Circulaire 2023/C/83 over het begrip 'effectief actief' – aanvulling gelijkgestelde periodes van activiteit

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 04/10/2023 de Circulaire 2023/C/83 over het begrip 'effectief actief' – aanvulling gelijkgestelde periodes van activiteit.

Deze circulaire vult de lijst van gelijkgestelde periodes van activiteit aan in het kader van het begrip 'effectief actief' dat als voorwaarde geldt voor de toepassing van het gunstig belastingstelsel van sommige aanvullende pensioenkapitalen.


BIJLAGE: 1

Inhoudstafel

I. Inleiding

II. Gelijkgestelde periodes van activiteit

A. Werknemers en bedrijfsleiders/loontrekkers

1. Werkloosheid

a. Oudere werklozen

b. Tijdelijke werkloosheid

2. Opzeggingsvergoedingen of ontslagcompensatievergoedingen

a. Huidig administratief standpunt

b. Nieuw administratief standpunt

3. Wettelijke ziekte- of invaliditeitsuitkeringen

a. Huidig administratief standpunt

b. Nieuw administratief standpunt

4. Verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid

5. Verlof voor mantelzorg

B. Zelfstandigen en bedrijfsleiders die het statuut van zelfstandige hebben

1. Algemeen

2. Vrijstelling of uitstel van sociale bijdragen

a. Inleiding

b. Begrip 'effectief actief' in geval van uitstel of vrijstelling van betaling van sociale bijdragen

3. Mantelzorg

II. Niet gelijk te stellen periodes

A. Werknemers en bedrijfsleiders/loontrekkers

B. Zelfstandigen en bedrijfsleiders die het statuut van zelfstandige hebben

III. Inwerkingtreding

I. INLEIDING

1. Wie bij leven ten vroegste bij het bereiken van:

- de wettelijke pensioenleeftijd (1),

- of van de leeftijd waarop is voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving

zijn aanvullend pensioenkapitaal (2) opneemt, kan aanspraak maken op een gunstig fiscaal regime wanneer hij minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven (3).

(1) In België is de wettelijke pensioenleeftijd in principe 65 jaar. De wettelijke pensioenleeftijd wordt in 2025 verhoogd tot 66 jaar en in 2030 tot 67 jaar. De wettelijke pensioenleeftijd kan echter afwijken van 65 jaar. Zie in dat verband de bijlage 2, 'Interpretatie van het begrip effectief actief', van het bericht aan de werkgevers en aan de andere schuldenaars van aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen inkomsten m.b.t. de fiche 281.11 (inkomstenjaar 2022) - Het bericht is beschikbaar op www.financien.belgium.be via de volgende linken: Experten & Partners > Sociale secretariaten en andere dienstenbedrijven > Bericht aan schuldenaars > Pensioenen (fiche 281.11).

(2) Dat een inkomen vormt als bedoeld in art. 34, § 1, 2°, eerste lid, a tot c, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92).

(3) Of bij overlijden worden uitgekeerd na het bereiken van voormelde leeftijd en de overledene tot die leeftijd effectief actief is gebleven.

2. Dat gunstig fiscaal regime kan:

- ofwel de toepassing zijn van een afzonderlijke aanslagvoet van 10 % (4) op het deel van het pensioenkapitaal dat is gevormd door werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming (5)

- ofwel de verlaging zijn van de in aanmerking te nemen berekeningsgrondslag tot 80 % voor de vaststelling van de omzettingsrente (6).

(4) In plaats van 16,5 %.

(5) Toepassing van art. 171, 2°, b, tweede en derde streepje, WIB 92.

(6) Toepassing van art. 169, § 1, derde en vierde lid, WIB 92 en art. 515bis, zevende lid, WIB 92.

3. Om aanspraak te kunnen maken op het gunstig fiscaal regime, moet de belastingplichtige in principe gedurende de volledige referentieperiode effectief nog een beroepsactiviteit hebben uitgeoefend.

4. De referentieperiode is de periode van 3 jaar vóór:

- de wettelijke pensioenleeftijd,

- of de leeftijd waarop voldaan is aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving,

die in aanmerking moet worden genomen om vast te stellen of iemand al dan niet ononderbroken effectief actief is gebleven tot die leeftijd.

