief voor onroerende schenkingen

4.2. Afschaffing van de voorkeursregeling inzake de schenking van de hoofdverblijfplaats (art. 131ter, oud, en art. 135, eerste lid, nieuw, Wl.W.Reg.)

4.2.1. Beoogde doelstellingen

4.2.2. Afschaffing van het voorkeurstarief en de abattementen op de schenking van de hoofdverblijfplaats

4.3. Onroerende schenking met financiële last – Aanpassing van de antimisbruikmaatregel (art. 134, derde lid, oud, Wl.W.Reg.)

4.4. Progressievoorbehoud beperkt tot opeenvolgende onroerende schenkingen (art. 137 en 1381, nieuw, Wl.W.Reg.)

4.5. Fiscale neutraliteit van erfovereenkomsten (art. 131sexies, nieuw, Wl.W.Reg.)

4.5.1. Erfovereenkomst

4.5.2. Vrijstelling van het evenredige recht – Behoud van de fictie van artikel 7 Wl.W.Succ.

4.5.3. Inwerkingtreding

4.6. Teruggave van de rechten op woningen die onderworpen worden aan energiebesparende werkzaamheden (art. 211, nieuw, Wl.W.Reg.)

4.6.1. Beoogde doelstellingen

4.6.2. Gedeeltelijke en geplafonneerde teruggave van schenkingsrechten

4.6.3. Vormvoorwaarden

4.6.4. Grondvoorwaarden

4.6.5. Voorwaarde voor behoud – Overmacht en dwingende reden

4.6.6. Toepassingsmodaliteiten

5. Inwerkingtreding

5.1. Successierechten

5.2. Registratierechten

BIJLAGE 1: Waals decreet van 19 juli 2018 houdende diverse fiscale bepalingen

BIJLAGE 2: De geconsolideerde tekst van de gewijzigde artikelen van het Wl.W.Succ.

BIJLAGE 3: De geconsolideerde tekst van de gewijzigde artikelen van het Wl.W.Reg.

BIJLAGE 4: Besluit van de Waalse regering van 18 juli 2019 tot uitvoering van de art. 135bis W.Succ. en 211 W.Reg.

1. Inleiding

In het Belgisch Staatsblad van 24 augustus 2018 werd het Waals decreet van 19 juli 2018 houdende verschillende fiscale bepalingen (hierna: "decreet") gepubliceerd.

Dit decreet wijzigt onder meer het Wetboek der successierechten (Wl.W.Succ.) en het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten (Wl.W.Reg.). Deze circulaire becommentarieert de wijzigingen inzake de successie- en registratierechten.

In overeenstemming met de gewestelijke beleidsverklaring van 25 juli 2017 vereenvoudigt en moderniseert het decreet verschillende bepalingen van het Wetboek der successierechten en het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten.

In de eerste plaats stelt het decreet roerende schenkingen onderworpen aan een opschortende voorwaarde van het vooroverlijden van de schenker gelijk met legaten, naar het voorbeeld van de twee andere Gewesten:

  • door het invoegen van een nieuw fictief legaat (art. 4, 3°, nieuw, Wl.W.Succ.);
  • door de in artikel 4 opgesomde schulden (art. 32, nieuw, Wl.W.Succ.) uit te sluiten uit het passief van de nalatenschap;
  • door een onderscheid te maken tussen het progressieve tarief voor onroerende schenkingen (art. 131, nieuw, Wl.W.Reg.) en de vaste tarieven van toepassing op roerende schenkingen (art. 131bis, nieuw, Wl.W.Reg.).

Vervolgens beoogt het decreet onroerende schenkingen te bevoordelen boven erfelijke overdrachten:

  • door het algemene tarief op onroerende schenkingen te vereenvoudigen en te verlagen (art. 131, Wl.W.Reg.);
  • door het voorkeurstarief en de abattementen op de schenking van de hoofdverblijfplaats af te schaffen (opheffing van artikel 131ter en aanpassing van artikel 135, eerste lid, Wl.W.Reg.);
  • door de antimisbruikmaatregel aan te passen in geval van onroerende schenking met een financiële last (opheffing van artikel 134, derde lid, Wl.W.Reg.);
  • door het progressievoorbehoud te beperken tot opeenvolgende onroerende schenkingen (art. 137 en 1381, Wl.W.Reg.).

Bovendien voorziet het decreet in een vrijstelling van het evenredige recht voor niet-geregistreerde roerende schenkingen (handgiften, onrechtstreekse schenkingen of schenkingen verleden voor een buitenlandse notaris) die in een erfovereenkomst zijn opgenomen, onder bepaalde voorwaarden (art. 131sexies, nieuw, Wl.W.Reg.).

Tot slot, moedigt het decreet de uitvoering van werkzaamheden in woningen aan om energie te besparen:

  • door te voorzien in de gedeeltelijke en geplafonneerde teruggave van successierechten (art. 135bis, nieuw, Wl.W.Succ.) of schenkingsrechten (art. 211, nieuw, Wl.W.Reg.) voor woningen onderworpen aan energiebesparende werkzaamheden;
  • door de invoering van een nieuw geval van teruggave van successierechten (art. 135, 11°, nieuw, Wl.W.Succ.).

In het Belgisch Staatsblad van 16 augustus 2019 werd het besluit van de Waalse regering van 18 juli 2019 tot uitvoering van de artikelen 135bis van het Wetboek der successierechten en artikel 211 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten (hierna, "BWR) gepubliceerd.

De toepassingsmodaliteiten van de artikelen 135bis, Wl.W.Succ. en 211, Wl.W.Reg., de werkzaamheden bedoeld om energie te besparen en de te volgen procedure worden bepaald in het BWR.

De wijzigingen in het W.Succ. en W.Reg. alsook de toepassingsvoorwaarden van de artikelen 135bis, Wl.W.Succ. en 211, Wl.W.Reg. treden in werking tien dagen na de bekendmaking van het decreet in het Belgisch Staatsblad (art. 19, decreet), hetzij op 3 september 2018 (art. 10, BWR).

2. Doelstellingen van de Waalse decreetgever

In overeenstemming met haar gewestelijke beleidsverklaring van 25 juli 2017 heeft de Waalse regering als belangrijkste doelstelling om te streven naar een grotere vereenvoudiging en betere leesbaarheid van de wetteksten inzake successie- en registratierechten die moeten voldoen aan de vereisten van de XXIe eeuw op alle vlakken (familiaal, economisch, milieu, sociologisch, enz.) (Ontwerpdecreet houdende diverse fiscale bepalingen, memorie van toelichting, Doc. , Parl. w., 2017-2018, n° 1152/1, p. 3), de meeste teksten daterend uit 1909. Met andere woorden, het gaat erom de fiscale wetboeken te vereenvoudigen en te moderniseren, te weten het Wl.W.Succ. en het Wl.W.Reg.

