Circulaire 2024/C/77 over de terugbetaling van elektriciteitskosten door de werkgever voor het thuis opladen van een bedrijfswagen

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 05/12/2024 de Circulaire 2024/C/77 over de terugbetaling van elektriciteitskosten door de werkgever voor het thuis opladen van een bedrijfswagen.

Deze circulaire bespreekt de fiscale behandeling van de terugbetaling van elektriciteitskosten door de werkgever voor het thuis opladen van een bedrijfswagen.

Inhoudstafel

I. Inleiding

II. Terugbetaling van elektriciteitskosten door de werkgever voor het thuis opladen van een bedrijfswagen

A. Principe

B. Uitzondering

1. Voorwaarden

2. Terbeschikkingstelling van een laadpaal

3. Specifiek communicatiesysteem

4. Terugbetaling op basis van werkelijke elektriciteitskosten

C. Terugbetalingen oplaadkosten aan publieke laadpalen

III. Eigendomsoverdracht van de laadpaal

IV. Eigen wagen

V. Inwerkingtreding - buitenwerkingtreding

VI. Terugbetalingen vóór 01.01.2025

I. Inleiding

1. Deze circulaire bespreekt in hoofde van de werknemer de fiscale behandeling van de door de werkgever terugbetaalde elektriciteitskosten voor het thuis opladen van een ter beschikking gestelde elektrische of plug-in hybride voertuig (1) (hierna bedrijfswagen).

(1) Een in art. 65 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) bedoeld voertuig, namelijk andere dan uitsluitend voor bezoldigd vervoer van personen gebruikte:

- personenauto's

- auto's voor dubbel gebruik

- minibussen

- met inbegrip van de lichte vrachtauto's bedoeld in art. 4, § 3, van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, namelijk de bij de dienst voor inschrijving van de voertuigen van de FOD Mobiliteit en Vervoer (DIV) tot de categorie 'lichte vrachtauto's' gehomologeerde voertuigen, maar die op fiscaal vlak (en in het bijzonder voor de verkeersbelasting) worden aangemerkt als personenauto, auto voor dubbel gebruik of minibus (de zogenaamde 'onechte' lichte vrachtwagen).

2. Op fiscaal vlak is er namelijk een onderscheid tussen:

- enerzijds, een kosteloze verstrekking van elektriciteit

- en, anderzijds, een terugbetaling van elektriciteitskosten.

3. Bij een kosteloze verstrekking van elektriciteit wordt die elektriciteit op naam van de werkgever gefactureerd en worden de kosten die daarmee verband houden rechtstreeks door de werkgever betaald aan de energieleverancier.

4. Voorbeelden hiervan zijn:

- De kosteloze beschikking over een laadpas van de werkgever waarmee de werknemer zijn bedrijfswagen kan opladen aan een publieke laadpaal.

- De mogelijkheid voor de werknemer om zijn bedrijfswagen kosteloos op te laden op het bedrijfsterrein van de werkgever.

- Het plaatsen van een bijkomende elektriciteitsmeter bij de werknemer thuis voor het opladen van de bedrijfswagen waarvoor de werkgever een afzonderlijk energiecontract sluit met een energieleverancier.

5. Wanneer de werkgever een bedrijfswagen ter beschikking stelt en de van toepassing zijnde car policy voorziet eveneens in de kosteloze verstrekking van elektriciteit dan zal in dat geval slechts één voordeel van alle aard worden belast in hoofde van de werknemer, met name het overeenkomstig art. 36, § 2, WIB 92, forfaitair geraamde voordeel van alle aard voor het persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig. De kosteloze verstrekking van elektriciteit doet in dat geval geen bijkomend belastbaar voordeel van alle aard ontstaan, maar zit vervat in het forfaitair geraamde voordeel van alle aard.

6. Bij een terugbetaling van elektriciteit wordt die elektriciteit gefactureerd op naam van de werknemer en worden de kosten die daarmee verband houden door de werknemer rechtstreeks betaald aan de energieleverancier. Vervolgens betaalt de werkgever deze kosten geheel of gedeeltelijk terug aan de werknemer.

7. Een terugbetaling van elektriciteitskosten door de werkgever voor het thuis opladen van een ter beschikking gestelde bedrijfswagen, zelfs al is dat principe in de car policy opgenomen, maakt geen onderdeel uit van het forfaitair geraamde voordeel van alle aard voor het persoonlijk gebruik van dat voertuig (2), maar vormt een afzonderlijk voordeel. Het gaat hier immers niet om een verstrekking van elektriciteit door de werkgever, maar wel om een terugbetaling van elektriciteitskosten.

(2) Als bedoeld in art. 36, § 2, WIB 92.

