Circulaire 2024/C/47 betreffende de btw-regeling voor de intracommunautaire leveringen en verwervingen van nieuwe vervoermiddelen

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Belasting over de toegevoegde waarde publiceerde op 03/07/2024 de Circulaire 2024/C/47 betreffende de btw-regeling voor de intracommunautaire leveringen en verwervingen van nieuwe vervoermiddelen.

Deze circulaire bespreekt de btw-regeling voor de intracommunautaire leveringen en -verwervingen van nieuwe vervoermiddelen

Inhoudstafel

1. Inleiding

2. Het begrip 'nieuw vervoermiddel'

2.1. Het begrip 'vervoermiddel'

2.2. Voorwaarden opdat een vervoermiddel 'nieuw' is.

2.2.1. criteria

2.2.2. Weerlegbaar wettelijk vermoeden

3. Intracommunautaire levering onder bezwarende titel van een nieuw vervoermiddel in België

3.1. Begrip intracommunautaire levering

3.2. Bepalingen eigen aan het stelsel voor intracommunautaire leveringen van nieuwe vervoermiddelen

3.3. Plaats van de levering

3.4. Tijdstip van de levering, van het belastbaar feit en van opeisbaarheid

3.4.1. Tijdstip van een intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel en het belastbaar feit

3.4.1.1.Verzending of vervoer door de leverancier of voor zijn rekening

3.4.1.2.Verzending of vervoer door de afnemer of voor zijn rekening

3.4.2. Tijdstip van opeisbaarheid

3.5. Maatstaf van heffing

3.6. Schuldenaar van de belasting

3.7. Vrijstelling van artikel 39bis, eerste lid, 1° en 2°, van het Btw-Wetboek

3.7.1. Intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel aan een belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon die in de lidstaat van bestemming al zijn intracommunautaire verwervingen van goederen aan de btw moet onderwerpen

3.7.2. Intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel aan een belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon die zijn intracommunautaire verwervingen van andere goederen dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsproducten niet aan de btw moet onderwerpen in de lidstaat van bestemming of aan enige andere niet belastingplichtige

3.7.2.1. Algemeen

3.7.2.2.Grondvoorwaarden voor de vrijstelling van artikel 39bis, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek

3.7.2.3. Bewijs

3.7.2.3.1. Bewijs van echtheid van de levering

3.7.2.3.2.Bewijs dat het voertuig nieuw is op het tijdstip van de levering

3.7.2.3.3. Bewijs van vervoer

3.7.2.3.4. Bewijs van hoedanigheid van de afnemer

3.8. Bijzonderheden wanneer de leverancier een toevallige belastingplichtige is (particulier of niet-belastingplichtige rechtspersoon)

3.8.1. Toevallige belastingplicht

3.8.2. Recht op aftrek

3.8.2.1. Beperkingen van het bedrag van het recht op aftrek

3.8.2.2. Ontstaan van het recht op aftrek

3.8.2.3. Voorwaarden voor het uitoefenen van het recht op aftrek

3.8.2.4. Wijze van uitoefening van het recht op aftrek

3.8.3. Aangifte van de intracommunautaire levering en uitreiken van een factuur

3.9. Bijzonderheden wanneer de leverancier een belastingplichtige is die niet gehouden is om periodieke btw-aangiften in te dienen

3.9.1. Beoogde belastingplichtigen

3.9.2. Recht op aftrek

3.9.3. Aangifte van de intracommunautaire levering en uitreiken van een factuur

3.10.Bijzonderheden wanneer de leverancier een belastingplichtige is die gehouden is om periodieke btw-aangiften in te dienen

3.10.1. Beoogde belastingplichtigen

3.10.2. Recht op aftrek

3.10.2.1. Vervoermiddelen die beoogd zijn door artikel 45, § 2, eerste lid, van het Btw-Wetboek

3.10.2.2.Vervoermiddelen die niet beoogd zijn door artikel 45, § 2, eerste lid, van het Btw-Wetboek

3.10.3. Aangifte van de intracommunautaire levering en kennisgeving

3.11.Bijzondere verplichtingen met betrekking tot de vrijgestelde intracommunautaire levering van gemotoriseerde landvoertuigen die al dan niet nieuw zijn

3.11.1. Tijdelijke inschrijving

3.11.2. Het landvoertuig werd niet ingeschreven voorafgaand aan zijn verzending naar een andere lidstaat

4. Intracommunautaire verwerving onder bezwarende titel van een nieuw vervoermiddel in België

4.1. Definitie intracommunautaire verwerving

4.2. Belastbaarheid van de intracommunautaire verwerving onder bezwarende titel van een nieuw vervoermiddel

4.2.1. Algemene regel

4.2.1.1.De koper is een als zodanig handelende belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon

4.2.1.2.De koper is ieder ander dan een als zodanig handelend belastingplichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon (particulier)

4.2.2. Buiten de btw-werkingssfeer

4.3. Plaats van de intracommunautaire verwerving

4.3.1. Hoofdregel

4.3.2. Veiligheidsbepaling

4.3.3. Door een niet-belastingplichtige rechtspersoon verworven goederen die uit een derdelandsgebied of een derde land worden verzonden of vervoerd en door hem worden ingevoerd in een andere lidstaat dan die van aankomst

4.3.4. Weerlegbare Vermoedens

4.4. Tijdstip van de intracommunautaire verwerving, van het belastbaar feit en van de opeisbaarheid van de btw

4.4.1. Tijdstip van de intracommunautaire verwerving en het belastbaar feit

4.4.1.1.Verzending of vervoer door de leverancier of voor zijn rekening

4.4.1.2.Verzending of vervoer door de afnemer of voor zijn rekening

4.4.2. Tijdstip van opeisbaarheid

4.5. Maatstaf van heffing

4.6. Tarief

4.7. De schuldenaar van de btw

4.8. Aangifte en voldoening van de btw

4.8.1. De verwerver is niet gehouden tot het indienen van periodieke btw-maand- of kwartaal aangiften en is niet gehouden tot het indienen van bijzondere btw-aangiften nr. 629 voor zijn intracommunautaire verwervingen van goederen

4.8.2. De verwerver is wel gehouden tot het indienen van periodieke btw-maand- of kwartaal aangiften of tot het indienen van bijzondere btw-aangiften nr. 629 voor zijn intracommunautaire verwervingen van goederen

4.8.2.1. Normale procedure

4.8.2.2.Verplichting eigen aan de intracommunautaire verwerving van een vervoermiddel

4.8.2.3.Bijzondere procedure wanneer de verwerver bepaalde verplichtingen niet of niet volledig nakomt

[Top]


1. Inleiding

1. De richtlijn 2006/112/EG en de Belgische regelgeving voorzien in een bijzondere btw-regeling voor intracommunautaire leveringen en -verwervingen van nieuwe vervoermiddelen.

Het doel is dat de btw altijd wordt geheven in de lidstaat van aankomst van het vervoer of de verzending (lidstaat van bestemming) van het nieuwe vervoermiddel, ongeacht de btw-status van de leverancier of de verwerver.

Daarom werden er een aantal afwijkende regels bepaald met betrekking tot nieuwe vervoermiddelen.

In deze circulaire wordt de vrijstelling van artikel 42 van het Btw-Wetboek buiten beschouwing gelaten.

In deze circulaire wordt evenmin ingegaan op handelingen die worden gelijkgesteld met een intracommunautaire levering of -verwerving van goederen onder bezwarende titel.

Voor een toelichting met betrekking tot het begrip 'Gemeenschap' (btw-gebied), met andere woorden de territoriale werkingssfeer van de btw zoals omschreven in artikel 1, §§ 2 tot 5, van het Btw-Wetboek, wordt verwezen naar punt 2.1. van circulaire 2020/C/50 van 02.04.2020 betreffende het btw-stelsel van het B2B intracommunautair handelsverkeer van goederen.

2. Het begrip 'nieuw vervoermiddel'

2.1. Het begrip 'vervoermiddel'

2. Worden als vervoermiddel beschouwd in de zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek, voor het personen- of goederenvervoer bestemde:

a. schepen met een lengte van meer dan 7,5 meter.

De schepen bedoeld in artikel 42, § 1, 1°, a) en b), van het Btw-Wetboek zijn uitgesloten. Het betreffen de schepen voor de vaart op volle zee waarmee passagiersvervoer tegen betaling plaatsvindt of die worden gebruikt voor de uitoefening van een industriële, handels- of visserijactiviteit en reddingsboten en -schepen voor hulpverlening op zee en schepen voor de kustvisserij;

b. luchtvaartuigen met een totaal opstijggewicht van meer dan 1550 kg.

De luchtvaartuigen bedoeld in artikel 42, § 2, 1°, van het Btw-Wetboek die niet bestemd zijn om door de Staat te worden gebruikt zijn uitgesloten. Het betreffende de vliegtuigen, watervliegtuigen, hefschroefvliegtuigen en dergelijke toestellen, bestemd voor gebruik door luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk toeleggen op het internationale vervoer van personen en van goederen tegen betaling;

c. landvoertuigen die zijn uitgerust met een motor met een cilinderinhoud van meer dan 48 cc of met een vermogen van meer dan 7,2 kilowatt, zoals bijvoorbeeld personenwagens, motorfietsen, quads, auto's voor dubbel gebruik, minibussen, lijkwagens, ziekenwagens, kampeerwagens, bussen, trolleybussen, bestelwagens, vrachtwagens, trekkers, takelwagens, land- en bosbouwtrekkers, spoorvoertuigen die zijn uitgerust met een motor (bijvoorbeeld trams, locomotieven en metrostellen), trage voertuigen, bromfietsen, kraanwagens, brandweerwagens.

3. De Europese Commissie heeft bevestigd dat de in artikel 38 van de uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 bedoelde vervoermiddelen, voor wat betreft de plaatsbepalingsregels inzake diensten, in beginsel dezelfde zijn als die bedoeld in artikel 8bis, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek, met dat verschil dat ze ook moeten voldoen aan de hierboven vermelde criteria inzake lengte (schepen), opstijggewicht (luchtvaartuigen) of motorvermogen (gemotoriseerde landvoertuigen) en dat bepaalde categorieën schepen of luchtvaartuigen expliciet zijn uitgesloten van de definitie van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek (zie Werkdocument nr. 730 van 10.05.2012 taxud.c.1(2012)666432 – EN).

4. Vermits volgende landvoertuigen ondanks hun gebruik bij het goederenvervoer, niet voorzien zijn van een motor worden zij bijgevolg niet als vervoermiddelen in de zin van de artikelen 8bis, § 2, eerste lid, 1°, en 25ter, § 2, van het Btw-Wetboek aangemerkt: opleggers, aanhangwagens, kampeeraanhangwagens, bootaanhangwagens, zweefvliegtuigaanhangwagens en werktuigaanhangwagens, treinwagons die niet uitgerust zijn met een motor.

5. Vermits ze ingevolge hun aard niet voor personen- of goederenvervoer zijn bestemd, vormen volgende landvoertuigen geen vervoermiddelen in de zin van de artikelen 8bis, § 2, eerste lid, 1°, en 25ter, § 2, van het Btw-Wetboek: gevechtsvoertuigen die niet specifiek voor troepenvervoer zijn bestemd, industrieel materieel, maaimachines, landbouwmaterieel en motorploegen.

6. Uit het arrest Knut Hamann (C-51/88) van 15.03.1989 van het Hof van Justitie van de Europese Unie blijkt dat het begrip 'vervoermiddel' ruim moet worden uitgelegd en elk tuig omvat waarmee men personen of goederen van de ene plaats naar de andere kan begeven, ook al wordt het in de eerste plaats voor sportbeoefening gebruikt. In de mate ze niet uitdrukkelijk zijn uitgesloten in artikel 8bis, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek en voldoen aan de hierboven vermelde criteria inzake lengte (schepen), opstijggewicht (luchtvaartuigen); motorvermogen (gemotoriseerde landvoertuigen), moeten met name als vervoermiddel in de zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek worden beschouwd:

a. zeiljachten die worden gebruikt voor sportbeoefening (Hof van Justitie van de Europese Unie, arrest Knut Hamann, zaak C-51/88, van 15.03.1989);
b. rallywagens of racemotorfietsen die op de openbare weg kunnen rijden, zelfs indien het gebruik op de openbare weg slechts toegelaten is in het kader van (rally)wedstrijden of om zich van de garage naar de startplaats te begeven (zie arresten van het Hof van Beroep van Brussel van 03.03.2010 en van het Hof van Beroep van Luik van 07.09.2011).

Daarentegen worden speciaal ontworpen rallywagens voor ijspistes die niet op een normale ondergrond kunnen rijden niet beschouwd als vervoermiddel (zie arrest van het Hof van Beroep van Gent van 07.03.2006). Evenmin worden formule-1 wagens als een vervoermiddel beschouwd.

2.2. Voorwaarden opdat een vervoermiddel 'nieuw' is.

2.2.1. criteria

7. Een vervoermiddel (zie punt 2.1) wordt als nieuw beschouwd zoals bedoeld in artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek, wanneer:

a. indien het een landvoertuig betreft:

i. de levering plaatsvindt binnen de 6 maanden na de datum van de eerste ingebruikneming;
OF
ii. het niet meer dan 6.000 kilometer heeft afgelegd;

b. indien het een boot betreft:

i. de levering plaatsvindt binnen de 3 maanden na de datum van de eerste ingebruikneming;
OF
ii. het niet meer dan 100 uren heeft gevaren;

c. indien het een luchtvaartuig betreft:

i. de levering plaatsvindt binnen de 3 maanden na de datum van de eerste ingebruikneming;
OF
ii. het niet meer dan 40 uren heeft gevolgen.

