Mijnheer de Pierpont,
In antwoord op uw e-mail van 29.11.2023 kan ik u meedelen dat de bedragen die ondernemingen in hun op 31.12.2023 afgesloten balansen hebben geboekt voor de uitbetaling van het vakantiegeld van hun personeelsleden in 2024, als beroepskosten ([1]) mogen worden beschouwd in de mate dat ze niet meer bedragen dan:
‐ 18,20 % van de vaste en veranderlijke bezoldigingen die in 2023 zijn toegekend aan bedienden die het voordeel van de wetgeving betreffende de jaarlijkse vakantie van werknemers genieten, verminderd met het in 2023 toegekende aanvullende vakantiegeld ([2]) (dat aanvullende vakantiegeld mag ook niet worden opgenomen in de berekeningsgrondslag waarop bovenvermeld percentage moet worden toegepast).
‐ 10,27 % van 108/100 van de lonen die in 2023 zijn toegekend aan werklieden en leerlingen die het voordeel van diezelfde wetgeving genieten.
Voor het overige kan ik u nog bevestigen dat het in 2023 aan flexijobwerknemers toegekende flexiloon en flexivakantiegeld niet in de berekeningsgrondslag van het in 2024 te betalen vakantiegeld mogen worden opgenomen daar de werkgever het vakantiegeld samen met het flexiloon moet uitbetalen.
Hoogachtend,
Voor de Administrateur-generaal van de Fiscaliteit,