5. Bepaalde periodes van inactiviteit of van mindere activiteit kunnen evenwel met periodes van activiteit worden gelijkgesteld.

6. In bijlage 2, 'Interpretatie van het begrip effectief actief', van het bericht aan de werkgevers en aan de andere schuldenaars van aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen inkomsten m.b.t. de fiche 281.11 (pensioenen - inkomstenjaar 2022), worden de periodes opgesomd die al dan niet kunnen worden gelijkgesteld met periodes van activiteit.

II. GELIJKGESTELDE PERIODES VAN ACTIVITEIT

7. De lijst met gelijkgestelde periodes van activiteit is geen limitatieve lijst. Ook andere periodes van inactiviteit of mindere activiteit kunnen eventueel worden gelijkgesteld met een periode van activiteit.

8. Naar aanleiding van de vele vragen op het terrein hierover, is er nood aan een uitbreiding van de bestaande lijst met enkele nieuwe gelijkstelde periodes van activiteit. Daarnaast werden ook enkele standpunten m.b.t. reeds gelijkgestelde periodes van activiteit opnieuw onderzocht.

9. Hierna volgen de nieuwe periodes die worden gelijkgesteld met periodes van activiteit alsook enkele gewijzigde standpunten.

10. Voor alle duidelijkheid wordt als bijlage bij deze circulaire een overzicht gegeven van alle gelijkgestelde en niet-gelijkgestelde periodes. Dat overzicht zal worden hernomen in de bijlage 2 bij het bericht aan de werkgevers en aan de andere schuldenaars van aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen inkomsten m.b.t. de inkomsten van 2023.

A. Werknemers en bedrijfsleiders/loontrekkers

1. WERKLOOSHEID

11. Volgens voornoemde bijlage 2 wordt de periode tijdens dewelke betrokkenen werkloosheidsuitkeringen genieten en derhalve:

- onvrijwillig werkloos zijn en dus geen passende opleiding of betrekking die wordt aangeboden, weigeren,

- beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt,

- actief meewerken aan begeleidings- of opleidingsacties die de VDAB of Actiris kan voorstellen,

- zelf actief naar werk zoeken via het raadplegen van werkaanbiedingen, spontane sollicitaties, inschrijvingen bij interimkantoren, enz.,

gelijkgesteld met een periode van activiteit.

a. Oudere werklozen

12. Vanaf de leeftijd van 60 jaar is een oudere werkloze onderworpen aan een verplichting van aangepaste beschikbaarheid. Dat betekent onder meer dat de oudere werkloze niet meer actief naar werk moet zoeken en niet meer onderworpen is aan de procedure voor de activering van het zoekgedrag naar werk.

13. De periode waarin een oudere werkloze aangepast beschikbaar is gebleven, wordt niet gelijkgesteld met een periode waarin hij effectief actief is gebleven (7).

(7) Zie in dat verband het antwoord van de toenmalige Minister van Financiën op de schriftelijke parlementaire vraag nr. 1045 van 13.06.2016 van Volksvertegenwoordiger Meryam Kitir - QRVA 54/083, van 25.07.2016, p. 219-220.

14. Volgens voormelde bijlage 2 'Interpretatie van het begrip effectief actief' kan de periode waarin een werkloze in een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) aangepast beschikbaar is gebleven daarentegen wel worden gelijkgesteld met een periode waarin hij effectief actief is gebleven (8).

(8) Voor meer uitleg hierover zie circulaire 2020/C/151 van 26.11.2020 over het begrip 'effectief actief' voor werklozen in een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag.

15. Om oudere werklozen gelijk te behandelen, wordt voortaan de periode tijdens dewelke zij werkloosheidsuitkeringen genieten én aangepast beschikbaar zijn als bedoeld in art. 56, § 3, van het koninklijk besluit van 25.11.1991 houdende de werkloosheidsreglementering (BS 31.12.1991) wel gelijkgesteld met een periode activiteit (effectief actief) (9).