Het relevante tijdstip om te bepalen of het vervoermiddel nieuw is in de zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek, is het belastbare feit (zie nrs. 21 en 24).

8. Voor deze drie categorieën geldt dat het volstaat dat één van de twee voorwaarden vervuld is opdat het vervoermiddel als nieuw wordt beschouwd.

Voorbeelden:

Een personenwagen waarvan de intracommunautaire levering plaatsvindt 5 jaar na de eerste ingebruikneming met een kilometerstand van 5.000 kilometer wordt beschouwd als nieuw.

Een personenwagen waarvan de intracommunautaire levering plaatsvindt 5 maanden na de eerste ingebruikneming met een kilometerstand van 15.000 kilometer wordt beschouwd als nieuw.

Een motorfiets die nog niet in gebruik werd genomen en intracommunautair geleverd wordt, moet als nieuw worden beschouwd ongeacht de duurtijd dat ze reeds aanwezig is in de voorraad van de verkoper.

9. Om te bepalen of een landbouwtrekker, die niet is uitgerust met een kilometerteller, al dan niet nieuw is in de zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek, wordt ervan uitgegaan dat 600 uren gebruik overeenstemt met 6.000 kilometer (schriftelijke parlementaire vraag nr. 860 van de heer Volksvertegenwoordiger Van den Eynde van 05.01.1994).

10. Bij andere landvoertuigen zonder kilometerteller, dient het aantal afgelegde kilometers te worden aangetoond door alle middelen van gemeen recht, uitgezonderd de eed. Wanneer zulk vervoermiddel intracommunautair wordt verworven in België, wordt het evenwel geacht nieuw te zijn tenzij het tegendeel wordt bewezen (zie punt 2.2.2 hierna).

2.2.2. Weerlegbaar wettelijk vermoeden

11. Behoudens tegenbewijs wordt ieder vervoermiddel dat in België het voorwerp uitmaakt van een intracommunautaire verwerving, geacht nieuw te zijn in de zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek (artikel 25ter, § 3, van het Btw-Wetboek).

12. Elk vervoermiddel dat in België intracommunautair wordt verworven, wordt dus geacht nieuw te zijn, tenzij de verwerver het tegenbewijs daarvan kan leveren.

3. Intracommunautaire levering onder bezwarende titel van een nieuw vervoermiddel in België

3.1. Begrip intracommunautaire levering

13. Noch richtlijn 2006/112/EG, noch het Btw-Wetboek definiëren het begrip intracommunautaire levering, zoals dat wel het geval is voor zijn tegenhanger, de intracommunautaire verwerving van goederen, die samen één enkele economische handeling uitmaken.

14. In het kader van nieuwe vervoermiddelen, kan er worden gesteld dat er sprake is van een intracommunautaire levering wanneer er een overdracht of een overgang is van de macht om als een eigenaar over een lichamelijk goed te beschikken en het goed door de leverancier, de afnemer of voor hun rekening van een lidstaat naar een andere lidstaat wordt verzonden of vervoerd. Er wordt in dit verband ook verwezen naar de toelichting in randnummer 83.

15. Nieuwe vervoermiddelen zijn uitdrukkelijk uitgesloten van de definitie van intracommunautaire afstandsverkoop van artikel 1, § 19, van het Btw-Wetboek.

3.2. Bepalingen eigen aan het stelsel voor intracommunautaire leveringen van nieuwe vervoermiddelen

16. Om ervoor te zorgen dat de belastingheffing met betrekking tot de intracommunautaire levering en -verwerving onder bezwarende titel van nieuwe vervoermiddelen in principe steeds plaatsvindt in de lidstaat van bestemming, bestaan er een aantal bijzondere bepalingen die afwijken van de normale regels (1) voor intracommunautaire leveringen of -verwervingen van andere goederen:

a. iedereen die geen belastingplichtige is in de zin van artikelen 4 en 6, tweede en derde lid, van het Btw-Wetboek (met andere woorden particulieren, niet-belastingplichtige rechtspersonen), wordt voor de incidentele intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel onder bezwarende titel beschouwd als een 'toevallige' belastingplichtige (artikel 8bis, § 1, van het Btw-Wetboek). De intracommunautaire levering onder bezwarende titel van een nieuw vervoermiddel die in België plaatsvindt, is bijgevolg belastbaar overeenkomstig artikel 2 van het Btw-Wetboek ongeacht de hoedanigheid van de leverancier;

b. wanneer de verkoper een toevallige belastingplichtige, een belastingplichtige onderworpen aan de bijzondere regeling voor landbouwondernemingen of een vrijgestelde belastingplichtige zonder recht op aftrek (2) is, kan hij een begrensd recht op aftrek uitoefenen van de btw die hij heeft betaald bij de aankoop van het nieuwe vervoermiddel (artikel 45, § 1bis, van het Btw-Wetboek). Hetzelfde recht op aftrek geldt voor belastingplichtigen wiens btw-aftrek bij de aankoop is begrensd tot 50 procent door artikel 45, § 2, van het Btw-Wetboek (artikel 45, § 2, tweede lid, k), van het Btw-Wetboek);

c. naast de gewone vrijstelling voor intracommunautaire leveringen van goederen van artikel 39bis, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek, wordt de intracommunautaire levering van een nieuw voermiddel ook vrijgesteld wanneer de koper een belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon is die er in de lidstaat van bestemming niet toe gehouden is om zijn intracommunautaire verwervingen van andere goederen dan nieuwe vervoermiddelen of accijnsproducten aan de btw te onderwerpen, of enige andere niet-belastingplichtige (artikel 39bis, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek).

(1) zie in dit verband circulaire 2020/C/50 van 02.04.2020 betreffende het btw-stelsel van het B2B intracommunautair handelsverkeer van goederen.

(2) Worden bedoeld: een belastingplichtige onder de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen van artikel 56bis van het Btw-Wetboek of een belastingplichtige die uitsluitend handelingen verricht die zijn vrijgesteld door artikel 44 van het Btw-Wetboek waarvoor hij geen enkel recht op aftrek heeft.

3.3. Plaats van de levering

17. De intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel dat door of voor rekening van de verkoper of de koper wordt vervoerd of verzonden vanuit België naar een andere lidstaat naar de afnemer, wordt geacht plaats te vinden in België, namelijk de plaats waar het goed zich bevindt op het tijdstip van vertrek van de verzending of het vervoer naar de afnemer (artikel 14, § 2, eerste lid, van het Btw-Wetboek).

18. Nieuwe vervoermiddelen zijn uitgesloten van de definitie van intracommunautaire afstandsverkopen van goederen (artikel 1, § 19, van het Btw-Wetboek). De bijzondere plaatsbepalingsregels van artikel 15, §§ 1 en 2, van het Btw-Wetboek voor intracommunautaire afstandsverkopen zijn dus niet van toepassing.

3.4. Tijdstip van de levering, van het belastbaar feit en van opeisbaarheid

3.4.1. Tijdstip van een intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel en het belastbaar feit

3.4.1.1. Verzending of vervoer door de leverancier of voor zijn rekening

19. Wanneer de verzending of het vervoer van het vervoermiddel gebeurt door of voor rekening van de leverancier, vindt de levering plaats op het tijdstip van de aankomst van de verzending of van het vervoer naar de afnemer of overnemer (artikel 16, § 1, derde lid, van het Btw-Wetboek).

20. Op dat tijdstip vindt ook het belastbaar feit plaats.

21. Dit is ook het relevante tijdstip om te bepalen of het vervoermiddel nieuw is in de zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek (zie punt 2.2.1).

3.4.1.2. Verzending of vervoer door de afnemer of voor zijn rekening

22. Wanneer de verzending of het vervoer van het vervoermiddel gebeurt door de afnemer of voor zijn rekening, vindt de levering plaats op het tijdstip waarop de levering van het goed wordt verricht.

De levering wordt verricht op het tijdstip waarop het goed ter beschikking van de afnemer wordt gesteld (artikel 16, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek).

23. Op dat tijdstip vindt ook het belastbaar feit plaats.

24. Dit is ook het relevante tijdstip om te bepalen of het vervoermiddel nieuw is in de zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek (zie punt 2.2.1).

3.4.2. Tijdstip van opeisbaarheid

25. Voor de intracommunautaire leveringen van een vervoermiddel die onder de voorwaarden van de vrijstelling artikel 39bis van het Btw-Wetboek (zie punt 3.7 hieronder) zijn verricht, wordt de belasting opeisbaar op het tijdstip van uitreiking van de factuur die de handeling vaststelt en betrekking heeft op de gehele prijs.

26. De belasting wordt in elk geval opeisbaar op de vijftiende dag van de maand volgend op de maand waarin het belastbare feit heeft plaatsgevonden, wanneer geen factuur werd uitgereikt vóór deze datum (zie artikel 17, § 2, van het Btw-Wetboek).

27. In tegenstelling tot andere dan vrijgestelde intracommunautaire leveringen, is de ontvangst van voorschotten (ook de betaling van een totaal voorschot) vóór het belastbare feit geen oorzaak van opeisbaarheid van de belasting. Er wordt in dit verband verwezen naar de toelichting in punt 3.5.2. van de circulaire 2020/C/50 van 02.04.2020 betreffende het btw-stelsel van het B2B intracommunautair handelsverkeer van goederen en de daarin vermelde tolerantie.

3.5. Maatstaf van heffing

28. De btw wordt berekend over alles wat de leverancier van het vervoermiddel als tegenprestatie verkrijgt of moet verkrijgen van degene aan wie het goed wordt geleverd, of van een derde, met inbegrip van de subsidies die rechtstreeks met de prijs van die handelingen verband houden.

Tot de maatstaf van heffing behoren onder meer de sommen die de leverancier van het goed aan degene aan wie het goed wordt geleverd in rekening brengt als kosten van commissie, verpakking, verzekering en vervoer, ongeacht of zulks al dan niet bij een afzonderlijk debetdocument wordt gedaan of ingevolge een afzonderlijke overeenkomst. Belastingen, rechten en heffingen moeten eveneens in de maatstaf van heffing worden opgenomen (artikel 26, § 1 van het Btw-Wetboek).

29. Tot de maatstaf van heffing behoren niet (zie artikel 28 van het Btw-Wetboek):

a. de sommen die als disconto van de prijs mogen worden afgetrokken;
b. de prijsverminderingen die door de leverancier aan de afnemer toegekend worden en die door deze laatste zijn verkregen op het tijdstip waarop de belasting opeisbaar wordt;
c. de interesten wegens te late betaling;
d. de sommen voorgeschoten door de leverancier voor uitgaven die hij ten name en voor rekening van zijn medecontractant heeft gedaan;
e. de belasting over de toegevoegde waarde zelf.

3.6. Schuldenaar van de belasting

30. De leverancier wordt aangemerkt als schuldenaar van de belasting ten aanzien van de intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel onder bezwarende titel (artikel 51, § 1, 1°, van het Btw-Wetboek).

3.7. Vrijstelling van artikel 39bis, eerste lid, 1° en 2°, van het Btw-Wetboek

31. De intracommunautaire levering onder bezwarende titel van een nieuw vervoermiddel wordt vrijgesteld onder de voorwaarden artikel 39bis, eerste lid, 1° of 2°, van het Btw-Wetboek.

32. In dit verband wordt trouwens opgemerkt dat de toevallige intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel door een belastingplichtige, die het goed uitsluitend heeft gebruikt voor een door artikel 44 van het Btw-Wetboek vrijgestelde activiteit zonder recht op aftrek, niet bij voorrang wordt vrijgesteld door artikel 44, § 2, 13°, van het Btw-Wetboek, wanneer de voorwaarden van artikel 39bis, eerste lid 1° of 2°, van het Btw-Wetboek vervuld zijn.

De intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel die wordt verricht onder de voorwaarden van artikel 39bis van het Btw-Wetboek is bovendien uitdrukkelijk uitgesloten van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen (zie van artikel 56bis, § 3, 2° van het Btw-Wetboek; zie randnummer 56 e.v.).

3.7.1. Intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel aan een belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon die in de lidstaat van bestemming al zijn intracommunautaire verwervingen van goederen aan de btw moet onderwerpen

33. Wanneer de intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel wordt verricht aan een belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon die gehouden is om zijn intracommunautaire verwervingen van andere goederen dan nieuwe vervoermiddelen of accijnsproducten aan de btw te onderwerpen in de lidstaat van bestemming, is de vrijstelling van artikel 39bis, eerste lid, , van het Btw-Wetboek van toepassing als de voorwaarden voor die vrijstelling voldaan zijn.

De voorwaarden en het bewijs van deze vrijstelling worden toegelicht in punt 3.6 van circulaire 2020/C/50 van 02.04.2020 betreffende het btw-stelsel van het B2B intracommunautair handelsverkeer van goederen. Voor wat betreft het bewijs van het vervoer van het vervoermiddel door of voor rekening van de leverancier of de afnemer vanuit België naar een andere lidstaat wordt bovendien verwezen naar randnummer 42, b) hieronder.