Door aanneming van het decreet van 19 juli 2018, streeft de Waalse decreetgever een aantal specifieke doelstellingen na:

  • het algemene tarief voor onroerende schenkingen te vereenvoudigen, te rationaliseren en af te stemmen op de twee andere Gewesten, en zo de fiscale aantrekkelijkheid van het Waals Gewest met betrekking tot deze schenkingen te herstellen, de schenkingsregimes te harmoniseren omwille van het gebrek aan coherentie en de vastgoedmarkt positief te ondersteunen;
  • het systeem te vereenvoudigen en coherent te maken tussen de drie gewesten door de voorkeursregeling inzake de schenking van de hoofdverblijfplaats af te schaffen;
  • de performantie van het Waalse gebouwenbestand te verbeteren middels een verantwoord energiebeleid door het aanmoedigen van de uitvoering van energiebesparende werkzaamheden en investeringen in woningen die door schenking of erfenis worden overgedragen;
  • een fiscale optimalisatie vermijden door het gelijkstellen van een fictief legaat met de schenking van een roerend goed, door de overledene gedaan onder een opschortende voorwaarde die zich na het overlijden van de schenker realiseert, naar het voorbeeld van de andere Gewesten;
  • bijdragen aan de vrede binnen de families door het sluiten van fiscaal neutrale erfovereenkomsten.

3. Successierechten

3.1. Roerende schenkingen onder opschortende voorwaarde van overlijden van de schenker – Gelijkstelling met legaten (art. 4, 3°, nieuw, Wl.W.Succ.)

3.1.1. Beoogde doelstellingen

Sinds 23 december 2005, worden roerende schenkingen onderworpen aan een lineair tarief (verlaagd en niet-progressief).

Wanneer roerende schenkingen worden gedaan onder een opschortende voorwaarde die wordt vervuld door het overlijden van de schenker, ontleent deze laatste hieraan een dubbel voordeel: op burgerrechtelijk vlak blijft hij de eigenaar van de geschonken goederen tot aan zijn overlijden, en op fiscaal vlak, worden deze goederen overgedragen aan de begiftigde tegen een lager belastingstarief dan wanneer de gezegde goederen door erfopvolging zouden zijn overgegaan. Het voorkeurstarief moet worden voorbehouden voor schenkingen waarbij de schenker zich onmiddellijk ontdoet van de goederen, en dus zonder dat er een opschortende voorwaarde bestaat voor het vooroverlijden van de schenker.

Bijgevolg past de Waalse decreetgever het evenredige successierecht toe op roerende schenkingen onder de opschortende voorwaarde van het vooroverlijden van de schenker door ze gelijk te stellen met legaten (art. 4, 3°, nieuw, Wl.W.Succ.), naar voorbeeld van de twee andere Gewesten (Ontwerp van decreet (...), op. cit. , blz. 3; zie Circ. nr. 4/2005 van 5 april 2005, www.fisconetplus.be).

3.1.2. Toepassingsvoorwaarden met betrekking tot de schenking

Het moet gaan om een schenking:

  • bij leven;
  • van roerende goederen;
  • gedaan door de overledene;
  • ongeacht de datum waarop ze is toegestaan;
  • onder een opschortende voorwaarde die is vervuld als gevolg van het overlijden van de schenker.

De eerste vier voorwaarden behoeven geen bijzondere commentaar.

De vijfde voorwaarde behoeft commentaar.

Volgens artikel 894 van het oud Burgerlijk Wetboek is een schenking onder de levenden een akte waarbij de schenker zich dadelijk en onherroepelijk van de geschonken zaak ontdoet, ten voordele van de begiftigde, die ze aanvaardt. Het woord "dadelijk" wordt in de rechtsleer en rechtspraak zo geïnterpreteerd dat de begiftigde onmiddellijk een zakelijk recht op het goed moet verwerven, zonder dat er echter vereist wordt dat hij onmiddellijk in het bezit treedt van de geschonken zaak. Een schenking onder opschortende voorwaarde belet niet dat de begiftigde onmiddellijk een recht verwerft. Traditioneel (F. WERDEFROY, Registratierechten, nr. 1116 met verwijzing naar H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, VIII, nr. 237) wordt ook aanvaard dat ze de opeisbaarheid van het registratierecht niet verhindert, eventueel rekening houdend met artikel 16 W.Reg.

De combinatie van de nieuwe artikelen 4, 3°, Wl.W.Succ. en 131bis, § 1, tweede lid, Wl.W.Reg. maakt dat bepaalde schenkingen onder opschortende voorwaarde niet langer onderworpen zijn aan het registratierecht, maar aan het successierecht.

De definitie "alle schenkingen onder levenden van roerende goederen gedaan door de overledene onder een opschortende voorwaarde die ten gevolge van het overlijden van de schenker is uitgevoerd" in artikel 4, 3°, Wl.W.Succ. beoogt de volgende situaties te dekken:

  • de schenking onder opschortende voorwaarde van het vooroverlijden van de schenker;
  • de schenking onder opschortende voorwaarde van het overleven van de begiftigde.

Dit geldt bijvoorbeeld voor schenkingen:

  • onder opschortende voorwaarde van het vooroverlijden van de schenker (bv. schenking indien de schenker vóór een bepaalde gebeurtenis of datum overlijdt);
  • onder opschortende voorwaarde van het overleven van de begiftigde (bv. schenking indien de schenker overlijdt vóór de begiftigde);
  • met een beding van terugval (bv. schenking door X aan Y met voorbehoud van vruchtgebruik ten voordele van X met bepaling dat indien Z X overleeft, het vruchtgebruik ten voordele van X overgaat naar Z die de bepaling te zijnen gunste aanvaardt), waarbij het fictieve legaat toegepast wordt op de terugval van het vruchtgebruik.

Ook onrechtstreekse schenkingen worden geviseerd (d.w.z. handelingen die bevoordelen zonder tegenprestatie maar met de bedoeling om te begunstigen, zoals, bijvoorbeeld, een kwijtschelding van een schuld met de bedoeling te begiftigen, of een bankgift) en vermomde schenkingen (d.w.z. neutrale handelingen die dienen als ondersteuning voor de schenking, zoals bijvoorbeeld een schuldbekentenis ondertekend door een persoon die niets verschuldigd is).

Met betrekking tot de toepassing in de tijd, moet worden opgemerkt dat indien de schenkingsakte vóór 3 september 2018 (datum van inwerkingtreding van de nieuwe regeling) aan het algemene vaste recht is geregistreerd, het evenredige recht dat verschuldigd is bij de aanbieding ter registratie van de in artikel 31, lid 1, 2°, W.Reg. bedoelde verklaring, moet worden berekend volgens het tarief van de registratierechten dat van kracht was op de datum van registratie van de schenkingsakte (art. 16, W.Reg. « ... naar het tarief dat van kracht was op de datum waarop het van de Staat zou verworven geweest zijn indien de handeling een onvoorwaardelijke was geweest [...] »).

Is daarentegen uitgesloten, de schenking:

  • onder een opschortende voorwaarde die losstaat van het overlijden of het leven van de schenker;
  • onder ontbindende voorwaarde.