(9) Zie in dat verband het antwoord van de Minister van Financiën op de schriftelijke parlementaire vraag nr. 1396 van 15.03.2023 van Volksvertegenwoordiger Nahima Lanjri – QRVA 55/109, van 21.04.2023, p. 181-183.

16. Wordt daarentegen niet gelijkgesteld met een periode van activiteit, de periode (hoe miniem ook) waarin de oudere werkloze:

- de (oude) maxi-vrijstelling voor oudere werklozen genoot,

- vrijgesteld is geweest van de verplichtingen van aangepaste beschikbaarheid,

- of uitgesloten is geweest van het recht op werkloosheidsuitkeringen (10).

(10) Zie nr. 41 hierna.

b. Tijdelijke werkloosheid

17. Naargelang de situatie waarin de werknemer zich bevindt, bestaan er twee types tijdelijke werkloosheid waarop de werkgever eventueel een beroep kan doen:

- tijdelijke werkloosheid wegens overmacht (11),

- tijdelijke werkloosheid op grond van economische oorzaken (12).

(11) Overmacht veronderstelt een plotse, onvoorzienbare gebeurtenis, onafhankelijk van de wil van de partijen die de uitvoering van de overeenkomst tijdelijk volledig onmogelijk maakt.

(12) Indien de werkgever tijdelijk geen of slechts minder werk kan aanbieden omwille van een daling van zijn omzet, productie, klanten of aantal bestellingen.

18. In principe moet een werknemer die tijdelijk werkloos wordt door overmacht na de eerste 3 maanden werkloosheid:

- beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt,

- zich laten inschrijven als werkzoekende binnen de 8 dagen volgend op de voormelde periode van 3 maanden (13).

(13) In het kader van de tijdelijke coronamaatregelen is de periode van 3 maanden voor de inschrijving als werkzoekende geneutraliseerd tot 31.12.2021. Ze gaat dus van start op 01.01.2022 en loopt tot 31.03.2022.

19. De tijdelijk werklozen ingevolge gebrek aan werk wegens economische oorzaken moeten na 6 maanden tijdelijke werkloosheid beschikbaar zijn voor de algemene arbeidsmarkt en iedere passende betrekking aanvaarden.

20. De periode waarvoor de tijdelijk werkloze recht heeft op uitkeringen tijdelijke werkloosheid kan worden gelijkgesteld met een periode van activiteit. Het recht op uitkeringen tijdelijke werkloosheid veronderstelt dat alle voorwaarden om die uitkering te verkrijgen in beginsel zijn vervuld.

21. Indien een werknemer evenwel onterecht in tijdelijke werkloosheid werd geplaatst, kan de RVA het brutobedrag van de onterecht uitbetaalde uitkeringen rechtstreeks van de werkgever terugvorderen. Die periode kan dan uiteraard niet worden aangemerkt als een periode van tijdelijke werkloosheid.

2. OPZEGGINGSVERGOEDINGEN OF ONTSLAGCOMPENSATIEVERGOEDINGEN

a. Huidig administratief standpunt

22. De periode van ontslag wanneer betrokkenen opzeggingsvergoedingen of ontslagcompensatievergoedingen genieten en bijgevolg geen recht hebben op werkloosheidsuitkeringen kan met een periode van activiteit worden gelijkgesteld, voor zover:

- de werkloosheid voortvloeit uit omstandigheden onafhankelijk van de wil van betrokkenen (14),

- betrokkene als werkzoekende is ingeschreven en blijft (15), én

- beschikbaar is voor de arbeidsmarkt en actief zoekt naar werk (16) (17).

(14) Art. 44, van het koninklijk besluit van 25.11.1991 houdende de werkloosheidsreglementering (BS 31.12.1991 – Numac: 1991013192).

(15) Art. 58, § 1, 1ste lid, KB 25.11.1991 houdende de werkloosheidsreglementering.

(16) Art. 24, § 1, 3de lid, 5°, 56, § 1, en 58, § 1, 1ste lid, KB 25.11.1991.

