De Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen publiceerde op 11/09/2023 de Circulaire 2023/C/74 betreffende de Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen de Europese Unie en Canada.
De actuele versie van deze circulaire is gewijzigd op 11.09.2023.
Inhoudstabel
3. Algemene principes – oorsprongsregels
3.2. Cumulatie van de oorsprong
3.3. Volledig verkregen producten
3.8. Verpakking en verpakkingsmiddelen
3.10. Toebehoren, reserveonderdelen en gereedschappen
3.11. Stellen of assortimenten
3.13. Vervoer via een derde land en bewijs van vervoer via een derde land
3.14. Geretourneerde producten van oorsprong
4. Algemene principes – Oorsprongsprocedure & bewijs van oorsprong
4.2. Verplichtingen met betrekking tot de uitvoer
4.3. Geldigheid van de oorsprongsverklaring
4.4. Verplichtingen met betrekking tot de invoer
4.5. Bewijs met betrekking tot vervoer via een derde land
4.7. Vrijstelling van oorsprongsverklaring
4.10. Verschillen en vormfouten
4.11. Controle van de oorsprong
4.15. Besluiten vooraf betreffende de oorsprong
Deel II: Het systeem van geregistreerde exporteur en het Canadese “Business Number”
1. Database van geregistreerde exporteurs (REX)
1.1. Registratie van exporteurs en vrijstelling van registratieplicht
1.2. Verplichtingen van de autoriteiten
1.3. Toegangsrechten tot de database
1.6. Verplichtingen van exporteurs
2. Het Canadese “Business Number”
Deel III: De oorsprongsverklaring – praktische bepalingen
1. Bepalingen betreffende de oorsprongsverklaring
1.1. Voorwaarden voor het opstellen van een oorsprongsverklaring
1.2. De formulering van de oorsprongsverklaring en de periode van opstellen
1.3. Geldigheid van de oorsprongsverklaring
1.4. Handtekening op de oorsprongsverklaring
1.5. Bepalingen inzake meerdere zendingen
1.6. Bepalingen inzake cumulatie
1.7. Bewaren van bewijzen van oorsprong
1.8. Vervanging van de verklaring van preferentiële oorsprong
4. Weigering van toekenning van de preferentiële tariefbehandeling
6. Controle van de leveranciersverklaring
Deel V: Beschikkingen inzake bindende oorsprongsinlichtingen (BOI)
4. Aanvullende informatie en contact
4.1. Aanvullende informatiebronnen
Bijlage I – Tekst Verklaring van Oorsprong
Bijlage II - Aanvraag tot registratie als geregistreerde exporteur
Bijlage III – Leveranciersverklaring
Bijlage V : Oorsprongscontingenten en alternatieven voor de specifieke oorsprongsregels
1
§1. Deze circulaire is aangepast met supplement 1 (S1). De volgende paragrafen zijn gewijzigd of toegevoegd:
§§44-52: Deel II: Hoofdstuk 1 inzake de Database van geregistreerde exporteurs (REX) en hoofdstuk 2 inzake het Canadese Business Number.
§69: Toevoeging van de gegevenselementen die in de loop van 2023-2024 de vakken van het Enig Administratief Document zullen vervangen.
§83: toevoeging Access2markets en nieuwe guidance van de EU Commissie.
Gelieve er eveneens rekening mee te houden dat de nummering van de paragrafen is gewijzigd ten opzichte van de vorige versie van de circulaire.
§2. Op 14 januari 2017 werd in het Publicatieblad van de Europese Unie L11 Besluit (EU) 2017/37 van de Raad van 28 oktober 2016 gepubliceerd betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van de Brede Economische en Handelsovereenkomst tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds. Deze overeenkomst wordt gewoonlijk 'CETA' genoemd (voluit : “Comprehensive Economic Trade Agreement”).
De overeenkomst tussen de EU en Canada is bij wijze van voorlopige maatregel in werking getreden op 21 september 2017. De kennisgeving betreffende de voorlopige toepassing van de CETA werd gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie nr. L238 van 16 september 2017.
De volledige toepassing van de overeenkomst zal pas mogelijk worden na bekrachtiging door alle nationale en regionale parlementen van Canada en de EU-lidstaten, hetzij een totaal van 43 rechtsgebieden. Het bekrachtigingsproces is momenteel nog lopende.
Deze overeenkomst zou moeten leiden tot een verlaging of afschaffing van de invoerrechten voor bijna 99 % van de goederen die in Canada of de Europese Unie worden ingevoerd.
Om van de vermindering of afschaffing van de invoerrechten te kunnen genieten, moeten een aantal voorwaarden worden vervuld. Deze voorwaarden worden beschreven in het "Protocol inzake de oorsprongsregels en oorsprongsprocedures" dat bij CETA is gevoegd.
Dit protocol beantwoordt aan de behoeften beschreven in artikel 2.4 van CETA betreffende de verlaging en afschaffing van invoerrechten.
De inhoud van artikel 2.4 luidt als volgt:
“1. Elke partij verlaagt haar douanerechten op goederen van oorsprong uit om het even welke van de partijen of schaft die af, overeenkomstig de lijsten inzake tariefafschaffing in bijlage 2-A. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder 'van oorsprong' verstaan van oorsprong uit om het even welke van de partijen volgens de in het Protocol inzake de oorsprongsregels en oorsprongsprocedures neergelegde oorsprongsregels.
2. Voor elk goed is het basisdouanerecht waarop de achtereenvolgende verlagingen ingevolge lid 1 moeten worden toegepast, het recht dat in bijlage 2-A is vermeld.
3. Voor goederen waarvoor tariefpreferenties gelden zoals opgenomen in de lijst inzake tariefafschaffing van een partij in bijlage 2-A, past elke partij ten aanzien van goederen van oorsprong uit de andere partij het douanerecht toe dat na vergelijking van het overeenkomstig de lijst van die partij berekende tarief met het door haar toegepaste meestbegunstigingstarief het laagste van deze twee is.
4. De partijen kunnen, indien een van hen daarom verzoekt, in overleg treden om te bezien of invoerrechten tussen de partijen versneld en in ruimere mate kunnen worden afgeschaft. Met een besluit van het Gemengd Comité voor de CETA om een douanerecht op een goed versneld af te schaffen of af te schaffen, worden douanerechten of afbouwcategorieën die voor dat goed overeenkomstig de lijsten van de partijen in bijlage 2-A zijn vastgesteld, vervangen indien elke partij daaraan in overeenstemming met haar toepasselijke wettelijke procedures haar goedkeuring heeft gehecht.”
Het "Protocol betreffende oorsprongsregels en oorsprongsprocedures" bevat regels om te bepalen of een goed dat uit Canada of de Europese Unie wordt geïmporteerd van oorsprong is. Het is van belang dat deze regels correct worden toegepast om te kunnen genieten van preferentiële tariefbehandeling.
In het protocol vinden we in eerste instantie de gebruikelijke definities terug, samen met de oorsprongsregels die o.a. de begrippen 'product van oorsprong', 'toereikende productie', ‘tolerantie’, ‘cumulatie’, enz. bepalen. Nadien volgen de oorsprongsprocedures waarin staat vermeld welk oorsprongsbewijs van toepassing is, hoe en wanneer die moeten worden gebruikt, hoe dit kan worden gecontroleerd, enz.
Dit protocol wordt verder aangevuld met een aantal bijlagen waaronder de productspecifieke oorsprongsregels en de te gebruiken tekst voor de oorsprongsverklaring.
Deze circulaire heeft als hoofddoel de artikelen van het "Protocol inzake de oorsprongsregels en oorsprongsprocedures" te verduidelijken.
De circulaire bestaat uit verschillende delen:
Deel I: Oorsprongsprotocol
Deel II: Het systeem van geregistreerde exporteurs (REX) en het Canadese “Business Number”
Deel III: De oorsprongsverklaring – praktische bepalingen
Deel IV: Verificatie
Deel V: De beschikkingen inzake bindende oorsprongsinlichtingen (BOI)
Deel VI: Andere bepalingen
Deel I heeft betrekking op de algemene bepalingen uit het oorsprongsprotocol. Sommige principes kunnen worden herhaald of verder uitgelegd in één of meerdere delen van deze circulaire.
§3. Op 21 september 2017 is CETA voorlopig in werking getreden (zie Besluit van de Raad 2017/37 van 28 oktober 2016 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van de Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie nr. L11).
Wat de wettelijke grondslag betreft, verwijst het protocol naar:
Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het Douanewetboek van de Unie (DWU);
Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het Douanewetboek van de Unie (DWU DA);
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het Douanewetboek van de Unie (DWU IA).
Voor deze circulaire zijn de volgende bepalingen relevant:
Hoofdstuk 2 van de CETA: "Nationale behandeling en markttoegang voor goederen"
Protocol inzake de oorsprongsregels en oorsprongsprocedures, met inbegrip van bijlagen 1 tot en met 7
Artikel 14, DWU: "Verstrekking van inlichtingen door de douaneautoriteiten"
Artikel 26, DWU: "Geldigheid van beschikkingen in de gehele Unie"
Artikel 33, DWU: "Beschikkingen betreffende bindende inlichtingen"
Artikel 34, DWU: "Beheer van beschikkingen aangaande bindende inlichtingen"
Artikel 64, DWU: "Preferentiële oorsprong van goederen"
Artikel 170, DWU: "Indienen van een douaneaangifte"
Artikel 16, DWU IA: "Aanvraag voor een beschikking betreffende een bindende inlichting"
Artikel 18, DWU IA: "Mededeling van BOI-beschikkingen"
Artikel 61, DWU IA: "Leveranciersverklaringen en het gebruik ervan"
Artikel 62, DWU IA: "Langlopende leveranciersverklaring"
Artikel 63, DWU IA: "De opstelling van leveranciersverklaringen"
Artikel 64, DWU IA: "Afgifte van het inlichtingenblad INF 4"
Artikel 65, DWU IA: "Administratieve samenwerking tussen Lidstaten"
Artikel 66, DWU IA: "Controle van de leveranciersverklaringen"
Artikel 68, DWU IA: "Registratie van exporteurs buiten het kader van het SAP-stelsel van de Unie"
Artikel 69, DWU IA: "Vervanging van bewijzen van preferentiële oorsprong die buiten het kader van het SAP-stelsel van de Unie zijn afgegeven of opgesteld"
Artikel 103, DWU IA: "Vrijstellingen van de verplichting om een attest van oorsprong over te leggen"
§4. Voor de toepassing van het Protocol bevat artikel 1 de volgende definities:
“douaneautoriteit: elke overheidsinstantie die uit hoofde van het recht van een van de partijen verantwoordelijk is voor het beheer en de toepassing van de douanewetgeving of, voor de EU, in de desbetreffende gevallen, de bevoegde diensten van de Europese Commissie;
importeur: een op het grondgebied van een van de partijen gevestigde importeur;
exporteur: een op het grondgebied van een van de partijen gevestigde exporteur;
producent: een persoon die een be- of verwerking uitvoert, met inbegrip van handelingen zoals teelt, ontginning, kweek, oogst, bevissing, vangst met vallen en strikken, jacht, vervaardiging, assemblage of demontage van een product;
productie: elke be- of verwerking, met inbegrip van handelingen zoals teelt, ontginning, kweek, oogst, bevissing, vangst met vallen en strikken, jacht, vervaardiging, assemblage of demontage van een product;
product: het resultaat van productie, zelfs indien het is bedoeld om als materiaal voor de productie van een ander product te worden gebruikt;
oorsprongsbepaling: de bepaling of een product overeenkomstig dit protocol als van oorsprong kan worden beschouwd in de zin van het huidige protocol;
identieke producten van oorsprong: producten die in alle opzichten hetzelfde zijn, met inbegrip van de fysieke kenmerken, kwaliteit en reputatie, ongeacht geringe verschillen in uiterlijk die voor de oorsprongsbepaling van de producten krachtens dit protocol niet relevant zijn;
ingedeeld: de indeling van een product onder een bepaalde post of onderverdeling van het geharmoniseerd systeem (GS);
materiaal: alle ingrediënten, componenten, delen of producten die bij de productie van een ander product worden gebruikt;
nettogewicht van niet van oorsprong zijnde materialen: het gewicht van het bij de productie van het product gebruikte materiaal exclusief het gewicht van de verpakking van dat materiaal;
nettogewicht van het product: het gewicht van het product exclusief het gewicht van de verpakking. Indien het productieproces bovendien een verwarmings- of drogingshandeling omvat, mag het nettogewicht van het product het nettogewicht zijn van alle bij de productie gebruikte materialen, met uitzondering van het tijdens de productie van het product toegevoegde water bedoeld bij post 22.01;
douanewaarde: de waarde zoals bepaald in overeenstemming met de overeenkomst inzake de douanewaarde;
transactiewaarde of de prijs af fabriek van het product: de aan de producent van het product op de plaats van de laatste productie betaalde of te betalen prijs waarin de waarde van alle materialen moet zijn begrepen. Indien er geen prijs is betaald of moet worden betaald, of als daarin niet de waarde van alle materialen is begrepen:
a) moet de transactiewaarde of de prijs af fabriek van het product de waarde van alle materialen en de met de productie van het product samenhangende kosten omvatten, berekend overeenkomstig algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen; en
b) kan de transactiewaarde of de prijs af fabriek van het product bedragen voor winst en algemene kosten van de producent omvatten, voor zover deze redelijkerwijze aan het product kunnen worden toegewezen.
