Circulaire 2023/C/94 over de uitsluiting uit de bestaansmiddelen, van bezoldigingen voor studentenarbeid gepresteerd in de zorgsector in het derde en vierde kwartaal van 2022 en het eerste kwartaal van 2023

.De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 28/11/2023 de Circulaire 2023/C/94 over de uitsluiting uit de bestaansmiddelen, van bezoldigingen voor studentenarbeid gepresteerd in de zorgsector in het derde en vierde kwartaal van 2022 en het eerste kwartaal van 2023.

Inhoudstafel

I. Inleiding

II. Wetteksten

III. Bespreking

I. INLEIDING

1. In het kader van de voorwaarden om een persoon fiscaal ten laste te kunnen nemen heeft de wetgever in art. 16, § 3, van de wet van 29.05.2020 (1) bepaald dat er voor het vaststellen van de netto bestaansmiddelen geen rekening moest worden gehouden met de bezoldigingen voor studentenarbeid gepresteerd tijdens het tweede kwartaal van 2020.

Die maatregel is besproken in de circulaire 2020/C/143 van 19.11.2020.

(1) Wet van 29.05.2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19-pandemie (BS 11.06.2020 – Numac: 2020021216) (hierna W 29.05.2020).

2. In 2020 en 2021 is die bepaling daarna gewijzigd door:

­ art. 16 van de wet van 20.12.2020 (2)

­ art. 7 van de wet van 02.04.2021 (3)

­ art. 6 van de wet van 18.07.2021 (4).

Die wijzigingen zijn besproken in de circulaire 2022/C/24 van 28.02.2022.

(2) Wet van 20.12.2020 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie (BS 30.12.2020 – Numac: 2020044510).
(3) Wet van 02.04.2021 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie (BS 13.04.2021 – Numac: 2021020750).
(4) Wet van 18.07.2021 houdende tijdelijke maatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie (BS 29.07.2021 – Numac: 2021021520).

3. In de eerste helft van 2022 is die bepaling nogmaals gewijzigd door:

­ art. 14 van de wet van 14.02.2022 (5)

­ art. 12 van de wet van 14.02.2022 (6)

­ art. 14 van de wet van 08.05.2022 (7).

Die wijzigingen zijn besproken in de circulaire 2022/C/103 van 14.10.2022.

(5) Wet van 14.02.2022 houdende diverse arbeidsrechtelijke maatregelen ten behoeve van de zorgsector en het onderwijs in het raam van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (BS 09.03.2022 – Numac: 2022200970).
(6) Wet van 14.02.2022 houdende diverse tijdelijke arbeidsrechtelijke noodmaatregelen om het tekort aan arbeidskrachten ten gevolge van de besmettingen met de omikronvariant te bestrijden (BS 09.03.2022 – Numac: 2022200971).
(7) Wet van 08.05.2022 houdende verlenging van diverse arbeidsrechtelijke maatregelen ten behoeve van de zorgsector en het onderwijs in het raam van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19, met betrekking tot de schorsing van de door de werkgever gegeven opzeggingstermijn tijdens een periode van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van de oorlogssituatie in Oekraïne en met betrekking tot het scholingsbeding (BS 10.06.2022 – Numac: 2022203311).

4. Daarna is die bepaling opnieuw gewijzigd door:

­ art. 19 van de wet van 20.11.2022 (8)

­ art. 18 van de wet van 31.07.2023 (9).

Die wijzigingen worden hierna besproken.

(8) Wet van 20.11.2022 houdende maatregelen aangaande de personeelsschaarste in de zorgsector (BS 30.11.2022 – Numac: 2022042675) (hierna W 20.11.2022).
(9) Wet van 31.07.2023 houdende diverse fiscale bepalingen (BS 23.08.2023 – Numac: 2023044178) (hierna W 31.07.2023).