(17) Zie bijlage 2 'Interpretatie van het begrip effectief actief' van het bericht aan de werkgevers en aan de andere schuldenaars van aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen inkomsten m.b.t. de fiche 281.11 (pensioenen – inkomstenjaar 2022).

b. Nieuw administratief standpunt

23. Gelet op het feit dat:

- de werkgever beslist of een ontslagen werknemer al dan niet zijn opzegtermijn moet presteren, én

- de Federale Pensioendienst de perioden waarin opzeg-, verbrekings- en ontslagvergoedingen worden ontvangen, beschouwt als gewerkte perioden (deze vergoedingen worden gespreid over de periode waarop ze betrekking hebben, ook al moet er niet voor worden gewerkt),

wordt aanvaard dat de periode gedekt door een opzeggingsvergoeding of ontslagcompensatievergoeding kan worden gelijkgesteld met een periode van activiteit, zonder dat aan de in het nr. 22 gestelde voorwaarden moet zijn voldaan.

24. In dat verband wordt evenwel de aandacht nog gevestigd op het feit dat volgens de werkloosheidsreglementering (18) bepaalde ontslagen werknemers zich vervroegd moeten inschrijven bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, namelijk:

- wanneer de tewerkstelling beëindigd wordt en naar aanleiding van deze beëindiging de werknemer een vergoeding ontvangt die niet cumuleerbaar is met werkloosheidsuitkeringen. In dat geval moet de ontslagen werknemer zich inschrijven als werkzoekende binnen de 2 maanden te rekenen vanaf de eerste dag van de periode gedekt door deze niet met werkloosheidsuitkeringen cumuleerbare vergoeding.

- wanneer de werknemer door een werkgever ontslagen wordt met een te presteren opzegtermijn en de werknemer tijdens die termijn minstens gedeeltelijk wordt vrijgesteld van prestaties. In dat geval moet de ontslagen werknemer zich inschrijven als werkzoekende binnen de 2 maanden te rekenen vanaf de eerste dag waarop de ontslagen werknemer minstens gedeeltelijk werd vrijgesteld van prestaties.

(18) Art. 51, § 1, 11°, KB 25.11.1991.

25. Indien de ontslagen werknemer deze vervroegde inschrijvingsplicht niet naleeft, kan hij bij zijn aanvraag gedurende 4 weken uitgesloten worden van het recht op werkloosheidsuitkeringen (19).

(19) Art. 52bis, § 3, KB 25.11.1991.

26. Daaruit volgt dat de periodes van uitsluiting van het recht op, omwille van het niet naleven van de vervroegde inschrijvingsplicht, zullen worden beschouwd als een periode die niet kan worden gelijkgesteld met een periode van activiteit.

3. WETTELIJKE ZIEKTE- OF INVALIDITEITSUITKERINGEN

a. Huidig administratief standpunt

27. De periode waarin de betrokkenen wettelijke ziekte- of invaliditeitsuitkeringen verkrijgen, kan met een periode van activiteit worden gelijkgesteld, voor zover:

- de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van ziekte (andere dan beroepsziekte) of ongeval (andere dan arbeidsongeval),

- én de arbeidsongeschiktheid niet de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tot gevolg heeft (20).

(20) Zie bijlage 2 'Interpretatie van het begrip effectief actief' van het bericht aan de werkgevers en aan de andere schuldenaars van aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen inkomsten m.b.t. de fiche 281.11 (pensioenen – inkomstenjaar 2022).

b. Nieuw administratief standpunt

28. De periode waarin de betrokkenen wettelijke ziekte- of invaliditeitsuitkeringen verkrijgen, kan met een periode van activiteit worden gelijkgesteld, voor zover:

- de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van ziekte (andere dan beroepsziekte) of ongeval (andere dan arbeidsongeval),

- én op voorwaarde dat betrokkene op het moment van de arbeidsongeschiktheid het statuut van werknemer had.

4. VERLOF VOOR BIJSTAND OF VERZORGING VAN EEN ZWAAR ZIEK GEZINS- OF FAMILIELID

29. De periode van verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid wordt met een periode van activiteit gelijkgesteld.