3.7.2. Intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel aan een belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon die zijn intracommunautaire verwervingen van andere goederen dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsproducten niet aan de btw moet onderwerpen in de lidstaat van bestemming of aan enige andere niet belastingplichtige

3.7.2.1. Algemeen

34. Wanneer de intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel wordt verricht aan een belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon die niet gehouden is om zijn intracommunautaire verwervingen van andere goederen dan nieuwe vervoermiddelen of accijnsproducten aan de btw te onderwerpen in de lidstaat van bestemming, of aan enige andere niet-belastingplichtige (particulier), is de vrijstelling van artikel 39bis, eerste lid, , van het Btw-Wetboek van toepassing als de voorwaarden voor die vrijstelling voldaan zijn.

35. In dat geval zal de afnemer geen btw-identificatienummer meedelen dat aan hem is toegekend door een andere lidstaat.

3.7.2.2. Grondvoorwaarden voor de vrijstelling van artikel 39bis, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek

36. De vrijstelling van artikel 39bis, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek is van toepassing wanneer volgende grondvoorwaarden zijn vervuld:

a. Het betreft de levering onder bezwarende titel van een nieuw vervoermiddel in de zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek;
b. Het nieuwe vervoermiddel is door de verkoper, door de afnemer of voor hun rekening naar de afnemer verzonden of vervoerd buiten België naar een andere lidstaat van de Gemeenschap (zie in dit verband ook randnummer 83);
c. De afnemer is een belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon die niet gehouden is om zijn intracommunautaire verwervingen van andere goederen dan nieuwe vervoersmiddelen en accijnsproducten aan de btw te onderwerpen in de lidstaat van bestemming of enige andere niet-belastingplichtige.

3.7.2.3. Bewijs

37. De leverancier moet het bewijs leveren dat alle voorwaarden van de vrijstelling zijn vervuld (artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 52).

3.7.2.3.1. Bewijs van echtheid van de levering

38. Met het oog op het bewijs dat er effectief een levering heeft plaatsgevonden, moet de leverancier steeds in het bezit zijn van alle documenten waaruit de echtheid van de levering van goederen blijkt, zoals onder meer de contracten, de bestelbons, de facturen en de betalingsdocumenten (artikel 2 van koninklijk besluit nr. 52).

3.7.2.3.2. Bewijs dat het voertuig nieuw is op het tijdstip van de levering

39. De leverancier moet steeds in het bezit zijn van een geheel van overeenstemmende bewijsstukken die aantonen dat het vervoermiddel nieuw was in de zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek.

40. Voorbeelden hiervan zijn:

a. een afschrift van het bijzondere tijdelijk inschrijvingsbewijs van het voertuig (zie randnummer 77);
b. een afschrift van de car-pas;
c. een afschrift van het laatste Belgische inschrijvingsbewijs van het luchtvaartuig of landvoertuig;
d. een afschrift van de laatste Belgische vlaggenbrief waaronder het schip vaart of heeft gevaren;
e. een afschrift van het logboek van het luchtvaartuig of schip;
f. het verkoopcontract;
g. een afschrift van het certificaat van inschrijving van het luchtvaartuig of landvoertuig in de lidstaat van bestemming;
h. een afschrift van de buitenlandse vlaggenbrief waaronder het schip sedert de overbrenging naar de lidstaat van bestemming vaart, enzovoort.

3.7.2.3.3. Bewijs van vervoer

41. Met het oog op het bewijs dat de goederen verzonden of vervoerd zijn vanuit België naar een andere lidstaat door of voor rekening van de leverancier of de afnemer, moet de leverancier steeds in het bezit zijn van alle documenten, met andere woorden een geheel van overeenstemmende bewijsstukken, waaruit de echtheid van de verzending of het vervoer vanuit België naar een andere lidstaat blijkt.

42. Die documenten omvatten onder meer (niet-limitatieve lijst):

a. de vervoersdocumenten, de facturen van vervoerders, de verzekeringsdocumenten en de betalingsdocumenten met betrekking tot het vervoer;
b. een afschrift van (op te vragen bij de koper):

i. het inschrijvingsbewijs van het landvoertuig of het luchtvaartuig in de lidstaat van bestemming;

ii. de vlaggenbrief waaronder de boot vaart in de lidstaat van bestemming (het belang van de vlaggenbrief als bewijsstuk is evenwel zeer beperkt omdat er niet noodzakelijk een verband bestaat tussen het land waar de vlaggenbrief wordt afgeleverd en de plaats van het eindverbruik van de boot);

iii. de documenten die in het kader van de intracommunautaire verwerving van het vervoermiddel aan de koper werden afgeleverd door de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van bestemming zoals een betalingsbewijs van de btw, een bevestiging van de verwerving, een (ontvangst)bewijs van de indiening van de aangifte of melding van de intracommunautaire verwerving;

iv. eventuele douaneformaliteiten in de lidstaat van bestemming;

c. het bestemmingsdocument zoals bedoeld in artikelen 3, § 3, van het koninklijk besluit nr. 52 dat is opgemaakt en gevalideerd volgens de voorwaarden van 4 van koninklijk besluit nr. 52 en waarvan de inhoud niet strijdig is met die van de documenten bedoeld in punt a van dit randnummer (zie toelichting in punt 3.6.1.4.4. van circulaire 2020/C/50 van 02.04.2020 betreffende het btw-stelsel van het B2B intracommunautair handelsverkeer van goederen). Het bestemmingsdocument moet worden gecombineerd met de vervoersfactuur wanneer het vervoermiddel is vervoerd voor rekening van de leverancier;
d. de leverancier kan zich ook beroepen op de weerlegbare wettelijke vermoedens van artikel 45bis van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 (zie toelichting in punt 3.6.1.4.3 van circulaire 2020/C/50 van 02.04.2020 betreffende het btw-stelsel van het B2B intracommunautair handelsverkeer van goederen), behalve wanneer de leverancier of de afnemer zelf het vervoer van het goed verricht.

3.7.2.3.4. Bewijs van hoedanigheid van de afnemer

43. Het feit dat de afnemer een niet-belastingplichtige natuurlijke persoon (particulier) is of een belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon die zijn intracommunautaire verwervingen van andere goederen dan nieuwe vervoersmiddelen en accijnsproducten niet aan de btw moet onderwerpen in de lidstaat van bestemming, zal in principe blijken uit het feit dat de afnemer geen geldig btw-identificatienummer van een andere lidstaat meedeelt aan de leverancier.

Documenten zoals de verkoopovereenkomst, de factuur of betalingsdocumenten, kunnen bijdragen tot het bewijs betreffende de hoedanigheid van de afnemer. Het is aangewezen dat de leverancier zich vergewist van de identiteit van de persoon aan wie hij met vrijstelling van btw levert (identiteitskaart, paspoort, kredietkaart, enzovoort).

3.8. Bijzonderheden wanneer de leverancier een toevallige belastingplichtige is (particulier of niet-belastingplichtige rechtspersoon)

3.8.1. Toevallige belastingplicht

44. Overeenkomstig artikel 8bis, § 1, van het Btw-Wetboek wordt tevens als belastingplichtige aangemerkt eenieder die toevallig (incidenteel) onder bezwarende titel een nieuw vervoermiddel levert onder de voorwaarden van artikel 39bis van het Btw-Wetboek.

45. Worden beoogd:

a. personen die geen btw-belastingplichtige zijn in de zin van artikelen 4 en 6, tweede en derde lid, van het Btw-Wetboek, met name:

i. niet-belastingplichtige natuurlijke personen (particulieren);

ii. niet-belastingplichtige rechtspersonen, met name:

1. de publieke overheden (staten, gewesten, gemeenschappen, agglomeraties, provincies, gemeenten en openbare instellingen) en de andere publiekrechtelijke lichamen die niet als belastingplichtige worden aangemerkt overeenkomstig artikel 6, eerste lid, van het Btw-Wetboek en niet beoogd worden door artikel 6, tweede en derde lid, van het Btw-Wetboek;
2. bepaalde andere rechtspersonen, zoals de passieve holdings waarvan de activiteit zich beperkt tot het aanhouden van deelnemingen;

b. die toevallig (incidenteel) en onder bezwarende titel een levering verrichten van een nieuw vervoermiddel in de zin van artikel 8bis, § 2, van het Btw-Wetboek;
c. dat vanuit België naar de koper in een andere lidstaat wordt verzonden of vervoerd door of voor rekening van de verkoper of de koper;
d. waarbij de levering vrijgesteld is door artikel 39bis van het Btw-Wetboek (zie punt 3.7).

3.8.2. Recht op aftrek

3.8.2.1. Beperkingen van het bedrag van het recht op aftrek

46. Wanneer een toevallige belastingplichtige een door artikel 39bis van het Btw-Wetboek vrijgestelde intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel verricht, heeft hij een beperkt recht op aftrek van de btw die werd geheven over de levering (bij de aankoop), de invoer of de intracommunautaire verwerving van dat vervoermiddel en dit binnen de grenzen of ten belope van het bedrag aan btw dat zou verschuldigd zijn op de intracommunautaire levering van dat vervoermiddel als ze niet zou vrijgesteld zijn door artikel 39bis van het Btw-Wetboek (zie artikel 45, § 1bis, van het Btw-Wetboek).

47. Het recht op aftrek van de toevallige belastingplichtige is dus op twee manieren begrensd:

a. Enkel de btw die hij indertijd heeft betaald over de levering, de intracommunautaire verwerving of de invoer van het vervoermiddel komt in aanmerking. De btw die de toevallige belastingplichtige heeft betaald op andere goederen en diensten in het kader van de verkoop van het vervoermiddel zoals kosten van reclame, makelaars of vervoer is uitgesloten van de aftrek;
b. Het bedrag van de aftrekbare btw is begrensd tot het bedrag van de btw die zou verschuldigd zijn indien de door hem verrichte intracommunautaire levering van het vervoermiddel niet zou vrijgesteld zijn. Dit bedrag wordt berekend door op de maatstaf van heffing van intracommunautaire levering van het vervoermiddel het btw-tarief toe te passen dat op het moment van de levering geldt.

Voorbeeld:

Een particulier X koopt in november 2023 een personenwagen bij een garage in België voor 25.000 euro + 5.250 euro btw (btw-tarief 21 %).

In juni 2024 heeft het voertuig 4.000 kilometer afgelegd en verkoopt hij het voor 20.000 euro aan een Nederlandse particulier Y die het zelf komt ophalen en naar Nederland vervoert.

Om een koper te vinden heeft X een advertentie geplaatst op een website waarvoor hij 50 euro + 10,50 euro btw heeft betaald.

Enkel de btw betaald over de levering (bij de aankoop) van het vervoermiddel komt in aanmerking voor de aftrek.

Bovendien is de aftrek beperkt tot 21 % (btw-tarief van toepassing op het tijdstip van de intracommunautaire levering) van 20.000 (maatstaf van heffing van de intracommunautaire levering) = 4.200 euro.

48. Het spreekt voor zich dat enkel het bedrag van de werkelijk verschuldigde btw (bij de aankoop) over de levering, de intracommunautaire verwerving of de invoer van het vervoermiddel voor de aftrek in aanmerking komt. Bijvoorbeeld in het zeldzame geval dat de toevallige belastingplichtige het nieuwe vervoermiddel zou kunnen verkopen voor een hogere prijs dan de prijs die hij zelf betaald heeft, zal de aftrek uiteraard beperkt zijn tot het bedrag van de btw die verschuldigd was over de aankoop (over de levering, intracommunautaire verwerving of invoer) van het vervoermiddel.

Zelfde voorbeeld als onder het vorige randnummer, maar X verkoopt het voertuig voor 27.000 euro aan Y.
Het bedrag van de aftrek is beperkt tot de btw ten bedrage van 5.250 euro die X voldaan heeft bij over de levering, intracommunautaire verwerving of invoer van het vervoermiddel. In geen geval kan X een aftrek bekomen van 5.670 euro (21 % van 27.000) enkel omdat de maatstaf van heffing van de intracommunautaire levering 27.000 euro bedraagt.

3.8.2.2. Ontstaan van het recht op aftrek

49. Het recht op aftrek van de toevallige belastingplichtige met betrekking tot de btw die (bij de aankoop) werd geheven over de levering, de invoer of de intracommunautaire verwerving van het nieuwe vervoermiddel, ontstaat op het tijdstip waarop de door hem verrichte intracommunautaire levering van dat vervoermiddel plaatsvindt (artikel 5 van het koninklijk besluit nr. 48).

Om het tijdstip te bepalen waarop de intracommunautaire levering van het nieuwe vervoermiddel plaatsvindt, wordt verwezen naar punt 3.4.1.

3.8.2.3. Voorwaarden voor het uitoefenen van het recht op aftrek

50. Om zijn recht op aftrek te kunnen uitoefenen moet de toevallige belastingplichtige (artikel 6 van het koninklijk besluit nr. 48):

a. in het bezit zijn van de aankoopfactuur, het invoerdocument of het luik A van de bijzondere aangifte nr. 446 met betrekking tot de intracommunautaire verwerving van het vervoermiddel in kwestie, waaruit blijkt dat de Belgische btw bij de aankoop, de intracommunautaire verwerving of de invoer werd betaald;
b. in het bezit zijn van alle andere stukken met betrekking tot het nieuwe vervoermiddel waarvan het Btw-Wetboek of de ter uitvoering ervan gegeven regels het houden, het opmaken of het uitreiken voorschrijven, zoals het dubbel van de factuur die de toevallige belastingplichtige moet uitreiken aan zijn koper (zie randnummer 55);
c. het bewijs leveren dat het vervoermiddel nieuw was op het tijdstip van de intracommunautaire levering (zie randnummers 39 en 40);
d. het bewijs leveren dat het nieuwe vervoermiddel werd geleverd binnen de voorwaarden van de vrijstelling van artikel 39bis van het Btw-Wetboek (zie punt 3.7).