Noch uit de Waalse tekst, noch uit de voorbereidende werkzaamheden blijkt dat de roerende schenking onderworpen moet zijn aan de registratie. De fictie bedoeld in artikel 4, , Wl.W.Succ. is bedoeld om toepassing te vinden, ook al werd de schenkingsakte niet geregistreerd. De gelijkstelling met een legaat is dus van toepassing op roerende schenkingen die zijn gedaan onder een opschortende voorwaarde die werd vervuld ten gevolge van het vooroverlijden van de schenker of van het overleven van de begiftigde, zonder enige voorafgaande vereiste van registratie van de schenkingsakte. Hou er rekening mee dat de niet-geregistreerde schenkingen pas vanaf 1 augustus 2022 worden geviseerd.

3.1.3. Toepassingsgebied

De fictie van de legaten vastgesteld door artikel 4, 3°, nieuw, van het Wl.W.Succ. wordt doorgetrokken op het lineaire tarief dat van toepassing is op roerende schenkingen, zodat het van toepassing is op roerende schenkingen:

  • ongeacht de vorm van de akte (Belgische notariële akte, buitenlandse notariële akte of onderhandse akte);
  • ongeacht de aard van de geschonken roerende goederen (aandelen in een zuiver patrimoniale vastgoedvennootschap, al dan niet beursgenoteerde effecten, kunstwerken, enz.);
  • ongeacht de persoon van de begiftigde (natuurlijke of rechtspersoon; al dan niet de opvolger van de schenker).

3.1.4. Uitsluiting uit het passief

Wanneer de toepassingsvoorwaarden van artikel 4, 3°, nieuw, van het Wl.W.Succ. zijn vervuld, zal de begiftigde (als hij de schenker overleeft) worden beschouwd als bijzondere legataris van de geschonken roerende goederen.

Bijgevolg, zal het progressieve tarief van de successierechten als bedoeld in artikel 48, Wl.W.Succ. van toepassing zijn op het fictieve legaat. Echter, zijn de in artikel 4, W. Succ genoemde schulden uitgesloten uit het passief van de nalatenschap (art. 32, nieuw, Wl.W.Succ.).

3.2. Teruggave van rechten op woningen die onderworpen zijn aan energiebesparende werkzaamheden

3.2.1. Doelstelling van de Waalse decreetgever

Deze maatregel geldt voor nalatenschappen en heeft betrekking op werkzaamheden of investeringen in woningen om energie te besparen. Vóór het decreet bestond er geen enkele specifieke fiscale maatregel. De doelstelling sluit aan bij de gewestelijke wens om het Waalse gebouwenbestand te verbeteren.

3.2.2. Gedeeltelijke en geplafonneerde teruggave van successierechten

Het decreet innoveert door vanaf 3 september 2018 een fiscale stimulans in te voeren voor de overdracht van woningen (onroerende goederen die geheel of gedeeltelijk bestemd zijn voor bewoning) gelegen in het Waals Gewest en onderworpen aan werkzaamheden om energie te besparen, mits het voldoen aan vrij strikte voorwaarden in geval van erfopvolging (art. 135bis, nieuw, Wl.W.Succ.).

Dit voordelige regime gebeurt door teruggave van successierechten, ten belope van 25% van het bedrag van de gemaakte kosten (alle belastingen inbegrepen), geplafonneerd tot 2.500 en mits een verzoekschrift wordt ingediend uiterlijk binnen de zes maanden die volgen op de periode van de drie jaar vanaf de vestiging van de hoofdverblijfplaats in het door erfopvolging verkregen goed.

Om van deze gedeeltelijke en geplafonneerde terugbetaling van rechten te genieten, moet de rechthebbende aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoen:

  • de toepassing van de teruggaveregeling te hebben gevraagd, in de aangifte van nalatenschap of in een bij die aangifte gevoegd ondertekend schrijven;
  • zijn hoofdverblijfplaats te hebben gevestigd op de plaats van het overgedragen goed, binnen een jaar na de datum van indiening van de aangifte van nalatenschap;
  • zijn hoofdverblijfplaats te hebben behouden in het overgedragen onroerend goed gedurende een ononderbroken periode van ten minste drie jaren te rekenen vanaf de datum van vestiging van zijn hoofdverblijfplaats in dit onroerend goed, behoudens overmacht of dwingende reden van medische, familiale, professionele of sociale aard;
  • de werkzaamheden te hebben uitgevoerd om energie te besparen in het betreffende onroerend goed en de kosten te hebben betaald binnen drie jaar die volgen op de aangifte van nalatenschap;
  • een attest overleggen waaruit blijkt dat hij voldoet aan de voorwaarden van de teruggave.

Voorbeeld

De eigenaar overlijdt en de aangifte van nalatenschap wordt ingediend op 22 september 2019. De rechthebbendevestigt er zijn hoofdverblijfplaats op 15 februari 2020. Hij heeft er werken uitgevoerd om energie te besparen. Onder welke voorwaarden kan hij in aanmerking komen voor de teruggave van artikel 135bis van het Wl.W.Succ.?

De rechthebbende moet:

  • in de aangifte van nalatenschap of een daaraan gehecht schrijven om de toepassing van deze bepaling verzoeken;
  • de energiebesparende werkzaamheden uitvoeren en de kosten uiterlijk op 21 september 2022 betalen;
  • een attest overleggen waaruit blijkt dat hij aan de voorwaarden voor teruggave voldoet en uiterlijk op 15 augustus 2023 een verzoek tot teruggave van rechten indienen.

3.2.3. Vormvoorwaarden

Enerzijds moet de rechthebbende de toepassing van de teruggaveregeling vragen, in de aangifte van nalatenschap of in een bij die aangifte gevoegd ondertekend schrijven (art. 135bis, eerste lid, 1°, Wl.W.Succ.). De teruggave van successierechten is niet van rechtswege van toepassing. Het moet uitdrukkelijk worden gevraagd in de aangifte van nalatenschap zelf, of in een daaraan gehecht schrijven.

Anderzijds moet de rechthebbende een attest overleggen waaruit blijkt dat hij voldoet aan de voorwaarden van het artikel (art. 135bis, eerste lid, 6°, Wl.W.Succ.). De teruggave van rechten wordt alleen verleend als de verzoeker uitdrukkelijk verklaart dat hij aan de wettelijke voorwaarden voldoet. Zoniet, wordt er geen teruggave van rechten verleend.

3.2.4. Grondvoorwaarden

Om van de teruggave van de successierechten te genieten, moet de rechthebbende ook aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • zijn hoofdverblijfplaats te hebben gevestigd op de plaats van het door erfopvolging overgedragen goed, binnen een jaar na de datum van indiening van de aangifte van nalatenschap (art. 135bis, eerste lid, 2°, Wl.W.Succ.);
  • werkzaamheden te hebben verricht om energie te besparen in het betrokken onroerend goed binnen drie jaar na de datum van indiening van de aangifte van nalatenschap (art. 135bis, eerste lid, 5°, Wl.W.Succ.);
  • de kosten te hebben betaald om energie te besparen binnen de voormelde termijn (art. 135bis, eerste lid, 4°, Wl.W.Succ.).