5. VERLOF VOOR MANTELZORG

30. De periode van verlof voor mantelzorg wordt met een periode van activiteit gelijkgesteld.

B. Zelfstandigen en bedrijfsleiders die het statuut van zelfstandige hebben

1. ALGEMEEN

31. Van de zelfstandige die:

- tot het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd, of van de leeftijd waarop is voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving,

- en minstens gedurende de drie onmiddellijk daaraan voorafgaande jaren, onafgebroken aangesloten was bij een sociaal verzekeringsfonds,

- en tijdens die periode effectief en volledig de in het kader van het sociaal statuut van de zelfstandigen in hoofdberoep verplicht verschuldigde sociale bijdragen heeft betaald,

mag worden aangenomen dat hij effectief actief is gebleven tot aan de wettelijke pensioenleeftijd of de leeftijd waarop is voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving (21).

(21) Zie voormelde bijlage 2 'Interpretatie van het begrip effectief actief' bij het bericht aan de werkgevers en aan de andere schuldenaars van aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen inkomsten, fiche 281.11 (pensioenen - inkomstenjaar 2022).

2. VRIJSTELLING OF UITSTEL VAN SOCIALE BIJDRAGEN

a. Inleiding

32. Zelfstandigen die zich tijdelijk in een moeilijke financiële of economische situatie bevinden (22) waardoor zij hun sociale bijdragen niet meer kunnen betalen, kunnen een vrijstelling of uitstel van betaling van sociale bijdrage vragen.

(22) Bijvoorbeeld ten gevolge van de coronacrisis, de energiecrisis of de oorlog in Oekraïne.

b. Begrip 'effectief actief' in geval van uitstel of vrijstelling van betaling van sociale bijdragen

33. Het feit dat een zelfstandige een vrijstelling of een uitstel van betaling van sociale bijdragen heeft verkregen, verhindert op zich niet de toepassing van de in het nr. 31 vermelde bepaling die stelt dat onder bepaalde voorwaarden mag worden aangenomen dat de zelfstandige effectief actief is gebleven.

34. De sociale bijdragen die het voorwerp uitmaken van een vrijstelling zijn niet meer 'verplicht' verschuldigd. Uitgestelde sociale bijdragen zijn voor de periode waarop het uitstel betrekking heeft evenmin 'verplicht' verschuldigd. Het spreekt uiteraard voor zich dat de zelfstandige die deze bepaling wil inroepen voorts wel alle andere voorwaarden moet vervullen, zoals inzonderheid de betaling van de sociale bijdragen die wel 'verplicht' verschuldigd waren tijdens de referentieperiode (met inbegrip van de uitgestelde sociale bijdragen die tijdens de referentieperiode opeisbaar zijn geworden).

35. Voor de zelfstandige die de in het nr. 31 vermelde bepaling niet kan inroepen omdat niet aan de voorwaarden is voldaan, betekent dit echter niet dat hij definitief wordt uitgesloten van het gunstig fiscaal regime.

36. Wanneer hij het bewijs kan leveren dat hij gedurende de referentieperiode effectief actief is gebleven als zelfstandige, dan kan hij alsnog aanspraak maken op het gunstig fiscaal regime.

37. Een verplichte sluiting tijdens de referentieperiode ingevolge maatregelen getroffen in het kader van de strijd tegen het coronavirus wordt buiten beschouwing gelaten om uit te maken of de zelfstandige al dan niet effectief actief is gebleven.

3. MANTELZORG

38. De periode waarin een zelfstandige zijn beroepsactiviteit tijdelijk, volledig of gedeeltelijk stopzet om zorg te dragen voor een ernstig ziek of palliatief familielid, en voor die periode een uitkering mantelzorg geniet, kan worden gelijkgesteld met een periode van activiteit.