3.8.2.4. Wijze van uitoefening van het recht op aftrek

51. De toevallige belastingplichtige recupereert de belasting waarvan het recht op aftrek is ontstaan en kan worden uitgeoefend bij wijze van teruggaaf (artikel 7, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 48).

52. De aanvraag tot teruggaaf gebeurt door middel van de bijzondere aangifte nr. 447 (zie randnummer 54), indien de voorwaarden zoals vermeld in randnummer 50 zijn vervuld. De originelen van de in randnummer 50 bedoelde bewijsstukken moeten worden toegevoegd aan de aangifte.

Onder punt 4 van de aangifte nr. 447 duidt de toevallige belastingplichtige aan of hij destijds het vervoermiddel heeft:

a. Aangekocht in België;
b. Intracommunautair heeft verworven vanuit een andere lidstaat met betaling van de btw aan de douane;
c. Ingevoerd vanuit een derde land.

Vervolgens vermeldt hij de btw die destijds bij de aankoop is betaald en het btw-tarief dat daarbij werd toegepast, alsook de maatstaf van heffing van de huidige door hem verrichte intracommunautaire levering en het actuele btw-tarief dat van toepassing zou zijn als die levering niet zou vrijgesteld zijn.

Tenslotte vermeldt hij zijn bankgegevens inclusief IBAN en BIC.

53. Indien de in randnummer 50 vermelde voorwaarden nog niet waren vervuld op het tijdstip waarop de aangifte nr. 447 (zie punt 3.8.3.) wordt ingediend, kan de aanvraag tot teruggaaf op een later tijdstip worden ingediend bij het centrum KMO van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit in het ambtsgebied waarin de toevallige belastingplichtige zijn woonplaats of maatschappelijke zetel heeft. De aanvraag moet dan wel worden ingediend vóór het verstrijken van het derde kalenderjaar volgend op het jaar waarin het recht op aftrek overeenkomstig randnummer 49 is ontstaan (artikel 7, derde lid, van het koninklijk besluit nr. 48). De aanvraag tot teruggaaf hoeft in dat geval niet te gebeuren via een specifiek formulier, zolang de gegevens en originelen van de bewijsstukken zoals vermeld onder randnummer 52 worden toegevoegd.

3.8.3. Aangifte van de intracommunautaire levering en uitreiken van een factuur

54. De toevallige belastingplichtige moet een aangifte (formulier nr. 447) indienen van de toevallige intracommunautaire levering van het nieuw vervoermiddel bij het centrum KMO van de Algemene administratie van de Fiscaliteit in het ambtsgebied waarin hij zijn woonplaats of maatschappelijke zetel heeft (artikel 53nonies, § 2, van het Btw-Wetboek en artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 48).

De aangifte moet in tweevoud worden ingediend binnen de 15 dagen te rekenen vanaf de datum van de levering (artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 48).

55. De toevallige belastingplichtige moet een factuur uitreiken aan de koper en een kopie ervan opstellen, ongeacht of de koper handelt als een belastingplichtige, een niet-belastingplichtige rechtspersoon is of een particulier is (zie artikel 53, § 2, eerste lid, 1° en 3°, van het Btw-Wetboek).

De factuur moet worden uitgereikt uiterlijk de vijftiende dag van de maand na die waarin de levering heeft plaatsgevonden zoals bepaald in punt 3.4.1 (zie artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 1).

De factuur moet de door artikel 5 van het koninklijk besluit nr. 1 opgelegde vermeldingen bevatten.

3.9. Bijzonderheden wanneer de leverancier een belastingplichtige is die niet gehouden is om periodieke btw-aangiften in te dienen

3.9.1. Beoogde belastingplichtigen

56. Hier wordt de intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel bedoeld door een belastingplichtige in de zin van artikelen 4 of 6, tweede en derde lid, van het Btw-Wetboek (het betreft dus geen toevallige belastingplichtige in de zin van artikel 8bis, § 1, van het Btw-Wetboek), die niet gehouden is om periodieke btw-aangiften in te dienen zoals bedoeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek.

Meer bepaald worden bedoeld:

a. Belastingplichtigen die uitsluitend handelingen verricht die worden vrijgesteld door artikel 44 van het Btw-Wetboek, waarvoor zij geen recht op aftrek hebben op grond van artikel 45, § 1, 4°, van het Btw-Wetboek.

De toevallige intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel in de zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek door een belastingplichtige die het goed uitsluitend heeft gebruikt voor een door artikel 44 van het Btw-Wetboek vrijgestelde activiteit zonder recht op aftrek, zal niet bij voorrang worden vrijgesteld door artikel 44, § 2, 13°, van het Btw-Wetboek, wanneer de voorwaarden van artikel 39bis, eerste lid 1° of 2°, van het Btw-Wetboek vervuld zijn;

b. Belastingplichtigen die vallen onder de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen van artikel 56bis van het Btw-Wetboek.

De vrijstellingsregeling van artikel 56bis, van het Btw-Wetboek is niet van toepassing op de leveringen van nieuwe vervoermiddelen verricht onder de voorwaarden van artikel 39bis, eerste lid, 1° of 2°, van het Btw-Wetboek (artikel 56bis, § 3, 2°, van het Btw-Wetboek);

c. Belastingplichtigen die vallen onder de bijzondere regeling voor landbouwondernemingen van artikel 57 van het Btw-Wetboek;

d. Belastingplichtigen die een bijzondere regeling genieten en daarbij verzaken aan hun recht op aftrek.

57. Wanneer bovengenoemde categorieën belastingplichtigen een intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel verrichten, dan zal de vrijstelling van artikel 39bis, eerste lid, 1° of 2°, van het Btw-Wetboek van toepassing zijn als het bewijs kan worden geleverd dat de in die bepalingen vermelde voorwaarden zijn vervuld.

3.9.2. Recht op aftrek

58. Wanneer een in randnummer 56 bedoelde belastingplichtige een door artikel 39bis van het Btw-Wetboek vrijgestelde intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel verricht, heeft hij een beperkt recht op aftrek van de btw die (bij aankoop) werd geheven over de levering, de invoer of de intracommunautaire verwerving van dat vervoermiddel en dit binnen de grenzen of ten belope van het bedrag aan btw dat zou verschuldigd zijn op de intracommunautaire levering van dat vervoermiddel als ze niet zou vrijgesteld zijn door artikel 39bis van het Btw-Wetboek (zie artikel 45, § 1bis, van het Btw-Wetboek).

59. Punten 3.8.2 en 3.8.3 zijn mutatis mutandis van toepassing.

3.9.3. Aangifte van de intracommunautaire levering en uitreiken van een factuur

60. Punt 3.8.3 is mutatis mutandis van toepassing.

3.10. Bijzonderheden wanneer de leverancier een belastingplichtige is die gehouden is om periodieke btw-aangiften in te dienen

3.10.1. Beoogde belastingplichtigen

61. Hier worden de belastingplichtigen in de zin van artikelen 4 en 6, tweede en derde lid, van het Btw-Wetboek bedoeld die gehouden zijn om periodieke btw-aangiften zoals bedoeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek in te dienen.

3.10.2. Recht op aftrek

62. De belastingplichtige periodieke-indiener die het nieuwe vervoermiddel heeft gebruikt in het kader van zijn belastbare economische activiteit, heeft de in België geheven btw bij de aankoop, intracommunautaire verwerving of invoer van het voertuig geheel of gedeeltelijk kunnen aftrekken volgens de gewone regels van artikel 45 van het Btw-Wetboek en het koninklijk besluit nr. 3.

Dit (geheel of gedeeltelijk) recht op aftrek is reeds ontstaan op het tijdstip bepaald door artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 3 met name:

a. ingeval van een aankoop in België op het tijdstip waarop de belasting opeisbaar is geworden krachtens de artikelen 16, § 1, 17, 22, § 1 en 22bis van het Btw-Wetboek;
b. ingeval van een intracommunautaire verwerving op het tijdstip waarop die belasting opeisbaar is geworden krachtens artikel 25sexies van het Btw-Wetboek;
c. ingeval ten aanzien van de belasting geheven van een invoer, op het tijdstip waarop die belasting opeisbaar is geworden krachtens artikel 24 van het Btw-Wetboek.

63. De belastingplichtige die enkel ingevolge zijn recht op aftrek op grond van artikel 45, § 1, 4°, van het Btw-Wetboek is gehouden tot het indienen van gewone periodieke btw-aangiften vormt evenwel een uitzondering. Wanneer zulke belastingplichtige een nieuw vervoermiddel intracommunautair levert met vrijstelling van artikel 39bis van het Btw-Wetboek, ontstaat zijn recht op aftrek van de btw geheven bij eerdere de aankoop (levering, intracommunautaire verwerving of invoer in België) op het tijdstip waarop de levering plaatsvindt zoals bepaald onder punt 3.4.1 (artikel 5 van koninklijk besluit nr. 48).

3.10.2.1. Vervoermiddelen die beoogd zijn door artikel 45, § 2, eerste lid, van het Btw-Wetboek

64. Overeenkomstig artikel 45, § 2, eerste lid, van het Btw-Wetboek geldt er een aftrekbeperking op autovoertuigen bestemd voor personen- of goederenvervoer over de weg, behalve de voertuigen bedoeld in artikel 45, § 2, tweede lid, a) tot j), van het Btw-Wetboek.

65. Het recht op aftrek bij de aankoop van dergelijk voertuig (levering, intracommunautaire verwerving of invoer in België) zal zich hebben beperkt tot ten hoogste 50 % van de betaalde belasting.

66. Artikel 45, § 2, tweede lid, k), van het Btw-Wetboek bepaalt dat de aftrekbeperking van artikel 45, § 2, eerste lid, van het Btw-Wetboek niet van toepassing is op: 'de nieuwe voertuigen in de zin van artikel 8bis, § 2, 2°, eerste gedachtestreep, andere dan deze bedoeld onder a) tot en met j), die het voorwerp uitmaken van een op grond van artikel 39bis vrijgestelde levering. In dit geval wordt de aftrek slechts uitgeoefend binnen de grenzen of ten belope van het bedrag van de belasting dat op deze levering opeisbaar zou zijn indien ze niet vrijgesteld zou zijn op grond van voornoemd artikel 39bis.'. De bedoeling van deze bepaling is om de totale uitgeoefende aftrek gelijk te stellen met die van een toevallige belastingplichtige.

67. In geval van intracommunautaire levering van dergelijk nieuw vervoermiddel, verricht de belastingplichtige dus een herziening in zijn voor- of nadeel, zodat de totale uitgeoefende aftrek (de oorspronkelijke bij de aankoop uitgeoefende aftrek vermeerderd of verminderd met het bedrag van de herziening naar aanleiding van de intracommunautaire levering) gelijk is aan het bedrag waarop een toevallige belastingplichtige aanspraak zou kunnen maken (zie punt 3.8.2.1).

68. Voorbeeld 1

Een auto voor dubbel gebruik wordt door een belastingplichtige aangekocht bij een garage in België op 20.11.2022 voor de prijs van 22.500 euro, exclusief btw. Dit voertuig wordt voor 60 % voor beroepsdoeleinden aangewend. Op 20.01.2023 levert deze belastingplichtige het voertuig aan een in Frankrijk gevestigde belastingplichtige voor een prijs van 20.000 euro excl. btw.

Betaalde btw bij aankoop: 4.725 euro.

Oorspronkelijk bij de aankoop uitgeoefende aftrek: 50 % (aftrekbeperking van artikel 45, § 2 van het Btw-Wetboek): 2.362,50 euro.

Maximaal toegestane aftrek wegens de intracommunautaire levering: 20.000 euro x 21 %: 4.200 euro.

Bijkomende herziening in het voordeel van de belastingplichtige: 1.837,50 euro.

Voorbeeld 2

Zelfde situatie als in voorbeeld 1 maar de verkoopprijs bedraagt ingevolge beschadiging van het voertuig slechts 10.000 euro.

Betaalde btw bij aankoop: 4.725 euro.

Oorspronkelijk uitgeoefende aftrek: 50 % (aftrekbeperking van artikel 45, § 2 van het Btw-Wetboek): 2.362,50 euro.

Maximaal toegestane aftrek wegens de intracommunautaire levering: 10.000 euro x 21 %: 2.100 euro.

Herziening in het nadeel van de belastingplichtige: 262,50 euro.

3.10.2.2. Vervoermiddelen die niet beoogd zijn door artikel 45, § 2, eerste lid, van het Btw-Wetboek

69. In dit geval moet er geen rekening worden gehouden met het aftrekplafond van artikel 45, § 1bis en § 2, tweede lid, k), van het Btw-Wetboek.

70. Wanneer de btw bij aankoop (levering, intracommunautaire verwerving of invoer in België) volledig kon worden afgetrokken, blijft die aftrek behouden wanneer de belastingplichtige het nieuwe vervoermiddel intracommunautair levert met vrijstelling van artikel 39bis van het Btw-Wetboek.