De interne belastingen die bij de uitvoer van het verkregen product worden terugbetaald of kunnen worden terugbetaald, mogen niet worden meegerekend. De kosten die zijn aangegaan nadat het product de plaats van productie heeft verlaten, zoals kosten voor vervoer, laden, lossen, goederenbehandeling of verzekering, mogen niet worden meegerekend bij de berekening van de transactiewaarde of de prijs af fabriek van het product;
waarde van niet van oorsprong zijnde materialen: de douanewaarde van het materiaal bij de invoer ervan in een van de partijen, zoals bepaald in overeenstemming met de overeenkomst inzake de douanewaarde. De waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen moet alle kosten omvatten voor het vervoeren van het materiaal naar de plaats van invoer, zoals kosten voor vervoer, laden, lossen, goederenbehandeling en verzekering. Indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, is de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de Europese Unie of in Canada is betaald.
nettokosten: de totale kosten minus de kosten voor verkoopbevordering, marketing en klantenservice, royalty's, verzendings- en verpakkingskosten, en niet in aanmerking komende rentekosten die in de totale kosten zijn begrepen;
totale kosten: alle met de productie van een product in Canada verbonden productkosten, periodieke kosten en andere kosten waarbij wordt verstaan onder:
a) productkosten: de met de productie van een product verbonden kosten, waaronder de waarde van de materialen, de directe loonkosten en directe vaste kosten;
b) periodieke kosten: de kosten, met uitzondering van de productkosten, die als uitgaven worden geboekt in de periode waarin zij worden gemaakt, met inbegrip van verkoopkosten en algemene en administratieve kosten;
c) andere kosten: alle in de boekhouding van de producent opgenomen kosten die geen productkosten of periodieke kosten zijn.
verzendings- en verpakkingskosten: de kosten voor het verzendklaar verpakken van een product en het verzenden ervan van het punt van rechtstreekse verzending naar de koper, met uitzondering van de kosten voor het voorbereiden en verpakken van het product voor de verkoop in het klein;
kosten voor verkoopbevordering, marketing en klantenservice: de volgende kosten met betrekking tot verkoopbevordering, marketing en klantenservice:
a) verkoopbevordering en marketing; advertenties in de media; reclame en marktonderzoek; promotie- en demonstratie materiaal; tentoonstellingen; verkoopconferenties, beurzen en congressen; spandoeken; displays voor reclamedoeleinden ; gratis monsters; drukwerk voor verkoop, marketing en klantenservice (productbrochures, catalogi, technische documenten, prijslijsten, onderhoudshandleidingen en informatie voor de ondersteuning van de verkoop); ontwerp en bescherming van logo's en handelsmerken; sponsoring; retourkosten voor groot- en kleinhandel; animatie;
b) verkoop- en marketingstimulansen; kortingen voor consumenten, klein- en groothandelaars; stimulansen met betrekking tot goederen;
c) lonen en salarissen; verkoopcommissies; bonussen; uitkeringen (zoals ziekte- en andere verzekeringen en pensioen), reis- en verblijfskosten, en lidmaatschapskosten en honoraria ten behoeve van het personeel voor verkoopbevordering, marketing en klantenservice;
d) aanwerving en opleiding van personeel voor verkoopbevordering, marketing en klantenservice en opleiding in klantenservice voor het personeel van klanten, als die kosten in de financiële overzichten of in de kostprijsadministratie afzonderlijk zijn opgenomen voor verkoopbevordering, voor marketing en voor klantenservice;
e) productaansprakelijkheidsverzekering;
f) kantoorbenodigdheden voor verkoopbevordering, marketing en klantenservice, als die kosten in de financiële overzichten of in de kostprijsadministratie afzonderlijk zijn opgenomen voor verkoopbevordering, voor marketing en voor klantenservice;
g) kosten voor telefoon, post en andere communicatiemiddelen, als die kosten in de financiële overzichten of in de kostprijsadministratie afzonderlijk zijn opgenomen voor verkoopbevordering, voor marketing en voor klantenservice;
h) huur en afschrijvingen van de kantoren en distributiecentra voor verkoopbevordering, marketing en klantenservice;
i) eigendomsverzekeringen, belastingen, kosten voor nutsvoorzieningen alsmede reparatie en onderhoud van de kantoren en distributiecentra voor verkoopbevordering, marketing en klantenservice, als die kosten in de financiële overzichten of in de kostprijsadministratie afzonderlijk zijn opgenomen voor verkoopbevordering, voor marketing en voor klantenservice;
j) betalingen door de producent aan anderen voor reparaties onder garantie;
niet in aanmerking komende rentekosten: rentekosten ten laste van een producent die de grens van 700 basispunten boven het door de nationale overheid toegepaste rentetarief voor vergelijkbare looptijden overschrijden;
royalty's: betalingen in om het even welke vorm, met inbegrip van betalingen onder technische ondersteunings- of soortgelijke overeenkomsten, die worden gemaakt in ruil voor het gebruik of het recht op gebruik van auteursrechten, van literair, artistiek of wetenschappelijk werk, van patenten, handelsmerken, ontwerpen, modellen, plannen, geheime formules of geheime processen, met uitzondering van betalingen onder technische ondersteunings- of soortgelijke overeenkomsten die kunnen worden toegeschreven aan specifieke diensten zoals:
a) opleiding van personeel, ongeacht waar die wordt gegeven;
b) engineeringdiensten, diensten met betrekking tot werktuigen, het afstellen van matrijzen, softwareontwikkeling en soortgelijke computerdiensten of andere diensten, indien uitgevoerd op het grondgebied van een van de partijen of beide;
motorvoertuig: een product bedoeld bij de onderverdelingen 8703.21 tot en met 8703.90;
aquacultuur: de teelt van aquatische organismen, met inbegrip van vis, weekdieren, schaaldieren, andere ongewervelde waterdieren en waterplanten uit zaad, eieren, visbroed, pootvis en larven, door ingrepen in het kweek- en groeiproces teneinde de productie te vergroten, zoals het uitzetten, voeren, of beschermen tegen predatoren.”
§5. De algemene regel betreffende het begrip oorsprong wordt beschreven in artikel 2 van het protocol, dat drie algemene eisen vooropstelt op basis waarvan kan worden bepaald of een product van oorsprong is.
Om te kunnen worden beschouwd als van oorsprong uit de andere partij, moet een product naargelang het geval:
a) volledig zijn verkregen, dat wil onder meer zeggen, gekweekt, geteeld, gevangen of ontgonnen in de Europese Unie of in Canada (zie 3.3 van deze circulaire);
b) vervaardigd zijn in Canada of in de Europese Unie en uitsluitend uit van oorsprong zijnde materialen;
c) een toereikende productie hebben ondergaan, zodat het eindproduct beantwoordt aan de specifieke oorsprongsregel in de zin van bijlage 5 van het protocol (zie 3.4. van deze circulaire).
§6. Het begrip 'cumulatie van oorsprong' wordt beschreven in artikel 3 van het protocol:
“1. Een product van oorsprong uit een van de partijen wordt beschouwd als van oorsprong uit de andere partij wanneer het daar wordt gebruikt bij de productie van een product.
2. Om de oorsprong van een product te bepalen, kan de exporteur rekening houden met productie die in de andere partij op niet van oorsprong zijnde materialen is uitgevoerd.
3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de productie die op een product is uitgevoerd niet ingrijpender is dan de in artikel 7 genoemde behandelingen en het doel van deze productie, zoals aangetoond op basis van doorslag gevende bewijzen, het omzeilen van de financiële of fiscale wetgeving van de partijen is.
4. Een exporteur die een oorsprongsverklaring heeft opgesteld voor een in lid 2 genoemd product moet in het bezit zijn van een leveranciersverklaring die is opgesteld en ondertekend door de leverancier van de niet van oorsprong zijnde materialen die bij de productie van het product zijn gebruikt.
5. Als leveranciersverklaring geldt de in bijlage 3 opgenomen verklaring, of een gelijkwaardig document dat dezelfde informatie bevat en waarin de niet van oorsprong zijnde materialen voldoende nauwkeurig zijn beschreven om ze te kunnen identificeren.
6. Indien de in lid 4 genoemde verklaring in elektronisch formaat is opgesteld, behoeft deze niet te worden ondertekend mits de identiteit van de leverancier ten genoegen van de douaneautoriteiten van de partij waar de leveranciersverklaring is opgesteld, is aangetoond.
7. Een leveranciersverklaring geldt voor één enkele factuur of voor meerdere facturen voor hetzelfde materiaal dat binnen een periode van twaalf maanden vanaf de in de leveranciersverklaring vermelde datum is geleverd.
8. Indien, onder voorbehoud van lid 9 en voor zover toegestaan op grond van de WTO-overeenkomst, elk van beide partijen een vrijhandelsovereenkomst met hetzelfde derde land heeft, kan de exporteur rekening houden met materiaal uit dat derde land bij de vaststelling of een product krachtens deze overeenkomst van oorsprong is.
9. Elk van beide partijen past lid 8 alleen toe indien gelijkwaardige bepalingen tussen elk van beide partijen en het derde land van kracht zijn en mits de partijen instemmen met de geldende voorwaarden.
10. Indien, niettegenstaande het bepaalde in lid 9, elk van beide partijen een vrijhandelsovereenkomst met de Verenigde Staten heeft, en mits de partijen het over de geldende voorwaarden eens zijn, past elk van beide partijen lid 8 toe bij de vaststelling of een product bedoeld bij hoofdstuk 2 of 11, bij de posten 16.01 tot en met 16.03, bij hoofdstuk 19, bij post 20.02 of 20.03, of bij onderverdeling 3505.10 krachtens deze overeenkomst van oorsprong is.”
§7. In de praktijk zijn volgende cumulatiemogelijkheden momenteel toepasbaar:
Bilaterale cumulatie waarbij materialen van oorsprong uit de EU kunnen worden beschouwd als materialen van oorsprong uit Canada als ze daar verder worden bewerkt of verwerkt. Omgekeerd zullen materialen van oorsprong uit Canada die verder worden bewerkt en verwerkt in de EU dus ook kunnen worden beschouwd als materialen van oorsprong uit de EU. Voorwaarde is wel dat ze in die partij een productie hebben ondergaan die meer inhoudt dan de in artikel 7 van het protocol vermelde ontoereikende productie.
Volledige cumulatie waarbij er rekening wordt gehouden met de productie in beide partijen om te bepalen of aan de productspecifieke regels van oorsprong is voldaan. Er wordt hierbij rekening gehouden met productie die is uitgevoerd op niet van oorsprong zijnde materialen.
Cumulatie kan niet worden toegepast indien de productie niet verder gaat dan de ontoereikende productie EN het doel van deze productie, zoals aangetoond op basis van doorslaggevende bewijzen, het omzeilen van de financiële of fiscale wetgeving van de partijen is.
§8. Om als een volledig verkregen product te worden beschouwd, moet een product aan bepaalde voorwaarden voldoen dewelke worden omschreven in artikel 4 van het protocol:
"a) aldaar gewonnen of ontgonnen minerale producten en andere niet-levende natuurlijke hulpbronnen;
b) aldaar geoogste of verzamelde groenten, planten en plantaardige producten;
c) aldaar geboren en opgefokte levende dieren
d) producten afkomstig van aldaar levende dieren;
e) producten afkomstig van aldaar geboren en gefokte geslachte dieren;
f) producten aldaar verkregen door jacht, vangst met vallen en strikken of bevissing, maar niet buiten de uiterste grenzen van de territoriale wateren van de partij;
g) producten van aldaar bedreven aquacultuur:
h) vis, schelpdieren en andere mariene levensvormen door middel van een vaartuig gewonnen buiten de uiterste grenzen van ongeacht welke territoriale wateren;
i) producten die aan boord van fabrieksschepen uitsluitend van de onder h) genoemde producten zijn gemaakt;
j) minerale producten en andere niet-levende natuurlijke hulpbronnen die uit de zeebodem, ondergrond of oceaanbodem van:
i) de exclusieve economische zone van Canada of van de lidstaten van de Europese Unie, zoals bepaald in het interne recht en in overeenstemming met deel V van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, gesloten in Montego Bay op 10 december 1982 (UNCLOS);
ii) het continentaal plat van Canada of van de lidstaten van de Europese Unie, zoals bepaald in het interne recht en in overeenstemming met deel VI van het UNCLOS; of
iii) het in artikel 1, lid 1, van het UNCLOS omschreven gebied, zijn ontgonnen of gewonnen door een partij of een persoon van een partij, op voorwaarde dat die partij of die persoon van die partij het recht heeft de zeebodem, ondergrond of oceaanbodem te exploiteren;
k) grondstoffen teruggewonnen uit aldaar verzamelde gebruikte producten, op voorwaarde dat die producten alleen nog kunnen worden gebruikt voor dergelijke terugwinning;
l) onderdelen teruggewonnen uit aldaar verzamelde gebruikte producten, op voorwaarde dat die producten alleen nog kunnen worden gebruikt voor dergelijke terugwinning en wanneer het onderdeel:
i) in een ander product is verwerkt; of
ii) verdere productie ondergaat waardoor een product ontstaat waarvan de prestaties en verwachte levensduur gelijkwaardig of soortgelijk zijn aan die van een nieuw product van hetzelfde type;
m) producten, ongeacht in welke productiefase, die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j), vermelde producten zijn vervaardigd.
§9. Voor de toepassing van §8 onder h) en j), zijn de volgende voorwaarden van toepassing op het vaartuig of het fabrieksschip:
a) het vaartuig of fabrieksschip moet, al naargelang het geval:
i) van gegevens. in een lidstaat van de Europese Unie of in Canada zijn geregistreerd; of
ii) in Canada zijn ingeschreven indien het vaartuig:
A) onmiddellijk voorafgaand aan zijn inschrijving in Canada onder de vlag van een lidstaat van de Europese Unie mag varen en onder die vlag vaart; en
B) voldoet aan de in §8, onder b), i) en ii), genoemde voorwaarden;
iii) het recht hebben onder de vlag van een lidstaat van de Europese Unie of van Canada te varen en onder die vlag varen; en
b) wat de Europese Unie betreft, moet het vaartuig of fabrieksschip:
i) ten minste voor 50 % eigendom zijn van onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie; of
ii) eigendom zijn van bedrijven die hun maatschappelijke zetel en belangrijkste handelsactiviteit in een lidstaat van de Europese Unie hebben, en die ten minste voor 50 % eigendom zijn van een lidstaat van de Europese Unie of van overheidsorganen of onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie; of
c) wat Canada betreft, moet het vaartuig of fabrieksschip de vis, schelpdieren en andere mariene levensvormen onder een Canadese visvergunning vangen. Tot Canadese visvergunningen behoren Canadese vergunningen voor commerciële visvangst en Canadese visvergunningen die aan organisaties (van aborginals zijn verleend. De houder van een Canadese visvergunning moet:
i) Canadees onderdaan zijn; of
ii) een onderneming zijn die maximaal voor 49 % in buitenlandse handen is en een commerciële aanwezigheid heeft in Canada; of
iii) een vissersvaartuig zijn dat eigendom is van een in punt i) of ii) genoemd persoon, dat in Canada is geregistreerd, de Canadese vlag mag voeren en onder die vlag vaart; of
iv) een op het grondgebied van Canada gevestigde organisatie van aboriginals zijn. Een persoon die met een Canadese visvergunning voor aboriginals vist, moet Canadees onderdaan zijn".
§10. In bijlage 5 zijn de voorwaarden vastgesteld waaraan producten moeten voldoen om als van oorsprong te worden beschouwd overeenkomstig artikel 5 van het protocol aangaande toereikende productie.
Deze bijlage bestaat uit inleidende, verklarende nota’s en uit een tabel die twee kolommen omvat. De eerste kolom bevat de tariefposten of onderverdeling op basis van het geharmoniseerde systeem (GS); de tweede kolom bevat de productspecifieke regel.
Artikel 5 van het protocol stelt:
"1. Voor de toepassing van artikel 2 worden niet volledig verkregen producten geacht toereikende productie te hebben ondergaan indien aan de voorwaarden van bijlage 5 is voldaan.
2. Indien materiaal dat niet van oorsprong is toereikende productie ondergaat, wordt het hieruit ontstane product beschouwd als van oorsprong en wordt geen rekening gehouden met het daarin verwerkte niet van oorsprong zijnde materiaal indien dat product daarna bij de productie van een ander product wordt gebruikt".
§11. De tolerantieregels laten toe om af te wijken van de voorwaarden voor toereikende productie opgenomen in bijlage 5 van het protocol. Volgens de tolerantieregels is het bijvoorbeeld mogelijk om een miniem percentage niet van oorsprong zijnde materialen te gebruiken zonder dat dit een invloed heeft op de oorsprong van het eindproduct.
Het protocol voorziet in algemene en specifieke tolerantieregels, die in artikel 6 worden beschreven.
Niet van oorsprong zijnde materialen worden toegestaan op voorwaarde dat:
"a) de totale waarde van die niet van oorsprong zijnde materialen niet meer dan 10 % van de transactiewaarde of de prijs af fabriek van het product bedraagt;
b) de in bijlage 5 als percentage uitgedrukte maximumwaarden of maximumgewichten voor niet van oorsprong zijnde materialen door de toepassing van dit lid niet worden overschreden;
c) het product aan alle andere toepasselijke eisen van dit protocol voldoet".
