De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 17/04/2024 de Circulaire 2024/C/28 over de tenlasteneming van een echtpaar van ascendenten.
Het antwoord op onderstaande parlementaire vraag, gepubliceerd in het bulletin van Schriftelijke vragen en antwoorden van de Kamer van volksvertegenwoordigers QRVA 55 127 van 25.01.2024, bevat een wijziging van het administratieve standpunt over de tenlasteneming van een echtpaar van ascendenten. De vraag en het antwoord zijn hieronder integraal overgenomen tot kennisgeving.
'Vraag nr. 1.828 van de heer Volksvertegenwoordiger Wouter Vermeersch van 21 december 2023 (N.) aan de vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding:
Interpretatie van ascendent ten laste.
Een belastingplichtige heeft de mogelijkheid om op basis van artikel 136 WIB92 vier verschillende groepen personen fiscaal ten laste te nemen:
- kinderen;
- ascendenten;
- zijverwanten tot en met de tweede graad en;
- personen waarvan de belastingplichtige als kind volledig of hoofdzakelijk afhankelijk is geweest.
De specifieke wettelijke voorwaarden om als fiscaal ten laste te worden beschouwd, zijn vastgelegd in de artikelen 132, 136 en 145 WIB92. Bijv., volgens artikel 136 WIB92 moet de persoon die fiscaal ten laste is, op 1 januari van het aanslagjaar:
- "deel uitmaken van het gezin van de belastingplichtige" en;
- "in dat belastingjaar persoonlijk geen bestaansmiddelen hebben gehad die meer bedragen dan [1.800 euro] netto."
Deze voorwaarden gelden over het algemeen voor alle genoemde categorieën.
Dus, zelfs een ascendent (zoals een (groot)ouder) die fiscaal ten laste wordt genomen, geeft in principe recht op een verhoging van de belastingvrije som, als aan de wettelijke voorwaarden is voldaan. Een van die voorwaarden is dat de ascendent in het belastingjaar persoonlijk geen (netto)bestaansmiddelen heeft gehad van meer dan 3.820 euro (AJ 2024).
In het geval van een echtpaar van ascendenten, stellen sommige controle-instanties echter dat het toegestane grensbedrag moet worden beoordeeld op basis van het geheel van de nettobestaansmiddelen van beide ascendenten (ongeacht of de andere ascendent in aanmerking komt om fiscaal ten laste te zijn). Ze baseren zich hiervoor onder andere op artikel 17 van de circulaire nr. Ci.RH.331/594.501 (AOIF Nr. 65/2010) van 25 oktober 2010, waarin een complexe regeling van samenstellen van inkomens wordt voorgesteld/toegevoegd voor het beoordelen van de nettobestaansmiddelenvoorwaarde.
Recentelijk heeft de rechtbank van eerste aanleg van Brussel echter ondubbelzinnig geoordeeld dat dit standpunt van gezamenlijke inkomensberekening geen steun vindt in de wet en rechtstreeks ingaat tegen de duidelijke tekst van artikel 136 WIB92 (Rb Brussel 2021/1200/A van 25 november 2022).
1. Kunt u verduidelijken welke richtlijnen of interpretaties de controlediensten momenteel gebruiken met betrekking tot de beoordeling van de nettobestaansmiddelengrens van ascendenten ten laste voor fiscale doeleinden?
2. Hoe reageert u op de recente uitspraak van de rechtbank van eerste aanleg van Brussel, waarin gesteld wordt dat het gezamenlijk beoordelen van inkomens in strijd is met de duidelijke tekst van artikel 136 WIB92? Kunt u zich hierin vinden of deelt u de interpretatie van (sommige) controlediensten?
3. Indien u (nog steeds) de interpretatie van (sommige) controlediensten zou delen, hoe rijmt dit dan met:
- de duidelijke tekst van artikel 136 WIB92 en het legaliteitsbeginsel (zie bijv. ook Cass. dd. 11 december 1962, Pas. 1963, I, 455; Cass. Van 10 november 1997, Pas. 1997 nr. 464; RvS 20 juni 2018, nr. 241.840; Cass. Van 25 november 2021);
- het gelijkheidsbeginsel (zie bijv. ook Cass. 30 juni 2006) en;
- de circulaire van 30 augustus 2019 inzake personen ten laste en de toelichting bij het aangifteformulier personenbelasting waarin van enige samenstelling geen sprake is?
Antwoord van de vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding van 22 januari 2024, op de vraag nr. 1.828 van de heer Volksvertegenwoordiger Wouter Vermeersch van 21 december 2023 (N.):
Mijn administratie legt zich neer bij het vonnis nr. 2021/1200/A van 25 november 2022 van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel.
Dat betekent dat wanneer een ascendentenpaar deel uitmaakt van het gezin van een belastingplichtige, de voorwaarde van het maximumbedrag van de bestaansmiddelen niet langer moet worden beoordeeld rekening houdend met de nettobestaansmiddelen van de twee ascendenten samen, maar voortaan voor elke ascendent afzonderlijk, rekening houdend met zijn of haar eigen nettobestaansmiddelen.
Het bepaalde in nr. 136/36 van de administratieve commentaar op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en in nr. 17, derde en vierde lid van de administratieve circulaire Ci.RH.331/594.501 van 25 oktober [sic] 2010 wordt dan ook opgeheven met onmiddellijke ingang en in alle stadia van de procedure.
Alle andere voorwaarden voor de tenlasteneming van ascendenten, zoals de voorwaarden dat de ascendent(en) deel moet(en) uitmaken van het gezin van de belastingplichtige en dat deze laatste daadwerkelijk aan het hoofd moet staan van het gezin, blijven ongewijzigd van toepassing.'
Interne ref.: 740.860