8. Hierna volgt in hoofde van de werknemer de fiscale behandeling van de terugbetaling van elektriciteitskosten door de werkgever voor het thuis opladen van de bedrijfswagen. Die fiscale behandeling geldt mutatis mutandis in hoofde van een bedrijfsleider.

II. Terugbetaling van elektriciteitskosten door de werkgever voor het thuis opladen van een bedrijfswagen

A. Principe

9. Voor de fiscale behandeling van de terugbetaling van elektriciteitskosten door de werkgever voor het thuis opladen van de bedrijfswagen moet een onderscheid worden gemaakt naargelang de aard van de verplaatsing.

10. De terugbetaling van elektriciteit die betrekking heeft op professionele verplaatsingen maakt een niet-belastbare terugbetaling van eigen kosten van de werkgever uit (3) voor zover de werkgever het dubbel bewijs levert dat:

- die vergoeding bestemd is tot het dekken van kosten die hem eigen zijn

- en dat die vergoeding ook daadwerkelijk aan dergelijke kosten is besteed.

(3) In de zin van art. 31, tweede lid, 1°, in fine, WIB 92.

11. De terugbetaling van elektriciteit die betrekking heeft op woon-werkverkeer maakt een door de werkgever toegekende vergoeding uit als terugbetaling van reiskosten tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling. Deze vergoeding maakt bij de werknemer voor het werkelijk betaalde bedrag een belastbaar voordeel van alle aard uit (4). Het gaat hier immers niet om de verstrekking van elektriciteit, maar wel om de terugbetaling van persoonlijke elektriciteitskosten (privé uitgave). Voor de werknemer wiens beroepskosten forfaitair worden bepaald (5), kunnen dergelijke vergoedingen voor aanslagjaar 2025 worden vrijgesteld voor een maximum bedrag van 490 euro per jaar (6).

(4) In de zin van art. 31, tweede lid, 2°, WIB 92.
(5) Overeenkomstig art. 51, WIB 92.
(6) Toepassing van art. 38, § 1, eerste lid, 9°, c, WIB 92 – basisbedrag 250 euro.

12. De terugbetaling van elektriciteit die betrekking heeft op de eigenlijke privéverplaatsingen maakt bij de werknemer voor het werkelijk betaalde bedrag een belastbaar voordeel van alle aard uit (7).

(7) In de zin van art. 31, tweede lid, 2°, WIB 92.

B. Uitzondering

13. Om de vergroening van het wagenpark te ondersteunen, wordt voor het thuis opladen een afwijking op het voorgaande basisprincipe toegestaan, maar dit onder bepaalde voorwaarden die moeten toelaten eventuele misbruiken uit te sluiten.

1. Voorwaarden

14. In dat verband heeft de minister in het kader van de parlementaire vraag nr. 472, gesteld op 01.06.2021 door volksvertegenwoordiger Joris Vandenbroucke, het volgende geantwoord.

Wanneer een werkgever:

- naast een elektrische bedrijfswagen eveneens een home charger of een elektrische laadpaal ter beschikking stelt van zijn werknemer;

- die over een specifiek communicatiesysteem beschikt dat aan de werkgever communiceert hoeveel elektriciteit er wordt verbruikt;

- en de van toepassing zijnde car policy bovendien voorziet in de terugbetaling van de met de home charger 'getankte' elektriciteit;

dan aanvaardt mijn administratie dat de terbeschikkingstelling van de elektrische bedrijfswagen met laadpaal en de terugbetaling door de werkgever van de met die laadpaal getankte elektriciteit fiscaal op dezelfde wijze wordt behandeld als de terbeschikkingstelling van een bedrijfswagen met bijhorende tankkaart.

Er zal in dat geval slechts één voordeel van alle aard worden belast, namelijk het forfaitair geraamde voordeel van alle aard dat van toepassing is voor de elektrische bedrijfswagen. De terugbetaling van de elektriciteit doet in die omstandigheden geen bijkomend belastbaar voordeel ontstaan, voor zover uiteraard die terugbetaling uitsluitend betrekking heeft op de elektriciteit getankt voor de ter beschikking gestelde elektrische bedrijfswagen.

De terugbetaling door de werkgever moet gebeuren op basis van de werkelijke elektriciteitskosten van de werknemer. Hiervoor zijn alle bewijsmiddelen van het gemeen recht, met uitzondering van de eed, toegestaan (8).

(8) QRVA 55/060, van 24.07.2021, blz. 159-161.

2. Terbeschikkingstelling van een laadpaal

15. De terbeschikkingstelling door de werkgever van een home charger of een elektrische laadpaal (hierna laadpaal) is evenwel geen absolute voorwaarde voor de toepassing van de in het nr. 14 vermelde uitzondering.