Voorbeeld:
Product: cacaoboter GS-post 18.04
Regel: wijziging van post
Volgens deze regel kunnen materialen uit GS-post 18.04 die niet van oorsprong zijn (bijvoorbeeld cacaovet of -olie) , niet worden gebruikt voor de productie van het product van oorsprong. Desalniettemin kan het eindproduct toch van oorsprong zijn indien de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen uit GS-post 18.04 niet meer dan 10 % bedraagt van de transactiewaarde of de prijs af-fabriek van het eindproduct.
Als de productspecifieke regel reeds toestaat dat er niet van oorsprong zijnde materialen mogen worden gebruikt, kan de tolerantieregel echter niet worden gebruikt om het percentage te overschrijden dat in die productspecifieke regel wordt voorzien.
Met andere woorden, als de productspecifeke regel in bijlage 5 al voorziet in een percentage voor een maximumgewicht of maximumwaarde voor niet van oorsprong zijnde materialen, dit maximum niet kan worden overschreden door de standaard tolerantieregel toe te passen.
De maximale hoeveelheid niet van oorsprong zijnde materialen zal altijd die hoeveelheid zijn die wordt toegestaan in de lijstregels.
De 10 %-regel kan dus worden toegepast in geval van lijstregels gebaseerd op tariefindeling, maar niet in geval van lijstregels waarbij enkel percentagelimieten voor waarde en gewicht worden gebruikt.
§12. De tolerantieregels voor textiel- en kledingproducten van de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het GS worden vastgesteld overeenkomstig bijlage 1 van het protocol. De algemene tolerantieregels zoals omschreven in §10 zijn dus niet van toepassing op textiel- en kledingproducten.
Voorbeeld:
Product: geweven weefsels van tariefpost 51.11 van het Geharmoniseerd Systeem is een gemengde stof; gemaakt van wollen garen van tariefpost 51.06 en zijde garen van tariefpost 50.04 die beide van oorsprong en niet-van oorsprong zijnde materialen bevatten.
Regel: het spinnen van natuurlijke vezels, samen met weven.
Het eindproduct kan de oorsprongsstatus verkrijgen indien de daarin verwerkte niet van oorsprong zijnde wollen garen of de niet van oorsprong zijnde zijde garen of een mix van beide, niet meer dan 10% van het nettogewicht van het uiteindelijke weefsel bevat.
§13. De tolerantieregel is niet van toepassing op volledig in een partij verkregen producten. Indien uit hoofde van de in bijlage 5 vermelde oorsprongsregel is vereist dat de bij de productie van een product gebruikte materialen volledig moeten zijn verkregen, is de in §11, onder a) vermelde tolerantie van toepassing op de som van deze materialen.
§14. Als de productspecifieke oorsprongsregel in bijlage 5 reeds toestaat dat niet van oorsprong zijnde materialen mogen worden gebruikt, dan kan de tolerantieregel niet worden gebruikt om hoger te gaan dan het percentage dat wordt vermeldt in de lijstregels. Concreet wil dit zeggen dat als er een percentage wordt vermeld voor het maximumgewicht of de maximumwaarde van niet van oorsprong zijnde materialen die lager ligt dan de algemene tolerantieregel, deze algemene regel niet kan worden gebruikt om het percentage te verhogen.
§15. Het protocol bevat een uitputtende lijst van behandelingen die als ontoereikend worden beschouwd om oorsprong te verlenen aan de producten. Zo zijn behandelingen zoals het schoonmaken, het verpakken, ontoereikend om oorsprong aan de goederen te verlenen.
De behandelingen opgesomd in artikel 7 van het protocol worden als ontoereikend beschouwd om oorsprong te verlenen, en dit ongeacht of aan de voorwaarden van de artikelen 5 en 6 is voldaan.
Volgende handelingen worden als ontoereikend beschouwd:
"a) behandelingen die uitsluitend bedoeld zijn om producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren;
b) het splitsen of samenvoegen van colli;
c) het wassen, schoonmaken of behandelingen om stof, roest, olie, verf of dergelijke van een product te verwijderen;
d) het strijken of persen van textielstoffen en textielwaren bedoeld bij de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het GS;
e) het eenvoudig schilderen of polijsten;
f) het ontvliezen of doppen, geheel of gedeeltelijk bleken, polijsten of glanzen van granen of rijst bedoeld bij hoofdstuk 10 voor zover dit geen verandering van hoofdstuk tot gevolg heeft;
g) het kleuren of aromatiseren van suiker bedoeld bij post 17.01 of 17.02; het vormen van suikerklonten bedoeld bij post 17.01; het geheel of gedeeltelijk vermalen van kristalsuiker bedoeld bij post 17.01;
h) het pellen, ontpitten of schillen van groenten bedoeld bij hoofdstuk 7, van fruit bedoeld bij hoofdstuk 8, van noten bedoeld bij post 08.01 of 08.02 of van grondnoten bedoeld bij post 12.02, indien dat fruit, die groenten, noten of grondnoten in hetzelfde hoofdstuk ingedeeld blijven;
i) het aanscherpen, eenvoudig vermalen of versnijden;
j) het eenvoudig zeven, sorteren, classificeren of assorteren;
k) het eenvoudig verpakken zoals het plaatsen in flessen, blikken, flacons, zakken, kratten of dozen of het bevestigen op kaarten of platen;
l) het aanbrengen of opdrukken van merken, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op de verpakking;
m) het mengen van suiker, zoals bedoeld bij post 17.01 of 17.02 met andere stoffen;
n) het eenvoudig mengen van materialen, ook van verschillende soorten; eenvoudig mengen omvat geen behandelingen die een chemische reactie opwekken zoals omschreven in de aantekeningen bij hoofdstuk 28 of 29 van bijlage 5;
o) het eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel dat valt onder de hoofdstukken 61, 62 of 82 tot en met 97 van het GS dan wel het uit elkaar nemen in onderdelen van volledige artikelen bedoeld bij de hoofdstukken 61, 62 of 82 tot en met 97;
p) een combinatie van twee of meer van de onder a) tot en met o) genoemde behandelingen;
q) het slachten van dieren.
2. Om te bepalen of de productie die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend is in de zin van lid 1, wordt overeenkomstig artikel 3 alle in de Europese Unie en in Canada op een product uitgevoerde productie tezamen genomen.
3. Voor toepassing van lid 1, worden behandelingen als eenvoudig beschouwd wanneer daarvoor geen bijzondere vaardigheden noch speciale daarvoor gemaakte of geïnstalleerde machines, apparaten of gereedschappen nodig zijn of wanneer die vaardigheden, machines, apparaten of gereedschappen niet bijdragen aan de essentiële kenmerken en eigenschappen van het product".”
§16. Overeenkomstig artikel 8 van het protocol wordt de tariefindeling van een bepaald product of materiaal bepaald overeenkomstig de nomenclatuur van het GS.
Wanneer een product samengesteld uit een groep of verzameling van artikelen of onderdelen onder één enkele post of sub-post van het GS is ingedeeld, dan vormt deze groep of verzameling van artikelen of onderdelen in zijn geheel het specifieke product
Wanneer een zending bestaat uit een aantal identieke producten die onder dezelfde post van het GS zijn ingedeeld, moet elk product afzonderlijk worden beschouwd.
§17. Artikel 9 van het protocol bepaalt het volgende:
Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het GS de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, dan tellen de verpakking en het product als één geheel voor het vaststellen van de oorsprong.
Er wordt bij de bepaling van de oorsprong van dat product echter geen rekening gehouden met verpakkingsmiddelen waarin een product voor verzending is verpakt.
De algemene regel 5 voor de interpretatie van het GS luidt als volgt:
"a) etuis, foedralen en koffers voor camera's, voor muziekinstrumenten of voor wapens, dozen voor tekeninstrumenten, juwelenkistjes en dergelijke bergingsmiddelen, speciaal gevormd of ingericht voor het opbergen van een bepaald artikel of van een stel of assortiment van artikelen, geschikt voor herhaald gebruik en aangeboden met de artikelen waarvoor ze bestemd zijn, worden ingedeeld onder dezelfde tariefpost als die artikelen indien ze van de soort zijn die normaal daarmee wordt verkocht. Deze regel geldt echter niet voor bergingsmiddelen, die aan het geheel het wezenlijk karakter verlenen.
b) Behoudens het bepaalde onder regel 5 a) worden gevulde verpakkingsmiddelen ingedeeld met de verpakte goederen indien zij van de soort zijn die normaal als verpakking voor die goederen wordt gebruikt. Deze regel geldt echter niet voor verpakkingsmiddelen die klaarblijkelijk geschikt zijn voor herhaald gebruik".
§18. Artikel 10 van het protocol voorziet in de toepassing van een gescheiden boekhouding voor onderling vervangbare materialen of producten.
Dat wil zeggen: als er zowel van oorsprong zijnde als niet van oorsprong zijnde onderling vervangbare materialen of producten worden gebruikt bij de be- of verwerking van een product, dan mag de vaststelling van de oorsprong van de gebruikte materialen gebeuren op basis van dat voorraadbeheersysteem, zonder dat de verschillende materialen in verschillende voorraden moeten worden bijgehouden.
Indien zowel van oorsprong zijnde als niet van oorsprong zijnde onderling vervangbare materialen bedoeld bij de hoofdstukken 10, 15, 27, 28, 29, de posten 32.01 tot en met 32.07 of de posten 39.01 tot en met 39.14 van het GS fysiek worden samengebracht of gezamenlijk worden geïnventariseerd in een van de partijen vóór de uitvoer ervan naar de andere partij, dan mag de vaststelling van de oorsprong van de vervangbare producten gebeuren op basis van een voorraadbeheersysteem.
"Vervangbare materialen" of "vervangbare producten" zijn materialen of producten van dezelfde soort en handelskwaliteit, met dezelfde technische en fysieke kenmerken die ten behoeve van het bepalen van de oorsprong niet van elkaar te onderscheiden zijn.
§19. Ten opzichte van overige preferentiële overeenkomsten zijn de bepalingen inzake de gescheiden boekhouding in CETA minder streng. De bepalingen van de andere overeenkomsten hebben immers betrekking op de opslag van identieke en verwisselbare materialen van preferentiële en niet-preferentiële oorsprong waarvoor de kosten van hun fysieke scheiding te hoog zouden zijn en hun beheer te moeilijk. Dat is niet het geval bij CETA.
Bovendien hoeven de materialen die onder deze overeenkomst vallen niet noodzakelijkerwijs in een product te worden opgenomen. Anders dan bij de andere overeenkomsten kunnen materialen dus worden geëxporteerd en oorsprong verkrijgen zonder eerst in een product te worden opgenomen.
Het voorraadbeheersysteem moet:
"a) te allen tijden waarborgen dat niet meer producten de oorsprong verkrijgen dan het geval zou zijn wanneer de onderling vervangbare materialen of producten fysiek gescheiden waren;
b) de hoeveelheid van oorsprong zijnde en niet van oorsprong zijnde materialen of producten aangeven, met inbegrip van de data waarop die materialen of producten aan de voorraad zijn toegevoegd en, indien vereist door de desbetreffende oorsprongsregel, de waarde van die materialen of producten;
c) aangeven hoeveel onderling vervangbare producten of hoeveel met onderling vervangbare materialen geproduceerde producten zijn geleverd aan klanten die een bewijs van oorsprong in een partij vereisen om aanspraak te kunnen maken op preferentiële behandeling onder deze overeenkomst, en aan klanten die dat bewijs niet vereisen;
d) aangeven of voldoende producten van oorsprong in voorraad waren om de verklaring van oorsprong te staven".
Een partij kan eisen dat een exporteur of producent om voorafgaande toestemming van die partij verzoekt om het voorraadbeheersysteem te gebruiken. De partij kan die toestemming intrekken indien ze van oordeel is dat de exporteur of producent het voorraadbeheersysteem niet correct gebruikt.
§20. Binnen de Europese Unie kunnen exporteurs of producenten het systeem van gescheiden boekhouding niet toepassen zonder de goedkeuring van de bevoegde douaneautoriteiten. In België is de Dienst Operationele Expertise, Douane 1, van de Centrale Component van de Administratie Operations bevoegd om goedkeuringen te verlenen om het systeem te gebruiken conform het door de CETA voorziene kader: da.ops.douane1@minfin.fed.be
§21. Artikel 11 van het protocol bepaalt het volgende:
"Toebehoren, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met een product worden geleverd en behoren tot het normale toebehoren, de vervangingsonderdelen of gereedschappen daarvan, die niet afzonderlijk in rekening worden gebracht en waarvan de hoeveelheid en waarde gebruikelijk zijn voor het desbetreffende product, moeten:
a) meegerekend worden bij de berekening van de waarde van de relevante niet van oorsprong zijnde materialen wanneer in de op het product van toepassing zijnde oorsprongsregel van bijlage 1 de maximale waarde aan niet van oorsprong zijnde materialen als percentage is vastgesteld;
b) uitgesloten worden bij de bepaling of de toepasselijke wijziging in tariefindeling of andere eisen vermeld in bijlage 1 van toepassing zijn op alle bij de productie van het product gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen".
§22. De oorsprongsregel voor stellen en assortimenten is enkel van toepassing op stellen en assortimenten in de zin van de algemene regel 3 van het GS.
Voor de toepassing van deze regel zijn goederen die in stellen of assortimenten voor detailhandel worden geplaatst, goederen die:
a) zijn samengesteld uit ten minste twee verschillende artikelen die op het eerste gezicht bij verschillende posten kunnen worden ingedeeld,
b) bestaan uit producten of artikelen die samen worden aangeboden om in een behoefte te voorzien of om een bepaalde activiteit uit te voeren, en
c) zijn verpakt zodat ze direct aan gebruikers kunnen worden verkocht zonder ompakken (bijvoorbeeld in dozen, kisten of sets).
Volgens artikel 12 van het protocol moeten de drie hieronder vermelde voorwaarden vervuld zijn:
"1. Tenzij anders neergelegd in bijlage 5 zijn de in algemene regel 3 van het GS bedoelde stellen of assortimenten van oorsprong indien:
a) alle samenstellende delen van het stel of assortiment van oorsprong zijn; of
b) ten minste een van de samenstellende delen of alle verpakkingsmiddelen voor het stel of assortiment van oorsprong zijn als het stel of assortiment een samenstellend deel bevat dat niet van oorsprong is; en
i) de waarde van de niet van oorsprong zijnde samenstellende delen van de hoofdstukken 1 tot en met 24 van het GS niet meer dan 15 % van de transactiewaarde of de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt;
ii) de waarde van de niet van oorsprong zijnde samenstellende delen van de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het GS niet meer dan 25 % van de transactiewaarde of de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt; en
iii) de waarde van alle niet van oorsprong zijnde samenstellende delen van het stel of assortiment niet meer dan 25 % van de transactiewaarde of de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.
2. De waarde van niet van oorsprong zijnde samenstellende delen wordt op dezelfde wijze berekend als de waarde van niet van oorsprong zijnde materialen.
3. De transactiewaarde of de prijs af fabriek van het stel of assortiment wordt op dezelfde wijze berekend als de transactiewaarde of de prijs af fabriek van het product".