3.2.5. Voorwaarden voor behoud – Overmacht of dwingende reden

Het voordeel van de terugbetaling wordt slechts behouden indien de rechthebbende, behalve in geval van overmacht of dwingende redenen van familiale, medische, professionele of sociale aard, zijn hoofdverblijfplaats in het door erfopvolging verkregen onroerend goed behoudt gedurende een ononderbroken periode van ten minste drie jaar, te rekenen vanaf de datum van vestiging van zijn hoofdverblijfplaats (te weten, in principe, de datum van inschrijving in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister) in het onroerend goed waarvoor de teruggave van rechten is verkregen.

In elk geval, blijft de teruggave van rechten verkregen indien de niet-naleving het gevolg is van overmacht of een dwingende reden van medische, familiale, professionele of sociale aard (art. 135bis, tweede lid, nieuw, Wl.W.Succ.).

De begrippen "overmacht" en "dwingende reden van familiale, medische, professionele of sociale aard" worden niet in het decreet gedefinieerd. Op basis van de algemene interpretatieregels, kunnen de niet in het fiscaal Wetboek gedefinieerde begrippen geïnterpreteerd worden overeenkomstig het gemeen recht (Burgerlijk Wetboek). Ze zijn gekoppeld aan het verlaten van de hoofdverblijfplaats, dat plaatsvindt nadat de hoofdverblijfplaats gevestigd werd in het verkregen onroerend goed. Indien het begrip overmacht een algemene strekking heeft, heeft deze van de dwingende reden een beperkte en specifieke strekking.

Onder "Overmacht", begrijpen we elke gebeurtenis na het ontstaan van de verbintenis, buiten de wil om van de persoon die zich erop beroept, onoverkomelijk en die de uitvoering van de verbintenis zowel fysiek als juridisch onmogelijk maakt (bv. brand, explosie, overstroming of ingrijpende verbouwings- of renovatiewerken die de woning die tot hoofdverblijfplaats dient onbewoonbaar maakt en een tijdelijke verandering van woonplaats met zich meebrengen).

Het begrip "dwingende reden" kan als volgt worden geïllustreerd:

  • "van familiale aard": een gezinslid moet verhuizen om een aan zijn handicap aangepaste woonplaats te hebben, de rechthebbende of bepaalde rechthebbenden verhuizen dienovereenkomstig;
  • "van medische aard": de verslechtering van de gezondheidstoestand (operatie, ernstige ziekte of zelfs palliatieve zorg) van een van de rechthebbenden, die een ziekenhuisopname of een opname in een verpleeghuis, een woonzorgcentrum of een soortgelijke instelling vereist;
  • "van professionele aard": de verplaatsing van de vestiging waartoe de werkgever van een van de rechthebbenden heeft besloten en die heeft geleid tot een verandering van de woonplaats van die rechthebbende kort na de vestiging in het verkregen onroerende goed;
  • "van sociale aard": de sociale omgeving – dat wil zeggen buiten het gezin – van de rechthebbende wordt radicaal veranderd.

De rechthebbende die het voordeel van de teruggave van de successierechten wenst te behouden, moet vanaf de datum van vestiging van de hoofdverblijfplaats in het door erfopvolging verkregen onroerend goed, er zijn hoofdverblijfplaats behouden gedurende drie ononderbroken jaren, behalve in geval van overmacht of dwingende redenen van familiale, medische, professionele of sociale aard.

De belastingplichtige die de voorwaarde van behoud van de hoofdverblijfplaats in het door erfopvolging verkregen onroerend goed niet respecteert en die zich noch op overmacht, noch op een dwingende reden kan beroepen, moet niettemin de successierechten dragen, zonder aanspraak te kunnen maken op teruggave van rechten. Als de teruggave al heeft plaatsgevonden, wordt deze onrechtmatig en wordt de belastingplichtige verplicht tot terugbetaling van de ten onrechte teruggegeven bedragen. Er werden geen boetes ingevoerd.

3.2.6. Toepassingsmodaliteiten

Een besluit van de Waalse regering van 18 juli 2019 tot uitvoering van de artikelen 135bis van het Wetboek der successierechten en 211 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten heeft de uitgaven en de aard van de werkzaamheden in geval van erfopvolging bepaald (art. 135bis, nieuw, Wl.W.Succ.), de te volgen procedure en de modaliteiten ervan. Dit besluit treedt in werking op 3 september 2018 (art. 10 BWR).

De te realiseren uitgaven hebben betrekking op werkzaamheden die bedoeld zijn om energie te besparen in een woning die het voorwerp uitmaakt van een nalatenschap. Zij betreffen investeringen voor volgende doeleinden (art..1 BWR):

  1. thermische isolatie van het dak of de zolder in contact met een onverwarmde of niet-vorstbestendige ruimte;
  2. thermische isolatie van muren die in contact staan met de buitenlucht of een onverwarmde of niet-vorstbestendige ruimte;
  3. thermische isolatie van de plankenvloeren die in contact staan met de buitenlucht of een onverwarmde of niet-vorstbestendige ruimte;
  4. de installatie van één van de volgende verwarmings- of sanitair warmwatersystemen:

a) warmtepomp voor verwarming of gecombineerde warmtepomp;

b) warmtepomp voor sanitair warmwater;

c) biomassaketel;

d) zonneboiler;

  1. de installatie van één van de volgende ventilatiesystemen:

a) ventilatiesysteem enkel flux;

b) mechanisch ventilatiesysteem dubbele flux met warmterecuperatie.

De investeringen die in aanmerking kunnen komen voor een terugbetaling van de successierechten moeten voldoen aan de technische voorwaarden voorzien volgens het besluit van de Waalse regering van 4 april 2019 tot invoering van een premiestelsel voor de uitvoering van een audit, van de rapporten over de opvolging van de werken ervan en van de investeringen tot bevordering van energiebesparing en van de renovatie van een woning, gepubliceerd in het B.S. van 1 juli 2019 (art. 2 BWR).

Iedere factuur met betrekking tot de in de artikelen 1 en 2 bedoelde uitgaven bevat de volgende formulering (art. 3, eerste lid, BWR):

"Attest overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 18 juli 2019 tot uitvoering van de artikelen 135bis van het Wetboek der successierechten en 211 van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten.

Ondergetekende, ......................................., verklaar dat de uitgaven verricht om energie in het gebouw te besparen, uitgevoerd en betaald zijn, dat de werken waarop deze uitgaven betrekking hebben, uitgevoerd zijn en dat aan de technische voorwaarden voldaan is.

(datum)

(naam)

(handtekening)".

De in het eerste lid voorziene formulering kan in een specifieke bijlage bij de factuur opgenomen worden (art. 7, tweede lid, BWR). Dit is weliswaar een optie, geen verplichting, maar elke factuur met betrekking tot energiebesparende investeringen moet het attest bevatten zoals hierboven uiteengezet.