71. Wanneer de btw bij aankoop (levering, intracommunautaire verwerving of invoer in België) slechts gedeeltelijk kon worden afgetrokken, kan de belastingplichtige desgevallend een herziening in zijn voordeel verrichten rekening houdend met de vijfjarige herzieningstermijn voor bedrijfsmiddelen overeenkomstig artikel 10, § 1, eerste lid, 3°, van het koninklijk besluit nr. 3.

72. Voorbeeld 1

De exploitant van een pizzeria koopt op 10.10.2022 een bestelwagen voor de prijs van 25.000 euro, exclusief btw. Hij gebruikt die bestelwagen in de eerste plaats om pizza's aan huis te leveren. Dat vervoermiddel, waarvan de aanwending voor beroepsdoeleinden 60 % bedraagt, wordt intracommunautair geleverd op 20.01.2023 aan een in Nederland gevestigde belastingplichtige voor de prijs van 22.000 euro.

Betaalde btw bij aankoop: 5.250 euro.

Oorspronkelijk uitgeoefende aftrek 60 %: 3.150 euro.

Bijkomende herziening in het voordeel van de belastingplichtige op grond van artikel 10, § 1, eerste lid, 3°, van het koninklijk besluit nr. 3: 4/5 x 2.100 euro: 1.680 euro.

Totaal bedrag van de aftrek: 4.830 euro.

Voorbeeld 2

Zelfde situatie als in voorbeeld 1 maar de aanwending voor beroepsdoeleinden bedraagt slechts 20 %.

Betaalde btw bij aankoop: 5.250 euro.

Oorspronkelijk uitgeoefende aftrek: 1.050 euro.

Bijkomende herziening in het voordeel van de belastingplichtige op grond van artikel 10, § 1, eerste lid, 3°, van het koninklijk besluit nr. 3: 4/5 x 4.200 euro: 3.360 euro.

Totaal bedrag van de aftrek: 4.410 euro.

3.10.3. Aangifte van de intracommunautaire levering en kennisgeving

73. De intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel die vrijgesteld is door artikel 39bis, eerste lid, 1° of 2°, van het Btw-Wetboek moet volgens de gewone regels worden opgenomen in rooster 46 van de periodieke btw-aangifte zoals bedoeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek.

74. Wanneer de intracommunautaire levering is vrijgesteld door artikel 39bis, eerste lid, , van het Btw-Wetboek (de afnemer is een belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon die gehouden is om zijn intracommunautaire verwervingen van andere goederen dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsproducten aan de btw te onderwerpen), moet de levering volgens de gewone regels worden opgenomen in deel 1 van de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen (artikel 53sexies, § 1, van het Btw-Wetboek en hoofdstuk 1 van het koninklijk besluit nr. 50 van 11.12.2019).

75. Wanneer de intracommunautaire levering is vrijgesteld door artikel 39bis, eerste lid, , van het Btw-Wetboek (de afnemer is een belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon die niet gehouden is om zijn intracommunautaire verwervingen van andere goederen dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsproducten aan de btw te onderwerpen of elke andere niet-belastingplichtige), moet de leverancier de administratie daarvan in kennis stellen via een lijst die langs elektronische weg moet worden ingediend voor ieder kalenderkwartaal tijdens het welk de belastingplichtige (of het lid van de btw-eenheid) één of meer van zulke leveringen heeft verricht (artikel 53sexies, § 2, van het Btw-Wetboek; artikel 3 van het koninklijk besluit nr. 48; circulaire AOIF nr. 31/2010 van 14.04.2010). De lijst moet worden ingediend uiterlijk de 20ste dag van de maand volgend op het kwartaal waarop de lijst betrekking heeft.

Voor de volgende categorieën heeft de administratie een vereenvoudigde administratieve procedure voorzien:

a. belastingplichtigen (en leden van een btw-eenheid) wanneer zij en, in voorkomend geval de persoon die gemachtigd is de bedoelde lijst namens hen in te dienen, niet over de nodige geïnformatiseerde middelen beschikken om aan deze verplichting te voldoen en bijgevolg reeds vrijgesteld zijn van de verplichting tot indiening langs elektronische weg van hun periodieke btw-aangifte (artikel 18, § 5, van koninklijk besluit nr. 1), hun btw-opgave van de intracommunautaire handelingen (artikel 6, § 2, van koninklijk besluit nr. 50) en hun jaarlijkse lijst van btw-belastingplichtige afnemers (artikel 2, § 1, tweede lid, van koninklijk besluit nr. 23);
b. belastingplichtigen en leden van een btw-eenheid wiens gebruikelijke activiteit niet bestaat uit de levering, het onderhoud, de herstelling en/of de verhuur van vervoermiddelen (landvoertuigen, boten of luchtvaartuigen). Het betreft belastingplichtigen of leden van een btw-eenheid waarbij één of meer van de activiteitscodes, opgenomen onder randnummer 20 van circulaire AOIF nr. 31/2010 van 14.04.2010, niet van toepassing is.

Personen uit laatstgenoemde categorie hebben evenwel de keuze om ofwel de lijst langs elektronische weg in te dienen, ofwel gebruik te maken van de vereenvoudigde administratieve procedure.

De vereenvoudigde administratieve procedure houdt in dat de leverancier kopiefacturen van de overeenkomstig artikel 39bis, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek vrijgestelde intracommunautaire leveringen van nieuwe vervoermiddelen indient en een begeleidend document waarin hij melding maakt van zijn naam, adres en btw-identificatienummer, alsook van het totaal aantal bijgevoegde facturen en het aantal bijgevoegde facturen uitgesplitst per lidstaat. De kopiefacturen moeten minstens de informatie bedoeld in artikel 3 van koninklijk besluit nr. 48 bevatten. Het begeleidend document en de kopiefacturen moeten worden ingediend op het centrum van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit waaronder de belastingplichtige (of de btw-eenheid) ressorteert, uiterlijk de twintigste dag van de maand die volgt op het kwartaal tijdens hetwelk de leveringen werden verricht.

3.11. Bijzondere verplichtingen met betrekking tot de vrijgestelde intracommunautaire levering van gemotoriseerde landvoertuigen die al dan niet nieuw zijn

76. De hierna toegelichte verplichtingen hebben enkel betrekking op gemotoriseerde landvoertuigen die vervoermiddelen zijn in de zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek (zie randnummer 2, c) ongeacht of ze nieuw zijn in de zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek (zie randnummer 7, a).

3.11.1. Tijdelijke inschrijving

77. Wanneer bij de Dienst Inschrijving Voertuigen (DIV) de inschrijving wordt gevraagd van een gemotoriseerd landvoertuig dat geleverd wordt met vrijstelling van artikel 39bis van het Btw-Wetboek, kan er enkel een tijdelijke nummerplaat worden aangevraagd evenals een bijhorend inschrijvingsbewijs dat voorzien is van een bijzondere vermelding inzake het fiscaal statuut van het voertuig (artikel 4, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 48).

78. Het vervoer van het landvoertuig naar de lidstaat van bestemming moet plaatsvinden uiterlijk op het einde van de derde maand die volgt op de maand waarin het bijzondere inschrijvingsbewijs werd uitgereikt. (artikel 4, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 48).

Rekening houdend met arrest X, zaak C-84/09, van 18.11.2010 van het Hof van Justitie van de Europese Unie, moet deze termijn worden begrepen als formele voorwaarde die slechts verband houdt met de geldigheidsduur van de tijdelijke inschrijving. Het overschrijden van deze termijn heeft niet noodzakelijk tot gevolg dat er geen sprake zou zijn van een intracommunautaire levering of dat de vrijstelling van artikel 39bis van het Btw-Wetboek niet van toepassing zou zijn. In dit verband wordt verwezen naar de toelichting onder randnummer 83.

3.11.2. Het landvoertuig werd niet ingeschreven voorafgaand aan zijn verzending naar een andere lidstaat

79. Wanneer een landvoertuig nog nooit in België werd ingeschreven, moet er een E705 worden aangevraagd bij de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen (via myminfin.be) (3). Dit is een elektronisch signaal dat de DIV in staat stelt om bij de aanvraag tot inschrijving te controleren of het voertuig zich op regelmatige wijze op het Belgisch grondgebied bevindt (4).

(3) Een voertuig dat voordien hier in België reeds is ingeschreven geweest, maar hier opnieuw wordt ingevoerd of opnieuw intracommunautair wordt verworven, wordt ook aangemerkt als nog nooit in België ingeschreven te zijn geweest.

(4) De monteurs of de bouwers van motorrijtuigen voor wegvervoer evenals de importeurs van motorrijtuigen voor wegvervoer zijn gemachtigd om, mits een vergunning groep A+ verleend door de Administratie der douane en accijnzen, via een procedure van elektronische gegevensuitwisseling, een vervangend signaal naar de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer te zenden.

80. De belastingplichtige die met vrijstelling van de btw op grond van artikel 39bis van het Btw-Wetboek een landvoertuig verkoopt dat in België nog nooit werd ingeschreven en waarvoor bij de DIV geen aanvraag tot inschrijving wordt ingediend, is er altijd toe gehouden de douanedienst bij de DIV hiervan schriftelijk op de hoogte te brengen (zie artikel 4, derde lid, van het koninklijk besluit nr. 48) op volgend adres:

De douanedienst bij de D.I.V.

City Atrium, Vooruitgangsstraat 56 te 1210 BRUSSEL

E-mail: douanediv@mobilit.fgov.be

Tel.: 02/277.39.26

Deze informatie moet ten minste de volgende gegevens bevatten:

a. het btw-identificatienummer van de betrokken belastingplichtige;
b. het chassisnummer;
c. het merk;
d. het model;
e.in voorkomend geval, het dossiernummer van het E705.

4. Intracommunautaire verwerving onder bezwarende titel van een nieuw vervoermiddel in België

4.1. Definitie intracommunautaire verwerving

81. Overeenkomstig artikel 25bis, § 1, van het Btw-Wetboek wordt onder een intracommunautaire verwerving van een goed verstaan het verkrijgen van de macht om als eigenaar te beschikken over een lichamelijk roerend goed dat door de verkoper of de afnemer, of voor hun rekening, met als bestemming de afnemer is verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat dan die waaruit het goed is verzonden of vervoerd (voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar punt 4.1. van circulaire 2020/C/50 van 02.04.2020 betreffende het btw-stelsel van het B2B intracommunautair handelsverkeer van goederen).

82. Dit is de tegenhanger van de 'intracommunautaire levering' die samen één enkele economische handeling uitmaken.

83. In haar arrest X, zaak C-84/09, van 18.11.2010, heeft het Hof van Justitie geredeneerd dat de kwalificatie van een handeling als intracommunautaire verwerving niet kan afhangen van de voorwaarde dat een bepaalde termijn waarbinnen het vervoer van het geleverde of aangekochte goed aanvangt of eindigt, in acht wordt genomen.

Een dergelijke kwalificatie is daarentegen mogelijk en de plaats van verwerving kan worden bepaald wanneer een temporeel en materieel verband tussen de levering van het betrokken goed en het vervoer ervan, alsmede een bepaalde continuïteit in het verloop van de handeling worden aangetoond.

Een intracommunautaire levering of verwerving dient te worden gekwalificeerd op basis van objectieve gegevens, zoals de fysieke verplaatsing van de betrokken goederen tussen lidstaten.

Met betrekking tot nieuwe vervoermiddelen is de toepassing van de in de vorige alinea uiteengezette regel op intracommunautaire handelingen betreffende dergelijke goederen evenwel niet gemakkelijk, gelet op het feit dat deze handelingen bijzondere kenmerken vertonen.

Het vervoer van vervoermiddelen is moeilijk te onderscheiden van het gebruik ervan. Bovendien is de kwalificatie van de handeling ingewikkeld doordat de btw uit hoofde van deze handeling ook moet worden voldaan door een niet-belastingplichtige particulier, op wie de aangifteverplichtingen en de boekhoudkundige verplichtingen niet van toepassing zijn, zodat een controle achteraf van zijn situatie niet mogelijk blijkt. Als eindverbruiker kan de particulier voorts geen aanspraak maken op het recht op aftrek van de btw zelfs in geval van herverkoop van het aangekochte voertuig en als gevolg daarvan heeft hij er meer dan een onderneming belang bij om zich aan de belasting te onttrekken.

Derhalve kan een handeling pas als een intracommunautaire verwerving worden aangemerkt na een globale beoordeling van alle objectieve feitelijke gegevens die relevant zijn om uit te maken of het aangekochte goed het grondgebied van de lidstaat van levering daadwerkelijk heeft verlaten en, zo dat het geval is, in welke lidstaat het eindverbruik ervan zal plaatsvinden.

Naast het chronologische verloop van het vervoer van het betrokken goed zijn andere mogelijke relevante indicatoren de plaats waar het goed is geregistreerd en gewoonlijk wordt gebruikt, de woonplaats van de afnemer en het al dan niet bestaan van een band die de afnemer onderhoudt met de lidstaat van levering of een andere lidstaat.

Bovendien moet in het specifieke geval van de aankoop van een nieuw vervoermiddel zoveel mogelijk rekening worden gehouden met het voornemen van de koper op het ogenblik van de aankoop, mits dit voornemen wordt ondersteund door objectieve gegevens. Dit is des te noodzakelijker wanneer de koper in de lidstaat van levering de macht verkrijgt om als een eigenaar over het goed te beschikken en het goed naar de lidstaat van bestemming doet vervoeren.