§23. Om de oorsprong van een product te bepalen, wordt er geen rekening gehouden met de oorsprong van bepaalde elementen die bij de productie van dat product mogelijk zijn gebruikt. Het betreft de "neutrale elementen", die in artikel 13 van het protocol zijn opgenomen, namelijk:
"a) energie en brandstof;
b) fabrieksuitrusting;
c) machines en werktuigen; of
d) materialen die niet voorkomen in de uiteindelijke samenstelling van het product en ook niet bedoeld waren om daarin voor te komen".
§24. Artikelen 14 en 22 van het protocol bevatten de bepalingen betreffende het begrip 'rechtstreeks vervoer'.
De producten die worden ingevoerd in de Europese Unie zijn dezelfde als deze die zijn uitgevoerd uit Canada.
Een product dat aan de vereisten van artikel 2 voldoet, wordt als van oorsprong beschouwd. Om de oorsprong te behouden, mag het product na de productie niet worden gewijzigd, noch op enigerlei wijze worden getransformeerd, noch worden onderworpen aan andere behandelingen dan die welke zijn gericht om het in goede staat te behouden voordat het wordt aangegeven voor het vrije verkeer.
Het product mag opgeslagen of gesplitst worden wanneer deze behandelingen worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de exporteur en op voorwaarde dat de producten onder douanetoezicht blijven in het land of de landen van doorvoer.
Voor overlading of tijdelijke opslag in een derde land moet kunnen worden aangetoond dat het lot of, in het geval van gesplitste loten, dat de delen van het lot die de partij van uitvoer hebben verlaten dezelfde zijn als deze die aankomen in het land van de importeur. De douaneautoriteiten van de partij van invoer kunnen documenten opeisen waaruit blijkt dat de producten van oorsprong geen ongeoorloofde behandeling hebben ondergaan.
Het geëiste bewijs kan om het even welke van de onder artikel 22 van het protocol beschreven vormen aannemen. Een importeur mag immers worden verzocht om aan te tonen dat een product waarvoor hij een verzoek heeft gedaan voor preferentiële tariefbehandeling is verzonden overeenkomstig artikel 14. De toegelaten documenten zijn:
De transportdocumenten, zoals vrachtbrieven of cognossementen, waarin de gevolgde route en alle plaatsen van lading en overlading vóór de invoer van het product zijn aangegeven; en
een kopie van de douanecontroledocumenten waaruit ten behoeve van de douaneautoriteit blijkt dat wanneer het product is verzonden via of overgeladen buiten het grondgebied van de partijen, het onder douanecontrole is gebleven terwijl het zich buiten het grondgebied van de partijen bevond.
Dit documentaire bewijs moet met andere woorden de historiek van het transport van de zending en de omstandigheden waarin het toezicht werd uitgevoerd, beschrijven. Het douanecontroledocument kan ook een zgn. niet-manipulatiecertificaat zijn.
§25. Artikel 15 van het protocol bevat de bepalingen betreffende producten van oorsprong die worden uitgevoerd uit een partij naar een derde land en die naar die partij worden teruggestuurd. Deze geretourneerde producten worden als niet van oorsprong beschouwd tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat de geretourneerde producten:
dezelfde zijn als de uitgevoerde producten; en
geen behandelingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren.
§26. Overeenkomstig artikel 18 van het protocol wordt het bewijs van de oorsprong "oorsprongsverklaring" genoemd.
De importeur kan verzoeken om een preferentiële tariefbehandeling voor producten van oorsprong uit de Europese Unie die in Canada worden ingevoerd, en voor producten van oorsprong uit Canada die in de Europese Unie worden ingevoerd, als hij in het bezit is van de oorsprongsverklaring, ingevuld door de betreffende exporteur van één van de partijen.
De tekst van de oorsprongsverklaring die op de factuur of het handelsdocument moet worden vermeld, kan men terugvinden in bijlage I van deze circulaire. Ze wordt geplaatst op een factuur of ander handelsdocument (bijv. verzendingsborderel, pakbon of leveringsbon) waarin het product van oorsprong en de exporteur voldoende duidelijk worden omschreven om ze te kunnen identificeren en om aan te tonen dat de goederen naar respectievelijk de EU of Canada worden geëxporteerd.
Opgelet! Een oorsprongsverklaring die door een exporteur in een derde land is opgesteld, is niet toegestaan. Het kan bijvoorbeeld gebeuren dat goederen van Canadese oorsprong uit de Verenigde Staten door een Amerikaans bedrijf naar de EU worden uitgevoerd. Als de verklaring van Canadese oorsprong vervolgens op een Amerikaanse exportfactuur of een ander document wordt geplaatst, dan kan de oorsprongsverklaring niet worden aanvaard. In de context van CETA mag enkel de Canadese exporteur deze oorsprongsverklaring opstellen.
§27. Artikel 19 van het protocol verduidelijkt de verantwoordelijkheden van de exporteurs wat de oorsprongsverklaring betreft.
De oorsprongsverklaring moet worden opgesteld:
"a) in de Europese Unie: door een exporteur overeenkomstig de desbetreffende wetgeving van de Europese Unie; en
b) in Canada: door een exporteur overeenkomstig deel V van de Customs Act, R.S.C., 1985, c. 1 (2nd Supp.) ".
Zo moet de exporteur die een oorsprongsverklaring invult, op verzoek van de douaneautoriteit van zijn eigen land een kopie van de oorsprongsverklaring overleggen, evenals de nodige documenten waaruit blijkt dat het product voldoet aan de oorsprongsregel.
Tenzij anders vermeld, wordt de oorsprongsverklaring ingevuld en ondertekend door de exporteur.
§28. De oorsprongsverklaring wordt opgesteld op het ogenblik dat de goederen waarop deze betrekking heeft, worden uitgevoerd;
of
na de uitvoer, op voorwaarde dat de oorsprongsverklaring in het land van invoer wordt voorgelegd binnen een termijn van twee jaar volgend op de invoer van de goederen waarvoor een preferentieel tarief werd aangevraagd of binnen een langere termijn indien de wetgeving van het land dat toelaat.
§29. De douaneautoriteit kan toestaan dat een oorsprongsverklaring wordt toegepast op meerdere zendingen op voorwaarde dat het gaat om identieke producten van oorsprong die binnen een periode van maximaal twaalf maanden worden verzonden.
Het is belangrijk op te merken dat de Europese Unie momenteel niet in staat is deze maatregel toe te passen omdat de nodige EU-regelgeving hiervoor ontbreekt. Bijgevolg kan een oorsprongsverklaring die voor een bepaalde periode is opgesteld in Canada, uitsluitend worden gebruikt voor de preferentiële tariefbehandeling voor de eerste verzending waarop de oorsprongsverklaring betrekking heeft. Er moet dus voor elke zending een nieuwe oorsprongsverklaring worden voorgelegd.
In Canada wordt het gebruik van een enkele oorsprongsverklaring voor meerdere zendingen van identieke producten aangemoedigd. Het staat Europese exporteurs vrij om deze bepaling toe te passen wanneer zij voornemens zijn om identieke producten naar Canada te exporteren. Europese exporteurs kunnen importeurs in Canada een oorsprongsverklaring verstrekken die betrekking heeft op meerdere zendingen.
Opgelet! Als in het kader van een verzoek om wederzijdse bijstand van Canada aan een EU-douaneautoriteit na onderzoek blijkt dat één van de zendingen niet afkomstig was van de EU, dan zullen de Canadese autoriteiten overgaan tot de invordering van de invoerrechten, en dit niet alleen voor de betreffende zending, maar voor alle zendingen die het onderwerp waren van de valse oorsprongsverklaring.
§30. De exporteur is verplicht de importeur in kennis te stellen van onjuiste informatie of wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de oorsprong van het product waarop de oorsprongsverklaring van toepassing is.
Opmerking: Verdere praktische bepalingen met betrekking tot de oorsprongsverklaring worden besproken in deel III van deze circulaire, vanaf §53.
§31. Overeenkomstig artikel 20 van het protocol is de oorsprongsverklaring 12 maanden geldig vanaf de datum waarop zij door de exporteur is opgesteld, of langer indien aldus vastgesteld door de partij van invoer. De Europese Unie heeft geen langere termijn voorzien, terwijl Canada heeft beslist om de geldigheidstermijn op te trekken naar vier jaar.
Binnen deze geldigheidsperiode kan aanspraak worden gemaakt op een preferentiële tariefbehandeling bij de douaneautoriteit van de partij van invoer.
De partij van invoer kan echter een na de geldigheidsperiode bij haar douaneautoriteit ingediende oorsprongsverklaring aanvaarden voor de toepassing van een preferentiële tariefregeling in overeenstemming met het in die partij geldende recht.
§32. De verplichtingen van de importeur op om aanspraak te kunnen maken op preferentiële tariefbehandeling worden opgesomd in artikel 21 van het protocol.
De importeur moet, op verzoek, de door de exporteur afgeleverde oorsprongsverklaring indienen bij de douaneautoriteit van het land van invoer. Een importeur die verneemt of redenen heeft om aan te nemen dat een oorsprongsverklaring voor een product waarvoor de preferentiële tariefbehandeling is verleend onjuiste informatie bevat, moet de douaneautoriteit hiervan op de hoogte stellen en alle verschuldigde rechten betalen.
Een importeur die op het tijdstip van invoer niet over een oorsprongsverklaring of over een correct opgestelde oorsprongsverklaring beschikte voor een product dat normaal als van oorsprong zou zijn beschouwd, kan binnen een termijn van drie jaar na de datum van invoer verzoeken om de terugbetaling van de rechten die hij heeft moeten betalen omdat het product toen geen preferentiële tariefbehandeling heeft gekregen.
De partij van invoer kan de preferentiële tariefbehandeling weigeren indien de importeur niet aan de eisen van dit protocol voldoet.
§33. Conform artikel 22 van het protocol kan de importeur worden verzocht om bewijsstukken voor te leggen waaruit blijkt dat een product waarvoor hij een verzoek heeft gedaan voor preferentiële tariefbehandeling is verzonden overeenkomstig artikel 14. Dit bewijs kan worden verstrekt door middel van de volgende documenten:
"de transportdocumenten, zoals vrachtbrieven of cognossementen, waarin de gevolgde route en alle plaatsen van lading en overlading vóór de invoer van het product zijn aangegeven; en
een kopie van de douanecontroledocumenten waaruit ten behoeve van de autoriteit blijkt dat wanneer het product is verzonden via of overgeladen buiten het grondgebied van de partijen, het onder douanecontrole is gebleven terwijl het zich buiten het grondgebied van de partijen bevond".
§34. Artikel 23 van het protocol bepaalt dat, voor de invoer van deelzendingen van specifieke gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2, onder a), van het GS die onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het GS vallen, de partij slechts één enkele oorsprongsverklaring voor al deze zendingen moet indienen.
De algemene regel 2, onder a) luidt als volgt:
“De vermelding van een goed in een tariefpost heeft eveneens betrekking op dat goed in niet complete of in niet afgewerkte staat voor zover dit de essentiële kenmerken van het complete of het afgewerkte goed vertoont. Deze vermelding heeft eveneens betrekking op een compleet of een afgewerkt goed of een op grond van de voorgaande volzin als zodanig aan te merken goed, indien het wordt aangeboden in gedemonteerde of in niet gemonteerde staat.”
Opgelet! De bepaling inzake invoer in deelzendingen mag niet worden verward met die van meerdere zendingen zoals uitgelegd in deel III (§59) van deze circulaire.
§35. Zendingen van geringe waarde van producten van oorsprong uit een andere partij en producten van oorsprong die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van een reiziger die uit een andere partij komt, zijn ingevolge artikel 24 van het protocol vrijgesteld van de verplichting tot het overleggen van een oorsprongsverklaring.
Wat de vrijstelling van oorsprongsverklaring betreft, passen Canada en de Europese Unie de eigen wetgeving toe.
Europese Unie:
Overeenkomstig artikel 103 DWU IA zijn de producten die zijn vrijgesteld van de verplichting tot het voorleggen van een oorsprongsverklaring de volgende:
producten voor een bedrag niet hoger dan 500 EUR die in kleine colli door particulieren aan particulieren worden verzonden;
producten voor een bedrag niet hoger dan 1.200 EUR die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van een reiziger.
Deze producten mogen niet als handelsgoederen worden ingevoerd, moeten van oorsprong zijn verklaard en er mag geen twijfel bestaan over de oorsprong en de echtheid van de verklaring.
Canada :
kleine zendingen in het kader van goederen van commerciële aard die de waarde van 1600 Canadese dollars niet overschrijdt ;
persoonlijke bagage van reizigers : alle goederen die niet voor verkoop bestemd zijn, worden beschouwd als goederen voor persoonlijk gebruik. Canada houdt onder meer rekening met de aan- of afwezigheid van de woorden ‘made in’ op de goederen om de oorsprong te bepalen. Wanneer er dus ‘made in EU’ of ‘made in Belgium’ staat vermeld, zal Canada het preferentieel tarief toepassen. Als er geen ‘made in’ vermelding op de goederen staat, maar er is geen indicatie dat ze uit een niet-EU land komen, geldt het vermoeden van EU-oorsprong en zal Canada eveneens het preferentieel tarief toepassen.
§36. De in §26 vermelde stukken die aantonen dat een goed voldoet aan de oorsprongsregels kunnen volgende documenten zijn met betrekking tot:
"a) de productieprocessen die zijn uitgevoerd op het product van oorsprong of op de voor de productie van dat product gebruikte materialen;
b) de aankoop, de kostprijs, de waarde en de betaling van het product;
c) de oorsprong, de aankoop, de kostprijs, de waarde en de betaling van alle voor de productie van het product gebruikte materialen, met inbegrip van neutrale elementen; en
d) de verzending van het product".
§37. De exporteur die de verklaring heeft opgesteld moet overeenkomstig artikel 26 van het protocol een kopie van de verklaring en de bewijsstukken ter beschikking houden van de douaneautoriteiten, en dit tot drie jaar vanaf de datum van opstelling van de verklaring.
Deze verplichting om documenten te bewaren is ook van toepassing op de exporteur, in het geval dat de oorsprongsverklaring gebaseerd was op een schriftelijke verklaring van de producent (leveranciersverklaring).
Voor zover dit in de wetgeving van de partij van invoer is vastgesteld, moet een importeur aan wie de preferentiële tariefbehandeling is toegekend een kopie van de oorsprongsverklaring bewaren, en dit gedurende drie jaar na de datum waarop de preferentiële behandeling werd toegekend.
De gegevens of documenten mogen in om het even welke vorm bewaard worden, dus ook digitaal, mits deze gegevens of documenten kunnen worden opgevraagd en afgedrukt.
Een partij mag de preferentiële tariefbehandeling weigeren wanneer de importeur, de exporteur of de producent de gegevens of documenten die relevant zijn voor de oorsprongsbepaling van het product niet heeft bewaard of de toegang tot deze gegevens of documenten weigert.
§38. Artikel 27 van het protocol stelt dat geringe verschillen tussen de gegevens op een oorsprongsverklaring en de gegevens op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij de douaneautoriteiten worden ingediend, de oorsprongsverklaring niet automatisch nietig en ongeldig maken, indien blijkt dat het betreffende document wel degelijk met de voorgelegde producten overeenstemt.
Ook kennelijke vormfouten, zoals typefouten op een oorsprongsverklaring, leiden er niet toe dat dit document wordt geweigerd indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de gegevens in dat document.
§39. De procedure die een douaneautoriteit moet volgen om te bepalen of een product aan de oorsprongsregel voldoet en om te controleren of het recht op een preferentiële tariefbehandeling correct is wordt bepaald in artikel 29 van het protocol.