16. Het is wel zo dat wanneer de werkgever een laadpaal ter beschikking zou stellen, die laadpaal in de hiervoor geschetste omstandigheden (zie nr. 14) geen optie of accessoire uitmaakt die de cataloguswaarde van de bedrijfswagen, en bijgevolg het belastbaar voordeel van alle aard voor het persoonlijk gebruik van de bedrijfswagen, verhoogt (zie evenwel de nrs. 37 en 38).

17. De werknemer mag dus evengoed gebruik maken van een laadpaal waarvan hij eigenaar is (eventueel ingevolge een eigendomsoverdracht na afloop van het leasecontract van de werkgever). De voorwaarde is dan wel dat de eigen laadpaal over een specifiek communicatiesysteem beschikt dat aan de werkgever communiceert hoeveel elektriciteit er wordt verbruikt voor het thuis opladen van de door hem ter beschikking gestelde bedrijfswagen. Dit mag evengoed op een onrechtstreekse manier gebeuren via de tussenkomst van een leasingmaatschappij of een charge point operator (CPO).

18. Wanneer meerdere gezinsleden een elektrische bedrijfswagen ter beschikking hebben, mogen zij gebruik maken van eenzelfde laadpaal (bijvoorbeeld de laadpaal ter beschikking gesteld door de werkgever van één van de gezinsleden) op voorwaarde dat de laadkosten van elke bedrijfswagen afzonderlijk op een verifieerbare wijze kunnen worden vastgesteld. De terugbetaling door de werkgever mag immers uitsluitend betrekking hebben op de laadkosten van de door hem ter beschikking gestelde elektrische bedrijfswagen (9).

(9) Zie antwoord van de minister op de parlementaire vraag nr. 1210, gesteld op 28.10.2022 door volksvertegenwoordiger Jef Van den Bergh, QRVA 55/099, van 16.12.2022, blz. 144-145.

3. Specifiek communicatiesysteem

19. Omdat de werkgever erover moet waken dat de terugbetaling uitsluitend betrekking mag hebben op de elektriciteit die thuis werd verbruikt voor het opladen van de door hem ter beschikking gestelde bedrijfswagen, is er de vereiste dat de laadpaal over een specifiek communicatiesysteem moet beschikken dat aan de werkgever het elektriciteitsverbruik meedeelt voor het opladen van de bedrijfswagen. De werkgever moet immers een zicht hebben op dat verbruik.

20. Ook andere vormen van communicatie kunnen daarbij worden aanvaard, voor zover die uiteraard verifieerbaar zijn. Zo kan bijvoorbeeld een tussenteller ook tot de mogelijkheden behoren (10).

(10) Zie antwoord van de minister op de parlementaire vraag nr. 24138, gesteld door Volksvertegenwoordiger Joy Donné, CRIV 55 COM 701, blz. 31-32.

21. Voor wat betreft de meting van de hoeveelheid elektriciteit die er wordt verbruikt, wordt vereist dat elk vanaf 01.01.2025 nieuw aangekocht, gehuurd of geleased systeem, voor terugbetalingen van elektriciteitskosten die betrekking hebben op de periode vanaf 01.01.2025, moet beschikken over een kWh meting die voldoet aan de voorwaarden qua nauwkeurigheid zoals opgelegd in het inspectieprotocol wanneer de nauwkeurigheid beperkt is tot 2% op de meting of voldoet aan nauwkeurigheidsklasse B volgens het KB van 15.04.2016 (11) of een gelijkwaardige klasse volgens een andere norm.

(11) Koninklijk Besluit van 15.04.2016 betreffende meetinstrumenten (B.S. 20.04.2016 – Numac: 2016011152).

4. Terugbetaling op basis van werkelijke elektriciteitskosten

22. De terugbetaling door de werkgever moet gebeuren op basis van de werkelijke elektriciteitskosten van de werknemer, die moeten bewezen worden. Hiervoor zijn alle bewijsmiddelen van het gemeen recht, met uitzondering van de eed, toegestaan.

23. Een exacte berekening van die werkelijke elektriciteitskosten ligt echter niet altijd voor de hand. Er zijn immers heel wat paramaters (12) waarmee rekening moet worden gehouden om de werkelijke elektriciteitskosten per werknemer en per oplaadbeurt te kunnen berekenen. Dit kan leiden tot een belangrijke administratieve last voor zowel de werknemer als de werkgever.

(12) Dag- en nachttarief, vast, variabel of dynamisch energiecontract, contractwijziging(en) doorheen het jaar, elektriciteit via zonnepanelen, thuisbatterij, capaciteitstarief.

24. Om hieraan tegemoet te komen, wordt aanvaard dat voor het berekenen van de werkelijke elektriciteitskosten gebruik mag worden gemaakt van een vast bedrag per kWh, maar enkel en alleen op voorwaarde dat dit vast bedrag per kWh niet meer bedraagt dan het hierna vermelde CREG-tarief.

