De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 26/09/2022 de Circulaire 2022/C/96 over de vermindering van de administratieve lasten inzake de fiches 281.50.
Bespreking van de art. 125 tot 127 van de wet van 21.01.2022 houdende diverse fiscale bepalingen en van het koninklijk besluit van 10.04.2022 tot uitvoering van art. 57, vierde lid, WIB 92.
Inhoudstafel
A. Afschaffing van de verplichting om een fiche 281.50 op te stellen als een factuur of document in de plaats ervan is opgesteld
B. Invoering van een drempel waaronder geen fiches 281.50 moeten worden opgesteld
1. Deze circulaire bespreekt de art. 125 tot 127 van de wet van 21.01.2022 (1) en het koninklijk besluit van 10.04.2022 (2) die de verplichting om individuele fiches 281.50 en een samenvattende opgave 325.50 op te stellen in bepaalde gevallen hebben afgeschaft.
(1) Wet van 21.01.2022 houdende diverse fiscale bepalingen (hierna W 21.01.2022) (BS 28.01.2022).
(2) Koninklijk besluit van 10.04.2022 tot uitvoering van art. 57, vierde lid, WIB 92 (hierna KB 10.04.2022) (BS 26.04.2022).
2.
'(…)
Art. 125
Artikel 57 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 juni 2021, wordt aangevuld met drie leden, luidende:
"Het eerste lid, 1°, is niet van toepassing wanneer de er beoogde kosten verbonden zijn aan de leveringen van goederen of diensten verricht door een belastingplichtige gevestigd op het grondgebied van de Gemeenschap in de zin van artikel 1, § 2, 2°, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde of in Noorwegen, IJsland of Liechtenstein, waarvoor overeenkomstig het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, de Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde of elke andere wettelijke of reglementaire bepaling toepasbaar op de belastingplichtige, een factuur of een document in de plaats ervan werd opgesteld.
In afwijking van het eerste lid, 1°, kan de Koning een drempel bepalen waaronder de er beoogde beroepskosten per jaar en per leverancier van goederen of dienstverrichter niet moeten worden verantwoord door de opmaak van een individuele fiche en een samenvattende opgave. De drempel mag niet meer dan 1 000 euro bedragen.
Elke gegevensverwerking die rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden is met de naleving van het eerste tot het vierde lid is een verwerking noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang in de zin van artikel 6 van de Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG. Het doel van die gegevensverwerking is verenigbaar met de doeleinden die de fiscale bevoegdheden omschreven in dit Wetboek nastreven. Dit Wetboek vormt de rechtsgrondslag in de zin van artikel 6, lid 3, van de voornoemde Verordening voor de verwerking van de gegevens tijdens de uitoefening van de erin omschreven fiscale bevoegdheden. De uitoefening van die fiscale bevoegdheden vormt in het kader van gegevensverwerking een gewichtige reden van algemeen belang.".
Art. 126
In artikel 178, § 5, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 8 juni 2008, vervangen bij de wet van 22 december 2009 en gewijzigd bij de wet van 18 december 2016, wordt een bepaling onder 2°/1 ingevoegd, luidende:
“2°/1 het in artikel 57, vierde lid, vermelde bedrag;”.
Art. 127
Artikel 125 is van toepassing op de vanaf 1 januari 2021 toegekende commissielonen, makelaarslonen, handels- of andere restorno's, toevallige of niet-toevallige vacatiegelden of erelonen, gratificaties, vergoedingen of voordelen van alle aard.
(…)'
3.
'Artikel 1
In artikel 30, § 1, van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, worden de woorden ", waarvan de inkomsten de 250 euro per jaar overschrijden," ingevoegd tussen de woorden "voor iedere verkrijger van inkomsten" en de woorden "langs elektronische weg".
Art. 2
De minister bevoegd voor Financiën, is belast met de uitvoering van dit besluit.'
4.