Zo kan de douaneautoriteit van de partij van invoer de douaneautoriteit van de partij van uitvoer schriftelijk verzoeken om een controle uit te voeren om te bevestigen dat het product van oorsprong is.
De douaneautoriteit van de partij van uitvoer beschikt over een periode van twaalf maanden om de controle uit te voeren en om een schriftelijk verslag en alle noodzakelijke documenten aan de douaneautoriteit van de partij van invoer te bezorgen.
De douaneautoriteit van de partij van invoer beslist op basis van deze inlichtingen of het product voldoet aan de oorsprongsregel en of het recht op preferentiële tariefbehandeling gerechtvaardigd is.
Het schriftelijk verslag dat door de douaneautoriteit van de partij van uitvoer wordt opgesteld, moet de volgende elementen bevatten:
de resultaten van de controle;
de omschrijving van het gecontroleerde product en de voor de toepassing van de oorsprongsregel geldende tariefindeling;
een beschrijving van en een toelichting bij het productieproces waarmee de oorsprong van het product wordt gestaafd;
informatie over de wijze waarop de controle is uitgevoerd;
indien van toepassing, bewijsstukken.
§40. Artikel 30 van het protocol bepaalt dat beide partijen aan alle personen die een oorsprongsbepaling hebben ontvangen of een beslissing vooraf, het recht op toegang tot ten minste twee niveaus van beroep of herziening, waaronder ten minste één rechterlijk of quasi-rechterlijk niveau, verlenen.
§41. Artikel 31 van het protocol bepaalt dat beide partijen strafrechtelijke -, civielrechtelijke- of administratieve sancties kunnen opleggen voor schendingen van hun recht met betrekking tot dit protocol.
§42. Elk van beide partijen handhaaft, in overeenstemming met haar nationale recht, de vertrouwelijkheid van de krachtens dit protocol verzamelde informatie en beschermt die informatie tegen elke openbaarmaking.
Deze informatie mag niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan het beheer en de toepassing van de procedures betreffende de oorsprongsregels, tenzij de persoon of partij die de vertrouwelijke informatie heeft verstrekt, daarvoor toestemming heeft gegeven.
§43. Teneinde de toepassing van de procedures inzake oorsprong te vergemakkelijken en het handelsverkeer te stimuleren, wordt aan ondernemingen de mogelijkheid geboden om de douaneautoriteiten van beide partijen te verzoeken schriftelijke voorafgaande besluiten af te leveren, waaruit blijkt of een product krachtens dit protocol als van oorsprong kan worden beschouwd.
De douaneautoriteiten moeten hun beslissing nemen binnen een termijn van 120 dagen volgend op de datum waarop zij over alle noodzakelijke informatie van de aanvrager van het besluit vooraf beschikken. De douaneautoriteiten kunnen echter overeenkomstig hun nationaal recht, de afgifte van het besluit weigeren of uitstellen.
De partij die een besluit vooraf aflevert, kan dit besluit ook wijzigen of intrekken:
indien het besluit op een materiële fout berust;
indien de materiële feiten of omstandigheden waarop het besluit is gebaseerd, veranderd zijn;
om te voldoen aan een wijziging van hoofdstuk twee (Nationale behandeling en markttoegang voor goederen) of van dit protocol; of
om te voldoen aan een rechterlijke beslissing of een wijziging van haar nationaal recht.
In geval van wijziging of intrekking van een besluit vooraf, moet elke partij de nodige maatregelen treffen om het besluit vooraf niet toe te passen op de invoer van een product vóór de datum waarop de wijziging of intrekking is uitgesproken of een latere datum die in het besluit is vastgelegd.
Elke partij moet de nodige schikkingen treffen om deze wijziging of intrekking te laten ingaan op de datum waarop deze is uitgesproken of op een latere datum.
Opmerking: voor de praktische procedure verwijzen we naar deel IV van deze circulaire aangaande Beschikkingen inzake bindende oorsprongsinlichtingen (BOI).
S1
S1 §44. Zoals vermeld in §26 moeten EU-exporteurs een oorsprongsverklaring opstellen voor de Canadese importeurs indien deze laatste gebruik willen maken van het preferentieel tarief.
Voor alle zendingen met goederen van EU-oorsprong met een hogere waarde dan 6.000 euro moet de exporteur over een REX-identificatienummer (REX = Registered Exporter System) beschikken en dit op de oorsprongsverklaring vermelden.
De marktdeelnemers van de EU die reeds zijn geregistreerd in de REX-database van de Europese Commissie om andere preferentiële regimes te genieten, kunnen het aan hen toegekende REX-nummer blijven gebruiken. Er hoeft dus geen uitbreiding voor het gebruik van dit nummer te worden aangevraagd.
Sinds 25 januari 2021 vervangt een nieuwe uitsluitend digitale procedure de papieren registratieprocedure (aanvraag in pdf-formaat verstuurd per e-mail). De marktdeelnemers aan wie nog geen REX-nummer is toegekend, kunnen het voortaan aanvragen via het portaal van de douane van de EU van het DG TAXUD. Via dit portaal kunnen de ondernemingen zich inschrijven en hun inschrijving raadplegen.
Meer informatie over de registratieprocedure is beschikbaar via de volgende link:
https://financien.belgium.be/nl/douane_accijnzen/ondernemingen/facilitatie/rex-de-zelfcertificatie
§45. Het REX-nummer bestaat uit de ISO-code van het land (twee letters), gevolgd door ‘REX’, gevolgd door een reeks van maximaal 30 alfanumerieke tekens.
In België ziet het identificatienummer er als volgt uit: BEREXBE1234567890123.
De registratie is geldig vanaf de datum waarop onze bevoegde dienst de volledige registratieaanvraag ontvangt.
Hierbij wordt opgemerkt dat wanneer de exporteur, met het oog op het vervullen van de uitvoerformaliteiten, wordt vertegenwoordigd door een exporteur die zelf al is geregistreerd, deze vertegenwoordiger zijn eigen REX-nummer niet mag gebruiken.
Wanneer het bedrag van de geëxporteerde goederen minder dan 6.000 euro bedraagt, dan wordt de exporteur vrijgesteld van de registratieplicht. Meer informatie over de voorwaarden voor het opstellen van het attest van oorsprong is te vinden in §47 van deze Circulaire.
De registratie in de REX-database van een exporteur die in de EU is gevestigd, is geldig voor het volledige douanegebied van de Unie zoals bepaald in artikel 26 van de DWU. Het REX-nummer mag worden gebruikt voor de export van producten in de verschillende lidstaten en niet alleen in de lidstaat waar het nummer werd uitgereikt.
Zoals eerder vermeld, hoeft een EU-exporteur zich slechts één keer te laten registreren in de REX-database. Vervolgens kan hij zijn REX-nummer gebruiken voor alle preferentiële overeenkomsten op grond waarvan de REX-registratie verplicht is. Indien de exporteur dus al is geregistreerd, onder meer in het kader van het Stelsel van Algemene Tariefpreferenties (SAP), hoeft hij zich niet meer opnieuw te registreren in het kader van deze nieuwe Overeenkomst.
§46. De verplichtingen die de autoriteiten moeten naleven, zijn beschreven in artikel 80 van de DWU IA. De Commissie heeft het systeem voor de registratie van exporteurs die bevoegd zijn om een verklaring inzake de oorsprong van goederen af te geven (het REX-systeem), opgezet en op 1 januari 2017 beschikbaar gesteld.
In België is de Dienst Operationele Expertise – Douane 1 (Oorsprong) van de centrale component van de Administratie Operations bevoegd voor de controle van de aanvraagformulieren die onmiddellijk een nummer van geregistreerd exporteur toekent aan de exporteur of, in voorkomend geval, aan de wederverzender van de goederen. Dat nummer van geregistreerd exporteur wordt vervolgens in het systeem gecodeerd, samen met de registratiegegevens die op het aanvraagformulier zijn ingevuld. Bij de invoering van deze gegevens geeft de dienst de begindatum van geldigheid van de REX-registratie in.
Het registratienummer en de begindatum van de geldigheid worden daarna meegedeeld aan de exporteur of wederverzender van de goederen.
Indien de Dienst Operationele Expertise – Douane 1 (Oorsprong) van mening is dat de gegevens in de aanvraag onvolledig zijn, moet hij de exporteur daarvan onmiddellijk op de hoogte brengen.
Deze dienst is ook verantwoordelijk voor het bijwerken van de gegevens die in het REX-systeem zijn geregistreerd.
§47. Aangezien het systeem is opgezet door de Commissie, moet die ervoor zorgen dat toegang tot het REX-systeem wordt geboden in overeenstemming met artikel 82 van de DWU IA. De Commissie heeft toegang tot alle gegevens.
De douaneautoriteiten van de lidstaten hebben toegang om de gegevens te raadplegen die door henzelf, door de douaneautoriteiten van andere lidstaten, en door de bevoegde autoriteiten van andere landen die het REX-systeem toepassen, werden geregistreerd.
Die toegang tot de gegevens dient voor de verificatie van douaneaangiften op grond van artikel 188 van de DWU of voor de controles a posteriori op grond van artikel 48 van de DWU.
§48. De geregistreerde exporteurs krijgen informatie over:
de rechtsgrond van de verwerkingen waarvoor de gegevens bestemd zijn;
de bewaringstermijn van de gegevens.
Deze informatie wordt meegedeeld via een advies dat wordt bijgevoegd bij het ‘verzoek tot registratie als geregistreerd exporteur’.
Elke bevoegde douaneautoriteit in een lidstaat die gegevens in het REX-systeem invoert, wordt beschouwd als de verantwoordelijke voor de verwerking van die gegevens. Onze administratie wordt met andere woorden beschouwd als verantwoordelijke. Om te garanderen dat de geregistreerde exporteur zijn rechten kan laten gelden, wordt de Commissie echter beschouwd als gezamenlijk verantwoordelijk voor de verwerking van alle gegevens.
De rechten van de geregistreerde exporteur op het vlak van de verwerking van de gegevens die zijn opgeslagen in het REX-systeem en die worden verwerkt in het kader van de nationale systemen, worden uitgeoefend in overeenstemming met de wetgeving ter omzetting van[1] de Verordening (EU) 2016/679 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.
De rechten van de geregistreerde exporteur met betrekking tot de verwerking van zijn registratiegegevens door de Commissie worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725.
Elk verzoek van een geregistreerd exporteur om het recht op toegang, rectificatie, uitwissen of afschermen van gegevens overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 uit te oefenen, wordt ingediend bij en onderzocht door de verantwoordelijke voor de verwerking van de gegevens.
Wanneer een geregistreerd exporteur een dergelijk verzoek bij de Commissie indient zonder een poging te hebben gedaan zijn rechten bij de verantwoordelijke voor de verwerking van de gegevens te doen gelden, stuurt de Commissie dat verzoek door naar de verantwoordelijke voor de verwerking van de gegevens van de geregistreerde exporteur.
Wanneer de geregistreerde exporteur er niet in slaagt zijn rechten te doen gelden bij de verantwoordelijke voor de verwerking van de gegevens, kan hij zijn verzoek indienen bij de Commissie, die dan als verantwoordelijke voor de verwerking optreedt. De Commissie is immers gemachtigd om de gegevens te rectificeren, te wissen of te blokkeren.
De nationale toezichthoudende gegevensbeschermingsautoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werken, elk binnen de grenzen van hun eigen bevoegdheden, samen en zorgen voor een gecoördineerd toezicht op de registratiegegevens.
Zo kunnen zij:
relevante informatie uitwisselen;
elkaar bijstaan in de uitvoering van controles en inspecties;
problemen behandelen bij de uitlegging of toepassing van de Uitvoeringsverordening;
zich buigen over problemen bij de uitoefening van het onafhankelijk toezicht of bij de uitoefening van de rechten van betrokkenen;
geharmoniseerde voorstellen voor gemeenschappelijke oplossingen voor problemen opstellen; en
indien nodig het bewustzijn over gegevensbeschermingsrechten bevorderen.
§49. Met instemming van de exporteur zal de Commissie de volgende informatie voor het publiek beschikbaar stellen:
a) de naam van de geregistreerde exporteur;
b) het adres van de plaats waar de geregistreerde exporteur is gevestigd;
c) de contactgegevens zoals vermeld in vak 2 van het formulier;
d) een indicatieve beschrijving van de goederen die in aanmerking komen voor preferentiële behandeling, samen met een indicatieve lijst van posten of hoofdstukken van het GS, zoals vermeld in vak 4 van het formulier;
e) het EORI- of TIN-nummer (identificatienummer handelaar) van de geregistreerde exporteur.
De exporteur kan tijdens de online registratie zijn toestemming geven om zijn gegevens te publiceren. De weigering om deze toestemming te verlenen vormt geen geldige reden om de registratie van de exporteur te weigeren.
§50. De volgende gegevens zijn altijd toegankelijk voor het publiek, zonder voorafgaande toestemming van de exporteur:
a) het nummer van geregistreerd exporteur;
b) de begindatum van de geldigheid van de registratie;
c) indien van toepassing, de datum van intrekking van de registratie;
d) een vermelding of de registratie ook van toepassing is op uitvoer naar Noorwegen, Turkije of Zwitserland;
e) de datum van de laatste synchronisatie tussen het REX-systeem en de openbare website.
§ 51. Artikel 91 van de DWU IA somt op aan welke verplichtingen exporteurs en geregistreerde exporteurs moeten voldoen. Zo moeten ze:
een passende boekhouding voeren met betrekking tot de productie en levering van goederen die voor preferentiële behandeling in aanmerking komen;
alle bewijsstukken bewaren in verband met de materialen die zij bij de vervaardiging gebruiken;
alle douanedocumenten bewaren in verband met de materialen die zij bij de vervaardiging gebruiken;
de administratie in verband met de attesten van oorsprong die zij hebben opgesteld bewaren, alsook de rekeningen in verband met de van oorsprong zijnde en niet van oorsprong zijnde materialen, vervaardiging en voorraden. Die administratie moet worden bewaard gedurende een periode van drie jaar vanaf het einde van het kalenderjaar waarin de attesten van oorsprong werden opgesteld, of langer indien het nationale recht dit vereist.
Die administratie mag in elektronisch formaat worden bewaard, zolang het aan de hand daarvan mogelijk is de materialen die bij de vervaardiging van de uitgevoerde producten zijn gebruikt, te traceren en hun oorsprong te bevestigen.
Hogervermelde verplichtingen zijn ook van toepassing op de door leveranciers aan exporteurs afgegeven leveranciersverklaringen met betrekking tot de oorsprong van de goederen die zij hebben geleverd.
De al dan niet geregistreerde wederverzenders van goederen die vervangende attesten van oorsprong opstellen, behouden ook de oorspronkelijke attesten gedurende een periode van drie jaar vanaf het eind van het kalenderjaar waarin het vervangende attest van oorsprong is opgesteld, of langer als het nationale recht dit vereist. S1
S1 §52. In Canada dienen de exporteurs te beschikken over het ‘Canadian Business Number’. Dit 'Business Number' bestaat uit 9 cijfers en wordt doorgaans gevolgd door 2 letters en 4 cijfers. Het kan de volgende vorm aannemen: 123456789 AB 1234. Enkel de eerste 9 cijfers moeten verplicht in de oorsprongsverklaring worden vermeld.