II. WETTEKSTEN

5. Art. 19, W 20.11.2022

'In artikel 16, § 3, tweede lid, van de wet van 29 mei 2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19-pandemie, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 8 mei 2022, worden de woorden "en in het eerste en tweede kwartaal van 2022" vervangen door de woorden "en in 2022" en worden de woorden "of artikel 13 van de wet van 8 mei 2022 houdende diverse arbeidsrechtelijke maatregelen ten behoeve van de zorgsector en het onderwijs in het raam van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19, met betrekking tot de schorsing van de door de werkgever gegeven opzeggingstermijn tijdens een periode van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van de oorlogssituatie in Oekraïne en met betrekking tot het scholingsbeding" vervangen door de woorden ", artikel 13 van de wet van 8 mei 2022 houdende diverse arbeidsrechtelijke maatregelen ten behoeve van de zorgsector en het onderwijs in het raam van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19, met betrekking tot de schorsing van de door de werkgever gegeven opzeggingstermijn tijdens een periode van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van de oorlogssituatie in Oekraïne en met betrekking tot het scholingsbeding of artikel 3 van de wet van 20 november 2022 houdende maatregelen aangaande de personeelsschaarste in de zorgsector.".'

6. Art. 18, W 31.07.2023

'In artikel 16, § 3, tweede lid, van de wet van 29 mei 2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19-pandemie, ingevoegd bij de wet van 20 december 2020 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 november 2022, worden de woorden "en in 2022" vervangen door de woorden ", in 2022 en in het eerste kwartaal van 2023".'

7. Gecoördineerde tekst van art. 16, § 3, W 29.05.2020 (10)

'Voor de toepassing van titel II, hoofdstuk III, afdeling 1, onderafdeling 2, van hetzelfde Wetboek (11) en onverminderd de toepassing van artikel 143, 7°, van datzelfde Wetboek, komen de bezoldigingen verkregen door studenten zoals bedoeld in titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten voor de in het tweede kwartaal van 2020 en in het derde kwartaal van 2021 gepresteerde uren studentenarbeid niet in aanmerking voor het vaststellen van het nettobedrag van de bestaansmiddelen op voorwaarde dat hun werkgevers hen hebben aangegeven overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.

Het eerste lid is eveneens van toepassing op de bezoldigingen die worden verkregen door studenten zoals bedoeld in titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten voor de in het vierde kwartaal van 2020, in het eerste en tweede kwartaal van 2021, in 2022 en in het eerste kwartaal van 2023 gepresteerde uren studentenarbeid die bij toepassing van artikel 10 van de wet van 4 november 2020 inzake verschillende sociale maatregelen ingevolge de COVID-19-pandemie, artikel 35 van de wet van 2 april 2021 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie, artikel 13 van de wet van 14 februari 2022 houdende diverse arbeidsrechtelijke maatregelen ten behoeve van de zorgsector en het onderwijs in het raam van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19, artikel 13 van de wet van 8 mei 2022 houdende diverse arbeidsrechtelijke maatregelen ten behoeve van de zorgsector en het onderwijs in het raam van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19, met betrekking tot de schorsing van de door de werkgever gegeven opzeggingstermijn tijdens een periode van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht ten gevolge van de oorlogssituatie in Oekraïne en met betrekking tot het scholingsbeding of artikel 3 van de wet van 20 november 2022 houdende maatregelen aangaande de personeelsschaarste in de zorgsector, niet in aanmerking worden genomen voor het jaarlijkse contingent van 475 uren als bedoeld in artikel 17bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, op voorwaarde dat hun werkgevers hen hebben aangegeven overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.

Het eerste lid is eveneens van toepassing op de bezoldigingen die worden verkregen door studenten als bedoeld in titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten voor 45 uren studentenarbeid die worden gepresteerd in het eerste kwartaal van 2022 en bij toepassing van artikel 11 van de wet van 14 februari 2022 houdende diverse tijdelijke arbeidsrechtelijke noodmaatregelen om het tekort aan arbeidskrachten ten gevolge van de besmettingen met de omikronvariant te bestrijden niet in rekening worden gebracht voor het jaarlijkse contingent van 475 uren bedoeld in artikel 17bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, op voorwaarde dat hun werkgevers deze hebben aangegeven overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.'

(10) De in deze circulaire besproken wijzigingen staan in het vet.
(11) Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

III. BESPREKING

8. De W 20.11.2022 had tot doel om op korte termijn het tekort aan personeel in de zorgsector op te vangen door een aantal tijdelijke afwijkende maatregelen in te voeren zodat studenten, tijdelijk werklozen, gepensioneerden, enz. vlotter zouden kunnen worden ingezet in de zorgsector.