Opgemerkt moet worden dat de aanvrager de volgende bewijsstukken moet voegen als bijlage bij zijn terugbetalingsaanvraag aan de bevoegde ontvanger (kantoor Rechtszekerheid of RZ) (art. 4, § 1, BWR):

  1. de facturen betreffende de in de artikelen 1 en 2 bedoelde uitgaven, alsook de specifieke formule aangehecht aan elke factuur met betrekking tot bovengenoemde uitgaven;
  2. de betalingsbewijzen van de bedragen die op deze facturen zijn vermeld;
  3. de documenten die aantonen dat de andere voorwaarden van artikel 135bis, W.Succ. vervuld zijn.

Enerzijds moet de aanvrager zijn verzoek tot teruggave zenden naar de ontvanger (Kantoor Rechtszekerheid of RZ) die de aangifte van nalatenschap heeft ontvangen, dewelke bevoegd is om de teruggave van in het kader van de belastingdienst geïnde rechten al dan niet toe te kennen.

Anderzijds moet het bevoegde kantoor RZ aan de Waalse Overheidsdienst (SPW) Territoire, Logement, Patrimoine et Energie een afschrift van de aanvraag tot terugbetaling en de bijlagen ervan meedelen (art. 4, § 2, BWR). De SPW Territoire, Logement, Patrimoine et Energie kan – in de dossiers die haar aanbelangen de naleving verifiëren van de uitgaven die het voorwerp zijn geweest van een teruggave van successierechten (art. 9 BWR). Het betreft dus een mogelijke controle in hoofde van de Waalse Administratie (SPW Territoire, Logement, Patrimoine et Energie).

4. Registratierechten

4.1.Herziening van het algemene tarief betreffende onroerende schenkingen (art. 131, nieuw, Wl.W.Reg.)

4.1.1. Beoogde doelstellingen

Met deze herziening van het algemene tarief betreffende onroerende schenkingen, streeft de Waalse decreetgever doelstellingen na van vereenvoudiging, van duidelijke administratieve rationalisering en van herstel van de fiscale aantrekkelijkheid van het Gewest met betrekking tot deze schenkingen (Ontwerp van decreet houdende diverse fiscale bepalingen, toelichting door de minister, C.R.I., Parl. W., 2017-2018, zitting van 18 juli 2018, blz. 4-5).

4.1.2. Vereenvoudiging en verlaging van het algemene tarief voor onroerende schenkingen

Het decreet vereenvoudigde de tariefstructuur voor onroerende schenkingen sterk en verlaagde de progressieve tarieven die van toepassing zijn op onroerende schenkingen in het Waals Gewest.

Het decreet verlaagt de tariefschalen (2 in plaats van 4), schrapt de variabele belastingschijven (4 identieke schijven per schaal, in plaats van 7 in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen wettelijk samenwonenden en 8 tussen broers en zussen, ooms of tantes en neven en nichten en tussen alle andere personen en beperkt de toepasselijke tarieven (8 in plaats van 39). De tarieven van de rechten worden sterk verlaagd (maximaal 27% in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen wettelijk samenwonenden, en 40% tussen andere personen).

Sinds 3 september 2018 is het nieuwe Waalse algemene tarief voor onroerende schenkingen als volgt:

Nieuw waals algemeen tarief

Belastbare schijven van de schenking van onroerende goederen

In rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen wettelijk samenwonenden

Tussen alle andere personen

Tot € 150.000

3%

10%

Van € 150.000,01 tot € 250.000

9%

20%

Van € 250.000,01 tot € 450.000

18%

30%

Meer dan € 450.000

27%

40%

De Waalse decreetgever heeft het algemene tarief voor onroerende schenkingen volledig gemodelleerd naar het stelsel dat sinds 1 juli 2015 van toepassing is in het Vlaamse Gewest en sinds 1 januari 2016 in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

4.2. Afschaffing van de voorkeursregeling inzake de schenking van de hoofdverblijfplaats (art. 131ter, oud, en 135, eerste lid, nieuw, Wl.W.Reg.)

4.2.1. Beoogde doelstellingen

Wat de hoofdverblijfplaats betreft, is de afschaffing van de voorkeursregeling een antwoord op een probleem van vereenvoudiging, op een inoverwegingneming van het niet-belasten van de erfelijke overdracht van de hoofdverblijfplaats op de dag van het overlijden van de echtgenoot of wettelijk samenwonende, en op een wens tot coherentie tussen de drie Gewesten (Ontwerp van decreet (...), op.cit., zitting van 18 juli 2018, blz. 5).

4.2.2. Afschaffing van het voorkeurstarief en van de abattementen voor de schenking van de hoofdverblijfplaats

Voorheen voorzag het oude artikel 131ter van het Wl.W.Reg. in een voorkeurstarief voor de schenking van de hoofdverblijfplaats van de schenker, onder bepaalde voorwaarden. Het voorzag ook in een gewoon abattement van € 12.500 en een extra abattement van € 12.500 indien het brutoaandeel van de begiftigde onderworpen aan voorkeursrechten niet meer dan € 125.000 bedroeg.

Sinds 3 september 2018 is dit voorkeursregime afgeschaft (art. 9, decreet). Inderdaad, was dit minder aantrekkelijk geworden dan het nieuwe algemene tarief bedoeld in artikel 131 van het Wl.W.Reg.

Bovendien maken de artikelen 135 en 136 van het Wl.W.Reg. het voorwerp uit van een dubbele technische aanpassing. Enerzijds, worden in artikel 135, eerste lid, de woorden "en van het recht vastgesteld in artikel 131ter" opgeheven. Anderzijds worden in artikel 136, eerste lid, de woorden " vorig artikel" vervangen door de woorden "artikel 135".

4.3. Onroerende schenking met een financiële last – Aanpassing van de antimisbruikmaatregel (art. 134, derde lid, oud, Wl.W.Reg.)

Wanneer de onroerende schenking gedaan is onder last van het betalen van een som, een rente of een pensioen aan een derde, wordt de last in hoofde van de aanvaardende derde belast als een secundaire schenking, afhankelijk van de verwantschap tussen de schenker en de begunstigde derde. Bovendien, wordt deze last afgetrokken van het aandeel van de hoofdbegiftigde, op voorwaarde dat de derde de clausule aanvaardt (art. 134, eerste lid, Wl.W.Reg.).

Wanneer de last een roerend goed betreft (betaling van een bedrag, rente of pensioen), wordt deze belast aan:

  • het algemene progressieve tarief van artikel 131 (art. 134, tweede lid, Wl.W.Reg.), of
  • het verlaagde voorkeurstarief van artikel 131ter (art. 134, derde lid, Wl.W.Reg.) indien het geschonken onroerende goed de hoofdverblijfplaats van de schenker is.