In het kader van een intracommunautaire verwerving kan evenwel niet worden geëist dat het vervoer van een vervoermiddel onmiddellijk na levering en ononderbroken plaatsvindt en dat het betrokken goed vóór of tijdens dit vervoer niet op enige wijze wordt gebruikt.

Wanneer dergelijke starre voorwaarden zouden gelden, zou de koper immers de mogelijkheid krijgen om te kiezen in welke lidstaat het betrokken nieuwe vervoermiddel wordt belast, hetgeen haaks zou staan op de doelstelling van richtlijn 2006/112/EG.

Van belang is immers uit te maken in welke lidstaat het betrokken vervoermiddel uiteindelijk duurzaam zal worden gebruikt. Het gebruik van dit vervoermiddel tijdens het transport, zelfs recreatief, vormt slechts een volkomen verwaarloosbare tijdspanne in vergelijking met de normale levensduur van een vervoermiddel.

4.2. Belastbaarheid van de intracommunautaire verwerving onder bezwarende titel van een nieuw vervoermiddel

4.2.1. Algemene regel

84. De intracommunautaire verwerving onder bezwarende titel van een nieuw vervoermiddel onder bezwarende titel in België, is in de regel steeds onderworpen aan de Belgische btw overeenkomstig artikel 25ter, § 1, eerste lid, of § 2, van het Btw-Wetboek ongeacht de hoedanigheid van de verkoper in de lidstaat van herkomst en ongeacht de hoedanigheid van de koper in België.

85. Nieuwe vervoermiddelen zijn daarom ook uitgesloten van de winstmargeregeling van artikelen 312 tot 332 van de richtlijn 2006/112/EG en de bijzondere regeling voor openbare veilingen van artikelen 333 tot 341 van de richtlijn 2006/112/EG.

4.2.1.1. De koper is een als zodanig handelende belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon

86. Artikel 25ter, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek beoogt de intracommunautaire verwervingen van goederen onder bezwarende titel door als zodanig handelende belastingplichtigen of niet-belastingplichtige rechtspersonen.

87. Hieronder vallen:

a. belastingplichtigen die gehouden zijn om periodieke btw-aangiften in te dienen overeenkomstig artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek;
b. belastingplichtigen die vallen onder de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen van artikel 56bis van het Btw-Wetboek;
c. belastingplichtigen die uitsluitend handelingen verrichten die vrijgesteld zijn door artikel 44 van het Btw-Wetboek en die geen recht op aftrek hebben;
d. belastingplichtigen die vallen onder de bijzondere regeling voor landbouwondernemingen van artikel 57 van het Btw-Wetboek;
e. niet-belastingplichtige rechtspersonen, met name de publieke overheden (staten, gewesten, gemeenschappen, agglomeraties, provincies, gemeenten en openbare instellingen) en de andere publiekrechtelijke lichamen die vallen onder artikel 6, eerste lid, van het Btw-Wetboek en passieve holdings waarvan de activiteit zich beperkt tot het aanhouden van deelnemingen;
f. belastingplichtigen die een bijzondere regeling genieten waardoor zij geen periodieke btw-aangiften moeten indienen zoals bedoeld in artikel 53, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek (bijvoorbeeld de bijzondere regeling voor recuperatiestoffen en -producten, de bijzondere regeling voor wasserij, ververij of stoppage ondernemingen, enzovoort).

88. Normaal gezien zijn de intracommunautaire verwervingen van goederen onder bezwarende titel door zulke personen slechts aan de btw onderworpen, voor zover de verkoper een als zodanig handelende belastingplichtige is op wie de vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen niet van toepassing is en die niet onder het bepaalde van artikelen 14, § 3, 14bis en 15, § 1, van het Btw-Wetboek valt.

89. Om ervoor te zorgen dat de intracommunautaire verwerving onder bezwarende titel van een nieuw vervoermiddel in principe steeds belastbaar is in de lidstaat van aankomst/bestemming, bepaalt de regelgeving dat:

a. iedereen die volgens de gewone regels geen btw-belastingplichtige is (bijvoorbeeld een particulier of niet-belastingplichtige rechtspersoon), in het kader van een toevallige intracommunautaire levering van een nieuw vervoermiddel als een 'toevallige' belastingplichtige wordt beschouwd voor die specifieke transactie (zie artikel 9, lid 2, van de richtlijn 2006/112/EG en 3.8.1. hierboven);
b. overeenkomstig artikel 283, lid 1, b), van de richtlijn 2006/112/EG (vergelijk artikel 56bis, § 3, 2°, van het Btw-Wetboek) de vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen van artikelen 282 tot 292 van de richtlijn 2006/112/EG (vergelijk artikel 56bis van het Btw-Wetboek) is uitgesloten voor de intracommunautaire levering van nieuwe vervoermiddelen onder de voorwaarden van de vrijstelling van artikel 138, lid 1, en lid 2, onder a) van de richtlijn 2006/112/EG (vergelijk artikel 39bis, eerste lid, 1° en 2°, van het Btw-Wetboek);
c. nieuwe vervoermiddelen zijn uitgesloten van de definitie van intracommunautaire afstandsverkopen (zie artikel 14, lid 4, 1, van de richtlijn 2006/112/EG en artikel 1, § 19, van het Btw-Wetboek);
d. de afwijking van artikel 25ter, § 1, tweede lid, 2°, van het Btw-Wetboek niet geldt voor nieuwe vervoermiddelen. Die afwijking laat de zogenaamde leden van de groep van vier (dit zijn de categorieën vermeld in randnummer 87, b, c, d, e) toe om hun intracommunautaire verwervingen van goederen niet aan de btw te onderwerpen wanneer zij het bedrag van 11.200 euro niet hebben overschreden in het vorige of lopende kalenderjaar en niet hebben geopteerd om hun intracommunautaire verwervingen van goederen aan de btw te onderwerpen, maar ze geldt dus niet voor intracommunautaire verwervingen van nieuwe vervoermiddelen.

Voorbeelden:

- Een Belgische onderneming die gehouden is om periodieke aangiften in te dienen, koopt in Nederland een tweedehands bestelwagen van een particulier met een kilometerstand van 5.200 kilometer. De koper brengt het voertuig van Nederland naar België. Deze intracommunautaire verwerving in België is aan de btw onderworpen.

- Een Belgische huisartsenpraktijk die uitsluitend handelingen verricht die vrijgesteld worden door artikel 44 van het Btw-Wetboek en niet geopteerd heeft om zijn intracommunautaire verwervingen aan de btw te onderwerpen en zijn verwervingsdrempel van 11.200 euro niet heeft overschreden in het vorige of lopende kalenderjaar, koopt een nieuwe personenwagen bij een garage in Duitsland. De garage brengt het voertuig vanuit Duitsland naar de koper in België. Deze intracommunautaire verwerving in België is aan de btw onderworpen.

4.2.1.2. De koper is ieder ander dan een als zodanig handelend belastingplichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon (particulier)

90. Artikel 25ter, § 2, van het Btw-Wetboek beoogt de intracommunautaire verwerving onder bezwarende titel door ieder ander dan een als zodanig handelende belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon.

91. De intracommunautaire verwerving onder bezwarende titel van een nieuw vervoermiddel in België door een particulier (niet-belastingplichtige natuurlijke persoon) is bijgevolg in de regel steeds aan de btw onderworpen, en dit ongeacht de hoedanigheid van de verkoper.

Voorbeelden:

- Een ambtenaar koopt in Duisland een nieuwe personenauto bij een garage. Hij brengt het voertuig naar België. Deze intracommunautaire verwerving is in België aan de btw onderworpen.

- Een Belgische particulier koopt een tweedehandse motorfiets met een kilometerstand van 3.000 kilometer van een Franse particulier. Hij haalt de motorfiets op in Frankrijk en brengt hem naar België. Deze intracommunautaire verwerving is in België aan de btw onderworpen.

4.2.2. Buiten de btw-werkingssfeer

92. De intracommunautaire verwerving van een nieuw vervoermiddel door een als zodanig handelende belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon, waarvan de levering in België krachtens artikel 42, §§ 1, 2 en 3, eerste lid, 1° tot 8°, van het Btw-Wetboek zou worden vrijgesteld, is niet belastbaar overeenkomstig artikel 25ter, § 1, tweede lid, 1°, van het Btw-Wetboek.

93. De intracommunautaire verwerving van een nieuw vervoermiddel in België door een als zodanig handelende belastingplichtige met toepassing van de vereenvoudigingsregeling voor driehoeksverkeer, is niet belastbaar overeenkomstig artikel 25ter, § 1, tweede lid, 3°, van het Btw-Wetboek. Het betreft dan de situatie waarbij de intracommunautaire verwerving in België wordt verricht door de tussenhandelaar (partij B in een A-B-C-keten) die niet in België is gevestigd en die de verwerving verricht onder een btw-nummer dat aan hem is toegekend door een andere lidstaat.

De vereenvoudigingregeling voor driehoeksverkeer wordt toegelicht in punt 7.4 van de circulaire 2020/C/50 van 02.04.2020 betreffende het btw-stelsel van het B2B intracommunautair handelsverkeer van goederen.

94. Het overbrengen van een nieuw vervoermiddel door een niet-belastingplichtige van een andere lidstaat naar België in het kader van een woonplaatsverandering, geeft geen aanleiding tot een belastbare intracommunautaire verwerving in België, op voorwaarde dat de vrijstelling voor intracommunautaire leveringen van nieuwe vervoermiddelen van artikel 138, lid 2, a), van de richtlijn 2006/112/EG (cf. artikel 39bis, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek) niet van toepassing was bij de aankoop in die andere lidstaat (zie artikel 2, a), van de uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011).

Die voorwaarde houdt in dat de btw van die andere lidstaat verschuldigd was/geheven is bij de aankoop van het vervoermiddel.

Of er bij de aankoop van het vervoermiddel sprake was van een vrijgestelde intracommunautaire levering of een binnenlandse levering in die andere lidstaat is een feitenkwestie. Het btw-comité heeft in dit verband volgende richtsnoeren aangenomen (zie richtsnoeren van het 54ste btw-comité van 16 tot 18.02.1998, document XXI/97/2.035 – werkdocument 248):

- De inschrijving van het voertuig onder normale nummerplaten kan (afhankelijk van de feitelijke omstandigheden) een voldoende criterium om zijn om de vrijstelling in de lidstaat van aankoop uit te sluiten.

- Anderzijds kan de inschrijving van het voertuig onder transitplaten een aanwijzing vormen dat er in de lidstaat aankoop sprake is van een intracommunautaire levering.

Voorbeelden:

a. Een in Lidstaat 1 wonende particulier Y koopt een nieuwe wagen bij een concessiehouder in Lidstaat 1 voor een prijs van 25.000 euro. De leverancier rekent de btw van Lidstaat 1 aan op zijn factuur. Het voertuig wordt in Lidstaat 1 onder een normale nummerplaat ingeschreven. Vier maanden later wordt Y voor onbepaalde duur naar de Belgische vaste inrichting van zijn werkgever overgeplaatst. Naar aanleiding van die overplaatsing verhuist hij met zijn gezin naar België. Hij brengt zijn wagen mee over en schrijft die in België in (onder een normale nummerplaat). De wagen is op dat tijdstip nog nieuw in de zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek.

In dit voorbeeld verricht Y geen belastbare intracommunautaire verwerving van het voertuig in België, vermits het voertuig (nieuw vervoermiddel) naar België wordt overgebracht naar aanleiding van een woonplaatsverandering en de vrijstelling voorzien in artikel 138, lid 2, onder punt a), van de richtlijn 2006/112/EG, voornoemd (artikel 39bis, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek) op het tijdstip van de levering niet kon worden toegepast.

b. Een in Lidstaat 2 wonende particulier Z heeft beslist om naar België te verhuizen. Hij heeft in België een woonplaats gevonden en is bezig met het vervullen van de nodige verhuisformaliteiten. Z koopt een maand voor de werkelijke verhuis een nieuwe wagen voor de prijs van 25.000 euro bij een concessiehouder in Lidstaat 2. Hij deelt de leverancier zijn toekomstig adres in België mee. Een maand later brengt hij de wagen over naar België en schrijft die er in (onder een normale nummerplaat).

In dit voorbeeld verricht Z in België een intracommunautaire verwerving onder bezwarende titel van een nieuw vervoermiddel (in de zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek) dat op grond van artikel 25ter, § 2, van het Btw-Wetboek aan de btw is onderworpen, vermits de oorspronkelijke levering is vrijgesteld of zou moeten worden vrijgesteld op grond van artikel 138, lid 2, onder punt a), van de richtlijn 2006/112/EG, voornoemd (artikel 39bis, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek). Er is geen sprake van een overbrenging van het voertuig in het kader van een woonplaatsverandering aangezien er, gelet op de feitelijke gegevens (en een eventuele aanvraag om een tijdelijke inschrijving van de wagen in Lidstaat 2), bij de aankoop van het voertuig geen twijfel over bestaat dat het bestemd is om op duurzame wijze in België te worden gebruikt.