'(…)
Art. 57
De volgende kosten worden slechts als beroepskosten aangenomen wanneer ze worden verantwoord door individuele fiches en een samenvattende opgave die worden overgelegd in de vorm en binnen de termijn die de Koning bepaalt:
1° commissies, makelaarslonen, handels- of andere restorno's, toevallige of niet-toevallige vacatiegelden of erelonen, gratificaties, vergoedingen of voordelen van alle aard die voor de verkrijgers al dan niet in België belastbare beroepsinkomsten zijn, behoudens de in artikel 30, 3° , bedoelde bezoldigingen;
2° bezoldigingen, pensioenen, renten of als zodanig geldende toelagen, betaald aan personeelsleden, aan gewezen personeelsleden of aan hun rechtverkrijgenden, met uitzondering van de sociale voordelen die ten name van de verkrijgers zijn vrijgesteld;
3° vaste vergoedingen toegekend aan de leden van het personeel als terugbetaling van werkelijke eigen kosten van de werkgever;
4° inkomsten als bedoeld in artikel 17, § 1, eerste lid, 3°, wat auteursrechten en naburige rechten betreft, en 5°.
Variabele vergoedingen toegekend aan de leden van het personeel als terugbetaling van werkelijke eigen kosten van de werkgever moeten worden verantwoord door individuele fiches en een samenvattende opgave die worden overgelegd in de vorm en binnen de termijn die de Koning bepaalt.
Het eerste lid, 1°, is niet van toepassing wanneer de er beoogde kosten verbonden zijn aan de leveringen van goederen of diensten verricht door een belastingplichtige gevestigd op het grondgebied van de Gemeenschap in de zin van artikel 1, § 2, 2°, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde of in Noorwegen, IJsland of Liechtenstein, waarvoor overeenkomstig het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, de Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde of elke andere wettelijke of reglementaire bepaling toepasbaar op de belastingplichtige, een factuur of een document in de plaats ervan werd opgesteld.
In afwijking van het eerste lid, 1°, kan de Koning een drempel bepalen waaronder de er beoogde beroepskosten per jaar en per leverancier van goederen of dienstverrichter niet moeten worden verantwoord door de opmaak van een individuele fiche en een samenvattende opgave. De drempel mag niet meer dan 1.000 euro bedragen.
Elke gegevensverwerking die rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden is met de naleving van het eerste tot het vierde lid is een verwerking noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang in de zin van artikel 6 van de Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG. Het doel van die gegevensverwerking is verenigbaar met de doeleinden die de fiscale bevoegdheden omschreven in dit Wetboek nastreven. Dit Wetboek vormt de rechtsgrondslag in de zin van artikel 6, lid 3, van de voornoemde Verordening voor de verwerking van de gegevens tijdens de uitoefening van de erin omschreven fiscale bevoegdheden. De uitoefening van die fiscale bevoegdheden vormt in het kader van gegevensverwerking een gewichtige reden van algemeen belang.
(…)
Art. 178
(…)
§ 5. In afwijking van paragraaf 1, worden de volgende bedragen niet geïndexeerd :
(…)
2°/1 het in artikel 57, vierde lid, vermelde bedrag;
(…)'
(3) Gecoördineerde tekst met de in deze circulaire besproken wijzigingen in het vet.
5.
'(…)
Art. 30
§ 1. Bij het einde van elk jaar moeten de schuldenaars van de in artikel 57, 1° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde kosten voor iedere verkrijger van inkomsten, waarvan de inkomsten de 250 euro per jaar overschrijden, langs elektronische weg de fiches en samenvattende opgave waarvan sprake is in artikel 57 van hetzelfde Wetboek indienen overeenkomstig de modaliteiten bepaald door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde.
(…)'
(4) Gecoördineerde tekst met de in deze circulaire besproken wijziging in het vet.
6. Artikel 57, eerste lid, 1°, WIB 92 bepaalt dat commissies, makelaarslonen, handels- of andere restorno's, toevallige of niet-toevallige vacatiegelden of erelonen, gratificaties, vergoedingen of voordelen van alle aard (hierna commissies, makelaarslonen, enz.) die voor de verkrijgers al dan niet in België belastbare beroepsinkomsten zijn (behalve bezoldigingen van meewerkende echtgenoten), slechts als beroepskosten worden aangenomen als ze worden verantwoord door individuele fiches en een samenvattende opgave die worden overgelegd in de vorm en binnen de termijn die de Koning bepaalt (individuele fiches 281.50 en een samenvattende opgave 325.50).
Die bepaling heeft tot doel de onderlinge samenhang te versterken tussen de aftrek van commissies, makelaarslonen, enz. door diegenen die ze betalen of dragen (de schuldenaars) en het belasten van de bedoelde inkomsten op naam van de verkrijgers.
7. De jaarlijkse opmaak van die fiches en samenvattende opgaven brengt voor de betrokken schuldenaars evenwel een aanzienlijke administratieve last mee.