Er zijn drie websites waarop het nummer zou kunnen worden geraadpleegd:
https://www.ic.gc.ca/app/scr/cc/CorporationsCanada/fdrlCrpSrch.html?locale=en_CA
https://beta.canadasbusinessregistries.ca/search
https://www.businessregistration-inscriptionentreprise.gc.ca/ebci/brom/registry/pub/reg_01_Ld.action
Het gebeurt vaak dat geen van de websites een resultaat opleveren. De praktijk heeft uitgewezen dat de laatste website (https://www.businessregistration-inscriptionentreprise.gc.ca/ebci/brom/registry/pub/reg_01_Ld.action) het meest accuraat is.
Men moet wel beschikken over de volgende informatie:
‘Business number’;
Datum factuur;
De exacte benaming van het bedrijf in kwestie. Dit is belangrijk omdat het kan voorkomen dat bedrijven een gewijzigde versie van hun officiële benaming in hun briefhoofd gebruiken. In dat geval moet de exacte, officiële, benaming worden achterhaald. Dit kan elders op de handelsdocumenten staan of op de website van het bedrijf in kwestie.
Vb. een Canadees bedrijf gebruikt als naam voor het briefhoofd ‘CanEx ltd’. Uit de website blijkt echter dat de volledige naam ‘Canada Exporter Company limited’ is. Normaliter moet deze benaming volstaan voor een opzoeking via de laatste website.
Indien het nummer toch niet wordt gevonden, moet de Canadese exporteur worden gecontacteerd om bevestiging van het nummer te verkrijgen (bv. via een scan van de registratieaanvraag of -bevestiging).
Als bovenvermelde stappen niets opleveren, kan de douane het verzoek om preferentiële tariefbehandeling alsnog aanvaarden maar zal zij daarbij ook een controle a posteriori opstarten ter bevestiging van het nummer.
De exporteur die in het bezit is van het "Business Number" kan de oorsprongsverklaring zonder enige waardebeperking opstellen. Een exporteur die geen identificatienummer heeft, kan enkel oorsprongsverklaringen opstellen voor de export van niet-commerciële producten met een waarde van minder dan 2.000 Canadese dollar. S1
§53. Zoals reeds aangehaald in §26 is in het kader van de Brede Economische en Handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Canada het verzoek om preferentiële behandeling gebaseerd op een "oorsprongsverklaring". Deze oorsprongsverklaring kan worden opgenomen op een factuur of een ander handelsdocument waarin de betrokken goederen op correcte wijze worden beschreven.
§54. De oorsprongsverklaring wordt conform de bepalingen van de Overeenkomst opgesteld door een exporteur die in een partij gevestigd is en die, overeenkomstig de regelgeving van de partij, een product van oorsprong produceert of uitvoert. De exporteur hoeft dus niet noodzakelijk het product zelf te produceren. Hij kan ook een handelaar zijn die het product van oorsprong uitvoert zolang hij maar voldoet aan de bepalingen van het protocol. Samengevat komt dit neer op volgende mogelijkheden:
EU naar Canada:
Voor zendingen met een waarde die hoger is dan 6.000 EUR de exporteurs die zich hebben laten registreren als geregistreerde exporteur overeenkomstig de bepalingen van artikel 68 van de uitvoeringsverordening bij het Douanewetboek (2015/2447). Vanaf het moment dat zij geregistreerd zijn in het REX systeem van de Europese Unie mogen zij oorsprongsverklaringen opstellen bij uitvoer van goederen van de EU naar Canada;
Voor zendingen met een waarde van niet meer dan 6.000 EUR kan de EU-exporteur een verklaring van oorsprong opstellen zonder dat hij over een REX-nummer moet beschikken.
Canada naar EU:
De exporteur die over een “Business Number” beschikt kan oorsprongsverklaringen opstellen zonder beperking van waarde;
Voor niet-commerciële zendingen moet de exporteur niet over een “Business Number” beschikken. In dit geval moet de exporteur wel vak 5 van de oorsprongsverklaring vervolledigen.
§55. De tekst van de verklaring die op de factuur of het handelsdocument moet worden vermeld, kan men terugvinden in bijlage I van deze circulaire.
§56. De oorsprongsverklaring wordt opgesteld op het ogenblik dat de goederen waarop deze betrekking heeft, worden uitgevoerd; of
na uitvoer, op voorwaarde dat de oorsprongsverklaring in het land van invoer wordt voorgelegd binnen een termijn van twee jaar volgend op de invoer van de goederen waarvoor een preferentieel tarief werd aangevraagd of binnen een langere termijn indien de wetgeving van het land dat toelaat.
Verder moet de exporteur die een oorsprongsverklaring heeft opgesteld, op verzoek van de douaneautoriteit van de partij van, een kopie van de oorsprongsverklaring en alle nodige documenten overleggen waaruit de oorsprong van de betrokken producten blijkt, met inbegrip van bewijsstukken of schriftelijke verklaringen van de producenten of leveranciers, en moet hij aan de andere eisen van dit protocol voldoen.
§57. Als de uitvoerder die de oorsprongsverklaring heeft opgesteld, verneemt of vermoedt dat deze verklaring foutieve gegevens bevat, dan moet hij de invoerder daarvan onmiddellijk op de hoogte brengen en hem de wijzigingen meedelen die van invloed zijn op de oorsprong van de betrokken goederen.
§58. De oorsprongsverklaring is 12 maanden geldig vanaf de datum waarop zij door de exporteur is opgesteld, of langer indien aldus vastgesteld door de partij van invoer. De Europese Unie heeft geen langere termijn voorzien, terwijl Canada heeft beslist om de geldigheidstermijn op te trekken naar vier jaar.
Binnen deze geldigheidsperiode kan aanspraak worden gemaakt op een preferentiële tariefbehandeling bij de douaneautoriteit van de partij van invoer.
De partij van invoer kan echter een na de geldigheidsperiode bij haar douaneautoriteit ingediende oorsprongsverklaring aanvaarden voor de toepassing van een preferentiële tariefregeling in overeenstemming met het in die partij geldende recht.
In de praktijk gaat dit over een tijdelijke bevriezing van de geldigheidstermijn van een attest van oorsprong voor producten die voor het verstrijken van de geldigheid van het oorsprongsattest worden geplaatst onder de regeling ‘tijdelijke opslag’ of onder een bijzondere regeling (extern douanevervoer, actieve veredeling, douane-entrepot, tijdelijke invoer of vrije zone).
Voorwaarde hiervoor is dat op het moment dat de producten onder de regeling ‘tijdelijke opslag’ of onder de bijzondere regeling worden geplaatst er een geldig attest van oorsprong moet bestaan en dat dit attest op een duidelijke en vlot raadpleegbare manier wordt geregistreerd in de voorraadadministratie van de betrokken aangever.
Het land van preferentiële oorsprong mag reeds worden vermeld op de aangifte voor de regeling ‘tijdelijke opslag’ of voor de bijzondere regeling, alsook de uniecode voor het attest van oorsprong (U101) en de referenties van het document dat wordt gebruikt voor het attest.
De aangifte voor vrij verkeer bevat de gebruikelijke data-elementen om de preferentiële tariefbehandeling te vragen (land van oorsprong – preferentiecode – uniecodes). De vraag om preferentiële tariefbehandeling mag niet later dan twee jaar vanaf de datum van opstellen van het attest van oorsprong worden ingediend opdat de douaneautoriteiten steeds de nodige controles zou kunnen uitvoeren.
In de EU:
§59. Een handtekening is niet vereist voor een oorsprongsverklaring. Artikel 19, lid 3 van het protocol voorziet dat oorsprongsverklaringen moeten worden ingevuld en getekend door de exporteur tenzij dit ‘anders wordt bepaald.’
Overeenkomstig artikel 68, 7 lid DWU IA, is een dergelijke handtekening niet vereist indien de preferentiële overeenkomst in kwestie voorziet dat de EU kan afzien van deze vereiste.
Voor wat betreft geregistreerde exporteurs (REX) is het afzien van deze vereiste ook voorzien in Hoofdstuk 6, Paragraaf 2, Punt 5 van de REX-richtsnoeren van de Commissie:
“Een handgeschreven handtekening van de exporteur is niet vereist op de attesten van oorsprong. Wanneer een document van oorsprong in het kader van een vrijhandelsovereenkomst is opgesteld door een geregistreerde exporteur, hoeft dat document van oorsprong niet te worden ondertekend door de geregistreerde exporteur, mits de tekst van de vrijhandelsovereenkomst erin voorziet dat het document van oorsprong niet ondertekend hoeft te worden.”
In Canada:
§60. Overeenkomstig de voetnoten bij bijlage I van deze circulaire (bijlage 2 van het protocol) moeten Canadese commerciële bedrijven die hun producten uitvoeren naar de EU, hun “Business Number” vermelden. Vak 5 waar normaal gezien de handtekening moet worden geplaatst, kan worden opengelaten als de Canadese exporteur zijn “Business Number” vermeldt.
§61. De douaneautoriteit van de partij van invoer kan toestaan dat een oorsprongsverklaring wordt toegepast op meerdere zendingen van identieke producten van oorsprong die binnen een door de exporteur op die verklaring aangegeven periode van maximaal twaalf maanden plaatsvinden.
Er moet wel in herinnering worden gebracht dat dit in de Europese Unie nog niet kan worden toegepast omdat er hiervoor in het Unierecht geen wettelijke basis is voorzien. Hierdoor kan een oorsprongsverklaring met een bepaalde termijn enkel worden gebruikt voor de eerste zending waarop de oorsprongsverklaring betrekking heeft. Dit heeft als gevolg dat er voor elke volgende zending er een nieuwe oorsprongsverklaringen zal moeten worden opgesteld.
In Canada wordt het gebruik van een oorsprongsverklaring voor meerdere zendingen echter aangemoedigd. EU-exporteurs zijn vrij om deze bepaling toe te passen indien ze de intentie hebben om identieke producten naar Canada te exporteren. EU-exporteurs mogen aan de Canadese importeurs een oorsprongsverklaring verstrekken die betrekking heeft op meerdere zendingen.
Opgelet! Indien in het kader van een verzoek tot wederzijdse bijstand van de Canadese autoriteiten aan een EU-lidstaat uit het onderzoek zou blijken dat één van de zendingen niet van EU-oorsprong is, kunnen de Canadese autoriteiten overgaan tot het invorderen van de invoerrechten. Die invordering zal niet enkel betrekking hebben op die ene zending maar ook op alle zendingen die worden gedekt door de foute oorsprongsverklaring.
Bilaterale cumulatie:
§62. De exporteurs van het eindproduct die daarvoor een oorsprongsverklaring opstelt, moet ook over een oorsprongsverklaring beschikken van zijn leverancier uit de andere partij.
Volledige cumulatie:
§63. De volgende ondersteunende documenten zijn vereist om volledige cumulatie toe te passen:
De exporteur uit één van de partijen (bv. in de EU) die verwerkte niet van oorsprong zijnde producten uitvoert, zal een leveranciersverklaring verstrekken aan de klant in de andere partij (in Canada). Deze leveranciersverklaring moet de informatie bevatten die is voorzien in bijlage III van deze circulaire.
De exporteur in de andere partij (in Canada) van het eindproduct moet dan op zijn beurt een oorsprongsverklaring opstellen voor zijn klant (in de EU).
In de EU moet de exporteur die niet de producent is, van de daadwerkelijke producent een leveranciersverklaring bekomen voor producten die niet van preferentiële oorsprong zijn (zie bijlagen 22-17 en 22-18 DWU IA).
§64. De voorwaarden voor de leveranciersverklaring zijn als volgt:
In de EU:
In kader van de toepassing van de volledige cumulatie zoals bedoeld in het protocol, wordt het aangeraden om het modeldocument van de leveranciersverklaring te gebruiken dat is voorzien in bijlage III van deze circulaire.
Het wordt echter ook toegestaan dat andere gelijkwaardige documenten kunnen worden gebruikt die dezelfde informatie bevatten als bijlage III, ongeacht het gebruikte formaat.
De leveranciersverklaring kan één of meerdere facturen dekken op dezelfde leveranciersverklaring.
In Canada:
Er kunnen andere gelijkwaardige documenten worden gebruikt die dezelfde informatie bevatten als bijlage III, ongeacht het gebruikte formaat.
§65. In de overeenkomst werd gekozen voor het principe van zelfcertificering. Oorsprongsverklaringen kunnen dus worden opgesteld zonder het akkoord van of een voorafgaand onderzoek door de bevoegde douaneautoriteiten.
De exporteur moet evenwel op verzoek van de douaneautoriteiten een kopie van de oorsprongsverklaring en alle nodige documenten betreffende de oorsprong van de betreffende producten overleggen, met inbegrip van de bewijsstukken of de schriftelijke verklaringen van de producenten of leveranciers. De bedoelde bewijsstukken bevatten:
De productieprocessen die zijn uitgevoerd op het product van oorsprong of de materialen die zijn gebruikt om het product te vervaardigen;
de aankoop, aankoopprijs, waarde en betaling van het product;
de oorsprong, aankoop, aankoopprijs, waarde en betaling van alle materialen die bij de productie van het product zijn gebruikt;
de verzending van het product.
Artikel 26 van het protocol stelt dat de exporteur die de verklaring heeft opgesteld, een kopie van de verklaring en de bewijsstukken ter beschikking houden van de douaneautoriteiten, en dit tot drie jaar vanaf de datum van opstelling van de verklaring.
§66. Deze verplichting om documenten te bewaren is ook van toepassing op de exporteur, in het geval dat de oorsprongsverklaring gebaseerd was op een schriftelijke verklaring van de producent (leveranciersverklaring).
Voor zover dit in het recht van de partij van invoer is vastgesteld, moet een importeur aan wie de preferentiële tariefbehandeling is toegekend een kopie van de oorsprongsverklaring bewaren, en dit gedurende drie jaar na de datum waarop de preferentiële behandeling werd toegekend.
De gegevens of documenten mogen in om het even welke vorm bewaard worden, dus ook digitaal, mits deze gegevens of documenten kunnen worden opgevraagd en afgedrukt.
§67. Een partij mag de preferentiële tariefbehandeling weigeren wanneer de importeur, de exporteur of de producent de gegevens of documenten die relevant zijn voor de oorsprongsbepaling van het product niet heeft bewaard of de toegang tot deze gegevens of documenten weigert.
§68. Hoewel dit niet in het oorsprongsprotocol wordt vermeld, kan een oorsprongsverklaring worden vervangen. De wettelijke grondslag met betrekking tot de vervanging van het bewijs van preferentiële oorsprong opgenomen in artikel 69 DWU IA.
Wanneer producten van oorsprong waarop een bewijs van preferentiële oorsprong betrekking heeft dat eerder is afgegeven of opgesteld voor de toepassing van een preferentiële tariefmaatregel nog niet voor het vrije verkeer zijn vrijgegeven en onder toezicht van een douanekantoor in de Unie zijn geplaatst, kan de oorspronkelijke oorsprongsverklaring door een of meer vervangende bewijzen van oorsprong worden vervangen om alle of een deel van die producten naar een andere plaats in de Europese Unie te zenden.
De vervangende oorsprongsverklaring moet worden opgesteld:
in dezelfde vorm als de oorspronkelijke oorsprongsverklaring; in het kader van het CETA-oorsprongsprotocol moet daarbij de tekst worden gebruikt die is opgenomen in bijlage 2 van het protocol.
of
in de vorm van een vervangende oorsprongsverklaring, mutatis mutandis opgesteld volgens artikel 101 DWU IA en bijlage 22-20 DWU IA.