95. Het terugzenden van een nieuw vervoermiddel door een niet-belastingplichtige naar de lidstaat van waaruit het oorspronkelijk aan hem was geleverd met de vrijstelling voor intracommunautaire leveringen van nieuwe vervoermiddelen van artikel 138, lid 2, a), van de richtlijn 2006/112/EG (cf. artikel 39bis, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek), geeft evenmin aanleiding tot een belastbare intracommunautaire verwerving (artikel 2, b), van de uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011).

4.3. Plaats van de intracommunautaire verwerving

4.3.1. Hoofdregel

96. Volgens de hoofdregel van artikel 25quinquies, § 2, van het Btw-Wetboek wordt als plaats van een intracommunautaire verwerving van goederen aangemerkt de plaats waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van aankomst van de verzending of van het vervoer naar de afnemer (de lidstaat van het eindverbruik). Er wordt in dit verband verwezen naar randnummer 83.

97. Overeenkomstig artikel 16 van de uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 oefent de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van goederen waar een intracommunautaire verwerving van goederen plaatsvindt, zijn heffingsbevoegdheid uit, ongeacht de btw-behandeling van de handeling in de lidstaat van vertrek van de zending of het vervoer van goederen.

Een eventueel verzoek om correctie, door de leverancier van de goederen, van de btw die hij in rekening heeft gebracht en aan de lidstaat van vertrek van de zending of het vervoer van goederen heeft aangegeven, wordt door deze lidstaat overeenkomstig zijn nationale bepalingen afgehandeld.

4.3.2. Veiligheidsbepaling

98. Volgens de hoofdregel (zie randnummer 96) vindt de intracommunautaire verwerving van goederen in principe plaats daar waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van aankomst van de verzending of van het vervoer naar de afnemer.

99. Artikel 25quinquies, § 3, eerste lid, van het Btw-Wetboek voorziet evenwel in een veiligheidsbepaling voor het geval dat een voor btw-doeleinden geïdentificeerde afnemer een intracommunautaire verwerving verricht onder een btw-identificatienummer dat is toegekend door een andere lidstaat dan de lidstaat van aankomst van de goederen.

100. In dat geval mag de lidstaat die het btw-identificatienummer heeft toegekend waaronder de intracommunautaire verwerving wordt verricht ervan uitgaan dat de intracommunautaire verwerving op haar grondgebied plaatsvindt, tenzij de afnemer aantoont dat de btw over deze verwerving is geheven overeenkomstig de hoofdregel van randnummer 96.

101. Indien de btw op de intracommunautaire verwerving van goederen wordt geheven in de lidstaat van aankomst van de verzending of van het vervoer van de goederen (overeenkomstig de hoofdregel), nadat de belasting erop reeds is geheven op grond van de veiligheidsbepaling in een andere lidstaat (omdat de verwerver de intracommunautaire verwerving heeft verricht onder het btw-nummer dat door die andere lidstaat aan hem is toegekend), voorziet artikel 25quinquies, § 3, tweede lid, van het Btw-Wetboek dat de maatstaf van heffing dienovereenkomstig wordt verlaagd in de lidstaat waar de veiligheidsbepaling werd toegepast.

102. Voorbeeld:

Een in Lidstaat 1 gevestigde belastingplichtige koopt een nieuwe bestelwagen aan bij een in Lidstaat 2 gevestigde belastingplichtige leverancier. De bestelwagen wordt door de verwerver van Lidstaat 2 naar Lidstaat 1 vervoerd. De in Lidstaat 1 gevestigde belastingplichtige verricht de aankoop met vermelding van het btw-identificatienummer dat hem in België is toegekend.

Op grond van de veiligheidsbepaling kan de Belgische administratie die verwerving aan de btw onderwerpen. De verwerver kan die aangerekende btw bovendien niet in aftrek brengen.

In dat geval dient de verwerver te bewijzen dat op zijn intracommunautaire verwerving van goederen reeds btw is geheven in Lidstaat 1, zijnde de lidstaat van aankomst van de verzending van het vervoermiddel, om in België:

- hetzij de belastingheffing op de intracommunautaire verwerving te vermijden (artikel 25quinquies, § 3, eerste lid, van het Btw-Wetboek);

- hetzij, ingeval in België reeds belasting is geheven op de intracommunautaire verwerving, een verlaging van de maatstaf van heffing te bekomen tot beloop van het bedrag van de maatstaf van heffing dat in Lidstaat 1 aan de btw is onderworpen (artikel 25quinquies, § 3, tweede lid, van het Btw-Wetboek). De verwerver kan teruggaaf vragen van dat bedrag.

103. De veiligheidsbepaling is niet van toepassing wanneer de voorwaarden voor de vereenvoudigingsregeling inzake driehoeksverkeer zijn vervuld. In dergelijke situatie verricht de eerste afnemer in de driehoekstransactie immers een intracommunautaire verwerving van goederen onder het btw-identificatienummer dat hem is afgeleverd door een andere lidstaat dan die waar de intracommunautaire verwerving van goederen volgens de hoofdregel van randnummer 96 plaatsvindt (zie artikel 25quinquies, § 3, derde lid, van het Btw-Wetboek en artikel 42, onder a), van de richtlijn 2006/112/EG) (zie punt 7.4.4. van circulaire 2020/C/50 van 02.04.2020 betreffende het btw-stelsel van het B2B intracommunautair handelsverkeer van goederen).

104. De btw die op grond van artikel 25quinquies, § 3, eerste lid, van het Btw-Wetboek verschuldigd is, kan niet in aftrek worden gebracht volgens de algemene regels van artikel 45 en volgende van het Btw-Wetboek. De belastingheffing ingevolge de toepassing van artikel 25quinquies, § 3, eerste lid, van het Btw-Wetboek vloeit immers niet voort uit een werkelijke intracommunautaire verwerving van goederen, maar uit de toepassing van een wettelijk vermoeden waartegen enkel het tegenbewijs de mogelijkheid biedt om de maatstaf van heffing van de belasting op grond van artikel 25quinquies, § 3, tweede lid, van het Btw-Wetboek te verlagen (zie Hof van Justitie van de Europese Unie, Arrest X en fiscale eenheid Facet-Facet Trading, gevoegde zaken C-536/08 en C-539/08, van 22.04.2010).

4.3.3. Door een niet-belastingplichtige rechtspersoon verworven goederen die uit een derdelandsgebied of een derde land worden verzonden of vervoerd en door hem worden ingevoerd in een andere lidstaat dan die van aankomst

105. Wanneer door een niet-belastingplichtige rechtspersoon verworven goederen uit een derdelandsgebied of een derde land worden verzonden of vervoerd en door hem worden ingevoerd in een andere lidstaat dan die van aankomst van de verzending of het vervoer, worden de goederen geacht te zijn verzonden of vervoerd vanuit de lidstaat van invoer van de goederen (artikel 25quinquies, § 4, van het Btw-Wetboek). De plaats van die intracommunautaire verwerving wordt dan bepaald overeenkomstig artikel 25quinquies, §§ 2 en 3, van het Btw-Wetboek (zie 4.3.1. en 4.3.2.).

4.3.4. Weerlegbare Vermoedens

106. Behoudens tegenbewijs, wordt de intracommunautaire verwerving van een goed geacht in België plaats te vinden wanneer de afnemer zijn intracommunautaire verwerving onder een ter uitvoering van artikel 50, § 1, toegekend Belgisch btw-identificatienummer heeft verricht of wanneer hij, op het tijdstip van de verwerving, in België een zetel van economische activiteit of een vaste inrichting heeft of, bij gebrek aan een dergelijke zetel of vaste inrichting, een woonplaats of een gebruikelijke verblijfplaats (artikel 25quinquies, § 5, van het Btw-Wetboek). Het betreft hier een toepassing van de veiligheidsbepaling van artikel 25quinquies, § 3, van het Btw-Wetboek.

4.4. Tijdstip van de intracommunautaire verwerving, van het belastbaar feit en van de opeisbaarheid van de btw

4.4.1. Tijdstip van de intracommunautaire verwerving en het belastbaar feit

4.4.1.1. Verzending of vervoer door de leverancier of voor zijn rekening

107. Wanneer de verzending of het vervoer van het vervoermiddel gebeurt door of voor rekening van de leverancier, vindt de intracommunautaire verwerving plaats op het tijdstip van de aankomst van de verzending of van het vervoer naar de afnemer of overnemer (artikel 25sexies, § 1, tweede lid, en artikel 16, § 1, derde lid, van het Btw-Wetboek).

108. Op dat tijdstip vindt ook het belastbaar feit plaats (artikel 25sexies, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek).

109. Dit is ook het relevante tijdstip om te bepalen of het vervoermiddel nieuw is in de zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek (zie punt 2.2.1).

4.4.1.2. Verzending of vervoer door de afnemer of voor zijn rekening

110. Wanneer de verzending of het vervoer van het vervoermiddel gebeurt door de afnemer of voor zijn rekening, vindt de intracommunautaire verwerving plaats op het tijdstip waarop de levering van het goed wordt verricht.

De levering wordt verricht op het tijdstip waarop het goed ter beschikking van de afnemer wordt gesteld (artikel 25sexies, § 1, tweede lid, en artikel 16, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek).

111. Op dat tijdstip vindt ook het belastbaar feit plaats (artikel 25sexies, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek).

112. Dit is ook het relevante tijdstip om te bepalen of het vervoermiddel nieuw is in de zin van artikel 8bis, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek (zie punt 2.2.1).

4.4.2. Tijdstip van opeisbaarheid

113. Ingeval van een intracommunautaire verwerving van goederen wordt de belasting opeisbaar op het tijdstip van het uitreiken van de factuur die de handeling vaststelt en die betrekking heeft op de gehele prijs (artikel 25sexies, § 2, eerste lid en artikel 17, § 2, eerste lid, van het Btw-Wetboek).

114. De belasting wordt in ieder geval opeisbaar op de vijftiende dag van de maand volgend op die waarin het belastbare feit heeft plaatsgevonden, indien geen factuur werd uitgereikt vóór die datum (artikel 25sexies, § 2, tweede lid, van het Btw-Wetboek).

115. Voor het bepalen van het tijdstip van opeisbaarheid met betrekking tot intracommunautaire verwervingen van goederen in België, wordt geen rekening gehouden met vooruitbetalingen, noch met voorschotfacturen (inclusief facturen met betrekking tot de volledige prijs die vóór het belastbare feit worden uitgereikt). Zie in dit verband de toelichting onder punt 4.5 van circulaire 2020/C/50 van 02.04.2020 betreffende het btw-stelsel van het B2B intracommunautair handelsverkeer van goederen en de daarin vermelde tolerantie.

4.5. Maatstaf van heffing

116. De maatstaf van heffing van de intracommunautaire verwerving van een nieuw vervoermiddel bestaat uit dezelfde elementen als die welke overeenkomstig artikel 26 van het Btw-Wetboek in aanmerking worden genomen om de maatstaf van heffing voor de levering van dezelfde goederen in het binnenland te bepalen (zie artikel 26bis, eerste lid, van het Btw-Wetboek).

De btw wordt dus berekend over alles wat de leverancier van het goed of de dienstverrichter als tegenprestatie verkrijgt of moet verkrijgen van degene aan wie het goed wordt geleverd of de dienst wordt verricht, of van een derde, met inbegrip van de subsidies die rechtstreeks met de prijs van die handelingen verband houden.

Tot de maatstaf van heffing behoren onder meer de sommen die de leverancier van het goed of de dienstverrichter aan degene aan wie het goed wordt geleverd of de dienst wordt verricht in rekening brengt als kosten van commissie, verpakking, verzekering en vervoer, ongeacht of zulks al dan niet bij een afzonderlijk debetdocument wordt gedaan of ingevolge een afzonderlijke overeenkomst. Belastingen, rechten en heffingen moeten eveneens in de maatstaf van heffing worden opgenomen.

117. Tot de maatstaf van heffing behoren niet (zie artikel 28 van het Btw-Wetboek):

a. de sommen die als disconto van de prijs mogen worden afgetrokken;
b. de prijsverminderingen die door de leverancier of de dienstverrichter aan de afnemer toegekend worden en die door deze laatste zijn verkregen op het tijdstip waarop de belasting opeisbaar wordt;
c. de interesten wegens te late betaling;
d. de sommen voorgeschoten door de leverancier of de dienstverrichter voor uitgaven die hij ten name en voor rekening van zijn medecontractant heeft gedaan;
e. de belasting over de toegevoegde waarde zelf.

118. Indien de elementen voor de bepaling van de maatstaf van heffing voor de intracommunautaire verwerving van een nieuw vervoermiddel zijn uitgedrukt in de munteenheid van een lidstaat die de euro niet heeft aangenomen, is de toepasselijke wisselkoers voor de omrekening tussen deze munteenheid en de euro de laatste indicatiekoers van de euro die wordt gepubliceerd door de Europese Centrale Bank (zie artikel 27, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek)

Wanneer een wisselkoers wordt overeengekomen tussen de partijen, of wanneer een wisselkoers vermeld staat in het contract, op de factuur of op het vervangend stuk, en de werkelijk betaalde prijs overeenkomstig die koers is betaald, wordt de overeengekomen koers in aanmerking genomen (zie artikel 27, § 2, tweede lid, van het Btw-Wetboek).

4.6. Tarief

119. Een belastbare intracommunautaire verwerving van een nieuw vervoermiddel (die niet vrijgesteld is door een andere bepaling) wordt in principe belast aan het btw-tarief van 21 % (zie artikel 38bis van het Btw-Wetboek).