II. NIET GELIJK TE STELLEN PERIODES

39. Hierna worden de periodes in herinnering gebracht die niet met periodes van activiteit kunnen worden gelijkgesteld.

A. Werknemers en bedrijfsleiders/loontrekkers

40. Voor werknemers en bedrijfsleiders/loontrekkers gaat het om de volgende periodes:

- de periode vanaf wanneer het vervroegd pensioen is ingegaan vóór het bereiken van de leeftijd waarop is voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving, zelfs indien de pensioenrechten gedurende de volledige referentieperiode van 3 jaar worden geschorst om bijvoorbeeld als uitzendkracht terug aan de slag te gaan tot hun wettelijke pensioenleeftijd of tot de leeftijd waarop is voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving;

- de periode waarin het overlevingspensioen is verkregen en waarbij de eigen beroepsactiviteit volledig is stopgezet vóór het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd of van de leeftijd waarop is voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving;

- wanneer betrokkenen tijdens de referentieperiode van 3 jaar hun voltijdse arbeidsprestaties of hun deeltijdse arbeidsregeling volledig schorsen in het kader van het voltijds tijdskrediet of andere loopbaanvermindering;

- de periode tijdens dewelke een ontslagen werknemer die niet voldoet aan de voorwaarden om gebruik te kunnen maken van het stelsel van de werkloosheid met bedrijfstoeslag (het vroegere 'voltijdse brugpensioen'), een aanvullende of extrawettelijke werkloosheidsuitkering krijgt bovenop de wettelijke werkloosheidsuitkeringen (pseudo-brugpensioen, ook wel 'canada-dry' genoemd);

- voor de periode tijdens dewelke betrokkenen werkloosheidsuitkeringen met bedrijfstoeslag genieten en gedurende (een gedeelte van) die periode ambtshalve vrijgesteld zijn geweest van de verplichtingen verbonden aan de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt of vrijgesteld zijn geweest van de verplichtingen van aangepaste beschikbaarheid (met uitzondering van de tijdelijke vrijstelling van aangepaste beschikbaarheid als bedoeld in de art. 90 tot en met 97, KB 25.11.1991 houdende de werkloosheidsreglementering – BS 31.12.1991), zelfs indien vanaf de referentieperiode van 3 jaar die vrijstelling wordt opgeheven en zij vervolgens aangepast beschikbaar blijven tot aan hun wettelijke pensioenleeftijd of tot het bereiken van de leeftijd waarop is voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving.

41. Volgende periodes worden hieraan toegevoegd:

- De periode waarin de oudere werkloze:

* de (oude) maxi-vrijstelling voor oudere werklozen genoot,

* vrijgesteld is geweest van de verplichtingen van aangepaste beschikbaarheid,

* of uitgesloten is geweest van het recht op werkloosheidsuitkeringen.

- De periode van tewerkstelling in uitvoering van de flexi-jobarbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 3, 4°, van de wet van 16.11.2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken, op voorwaarde dat deze daadwerkelijk zijn onderworpen aan de bijzondere bijdrage van 25 % bepaald in artikel 38, § 3sexdecies, van de wet van 29.06.1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers.

- De periode van tewerkstelling in een 'deeltijdse' arbeidsregeling die minder bedraagt dan de helft van een voltijdse betrekking (23).

(23) Zie in dat verband het antwoord van de toenmalige Minister van Financiën op de schriftelijke parlementaire vraag nr. 1545 van 24.01.2007 van Volksvertegenwoordiger Hendrik Bogaert - QRVA 51/162, van 16.04.2007, p. 31615-31618.

B. Zelfstandigen en bedrijfsleiders die het statuut van zelfstandige hebben

42. Voor zelfstandigen en bedrijfsleiders die het statuut van zelfstandige hebben gaat het om de volgende periode:

De periode vanaf wanneer het vervroegd pensioen is ingegaan vóór het bereiken van de leeftijd waarop is voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving, zelfs indien de pensioenrechten gedurende de volledige referentieperiode van 3 jaar worden geschorst om bijvoorbeeld als uitzendkracht terug aan de slag te gaan tot de wettelijke pensioenleeftijd of de leeftijd waarop is voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving.

III. INWERKINGTREDING

43. Deze circulaire is onmiddellijk van toepassing en dat in alle stadia van de procedure.

Bron: Fisconetplus

Mots clés

Articles recommandés

De Belgische fietssector: bijna een miljard euro waard

Fiscale hervorming: wat als we naar een meta-globalisering zouden gaan?

Belastingskrediet -fietskilometervergoeding : in de praktijk ...