Een aantal van die maatregelen waren reeds van toepassing in de strijd tegen het coronavirus. Dat was ook het geval voor de neutralisering van het aantal uren die studenten tijdens het eerste en tweede kwartaal van 2022 in de zorgsector hebben gepresteerd voor het vaststellen van het maximale aantal uren studentenarbeid per jaar waarvoor zij geen gewone sociale bijdragen zijn verschuldigd (12).

Art. 3 van de W 20.11.2022 heeft die neutralisering (aanvankelijk) uitgebreid tot de uren studentenarbeid gepresteerd tijdens het derde en vierde kwartaal van 2022, maar nu alleen in de zorgsector (dus niet langer in het onderwijs).

(12) Dit gold ook voor de uren gepresteerd in het onderwijs (zie ook nrs. 8 tot 12, circ. 2022/C/103 van 14.10.2022).

9. Art. 151 van de wet van 26.12.2022 (13) heeft die neutralisering daarna nogmaals uitgebreid tot de uren studentenarbeid gepresteerd in de zorgsector tijdens het eerste kwartaal van 2023.

(13) Programmawet van 26.12.2023 (BS 30.12.2023 – Numac: 2022043127).

10. Onder 'zorgsector' moet daarbij worden verstaan: dezelfde instellingen en diensten als die opgesomd in nr. 9 van de circulaire 2022/C/103 van 14.10.2022 (14):

(14) Zie art. 2, W 20.11.2022.

11. Om te vermijden dat studenten door die extra prestaties te veel nettobestaansmiddelen zouden hebben om nog fiscaal ten laste te blijven van hun ouders, heeft de wetgever ook beslist om bij de vaststelling van de nettobestaansmiddelen geen rekening te houden met de bezoldigingen voor die studentenarbeid gepresteerd in de zorgsector in het derde en vierde kwartaal van 2022 en het eerste kwartaal van 2023 (15).

(15) Zie art. 16, § 3, tweede lid, W 29.05.2020, zoals gewijzigd door art. 19, W 20.11.2022 en art. 18, W 31.07.2023.

12. De uitsluiting van die bezoldigingen uit de bestaansmiddelen is volgens art. 16, § 3, tweede lid, W 29.05.2020 afhankelijk van de volgende voorwaarden:

­ het moet gaan om 'bezoldigingen die worden verkregen door studenten zoals bedoeld in titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten', d.w.z. bezoldigingen verkregen in het kader van een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten

­ het moet gaan om in het derde en vierde kwartaal 2022 en in het eerste kwartaal van 2023 gepresteerde uren studentenarbeid, d.w.z. dat de uren studentenarbeid moeten gepresteerd zijn van 01.07.2022 tot 31.03.2023, ongeacht wanneer de bezoldigingen voor die gepresteerde uren zijn betaald of toegekend

­ het moet bovendien gaan om 'gepresteerde uren studentenarbeid die bij toepassing van (…) artikel 3 van de wet van 20 november 2022 houdende maatregelen aangaande de personeelsschaarste in de zorgsector niet in aanmerking worden genomen voor het jaarlijkse contingent van 475 uren (16) als bedoeld in artikel 17bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders' (hierna KB 28.11.1969), d.w.z. dat die uren moeten gepresteerd zijn in de zorgsector (zie nrs. 8 tot 10 hiervoor)

­ de werkgevers moeten die uren 'hebben aangegeven overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels', d.w.z. dat de werkgevers de gepresteerde uren reglementair moeten hebben aangegeven bij de RSZ (DIMONA-aangifte).

(16) Voor de jaren 2023 en 2024 is het jaarlijkse contingent van 475 uren gebracht op 600 uren – zie art. 17bis, § 4, KB 28.11.1969, ingevoegd door art. 1, KB 19.12.2022 tot wijziging van artikel 17bis, KB 28.11.1969 (BS 27.12.2022 – Numac: 2022207312).

13. De nrs. 6 tot 16 van de circulaire 2020/C/143 van 19.11.2020 zijn mutatis mutandis van toepassing op de bovenbedoelde bezoldigingen voor studentenarbeid gepresteerd in het derde en vierde kwartaal van 2022 en het eerste kwartaal van 2023.

Bron; Fisconetplus

Mots clés

Articles recommandés

Wetsvoorstel tot verlenging van de 600-urengrens voor studentenarbeid

Toekomstig aantal uren studentenarbeid onzeker

Circulaire 2024/C/62 over de maximaal aftrekbare bijdrage voor het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (VAPZ) voor het jaar 2024