Voor wat betreft automobielen voor invaliden, voorziet rubriek XXII van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 22 van 20.07.1970 evenwel onder bepaalde voorwaarden in een verlaagd tarief van 6 %. Deze gunstregeling wordt uitvoerig besproken in de btw-commentaar onder 'Boekwerk II: Bepaling van de belastbare basis en het toepasselijke tarief – Hoofdstuk 7: Tarieven van de belasting, Afdeling 3, titel 22'.

4.7. De schuldenaar van de btw

120. De btw is verschuldigd door degene die in België een belastbare intracommunautaire verwerving van een nieuw vervoermiddel verricht (zie artikel 51, § 1, 2°, van het Btw-Wetboek).

4.8. Aangifte en voldoening van de btw

4.8.1. De verwerver is niet gehouden tot het indienen van periodieke btw-maand- of kwartaal aangiften en is niet gehouden tot het indienen van bijzondere btw-aangiften nr. 629 voor zijn intracommunautaire verwervingen van goederen

121. Artikel 53nonies van het Btw-Wetboek en het koninklijk besluit nr. 46 voorzien in een bijzondere procedure voor de aangifte van de intracommunautaire verwerving van een nieuw vervoermiddel en de betaling van de btw, wanneer de schuldenaar van de btw (de verwerver) niet gehouden is tot het indienen van:

a. normale btw-maand-of kwartaalaangiften zoals bedoeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek;
b. bijzondere btw-aangiften nr. 629 zoals bedoeld in artikel 53ter, 1°, a), van het Btw-Wetboek voor zijn intracommunautaire verwervingen van goederen. Het feit dat die persoon wel gehouden is om bijzondere aangiften nr. 629 in te dienen voor de intracommunautaire diensten waarvoor hij schuldenaar is van de btw overeenkomstig artikel 51, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek is irrelevant.

122. Worden bedoeld:

a. de belastingplichtigen of niet-belastingplichtige rechtspersonen (de leden van de groep van 4, zie randnummer 87 b, c, d en e) die hun intracommunautaire verwervingen van andere goederen dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsproducten niet aan de btw moeten onderwerpen omdat ze de verwervingsdrempel van 11.200 euro niet hebben overschreden gedurende het lopende of het vorige kalenderjaar en er niet voor geopteerd hebben om hun intracommunautaire verwervingen van goederen aan de btw te onderwerpen (zij vallen onder de afwijking van artikel 25ter, § 1, tweede lid, 2°, van het Btw-Wetboek);
b. particulieren (niet-belastingplichtige natuurlijke personen).

123. Die personen moeten voor de intracommunautaire verwerving van een nieuw vervoermiddel, waarvoor zij schuldenaar zijn van de btw, een afzonderlijke bijzondere aangifte nr. 446 indienen op een douanekantoor naar keuze (zie artikel 53nonies, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek en artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 46), vóór het verstrijken van de maand die volgt op deze waarin de intracommunautaire verwerving plaatsvindt zoals toegelicht onder randnummers 107 tot 112 (zie artikel 53nonies, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek en artikel 7, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 46).

Wanneer het vervoermiddel een luchtvaartuig of landvoertuig is waarvoor overeenkomstig de reglementering betreffende de luchtvaart of de inschrijving van motorvoertuigen een inschrijvingsbewijs moet worden aangevraagd, of wanneer het een schip is waarvoor een vlaggenbrief wordt aangevraagd, dient de bijzondere aangifte 446 te worden ingediend vóór de indiening van de aanvraag om inschrijving of uitreiking van de vlaggenbrief, maar wel binnen de in de vorige alinea bedoelde termijn (zie artikel 53nonies, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek en artikel 7, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 46).

124. De btw die verschuldigd is over de intracommunautaire verwerving van een vervoermiddel of een daarmee gelijkgestelde handeling, moet worden voldaan vóór het verstrijken van de maand die volgt op deze waarin de intracommunautaire verwerving plaatsvindt (zie artikel 53nonies, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek en artikel 8, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 46).

Wanneer de bijzondere aangifte 446 binnen deze termijn wordt ingediend en de opeisbaarheid van de btw blijkt uit die aangifte, dan moet de btw evenwel worden voldaan op het douanekantoor op het tijdstip waarop de aangifte wordt ingediend (zie artikel 53nonies, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek en artikel 8, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 46).

125. Bij de indiening van die aangifte op een douanekantoor dient de verwerver de volgende stukken voor te leggen:

a. De door de leverancier uitgereikte factuur;
b. Alle andere stukken waaruit blijkt dat de vermeldingen van die factuur juist zijn en die de in de bijzondere aangifte op te nemen gegevens staven, zoals onder meer de door de schuldenaar van de belasting opgemaakte of ontvangen bestelbons, contracten, verzendingsstukken, vervoersdocumenten en betalingsstukken met betrekking tot het vervoermiddel en de intracommunautaire verwerving ervan of een daarmee gelijkgestelde handeling (zie artikel 53nonies, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek en artikel 4, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 46).

126. De verwerver moet deze stukken en het door de douane gevalideerde luik A van de bijzondere aangifte nr. 446 bewaren gedurende tien jaar te rekenen vanaf het tijdstip waarop het inschrijvingsbewijs of de vlaggenbrief voor het vervoermiddel wordt uitgereikt of, bij ontstentenis daarvan, vanaf het tijdstip waarop de btw opeisbaar is. Hij moet ze ook op ieder verzoek ter inzage voorleggen op het kantoor bevoegd voor de controle van de btw in het ambtsgebied waarvan hij zijn woonplaats of maatschappelijke zetel heeft (zie artikel 53nonies, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek en artikel 6 van het koninklijk besluit nr. 46).

127. Wanneer de persoon gehouden tot het indienen van de bijzondere aangifte nr. 446 voor de intracommunautaire verwerving van een landvoertuig of een daarmee gelijkgestelde handeling, het vervoermiddel op zijn naam wenst in te schrijven overeenkomstig de reglementering betreffende de inschrijving van motorvoertuigen, dient hij tezelfdertijd de op zijn naam opgestelde aanvraag om inschrijving voor te leggen (zie artikel 53nonies, § 1, eerste lid, van het Btw-Wetboek en artikel 4, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 46).

4.8.2. De verwerver is wel gehouden tot het indienen van periodieke btw-maand- of kwartaal aangiften of tot het indienen van bijzondere btw-aangiften nr. 629 voor zijn intracommunautaire verwervingen van goederen

4.8.2.1. Normale procedure

128. Wanneer degene die een nieuw vervoermiddel intracommunautair verwerft wel gehouden is tot het indienen van gewone btw-maand- of kwartaalaangiften (zie artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek) of tot het indienen van de bijzondere btw-aangifte nr. 629 voor zijn intracommunautaire verwervingen van goederen (zie artikel 53ter, 1°, van het Btw-Wetboek), geldt voor de wijze van aangifte en voldoening van de ter zake opeisbare btw in principe dezelfde regeling als voor zijn belastbare intracommunautaire verwerving van gewone goederen (waaronder niet-nieuwe vervoermiddelen).

129. Worden bedoeld:

a. de belastingplichtigen periodieke indieners (zie artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek
b. de belastingplichtigen of niet-belastingplichtige rechtspersonen (de leden van de groep van 4, zie randnummer 87 b, c, d en e) die hun intracommunautaire verwervingen van andere goederen dan nieuwe vervoermiddelen en accijnsproducten aan de btw moeten onderwerpen (en aangeven in de bijzondere aangifte nr. 629) omdat ze de verwervingsdrempel van 11.200 euro hebben overschreden gedurende het lopende of het vorige kalenderjaar of ervoor geopteerd hebben om hun intracommunautaire verwervingen van goederen aan de btw te onderwerpen (zij vallen niet onder de afwijking van artikel 25ter, § 1, tweede lid, 2°, van het Btw-Wetboek);
c. belastingplichtigen die een bijzondere regeling genieten waardoor zij geen periodieke btw-aangiften moeten indienen zoals bedoeld in artikel 53, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek (bijvoorbeeld de bijzondere regeling voor recuperatiestoffen en -producten, de bijzondere regeling voor wasserij, ververij of stoppage ondernemingen, …) (zie randnummer 87 f). Zij moeten echter wel hun belastbare intracommunautaire verwervingen van goederen opnemen in de bijzondere aangifte nr. 629 (zie artikel 53ter, 1°, van het Btw-Wetboek).

130. De belastbare intracommunautaire verwerving van een nieuw vervoermiddel moet als volgt worden opgenomen:

a. in de periodieke maand- of kwartaalaangifte:

i. rooster 81-83: de maatstaf van heffing die uitsluitend betrekking heeft op de economische activiteit van de aangever vermeerderd met de niet aftrekbare btw die betrekking heeft op de economische activiteit van de aangever (zie randnummer 159 en verder van de toelichting voor het invullen van de periodieke Btw-aangifte van 01.01.2014);
ii. rooster 86: de maatstaf van heffing;
iii. rooster 55: de verschuldigde btw;
iv. rooster 59: de aftrekbare btw (in zoverre aftrekbaar overeenkomstig artikelen 45 tot 49, van het Btw-Wetboek en het koninklijk besluit nr. 3 van 10.12.1969);

b. in de bijzondere aangifte 629:

i. rooster 72: de maatstaf van heffing;
ii. rooster 80: de verschuldigde btw.

4.8.2.2. Verplichting eigen aan de intracommunautaire verwerving van een vervoermiddel

131. De personen bedoeld in randnummer 129 die een intracommunautaire verwerving van een vervoermiddel of een daarmee gelijkgestelde handeling verrichten en gehouden zijn om de verschuldigde btw te voldoen in de periodieke btw-maand of kwartaalaangifte (zie artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek) of in de bijzondere aangifte nr. 629 (zie artikel 53ter, 1°, van het Btw-Wetboek), moeten de in randnummer 125 bedoelde stukken op een douanekantoor naar keuze voorleggen.

Wanneer zulke persoon het vervoermiddel op zijn naam wenst in te schrijven overeenkomstig de reglementering voor de inschrijving van motorvoertuigen, dient hij terzelfder tijd de op zijn naam opgestelde aanvraag om inschrijving voor te leggen (zie artikel 5, § 1, van het koninklijk besluit nr. 46).

De verplichting beoogt:

a. de voldoening of het toezicht op de voldoening van de btw opeisbaar over de intracommunautaire verwerving van een vervoermiddel;
b. het nazicht of de verwerver zijn verplichtingen inzake btw op regelmatige wijze naleeft (zie punt 4.8.2.3. hierna);
c. de uitreiking van een E705 voor landvoertuigen of een DL2 voor luchtvaartuigen.

Deze verplichting geldt ook voor niet-nieuwe vervoermiddelen.

132. De in het vorige randnummer bedoelde verplichting geldt niet voor belastingplichtigen die periodieke maand- of kwartaalaangiften indienen (zie artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek) die beschikken over een door de douane afgeleverde vergunning groep A+ om het signaal 705, dat het communautair karakter van een landvoertuig vastlegt, via de procedure van elektronische gegevensuitwisseling door te zenden naar de DIV (zie artikel 5, § 1, van het koninklijk besluit nr. 46).

4.8.2.3. Bijzondere procedure wanneer de verwerver bepaalde verplichtingen niet of niet volledig nakomt

133. Er is voorzien in een bijzondere procedure van aangifte en inning van de btw verschuldigd over de intracommunautaire verwerving van vervoermiddelen (ongeacht of ze nieuw zijn) wanneer de in randnummer 129 bedoelde verwervers bepaalde btw-verplichtingen niet of niet volledig nakomen (zie artikel 53nonies, § 1, tweede lid, van het Btw-Wetboek).

134. Wanneer de hierboven bedoelde personen hun verplichtingen van artikelen 53, § 1, eerste lid, 2° en 3°, 53bis, § 1, 53ter of 53quater van het Btw-Wetboek niet of niet volledig nakomen, moeten zij voor de heffing van de btw verschuldigd over de intracommunautair verwerving van een vervoermiddel (of een daarmee gelijkgestelde handeling) de bijzondere aangifte nr. 446 indienen en de verschuldigde btw voldoen op een douanekantoor naar keuze (zie artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 46).

135. Die verplichtingen betreffen meer bepaald:

a. tijdig de periodieke btw-maand-of kwartaalaangifte (zie artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek) indienen, de correcte bedragen en gegevens vermelden en de verschuldigde btw voldoen binnen de indieningstermijn;
b. de verklaring van drempeloverschrijding indienen alvorens de belastingplichtige of niet-belastingplichtige rechtspersoon (leden van de groep van vier zoals bedoeld in randnummer 87 b, c, d en e) de verwervingsdrempel van 11.200 euro overschrijdt (zie artikel 25ter, § 1, tweede lid, 2°, b), van het Btw-Wetboek en artikel 4, § 1, van koninklijk besluit nr. 10);
c. de in de loop van een kalenderkwartaal verrichte belastbare handelingen aangeven via een bijzondere aangifte nr. 629 en de verschuldigde btw voldoen binnen de indieningstermijn;
d. de verplichting om het btw-identificatienummer mee te delen (zie artikel 53quater van het Btw-Wetboek).

136. Wat betreft de bijzondere aangifte nr. 446 en de voldoening van de btw, zijn randnummers 123 tot 127 mutatis mutandis van toepassing.

Interne ref.: 140.739


Mots clés

Articles recommandés