Na de opheffing van het in artikel 131ter bedoelde voorkeurstarief werd het derde lid van artikel 134 op zijn beurt opgeheven. Aldus, wanneer een onroerende schenking gepaard gaat met een last die bestaat uit de betaling van een bedrag, rente of pensioen, wordt de last in hoofde van de derde belast aan het nieuwe algemene progressieve tarief van de schenkingsrechten voorzien in artikel 131, Wl.W.Reg., zelfs als het geschonken onroerende goed dienst doet als hoofdverblijfplaats van de schenker en de derde-begunstigende een verwant in rechte lijn, echtgenoot of wettelijk samenwonende van de schenker is.

4.4. Progressievoorbehoud beperkt tot opeenvolgende onroerende schenkingen (art. 137 en 1381, nieuw, Wl.W.Reg.)

Om de schenkbelasting te berekenen werd het artikel 137, Wl.W.Reg. gewijzigd, zodat het sinds 3 september 2018 enkel van toepassing is op de schenking van een onroerend goed gevolgd door de schenking van een ander onroerend goed binnen de drie jaar en tussen dezelfde partijen, kortom voor opeenvolgende onroerende schenkingen.

Om te bepalen welke belasting van toepassing is op een nieuwe onroerende schenking, moet de belastbare grondslag van deze schenking, sinds 3 september 2018, worden toegevoegd aan de belastbare grondslag van onroerende schenkingen die al tussen dezelfde partijen minder dan 3 jaar daarvoor zijn gedaan. In het Waals Gewest is er geen progressievoorbehoud meer voor de volgende schenkingen gedaan tussen dezelfde partijen, binnen de 3 jaar:

  • de schenking van een roerend goed gevolgd door de schenking van ander roerend goed;
  • de schenking van een roerend goed gevolgd door de schenking van een onroerend goed;
  • de schenking van een onroerend goed gevolgd door de schenking van een roerend goed;
  • de schenking van een onroerend goed dat deel uitmaakt van een schenking van een onderneming waarop het verlaagd recht is uitgeoefend zoals bepaald in artikel 140bis van het Wl.W.Reg., gevolgd door de schenking van een ander onroerend goed (circulaire 2019/C/66 betreffende het Waals decreet van 6 mei 2019, punt IV, maatregel die met terugwerkende kracht vanaf 3 september 2018 van kracht is).

Het progressievoorbehoud geldt alleen nog voor de schenking van een onroerend goed gevolgd door de schenking van een ander onroerend goed, nog steeds binnen 3 jaar en tussen dezelfde partijen.

Het decreet sluit opnieuw aan bij het stelsel dat van toepassing is in de twee andere Gewesten en heeft bijgevolg de artikelen 137 en 1381 van de Wl.W.Reg. herzien.

4.5. Fiscale neutraliteit van erfovereenkomsten (art. 131sexies, Wl.W.Reg.)

4.5.1. Globale of punctuele erfovereenkomst

Sinds 1 september 2018 – datum van inwerkingtreding van de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat erfenissen en giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, B.S., 1 september 2017, 1e ed. – kan de toekomstige overledene een globale erfovereenkomst sluiten, verleden voor een Belgische notaris (dus verplicht registreerbaar) en die het "subjectieve" evenwicht vaststelt tussen een vader en/of moeder en al zijn/haar vermoedelijke erfgenamen in rechte aflopende lijn (begiftigden) met betrekking tot de huidige en voorgaande schenkingen vermeld in de overeenkomst, al dan niet geregistreerd (handgiften of onrechtstreekse schenkingen), met betrekking tot de toegekende voordelen en met betrekking tot de schuldvorderingen. In alle gevallen, zijn de schenkingen vermeld in de globale overeenkomst niet langer in te brengen of in te korten. Deze overeenkomst, ondertekend door alle partijen, heeft tot doel de vrede te bewaren binnen families en onnodige ruzies te voorkomen bij overlijden. De essentie zelf van de globale erfovereenkomst (art. 1100/1 tot 1100/7, oud BW) houdt in dat het afsluiten van dergelijke overeenkomst geen impact mag hebben op de wijze waarop de in de overeenkomst vermelde schenkingen worden behandeld.

Punctuele erfovereenkomsten kunnen ook afgesloten worden met betrekking tot de inbreng (art. 845, oud BW). Zo maken ze het mogelijk voor het kind van de schenker om in de akte van schenking of in een latere overeenkomst, gesloten met de schenker en de begiftigde, zich ertoe te verbinden om in de nalatenschap van de schenker, indien deze dit aanvaardt, de schenking gedaan aan zijn eigen kind, in te brengen.

4.5.2. Vrijstelling van het evenredige recht – Voortzetting van de fictie van artikel 7, W.Succ.

Om te vermijden dat het evenredige recht wordt geheven op de roerende schenkingen die worden vermeld in de erfovereenkomst, stelt het decreet deze niet-geregistreerde schenkingen vrij van het evenredige recht, op voorwaarde dat de partijen de toepassing van artikel 131sexies, W.Reg. vragen. (art. 131sexies, tweede lid, 1°) en dat zij verklaren dat de schenking werd toegestaan vóór de datum van de erfovereenkomst (art. 131sexies, tweede lid, 2°), ongeacht of deze globaal of punctueel is. Zoniet, worden de schenkingsrechten geheven op de schenkingen, meer bepaald op de huidige schenkingen die gelijktijdig met de erfovereenkomst werden toegestaan en op de schenkingen waarvoor geen toepassing van artikel 131sexies werd gevraagd.

Het is belangrijk te noteren dat het decreet de fictie van legaten behoudt (art. 7, Wl.W.Succ.) indien er niet-geregistreerde roerende schenkingen vermeld werden in de erfovereenkomst, maar de schenker overleden is binnen drie jaar te rekenen vanaf de datum van deze schenkingen. Bij toepassing van het artikel, is de datum van de erfovereenkomst geen vermoeden van de datum van de schenkingen (art. 7, derde lid, nieuw, Wl.W.Succ.). De vermelding van de datum van de roerende schenkingen in de erfovereenkomst bindt de fiscale administratie niet. Deze kan vaststellen dat de schenkingen waarvan sprake toegestaan werden binnen de drie jaar voor het overlijden van de schenker.

Het spreekt voor zich dat in geval van overlijden van de schenker na de drie jaar vanaf de datum van deze schenkingen, de fictie van artikel 7 Wl.W.Succ. niet van toepassing kan zijn.

Voorbeeld

X schenkt aan zijn kinderen in 2000, 2005 en op 1 april 2017 een aandelenportefeuille; deze schenkingen werden niet geregistreerd.

X en al zijn kinderen sluiten in oktober 2019 een erfovereenkomst. Deze overeenkomst vermeldt alle voordien gedane schenkingen (identiteit van de partijen, datum en bedrag van elk van de schenkingen). Deze overeenkomst wordt geregistreerd aan het algemene vaste recht (50 €). Moeten de in de overeenkomst vermelde schenkingen belast worden aan het evenredige registratierecht? NEEN, gelet op de vrijstelling bedoeld in artikel 131sexies Wl.W.Reg.