Wie dat vervangende oorsprongsdocument moet opstellen, hangt af van de totale waarde van de producten van oorsprong in de oorspronkelijke zending. Zo kan een vervangingsdocument worden opgesteld door:
een toegelaten of geregistreerd exporteur in de EU, die de goederen doorzendt, ongeacht de waarde van de producten van oorsprong die deel uitmaken van de oorspronkelijke zending;
een niet-toegelaten of niet-geregistreerd wederverzender van goederen in de EU wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong in de op te splitsen oorspronkelijke zending niet hoger is dan 6.000 EUR;
een niet-toegelaten of niet-geregistreerd wederverzender van goederen in de Europese Unie wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong in de op te splitsen oorspronkelijke zending hoger is dan 6.000 EUR en er bij het vervangende oorsprongsdocument een kopie van het oorspronkelijke oorsprongsdocument is gevoegd.
Wanneer overeenkomstig artikel 69, paragraaf 2, tweede lid, DWU IA, een wederverzender niet toegelaten noch geregistreerd is en de waarde van de producten van oorsprong in de op te splitsen oorspronkelijke zending hoger is dan 6.000 euro en het om welke reden dan ook onmogelijk is om een kopie van het oorspronkelijke oorsprongsdocument bij te voegen (bijvoorbeeld in het geval van een handelsgeheim), dan mag dat document in de vorm van een certificaat EUR.1 worden afgeleverd door het douanekantoor dat voor de goederen bevoegd is.
Onderstaande tabel geeft een overzicht weer van de verschillende situaties die zich ingevolge artikel 69 DWU IA kunnen voordoen:
S1
§69. Om de tariefbehandeling te genieten bij invoer moeten een aantal vakken correct worden ingevuld op de douaneaangifte. In de loop van 2023-24 worden deze vakken vervangen door gegevenselementen [i]die we voor de volledigheid tussen haakjes vermelden:
Vak 34a (gegevenselement nummer 16 09 000 000): de ISO 3166-1 alpha-2 code ‘CA’;
Vak 36 (gegevenselement nummer 14 11 000 000) : preferentiecode '300'.
Het bewijs van oorsprong moet worden aangegeven in vak 44 'Documenten' (gegevenselement 12 03 000 000) S1 aan de hand van een van de volgende codes:
N864: indien de waarde van de van oorsprong zijnde goederen hoger is dan 6.000 EUR;
U162: indien de waarde van de van oorsprong zijnde goederen niet meer is dan 6.000 EUR.
Daarnaast kunnen bij invoer volgende codes ook van toepassing zijn:
C006: in geval van een tariefcontingent dat wordt verleend op vertoon van een door Canada in het kader van de “Export and Import Permits Act” afgegeven uitvoervergunning – zie Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1781 van de Commissie van 28 september 2017 betreffende de afwijkingen van de product-specifieke oorsprongsregels in de Brede Economische en Handelsovereenkomst tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds, die binnen de grenzen van de jaarlijkse contingenten voor bepaalde producten uit Canada van toepassing zijn;
U062: verwijzing naar bijlage 5-A bij het oorsprongsprotocol;
U088: Oorsprongsverklaring met vermelding van de EU-oorsprong, in het kader van de brede economische en handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada en de Europese Unie. Deze code wordt gebruikt in kader van wederkerende goederen.
Bij elke code moet de referentie van het document staan waarop ze betrekking heeft, alsook de datum van afgifte.
§70. Bij uitvoer kan de EU-exporteur de codes N864 en U162 vermelden op de douaneaangifte.
§71. Beide partijen kunnen bij elkaar een verificatieverzoek indienen om te controleren of de in de oorsprongsverklaring vermelde oorsprong correct is en of aan alle andere vereisten van het protocol inzake de oorsprongsregels is voldaan.
De partijen werken samen via hun douaneautoriteiten en verlenen elkaar bijstand om de oorsprong van de producten te verifiëren.
§72. De controleprocedure binnen CETA verloopt anders dan deze van eerdere, standaard vrijhandelsakkoorden. Er zijn drie verschillen:
Meer informatie als antwoord op een verzoek tot controle
In eerdere vrijhandelsakkoorden blijft het antwoord doorgaans beperkt tot de loutere conclusie dat de producten al dan niet van oorsprong zijn. In CETA daarentegen, moet er een schriftelijk verslag worden opgesteld dat meer specifieke informatie bevat over de resultaten van de controleprocedure.
De eindbeslissing wordt genomen door de partij van invoer.
In CETA stelt de partij van export het resultaat van haar controle voor aan de partij van invoer, die vervolgens een beslissing neemt over de oorsprong van de goederen. Het resultaat van de controle moet aan de exporteur worden meegedeeld door de controlerende dienst.
De controleperiode duurt langer.
In tegenstelling tot vroegere standaard vrijhandelsovereenkomsten, die over het algemeen een controleperiode van 10 maanden hanteren, heeft de partij van export binnen CETA 12 maanden de tijd om te reageren op een verzoek om controle door de partij van invoer.
§73. De douaneautoriteit van de partij van invoer kan de douaneautoriteit van de partij van uitvoer schriftelijk verzoeken om te controleren of een product van oorsprong is.
De partij van invoer kan documenten en specifieke informatie opvragen bij de partij van uitvoer. Dat is vaak relevant voor de oorsprong van de volgende producten:
in Canada geboren en opgefokte levende dieren;
producten aldaar verkregen door jacht, vangst met vallen en strikken of bevissing, maar niet buiten de uiterste grenzen van de territoriale wateren van de partij.
§74. De controle van de oorsprong wordt uitgevoerd door de douaneautoriteit van de partij van export die de oorsprongsverklaring heeft opgesteld.
De douaneautoriteit van de partij van export stelt de exporteur in kennis van het verzoek en zij is gemachtigd om alle informatie te vragen die nodig is om de oorsprong van de goederen te verifiëren en om te voldoen aan de andere eisen van het oorsprongsprotocol. Dat kan zijn:
documenten opvragen,
bewijsstukken opvragen,
de lokalen van de exporteur of producent bezoeken om opnieuw de bewijsstukken te onderzoeken,
de installaties bezoeken die gebruikt zijn voor de productie van het product.
De bewijsstukken kunnen documenten bevatten die betrekking hebben op:
de productieprocessen die zijn uitgevoerd op het product van oorsprong of de materialen die zijn gebruikt om het product te vervaardigen;
de aankoop, aankoopprijs, waarde en betaling van het product;
de oorsprong, de aankoop, de kostprijs, de waarde en de betaling van alle voor de productie van het product gebruikte materialen, met inbegrip van neutrale elementen; en
de verzending van het product.
Wanneer om bewijsstukken wordt gevraagd en deze documenten naar Canada moeten worden verzonden, moet de toestemming van de exporteur worden verkregen, met name wanneer het om vertrouwelijke informatie gaat. Indien de exporteur geen toestemming geeft en de partij van invoer derhalve niet kan bepalen of het product van oorsprong is of niet, dan kan de partij van invoer het preferentiële recht weigeren.
Indien de exporteur akkoord gaat met de verzending van vertrouwelijke informatie, dan moeten beide douaneautoriteiten de vertrouwelijkheidsregels respecteren.
§75. De partij van invoer kan een preferentiële tariefbehandeling voor de goederen weigeren als zij verneemt dat de importeur niet voldoet aan een van de vereisten van het protocol.
Als de douaneautoriteit van de partij van invoer geen schriftelijk rapport ontvangt of dit rapport niet toereikend is om de oorsprong vast te stellen, dan kan zij de preferentiële tariefbehandeling weigeren.
Het is ook mogelijk dat de douaneautoriteit van het invoerende land na een verzoek om controle door de partij van export tot een andere conclusie komt dan die welke haar is voorgelegd. In dat geval kan de douaneautoriteit van de partij van invoer de in het verzoek bedoelde preferentiële behandeling weigeren, na overleg tussen de partij van invoer en de partij van uitvoer te hebben georganiseerd in een poging om tot een onderling akkoord te komen.
De geschillen tussen de importeur en de douaneautoriteit van de partij van invoer worden altijd beslecht in overeenstemming met de wetgeving van de partij van invoer.
Na de definitieve vaststelling van de oorsprong van het product door de douaneautoriteit van de partij van invoer, heeft de importeur het recht om in beroep te gaan (zie Deel I - titel "4.12. Herziening en beroep" van de huidige circulaire).
§76. Zoals vermeld in §38 maken geringe verschillen tussen de gegevens op een oorsprongsverklaring en de gegevens op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij de douaneautoriteiten worden ingediend, de oorsprongsverklaring niet automatisch nietig en ongeldig. Het desbetreffende document moet dan wel degelijk met de voorgelegde producten overeenstemmen.
Ook kennelijke vormfouten, zoals typefouten op een oorsprongsverklaring, leiden er niet toe dat dit document wordt geweigerd indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de gegevens in dat document.
§77. In geval van controle van de leveranciersverklaring binnen de Europese Unie, zullen het inlichtingenblad INF4 en de procedure worden gebruikt in overeenstemming met de EU-wetgeving, die is vastgelegd in de artikelen 64 tot en met 66 DWU IA. Zo kunnen de douaneautoriteiten de exporteur of handelaar verzoeken de leverancier om een inlichtingenblad INF4 te vragen.
Het inlichtingenblad INF4 is een document dat wordt gebruikt ter bevestiging van de echtheid en juistheid van de leveranciersverklaring. Het inlichtingenblad INF4 wordt afgeleverd door de douaneautoriteiten van de lidstaat waarin de leveranciersverklaring is opgesteld Het te gebruiken inlichtingenblad kan men terugvinden in bijlage IV bij deze circulaire.
Aangezien het antwoord van de Europese Unie aan Canada de vorm moet aannemen van een schriftelijk verslag dat meer informatie bevat dan de vroegere vrijhandelsovereenkomsten, volstaat de INF4-procedure op zich niet, omdat deze enkel vermeldt of de producten van oorsprong zijn. De douaneautoriteit van de EU moet dus een "uitgebreide procedure" toepassen.
Er zijn twee mogelijkheden om de nodige extra informatie te verkrijgen:
1) Verzoek van de exporteur aan de leverancier
De exporteur zal de leverancier vragen om een INF4 te verkrijgen van zijn douaneautoriteit en de exporteur moet de leverancier meedelen dat dit verzoek verband houdt met een controle van Canada. Bij het invullen van het INF4 moet de douaneautoriteit van de leverancier een schriftelijk verslag opstellen dat alle inlichtingen bevat zoals beschreven onder titel "4.11. Controle van de oorsprong" van de huidige circulaire, en die noodzakelijk zijn voor de verzending van het verslag naar Canada. Dit verslag wordt aan de leverancier ter beschikking gesteld, die het aan zijn exporteur overmaakt.
De douaneautoriteit van de exporteur moet de exporteur meedelen dat, indien de exporteur ervoor kiest om contact op te nemen met zijn leverancier om het INF4 te verkrijgen, dit verslag gedetailleerde informatie bevat die door de leverancier als vertrouwelijk kan worden beschouwd. Het kan zijn dat de leverancier in dat geval niet bereid is om deze normale procedure te volgen. In dat geval moet de exporteur zijn douaneautoriteit vragen om rechtstreeks contact op te nemen met de douaneautoriteit van de leverancier om het inlichtingenblad INF4 in te vullen.
Als de leverancier echter het inlichtingenblad INF4 en het verslag, dat hij als gevoelig beschouwt, heeft ontvangen, dan kan hij ervoor kiezen zijn exporteur enkel het inlichtingenblad INF4 te bezorgen, en daarbij vermelden dat het verslag niet naar de exporteur kan worden verzonden. Er zijn in dat geval twee opties mogelijk voor het begeleidend verslag:
de exporteur verzoekt zijn douaneautoriteit contact op te nemen met de douaneautoriteit van de leverancier om hem het begeleidende verslag te sturen.
de leverancier verzoekt zijn douaneautoriteit het begeleidende verslag rechtstreeks naar de douaneautoriteit van de exporteur te sturen.
2) Verzoek van de ene douane- aan de andere douaneautoriteit
De douaneautoriteit van de lidstaat die het controleverzoek van Canada ontvangt, kan het INF4 rechtstreeks aanvragen bij de douaneautoriteit van de lidstaat waarin de leveranciersverklaring is opgesteld.
De douaneautoriteit van de leverancier zal het ingevulde INF4 rechtstreeks aan de verzoekende douaneautoriteit bezorgen, samen met het begeleidend verslag.
De conclusie van de controle van de leveranciersverklaring en de reden waarom de producten al of niet van oorsprong zijn, worden meegedeeld aan de leverancier die de leveranciersverklaring heeft afgeleverd vooraleer de douaneautoriteit het INF4 officieel bevestigt en het verslag afrondt.
§78. De beschikkingen inzake bindende oorsprongsinlichtingen (BOI) vallen onder artikel 33 van het protocol, onder de titel "Besluiten vooraf betreffende de oorsprong".
Deze "besluiten vooraf" komen van de bevoegde autoriteiten en zijn bindend voor de autoriteiten van afgifte jegens de houder van dat besluit, wanneer de goederen die worden in- of uitgevoerd en de omstandigheden waarin zij de oorsprong hebben verkregen volledig overeenkomen met wat is beschreven in het besluit vooraf.
BOI's kunnen worden aangevraagd als er twijfel bestaat over de bepaling van de oorsprong en om rechtszekerheid te verschaffen. In de BOI wordt aangegeven of de goederen al dan niet als product van oorsprong kunnen worden beschouwd.
Overeenkomstig artikel 33 van het DWU kunnen zowel Canadese uitvoerders als invoerders uit de Europese Unie een verzoek indienen.
Wat België betreft, kunnen verzoeken per mail worden ingediend en opgestuurd naar het volgende adres: da.ops.douane1@minfin.fed.be.
Canadese exporteurs zullen evenwel hetzij een EORI-nummer moeten aanvragen, hetzij zich onrechtstreeks laten vertegenwoordigen in de Europese Unie.
Wat Canada betreft, worden de besluiten vooraf rechtstreeks aan de exporteurs van de Europese Unie en aan de producenten en importeurs in Canada gegeven. Aanvragen kunnen bij het “Agence des Services Frontaliers du Canada” (ASFC) worden ingediend door het document 'Memorandum D11-4-16' in te vullen, dat in pdf-formaat via de volgende link kan worden gedownload: https://www.cbsa-asfc.gc.ca/publications/dm-md/d11/d11-4-16-eng.html
§79. Het protocol voorziet in alternatieve, minder beperkende regels voor de specifieke oorsprongsregels uiteengezet in bijlage 5-A van het protocol (bijlage V van deze circulaire), waardoor bij de productie van producten van oorsprong een groter aantal niet van oorsprong zijnde materialen kunnen worden gebruikt.
Bijlage 5-A stelt de productcategorieën, hoeveelheden en alternatieven vast voor de specifieke oorsprongsregels die moeten worden toegepast, binnen de grenzen van het jaarlijkse oorsprongscontingent.
Bijlage 5-A is van toepassing op de producten uit de volgende afdelingen:
Afdeling A: Landbouwproducten
Afdeling B: Vis en schaal- en schelpdieren
Afdeling C: Textiel en kleding
Afdeling D: Voertuigen
De partij van invoer beheert het oorsprongscontingent volgens het principe „wie het eerst komt, het eerst maalt” en berekent op basis van de invoer van die partij hoeveel producten in het kader van deze oorsprongscontingenten zijn binnengekomen.