Het blijkt echter dat de administratie de in die fiches en opgaven vervatte informatie ook kan verkrijgen via andere kanalen, zoals de erop betrekking hebbende facturen.
Op basis van een verklaring van de toenmalige Minister van Financiën in de Commissie voor de Financiën van de Senaat (5) past de administratie dan ook al jaren de administratieve tolerantie toe dat er geen fiche 281.50 moet worden opgesteld als er voldaan is aan de dubbele voorwaarde:
- dat de verkrijger onderworpen is aan de boekhoudkundige verplichtingen van de ondernemingen, bepaald in Boek III, Titel 3, Hoofdstuk 2 van het Wetboek van economisch recht, en
- dat hij de schuldenaar in toepassing van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna Btw-Wetboek) een factuur of een bijzonder stuk in de zin van art. 53, § 3, van datzelfde wetboek heeft afgeleverd.
Die administratieve tolerantie werd voorheen echter nooit in wetgeving omgezet.
(5) Zie Senaat, zitting 1979-1980, Vers. Comm. Fin., stuk 483/9, blz. 34).
8. Met het oog op administratieve vereenvoudiging heeft art. 125, W 21.01.2022 art. 57, WIB 92 nu aangevuld met een derde lid waardoor de verplichting om een fiche 281.50 op te stellen wordt afgeschaft voor de kosten verbonden aan leveringen van goederen of diensten:
- verricht door een belastingplichtige gevestigd op het grondgebied van de Gemeenschap in de zin van art. 1, § 2, 2°, van het Btw-Wetboek (6) of in Noorwegen, Ijsland of Liechtenstein
- waarvoor een factuur of een document in de plaats ervan is opgesteld volgens het Btw-Wetboek, de Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28.11.2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde of elke andere wettelijke of reglementaire bepaling toepasbaar op de belastingplichtige.
(6) Art. 1, § 2, 2°, Btw-Wetboek luidt: 'Voor de toepassing van dit Wetboek wordt verstaan onder: (…) 'Gemeenschap' en 'grondgebied van de Gemeenschap': het binnenland van de Lid-Staten'. Wat onder 'binnenland van de Lid-Staten' wordt verstaan, wordt verder verduidelijkt in art. 1, §§ 2 tot 5, Btw-Wetboek (zie bijlage).
9. Onder 'een factuur of een document in de plaats ervan' wordt verstaan:
- een factuur overeenkomstig de btw-reglementering van toepassing op de belastingplichtige
- een creditnota
- een vereenvoudigde factuur bedoeld in artikel 13 van het KB nr. 1 van 29.12.1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, in de gevallen waarin ze is toegelaten
- het bijzonder stuk in de zin van artikel 53, § 3, van het Btw-Wetboek, als het een levering van een goed of een dienst betreft binnen een Belgische btw-eenheid.
Ontvangstbewijzen en gelijkaardige documenten gelden daarentegen niet als factuur.
10. Vóór de inwerkingtreding van de W 21.01.2022 paste de administratie al de administratieve tolerantie toe dat er geen fiche 281.50 moest worden opgesteld als het totale bedrag of de totale waarde van de betaalde of ten laste genomen bedragen of verleende voordelen niet meer bedroeg dan 125 euro per verkrijger en per jaar.
11. Art. 125, W 21.01.2022 heeft dat principe nu overgenomen door art. 57, WIB 92 aan te vullen met een vierde lid, dat de Koning de bevoegdheid verleent om een drempel te bepalen waaronder commissies, makelaarslonen, enz. niet meer door een individuele fiche en een samenvattende opgave moeten worden verantwoord. Die drempel mag niet meer mag bedragen dan 1.000 euro per jaar en per leverancier van goederen of dienstverrichter.
12. Dat bedrag wordt niet geïndexeerd (7).
(7) Zie art. 178, § 5, 2°/1, WIB 92, dat door art. 126, W 21.01.2022 is ingevoegd.
13. Het KB 10.04.2022 heeft art. 57, vierde lid, WIB 92 ondertussen ook uitgevoerd door in art. 30, § 1, KB/WIB 92 in te schrijven dat de schuldenaars van commissies, makelaarslonen, enz. maar fiches en een samenvattende opgave bedoeld in art. 57, eerste lid, 1°, WIB 92 moeten indienen voor iedere verkrijger van wie de inkomsten de 250 euro per jaar overschrijden.