Indien X op 20 februari 2020 overlijdt, zijn er dan successierechten verschuldigd op de schenkingen op grond van artikel 7 W.Succ.?

  • schenking gedaan op 1 april 2017 (binnen de 3 jaar): JA;
  • schenkingen gedaan in 2000 en 2005 (meer dan 3 jaar): NEE.

Door een vrijstelling van het evenredig registratierecht in te voeren voor alle schenkingen die in de erfovereenkomst zijn vastgelegd en door het fictieve legaat voor schenkingen die binnen drie jaar zijn gedaan te behouden (art. 7, W.Succ.), maakt het decreet de erfovereenkomst fiscaal neutraal (Ontwerpdecreet (...), memorie van toelichting, op. cit. , blz. 6) . Inderdaad, zullen handgiften en onrechtstreekse schenkingen, vermeldt in een erfovereenkomst verleden voor een Belgische notaris, op dezelfde manier behandeld worden inzake registratie- en successierechten.

4.5.3. Inwerkingtreding

Het decreet is op 3 september 2018 in werking getreden. De wet tot hervorming van het erfrecht is weliswaar op 1 september 2018 in werking getreden. Aangezien 1 (zaterdag) en 2 september (zondag) echter in het weekend vallen, zou dit uitstel van twee dagen geen invloed mogen hebben.

4.6. Teruggave van rechten op woningen die onderworpen worden aan energiebesparende werkzaamheden (art. 211, nieuw, Wl.W.Reg.)

4.6.1. Beoogde doelstellingen

Deze maatregel is bedoeld voor schenkingen en heeft betrekking op werkzaamheden of investeringen in woningen met de bedoeling energie te besparen. Vóór het decreet bestonden er geen specifieke fiscale maatregelen. De doelstelling maakt deel uit van de regionale wens om het Waalse gebouwenbestand te verbeteren (zie ontwerp van decreet met verschillende fiscale bepalingen, toelichting door de minister, C.R.I. , Parl. W., 2017-2018, zitting van 18 juli 2018, blz. 6).

4.6.2. Gedeeltelijke en geplafonneerde teruggave van schenkingsrechten

Het decreet innoveert door vanaf 3 september 2018 een fiscale stimulans in te voeren voor de overdracht van woningen (onroerende goederen die geheel of gedeeltelijk bestemd zijn voor bewoning) gelegen in het Waals Gewest en onderworpen aan werkzaamheden om energie te besparen, mits het voldoen aan vrij strikte voorwaarden in geval van een schenking (art. 211, nieuw, Wl.W.Reg.).

Dit voordelige regime gebeurt door teruggave van schenkingsrechten, ten belope van 25% van het bedrag van de gemaakte kosten (alle belastingen inbegrepen), geplafonneerd tot 2.500 en mits een verzoekschrift wordt ingediend uiterlijk binnen zes maanden die volgen op de periode van de drie jaar vanaf de vestiging van de hoofdverblijfplaats in het geschonken onroerende goed.

Om van deze gedeeltelijke en geplafonneerde teruggave van rechten te genieten, moet de verzoekende begiftigde aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoen:

  • de toepassing van de teruggaveregeling te hebben gevraagd, in de schenkingsakte of in een bij dat document gevoegd en ondertekend geschrift;
  • zijn hoofdverblijfplaats te hebben gevestigd op de plaats van het geschonken goed binnen het jaar volgend op de schenkingsakte;
  • zijn hoofdverblijfplaats te hebben behouden in het overgedragen onroerend goed gedurende een ononderbroken periode van ten minste drie jaar te rekenen vanaf de datum van vestiging van zijn hoofdverblijfplaats in dit onroerend goed, behoudens overmacht of dwingende reden van medische, familiale, professionele of sociale aard;
  • de werkzaamheden te hebben uitgevoerd om energie te besparen in het betreffende onroerende goed en de kosten te hebben betaald binnen drie jaar die volgen op de schenkingsakte;
  • een attest overleggen waaruit blijkt dat hij voldoet aan de voorwaarden van de teruggave.

Voorbeeld

De schenkingsakte is op 22 september 2018 ondertekend. De begiftigde vestigt er op 15 februari 2019 zijn hoofdverblijfplaats. Hij doet werkzaamheden verrichten om energie te besparen. Onder welke voorwaarden kan hij genieten van de teruggave van artikel 211, Wl.W.Reg.?

De begiftigde moet:

  • in de schenkingsakte de toepassing van dit artikel vragen;
  • de energiebesparende werkzaamheden uitvoeren en de uitgaven uiterlijk op 21 september 2021 betalen;
  • een attest overleggen dat hij aan de voorwaarden voor teruggave voldoet en uiterlijk op 15 augustus 2022 een verzoek tot teruggave van rechten indienen.

4.6.3. Vormvoorwaarden

Enerzijds, moet de begiftigde om de toepassing van de teruggaveregeling verzoeken, in de schenkingsakte of in een ondertekend geschrift dat bij deze akte is gevoegd. De teruggave van de schenkingsrechten is niet van rechtswege van toepassing. Het moet uitdrukkelijk worden gevraagd in de schenkingsakte zelf, of in een daaraan gehecht schrijven (art. 211, eerste lid, 1°, Wl.W.Reg.).

Anderzijds, moet de begiftigde een attest overleggen waaruit blijkt dat hij voldoet aan de voorwaarden van de teruggave. De teruggave van schenkingsrechten wordt slechts verleend indien de verzoeker uitdrukkelijk verklaart dat hij aan de wettelijke voorwaarden voldoet (art. 211 eerste lid , 6°, Wl.W.Reg.). Bij gebrek hieraan, kan er geen teruggave van rechten worden verleend.

4.6.4. Grondvoorwaarden

Om van de teruggave van schenkingsrechten te genieten, moet de begiftigde ook aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • zijn hoofdverblijfplaats te hebben gevestigd op de plaats van het geschonken goed, binnen het jaar volgend op de schenkingsakte (art. 211, eerste lid, 2°, Wl.W.Reg.);
  • werkzaamheden te hebben verricht om energie te besparen in het betrokken onroerend goed binnen drie jaar na de schenkingsakte (art. 211, eerste lid, 5°, Wl.W.Reg.);
  • de kosten te hebben betaald om energie te besparen binnen voormelde termijn (art. 211, eerste lid, 4°, Wl.W.Reg.).

4.6.5. Voorwaarden voor behoud – Overmacht of dwingende reden

Het voordeel van de teruggave blijft slechts behouden indien de begiftigde, behalve in geval van overmacht of dwingende redenen van familiale, medische, professionele of sociale aard, zijn hoofdverblijfplaats in het geschonken onroerende goed behoudt gedurende een ononderbroken periode van ten minste drie jaar, te rekenen vanaf de datum van vestiging van zijn hoofdverblijfplaats (te weten, in principe, de datum van inschrijving in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister) in het onroerend goed waarvoor de teruggave van rechten werd verkregen (art. 211, eerste lid, 3°, Wl.W.Reg.).