De exporteur van het product moet een oorsprongsverklaring aan de importeur bezorgen.
Bovendien moet de factuur of het handelsdocument op basis waarvan de oorsprongsverklaring is opgesteld, verwijzen naar bijlage 5-A van het protocol (Bijlage V bij deze circulaire) om te kunnen genieten het oorsprongscontingent bij invoer in de Europese Unie. Daarom wordt aanbevolen om naast de tekst van de oorspronkelijke verklaring de volgende tekst op hetzelfde document te schrijven:
"Producten van oorsprong in overeenstemming met de bepalingen van Bijlage 5-A". “Products originating according to the provisions of Annex 5-A”
Opdat de exporteur in Canada de oorsprong zou kunnen identificeren van de uitvoer onder contingent naar de EU en de importeur in kennis zou kunnen stellen van de toepassing van bijlage 5-A, moet de exporteur een verwijzing naar bijlage 5-A op de handelsfactuur of een ander handelsdocument vermelden en, indien een exportvergunning is verkregen, een kopie van deze vergunning verstrekken.
§80. Artikel 2.5 van CETA: "Beperking inzake programma's voor terugbetaling van rechten, uitstel van betaling en schorsing van douanerechten" stelt dat de no-drawbackbepaling pas wordt toegepast drie jaar na het van kracht worden van de CETA-overeenkomst:
"1. In verband met betaalde of verschuldigde douanerechten op niet van oorsprong zijnde goederen die in haar grondgebied zijn ingevoerd, gaat een partij, onverminderd de leden 2 en 3, niet over tot terugbetaling, uitstel van betaling of schorsing van deze rechten onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat die goederen of identieke, gelijkwaardige dan wel soortgelijke vervangende goederen worden gebruikt als materiaal bij de productie van een ander goed dat vervolgens naar het grondgebied van de andere partij wordt uitgevoerd onder een preferentiële tariefregeling krachtens deze overeenkomst.
2. Lid 1 is niet van toepassing op een al dan niet tijdelijke regeling van een partij inzake verlaging, schorsing of kwijtschelding van tarieven indien voor die verlaging, schorsing of kwijtschelding niet de uitdrukkelijke voorwaarde van uitvoer van het goed is gesteld.
3. Lid 1 is niet van toepassing gedurende de eerste drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst".
Opgelet! De termijn van drie jaar zal niet worden verlengd. Dit houdt in dat vanaf 21 september 2020 de no-drawbackbepaling van toepassing is en dat drawback dus niet meer mogelijk is binnen de bepalingen van de CETA-overeenkomst.
§81. No drawback verwijst naar het principe van niet-terugbetaling of het verbod op de terugbetaling van douanerechten en houdt in dat grondstoffen die afkomstig zijn uit derde landen en die gebruikt worden bij de vervaardiging van producten die van preferentiële oorsprong zijn uit de Europese Unie en waarvoor een preferentieel oorsprongsbewijs wordt afgegeven, niet in aanmerking komen voor een terugbetaling of vrijstelling van douanerechten. Economische operatoren moeten dus douanerechten betalen op niet van oorsprong zijnde grondstoffen. Het terugbetalingsverbod geldt eveneens voor antidumpingrechten.
§82. Bijlage VI van deze circulaire heeft betrekking op Ceuta en Melilla en stelt dat deze gebieden niet onder de term "Partij" vallen.
Toch wordt bepaald dat uit Canada afkomstige producten die worden ingevoerd in Ceuta of Melilla genieten van een preferentiële tariefbehandeling net zoals producten die naar de rest van de Europese Unie worden geïmporteerd.
Ook uit Ceuta of Melilla afkomstige producten die in Canada worden ingevoerd, genieten van de preferentiële tariefbehandeling.
Hieruit volgt dat de oorsprongsregels, de oorsprongsprocedures en de bepalingen aangaande cumulatie die in deze circulaire werden beschreven eveneens van toepassing zijn op de uitvoer uit Canada naar Ceuta en Melilla en op de uitvoer uit Ceuta en Melilla naar Canada.
Voor de toepassing van het protocol worden Ceuta en Melilla bovendien als één grondgebied beschouwd.
§83. Om na te gaan welk preferentieel tarief en welke specifieke productregels er van toepassing zijn op een product kan S1 de applicatie Access2Markets van de Europese Commissie worden geraadpleegd: https://trade.ec.europa.eu/access-to-markets/en/home
De Europese Commissie heeft tevens algemene informatie over het handelsakkoord en specifieke inlichtingen over de oorsprongsregels gepubliceerd op volgende webpagina: https://policy.trade.ec.europa.eu/eu-trade-relationships-country-and-region/countries-and-regions/canada/eu-canada-agreement/factsheets-and-guides_en S1
Verdere tarifaire informatie kan worden teruggevonden in de webapplicatie TARBEL: https://financien.belgium.be/nl/E-services/tarbel
§84. Voor verdere vragen kan er contact worden opgenomen met het Departement Wetgeving – Douane via volgend e-mailadres: da.lex.douane@minfin.fed.be
Voor de Administrateur-generaal van de douane en accijnzen.
De Adviseur-generaal,
Jo LEMAIRE
Interne ref.:
Originele versie: DI 561 - OEO/DD 016.042,
Eerste bijwerking: DI 561 – OEO/DD 019.621
Bijlage 2 van het protocol – vanaf pagina 485
Ten behoeve van de stelsels van algemene tariefpreferenties van de Europese Unie, Noorwegen, Zwitserland en Turkije (1)
of
in het kader van de CETA of andere vrijhandelsovereenkomsten die werden afgesloten door de EU en die berusten op zelfcertificatie (REX).
-------------------
(1) Dit aanvraagformulier is gemeenschappelijk voor de SAP-stelsels van vier entiteiten: de Unie (EU), Noorwegen, Zwitserland en Turkije ("de entiteiten"). Opgemerkt zij dat de landen en producten in de respectieve SAP-stelsels van deze entiteiten kunnen verschillen. Daarom is een afgegeven registratie alleen te gebruiken voor uitvoer in het kader van het SAP-stelsel of de SAP-stelsels waarin uw land als een begunstigd land wordt beschouwd.
(2) De vermelding van het EORI-nummer is verplicht voor EU-exporteurs en wederverzenders. Voor exporteurs in begunstigde landen, Noorwegen, Zwitserland en Turkije is de vermelding van het TIN verplicht.
(3) Wanneer aanvragen tot registratie als geregistreerde exporteur of andere uitwisselingen van informatie tussen geregistreerde exporteurs en bevoegde autoriteiten in begunstigde landen of douaneautoriteiten in de lidstaten worden gedaan door elektronische technieken voor gegevensverwerking te gebruiken, wordt de in de vakken 5, 6 en 7 genoemde handtekening en stempel vervangen door een elektronische authenticatie.
Bijlage 3 van het protocol vanaf pagina 489.
1
Wijzigingen | Datum | Gewijzigde §§ | Gewijzigde bijlagen |
S1 | XX augustus 2023 | §§44 – 52, §69, en §83 | / |
Vervangend document | REX | Toegelaten exporteur | Non-REX of niet toegelaten exporteur | ||
< 6000 EUR | > 6000 EUR | ||||
Kopie van het origineel | Geen kopie van het origineel | ||||
Oorsprongsverklaring | JA | JA | JA | JA | NEE |
Oorsprongsattest | JA | JA | JA | JA | NEE |
EUR 1 | NEE | NEE | NEE | NEE | JA |
1. Naam, adres en land van de uitvoerder, gegevens, EORI of identificatienummer van de operator (TIN) (2). |
2. Aanvullende gegevens, met inbegrip van telefoon- en faxnummer, alsook het e-mailadres, in voorkomend geval (optioneel). |
3. Aangeven of de hoofdactiviteit productie of verkoop is. |
4. Gelieve een indicatieve omschrijving te geven van de goederen die in aanmerking komen voor preferentiële behandeling, samen met een indicatieve lijst van de posten van het geharmoniseerde systeem (of de hoofdstukken wanneer bedoelde goederen onder meer dan twintig posten van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld). |
5. Verbintenissen van een exporteur |
|
6. Toestemming van de exporteur voor de bekendmaking van de door hem verstrekte gegevens op de openbare website |
7. Vak bestemd voor de bevoegde autoriteit |
BIJLAGE 22-02 DWU IA
Inlichtingenblad INF4 en aanvraag tot afgifte van een inlichtingenblad INF4
Aanwijzingen voor het drukken:
1. Het inlichtingenblad INF4 wordt gedrukt op een formulier van wit papier, zodanig gelijmd dat het goed beschrijfbaar is, houtvrij en met een gewicht van 40 à 65 g/m2.
2. De afmetingen van het formulier zijn 210 × 297 mm.
3. Het drukken van de inlichtingenbladen is een bevoegdheid van de lidstaten. Elk inlichtingenblad wordt met het oog op de identificatie ervan voorzien van een volgnummer. De formulieren worden in één van de officiële talen van de Europese Unie gedrukt.
4. Oudere versies van inlichtingenbladen mogen ook gebruikt worden tot uitputting van de voorraad of tot 1 mei 2019, waarbij de recentste datum van de twee wordt genomen.
NOTA'S
1. Er mogen geen schrappingen noch overschrijvingen op het inlichtingenblad voorkomen. Het aanbrengen van eventuele wijzigingen dient te geschieden door doorhaling van de onjuiste en toevoeging van de gewenste gegevens. Elke aldus aangebrachte wijziging moet worden geparafeerd door de persoon die het inlichtingenblad heeft afgeleverd en moet zijn goedgekeurd door de douaneautoriteiten van het land of gebied van afgifte.
2. De op het inlichtingenblad vermelde artikelen moeten elkaar volgen zonder interlinie en elk artikel moet worden voorafgegaan door een volgnummer. Onmiddellijk onder het laatste artikel moet een horizontale lijn worden getrokken. De lege ruimten dienen zodanig te worden doorgehaald dat elke latere toevoeging onmogelijk wordt.
3. De goederen moeten worden beschreven volgens de handelspraktijk en voldoende duidelijk om ze te kunnen identificeren.
4. De formulieren worden ingevuld in één van de officiële talen van de Europese Unie. De douaneautoriteiten van de lidstaat die de informatie moet verstrekken of erom moeten vragen, kunnen verzoeken om een vertaling van de informatie in het aan hen aangeboden document in de officiële taal of talen van die lidstaat.
Bijlage 5-A van het protocol vanaf p. 544. Deze bijlage bevat oorsprongscontingenten en alternatieven voor de specifieke oorsprongsregels van bijlage 5 van het protocol.
Gemeenschappelijke bepalingen
1. Bijlage 5-A is van toepassing op de producten uit de volgende afdelingen:
2. Voor de in de tabellen binnen elke afdeling vermelde producten zijn de overeenkomstige oorsprongsregels alternatieven voor die uit bijlage 5 — Productspecifieke oorsprongsregels, binnen de grenzen van het toepasselijke jaarlijkse contingent.
3. De partij van invoer beheert het oorsprongscontingent volgens het principe "wie het eerst komt, het eerst maalt" en berekent op basis van de invoer van die partij hoeveel producten in het kader van deze oorsprongscontingenten zijn binnengekomen.
4. Bij alle uitvoerzendingen in het kader van de oorsprongscontingenten moet worden verwezen naar bijlage 5-A. Zonder dergelijke referentie boeken de partijen geen producten af van het jaarlijkse oorsprongscontingent.
5. Canada stelt de Europese Unie in kennis van het feit of er Canadese documentatievoorschriften zijn vastgesteld voor:
6. Indien de Europese Unie een kennisgeving ontvangt overeenkomstig lid 5, onder a), staat de Europese Unie toe dat alleen voor de producten die vergezeld gaan van de desbetreffende documentatie aanspraak kan worden gemaakt op de preferentiële tariefbehandeling op grond van de in bijlage 5-A vermelde alternatieve oorsprongsregel.
7. De partijen beheren de oorsprongscontingenten op basis van kalenderjaren, waarbij de volledige omvang van het contingent beschikbaar wordt gesteld op 1 januari van elk jaar. Voor het beheer van deze oorsprongscontingenten in het jaar 1 berekenen de partijen de volumes van deze oorsprongscontingenten door het volume dat overeenkomt met de periode tussen 1 januari en de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst in mindering te brengen.
8. Wat de Europese Unie betreft, worden alle in deze bijlage bedoelde hoeveelheden bijgehouden door de Europese Commissie, die alle administratieve maatregelen neemt die zij dienstig acht voor een doelmatig beheer met het oog op de toepasselijke wetgeving van de Europese Unie.
9. Indien nodig plegen de partijen overleg om te waarborgen dat bijlage 5-A doeltreffend wordt beheerd en werken zij samen bij het beheer van bijlage 5-A. De partijen plegen overleg over mogelijke wijzigingen van bijlage 5-A.
10. Aanvullende bepalingen, zoals de herziening of verhoging van de oorsprongscontingenten, worden voor elke afdeling afzonderlijk vastgesteld.
Bijlage VI – Ceuta en Melilla
BIJLAGE 4
Aangelegenheden van toepassing op Ceuta en Melilla
1. Voor de toepassing van dit protocol vallen van de zijde van de Europese Unie Ceuta en Melilla niet onder de term "partij".
2. Producten van oorsprong uit Canada die in Ceuta en Melilla worden ingevoerd, vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling, met inbegrip van preferentiële tariefbehandeling, als die welke op grond van protocol nr. 2 bij de Akte van Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Republiek Portugal tot de Europese Gemeenschappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Europese Unie. Canada past op de onder deze overeenkomst vallende producten van uit Ceuta en Melilla dezelfde douaneregeling toe, met inbegrip van preferentiële tariefbehandeling, als op producten van oorsprong uit de Europese Unie die vanuit de Unie worden ingevoerd.
3. De oorsprong van producten die vanuit Canada naar Ceuta en Melilla worden uitgevoerd, wordt bepaald aan de hand van de oorsprongsregels die krachtens dit protocol op Canada van toepassing zijn. De oorsprong van producten die vanuit Ceuta en Melilla naar Canada worden uitgevoerd, wordt bepaald aan de hand van de oorsprongsregels die krachtens dit protocol op de Europese Unie van toepassing zijn.
4. De bepalingen van dit protocol betreffende de afgifte, het gebruik en de controle achteraf van de oorsprong zijn van toepassing op producten die vanuit Canada naar Ceuta en Melilla worden uitgevoerd en op producten die vanuit Ceuta en Melilla naar Canada worden uitgevoerd.
5. De bepalingen van dit protocol met betrekking tot de cumulatie van oorsprong zijn van toepassing op de invoer en de uitvoer van producten tussen de Europese Unie, Canada en Ceuta en Melilla.
6. Voor de toepassing van de leden 2, 3, 4 en 5, worden Ceuta en Melilla als één grondgebied beschouwd.
7. De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van het bepaalde in deze bijlage in Ceuta en Melilla.
1
[1] Wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens: https://www.ejustice.just.fgov.be/mopdf/2018/09/05_1.pdf#Page10
[i] Deze gegevenselementen verwijzen naar de toekomstige vereisten van bijlage B DWU DA.
Bron: Fisconetplus