14. De bovenvermelde vereenvoudigingsmaatregelen zullen ertoe leiden dat voor een groot aantal belastingplichtigen een administratieve verplichting wegvalt en er dus geen nieuwe verwerking van persoonsgegevens plaatsvindt.
Om ervoor te zorgen dat de bestaande gegevensverwerkingen in het kader van de in art. 57, eerste tot vierde lid, WIB 92 bedoelde individuele fiches en samenvattende opgaven voldoen aan de Verordening (EU) 2016/679 van 27.04.2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, heeft artikel 125, W 21.01.2022 art. 57, WIB 92 aangevuld met een vijfde lid.
Daarin wordt bepaald dat:
- de gegevensverwerking in het kader van art. 57, eerste tot vierde lid, WIB 92 noodzakelijk is voor het vervullen van een taak van algemeen belang
- het doel van die gegevensverwerking verenigbaar is met de doeleinden die de fiscale bevoegdheden omschreven in het WIB 92 nastreven
- het WIB 92 de rechtsgrondslag vormt voor die gegevensverwerking tijdens de uitoefening van de fiscale bevoegdheden omschreven in datzelfde wetboek
- de uitoefening van die fiscale bevoegdheden in het kader van gegevensverwerking een gewichtige reden van algemeen belang vormt.
15. De wijzigingen aangebracht door art. 125, W 21.01.2022 zijn van toepassing op commissies, makelaarslonen, enz. toegekend vanaf 01.01.2021 (8).
(8) Zie art. 127, W 21.01.2022.
16. Aangezien de W 21.01.2022 geen expliciete datum van inwerkingtreding van art. 126, W 21.01.2022 bevat, treedt de niet-indexering van de wettelijke drempel van 1.000 euro waaronder geen fiches 281.50 en samenvattende opgaven 325.50 moeten worden opgesteld, in werking 10 dagen na de publicatie van de W 21.01.2022 in het BS, d.w.z. op 07.02.2022.
17. Ook het KB 10.04.2022 bevat geen expliciete datum van inwerkingtreding, waardoor het in werking treedt 10 dagen na publicatie van het KB in het BS, d.w.z. op 06.05.2022. Het heeft echter al uitwerking vanaf de datum vermeld in art. 127, W 21.01.2022, dus vanaf 01.01.2021.
Interne ref.: 733.314
'§ 2. Voor de toepassing van dit Wetboek wordt verstaan onder:
1° "Lid-Staat" en "grondgebied van een Lid-Staat": het binnenland zoals dat in de §§ 3, 4 en 5, voor elke Lid-Staat wordt omschreven;
2° "Gemeenschap" en "grondgebied van de Gemeenschap": het binnenland van de Lid-Staten;
3° "derdelands gebied" en "derde land": elk ander grondgebied dan het binnenland van een Lid-Staat.
§ 3. Het "binnenland" komt overeen met het grondgebied van iedere lidstaat van de Europese Unie waarop de verdragen betreffende de Europese Unie en betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn overeenkomstig de artikelen 52 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en 349 en 355 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
§ 3bis. In afwijking van de paragrafen 2 en 3, omvatten "lidstaat", "grondgebied van een lidstaat", "Gemeenschap", "grondgebied van de Gemeenschap" en "binnenland" het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland overeenkomstig de modaliteiten opgenomen in artikel 8 van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie gedaan te Brussel en Londen op 24 januari 2020.
§ 4. Het binnenland omvat niet de volgende nationale grondgebieden die deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap:
1° Koninkrijk Spanje: de Canarische Eilanden;
2° Franse Republiek: de gebieden bedoeld in artikel 349 en artikel 355, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
3° Helleense Republiek: de Berg Athos;
4° (Opgeheven);
5° Republiek Finland: de Aland-eilanden;
6° Italiaanse Republiek:
a) Campione d’Italia;
b) de nationale wateren van het meer van Lugano.
Het binnenland omvat evenmin de volgende nationale grondgebieden die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap:
1° Bondsrepubliek Duitsland:
a) het eiland Helgoland;
b) het grondgebied van Büsingen;
2° Koninkrijk Spanje:
a) Ceuta;
b) Melilla;
3° Italiaanse Republiek: Livigno;
4° (Opgeheven).
§ 5. Voor de toepassing van dit Wetboek worden geacht deel uit te maken van:
1° (Opgeheven);
2° de Franse Republiek: het Vorstendom Monaco;
3° de Republiek Cyprus: de zones Akrotiri en Dhekelia die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen.'
Bron: Fisconetplus