In elk geval, blijft de teruggave van de schenkingsrechten verkregen indien de niet-naleving het gevolg is van overmacht of een dwingende reden van medische, familiale, professionele of sociale aard (art. 211, tweede lid, Wl.W.Reg.)

Voor de begrippen "overmacht" en "dwingende reden van medische, familiale, professionele of sociale aard" wordt verwezen naar punt 3.2.5 hierboven.

De begiftigde die het voordeel van de teruggave van de schenkingsrechten wenst te behouden, moet vanaf de datum van vestiging van de hoofdverblijfplaats in het betreffende onroerend goed zijn hoofdverblijfplaats daar gedurende drie ononderbroken jaren behouden, behalve in geval van overmacht of dwingende reden van familiale, medische, professionele of sociale aard.

De belastingplichtige die deze voorwaarde van behoud van de hoofdverblijfplaats in het geschonken onroerend goed niet respecteert en die zich noch op overmacht noch op een dwingende reden kan beroepen, moet niettemin de bijkomende rechten dragen, zonder aanspraak te kunnen maken op de teruggave van rechten. Als de teruggave al heeft plaatsgevonden, wordt deze onrechtmatig en wordt de belastingplichtige verplicht tot terugbetaling van de ten onrechte teruggegeven rechten. Er werden geen boetes ingevoerd.

4.6.6. Toepassingsmodaliteiten

Een besluit van de Waalse regering van 18 juli 2019 tot uitvoering van de artikelen 135bis van het Wetboek der successierechten en 211 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten heeft de uitgaven bepaald en de aard van de bedoelde werkzaamheden bij schenking (art. 211, nieuw, Wl.W.Reg.), de te volgen procedure en de modaliteiten ervan. Dit besluit treedt in werking op 3 september 2018 (art. 10, BWR).

De te realiseren uitgaven hebben betrekking op werkzaamheden die bedoeld zijn om energie te besparen in een woning die het voorwerp uitmaakt van een schenking. Zij betreffen investeringen voor volgende doeleinden (art. 5, BWR):

  1. thermische isolatie van het dak of de zolder in contact met een onverwarmde of niet-vorstbestendige ruimte;
  2. thermische isolatie van muren die in contact staan met de buitenlucht of een onverwarmde of niet-vorstbestendige ruimte;
  3. thermische isolatie van de plankenvloeren die in contact staan met de buitenlucht of een onverwarmde of niet-vorstbestendige ruimte;
  4. de installatie van één van de volgende verwarmings- of sanitair warmwatersystemen:

a) warmtepomp voor verwarming of gecombineerde warmtepomp;

b) warmtepomp voor sanitair warmwater;

c) biomassaketel;

d) zonneboiler;

  1. de installatie van één van de volgende ventilatiesystemen:

a) ventilatiesysteem enkel flux;

b) mechanisch ventilatiesysteem dubbele flux met warmterecuperatie.

De investeringen die in aanmerking kunnen komen voor een terugbetaling van de schenkingsrechten moeten voldoen aan de technische voorwaarden voorzien volgens het besluit van de Waalse regering van 4 april 2019 tot invoering van een premiestelsel voor de uitvoering van een audit, van de rapporten over de opvolging van de werken ervan en van de investeringen tot bevordering van energiebesparing en van de renovatie van een woning, gepubliceerd in B.S. op 1 juli 2019 (art. 6, BWR).

Iedere factuur met betrekking tot de in de artikelen 5 en 6 bedoelde uitgaven bevat de volgende formulering (art. 7, eerste lid, BWR):

"Attest overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 18 juli 2019 tot uitvoering van de artikelen 135bis van het Wetboek der successierechten en 211 van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten.

Ondergetekende, ......................................., verklaar dat de uitgaven verricht om energie in het onroerend goed te besparen, uitgevoerd en betaald zijn, dat de werken waarop deze uitgaven betrekking hebben, uitgevoerd zijn en dat aan de technische voorwaarden voldaan is.

(datum)

(naam)

(handtekening)".

De in het eerste lid voorziene formulering kan in een specifieke bijlage bij de factuur worden opgenomen (art. 7, tweede lid, BWR). Dit is weliswaar een optie, geen verplichting, maar elke factuur met betrekking tot energiebesparende investeringen moet het attest bevatten zoals hierboven uiteengezet.

Opgemerkt moet worden dat de aanvrager de volgende bewijsstukken bij zijn terugbetalingsaanvraag als bijlage moet voegen (art. 8, § 1, BWR):

  1. de facturen betreffende de in de artikelen 1 en 2 bedoelde uitgaven, alsook de specifieke formule aangehecht aan elke factuur met betrekking tot bovengenoemde uitgaven;
  2. de betalingsbewijzen van de bedragen die op deze facturen zijn vermeld;
  3. de documenten die aantonen dat de andere voorwaarden van artikel 211, W.Reg. vervuld zijn.

Enerzijds moet de aanvrager zijn verzoek tot teruggave zenden naar de ontvanger (kantoor Rechtszekerheid of RZ) die de schenking heeft geregistreerd, dewelke bevoegd is om de teruggave van de in het kader van de belastingsdienst geïnde rechten al dan niet toe te kennen.

Anderzijds moet het bevoegde kantoor RZ aan de Waalse Overheidsdienst (SPW) Territoire, Logement, Patrimoine et Energie een afschrift van de aanvraag tot terugbetaling en de bijlagen ervan meedelen (art. 8, § 2, BWR). De SPW Territoire, Logement, Patrimoine et Energie kan – in de dossiers die haar aanbelangen de naleving verifiëren van de uitgaven die het voorwerp zijn geweest van een teruggave van de schenkingsrechten (art. 9, BWR). Het betreft dus een mogelijke controle in hoofde van van de Waalse administratie (SPW Territoire, Logement, Patrimoine et Energie).

5. Inwerkingtreding

5.1. Successierechten

De nieuwe bepalingen inzake successierechten zijn in werking getreden tien dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, namelijk op 3 september 2018 (art. 19, decreet). Vanaf dat ogenblik, zijn ze van toepassing op nalatenschappen die vanaf die datum openvallen.

5.2. Registratierechten

Op 3 september 2018 zijn ook de nieuwe bepalingen inzake registratierechten in werking getreden (art. 19, decreet). Vanaf dat ogenblik, zijn ze van toepassing op akten (onroerende schenkingen, roerende schenkingen, erfovereenkomsten) verleden voor een Belgische notaris vanaf die datum.

Voor schenkingsakten die vóór die datum zijn verleden, maar die aan een opschortende voorwaarde zijn onderworpen die vervuld werd vanaf die datum, is het toepasselijke tarief dat dat van kracht is op de datum van de akte (vroeger tarief) en wordt de belastbare grondslag vastgesteld op de datum van vervulling van de voorwaarde (art. 16, W.Reg.).


Mots clés

Articles recommandés