Circulaire 2022/C/97 over de harmonisatie van het begrip 'jonge sportbeoefenaar'

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 27/09/2022 de Circulaire 2022/C/97 over de harmonisatie van het begrip 'jonge sportbeoefenaar'.

Deze circulaire bespreekt het begrip 'jonge sportbeoefenaar', zoals geharmoniseerd door de programmawet van 27.12.2021.



Inhoudstafel

I. Harmonisatie begrip 'jonge sportbeoefenaar'

II. Overgangsmaatregel

III. Inwerkingtreding

IV. Gecoördineerde versie van het WIB 92

V. Wettelijke bepalingen

I. HARMONISATIE BEGRIP 'JONGE SPORTBEOEFENAAR'

1. De fiscale wetgeving was niet altijd coherent wanneer ze twee leeftijdslimieten aanhield voor sportbeoefenaars die als 'jong' worden beschouwd: 23 jaar of 26 jaar, afhankelijk van de maatregel.

2. Voortaan is de leeftijd tot welke een sportbeoefenaar als 'jong' wordt beschouwd uniform op 23 jaar gezet, zowel voor de afzonderlijke taxaties als voor de bedrijfsvoorheffing.

3. Sportbeoefenaars die op 1 januari van het aanslagjaar jonger zijn dan 23 jaar worden voortaan belast tegen een tarief van 16,5 % op hun inkomsten uit hun sportactiviteiten, terwijl sportbeoefenaars die op dezelfde datum de leeftijd van 23 jaar hebben bereikt, een belastingtarief van 33 % op diezelfde inkomsten moeten betalen (telkens over een eerste inkomensschijf van 12.300 euro, niet geïndexeerd basisbedrag) (1) (2).

(1) Tenzij het stelsel van de volledige samentelling van de inkomsten voor de belastingplichtige voordeliger is. Zie art. 171, 1°, i), eerste streepje en 4°, j) van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92), zoals gewijzigd door art. 4 van de programmawet van 27.12.2021.
(2) Het tarief van 33 % is alleen van toepassing op 'amateur' sportbeoefenaars. Het is namelijk alleen van toepassing op voorwaarde dat de bedoelde sportbeoefenaars uit een andere beroepsactiviteit beroepsinkomsten verwerven die een totaal belastbaar brutobedrag bereiken dat hoger is dan het totale belastbare brutobedrag van de beroepsinkomsten die zij uit al hun bovengenoemde activiteiten in de sportsector verwerven. Dit gunsttarief van 33 % is dus niet van toepassing op beroepssporters.

Het begrip 'jonge sportbeoefenaar' stemt voortaan overeen met datgene gebruikt voor de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing, waar vereist is dat het vrijgesteld bedrag (gedeeltelijk) besteed wordt aan de opleiding van jonge sportbeoefenaars die de leeftijd van 23 jaar nog niet hebben bereikt op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de vrijstelling wordt gevraagd.

II. OVERGANGSMAATREGEL

4. Voor de jonge sportbeoefenaars die op 01.01.2023 23, 24 of 25 jaar zijn en die in artikel 30, 1°, WIB 92 bedoelde bezoldigingen verkrijgen, geldt er een overgangsmaatregel.

Voor deze jonge sportbeoefenaars blijft artikel 171, 4°, j), WIB 92 (tarief van 16,5 %) van toepassing zoals het voorheen bestond (3).

(3) Art. 12, derde lid, programmawet 27.12.2021, zoals gewijzigd door art. 52 van de wet van 05.07.2022 houdende diverse fiscale bepalingen.

Zij verdwijnen vanzelf uit het toepassingsgebied van de regeling voor jonge sportbeoefenaars zodra ze de leeftijd van 26 jaar bereikt hebben.

III. INWERKINGTREDING

5. Deze bepalingen zijn van toepassing vanaf 01.01.2022 (4).

(4) Art. 12, eerste lid, programmawet 27.12.2021.

6. Voor de sportbeoefenaars die op 01.01.2023 de leeftijd van 23 jaar hebben bereikt doch jonger zijn dan 26 jaar en die bezoldigingen ontvangen als bedoeld in artikel 30, 1°, WIB 92, blijft artikel 171, 4°, j), WIB 92 van toepassing zoals het bestond voor de wijziging (5).

(5) Art. 12, derde lid, programmawet 27.12.2021 en art. 52, wet van 05.07.2022 houdende diverse fiscale bepalingen.

IV. GECOÖRDINEERDE VERSIE VAN HET WIB 92

7. De gecoördineerde wetteksten worden hierna weergegeven. De wijzigingen zijn aangeduid in vet.

Art. 171, WIB 92:

In afwijking van de artikelen 130 tot 145 en 146 tot 156, zijn afzonderlijk belastbaar, behalve wanneer de aldus berekende belasting, vermeerderd met de belasting Staat op de andere inkomsten, meer bedraagt dan de overeenkomstig de voormelde artikelen bepaalde belasting op de in de artikelen 17, § 1, 1° tot 3° en 90, eerste lid, 6° en 9°, vermelde inkomsten en op de meerwaarden op roerende waarden en titels die op grond van artikel 90, eerste lid, 1°, belastbaar zijn, vermeerderd met de belasting Staat met betrekking tot het geheel van de andere belastbare inkomsten:

(…)

1°, i), eerste streepje

tegen een aanslagvoet van 33 pct.:

j) de beroepsinkomsten, met uitzondering van de bezoldigingen van bedrijfsleiders, voor een maximumbedrag van 12.300 euro bruto per belastbaar tijdperk die worden betaald of toegekend aan :

a) sportbeoefenaars, voor hun sportieve activiteiten en voor zover zij op 1 januari van het aanslagjaar de leeftijd van 23 jaar hebben bereikt ;

(…)

4°, j)

tegen een aanslagvoet van 16,5 pct. :

j) de in artikel 30, 1°, bedoelde bezoldigingen voor een maximumbedrag van 12.300 euro bruto per belastbaar tijdperk, betaald of toegekend aan sportbeoefenaars voor een als zodanig verrichte werkzaamheid, voorzover zij de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt doch jonger zijn dan 23 jaar op 1 januari van het aanslagjaar.

(…)

V. WETTELIJKE BEPALINGEN

Artikel 171, 1°, i), eerste streepje en 4°, j), WIB 92.

Artikelen 4 en 12 van de programmawet van 27.12.2021, BS 31.12.2021.

Art. 52 van de wet van 05.07.2022 houdende diverse fiscale bepalingen, BS 15.07.2022.

Interne ref.: 732.130

Bron: Fisonetplus

Mots clés

Articles recommandés

Fiscale behandeling van roerende inkomsten: een onrechtvaardige belasting? Analyse en oplossingen

Arizona en de belasting op roerende inkomsten: analyse en vooruitzichten

Bedrijfsfiets moet verplicht vermeld worden op de fiscale fiche