25. Dit impliceert uiteraard wel nog dat de werkgever het exacte elektriciteitsverbruik voor het thuis opladen van de bedrijfswagen per werknemer moet kennen.

a. CREG-tarief

26. Het maximaal vast bedrag per kWh wordt voor elk betrokken kwartaal bepaald per gewest aan de hand van de woonplaats van de werknemer (13). Dit betekent dat er in een kalenderjaar per gewest slechts 4 keer een maximaal vast bedrag per kWh wordt bepaald. Dit bedrag wordt als volgt vastgesteld.

(13) Zie nr. 29 hierna.

27. Eerst wordt het vast bedrag per kWh voor een betrokken maand vastgelegd aan de hand van de gemiddelde commerciële elektriciteitsprijs all-in (14) op de kleinhandelsmarkt voor residentiële klanten met een huishouden met digitale teller, een elektrisch voertuig, een verbruik van 8.000 kWh/jaar en gemiddelde maandpiek van 7,36 kW, zoals door de CREG gepubliceerd in haar boordtabel op haar website voor die betreffende maand.

(14) De all-in prijs bevat de volgende componenten: de prijs voor de energie, de netwerkkosten (transmissie/transport en distributie), de heffingen en toeslagen en btw.

28. Op basis daarvan wordt vervolgens het maximaal vast bedrag per kWh voor het betrokken kwartaal vastgesteld als volgt:

- de vaste bedragen per kWh van augustus, september en oktober van jaar N-1 vormen de basis voor de berekening van het maximaal vast bedrag per kWh voor de terugbetaling van de verbruikte elektriciteit tijdens het eerste kwartaal van jaar N

- de vaste bedragen per kWh van november en december van jaar N-1 en januari van jaar N vormen de basis voor de berekening van het maximaal vast bedrag per kWh voor de terugbetaling van de verbruikte elektriciteit tijdens het tweede kwartaal van jaar N

- de vaste bedragen per kWh van februari, maart en april van jaar N vormen de basis voor de berekening van het maximaal vast bedrag per kWh voor de terugbetaling van de verbruikte elektriciteit tijdens het derde kwartaal van jaar N

- de vaste bedragen per kWh van mei, juni en juli van jaar N vormen de basis voor de berekening van het maximaal vast bedrag per kWh voor de terugbetaling van de verbruikte elektriciteit tijdens het vierde kwartaal van jaar N.

29. De werkgever betaalt de verbruikte elektriciteit terug, zonder het maximaal vast bedrag per kWh zoals hierboven vastgelegd te overschrijden, rekening houdende met het gewest waarin de werknemer zijn woonplaats heeft (15). De werkgever kan er ook voor kiezen om de verbruikte elektriciteit terug te betalen zonder rekening te houden met de woonplaats van zijn werknemers. In zo'n geval is het maximaal vast tarief per kWh, zoals hierboven vastgelegd, gelijk aan het laagste tarief dat geldt in één van de gewesten voor het betrokken kwartaal. Deze keuze geldt voor het gehele kalenderjaar.

(15) De werkgever mag uiteraard minder terugbetalen.

30. Het gehanteerde bedrag per kwartaal laat toe om grote schommelingen uit te vlakken, zoals dat momenteel ook gebeurt in het kader van de bepaling van de forfaitaire kilometervergoeding voor dienstverplaatsingen (16), en te vermijden dat de loonsystemen elke maand moeten worden bijgewerkt.

(16) Zie de circulaire 2022/C/121 van 22.12.2022.

b. Publicatie maximaal vast tarief per kWh

31. Voor het eerste kwartaal van 2025 bedraagt het maximaal vast tarief per kWh:

- Vlaams Gewest: 28,22 eurocent/kWh

- Brussels Hoofdstedelijk Gewest: 32,94 eurocent/kWh

- Waals Gewest: 32,56 eurocent/kWh

32. Voor de volgende kwartalen zal de Administratie het maximaal vast tarief per kWh publiceren aan de hand van een addendum bij deze circulaire.

c. Beperkt in de tijd

33. De administratieve tolerantie om de werkelijke elektriciteitskosten te berekenen op basis van een maximaal vast bedrag per kWh is slechts beperkt in de tijd van toepassing.

34. Het betreft hier immers een tolerantie op een tolerantie (17). Die administratieve tolerantie mag bovendien de overstap naar performantere systemen om elektriciteit te verstrekken of terug te betalen in het kader van het thuis opladen van een bedrijfswagen in de nabije toekomst niet verhinderen. Daarom zal deze tolerantie slechts tot en met 31.12.2025 van toepassing zijn. Daarna zal de administratie, rekening houdende met de systemen die op dat moment beschikbaar zullen zijn, evalueren of er al dan niet een verlenging van die administratieve tolerantie nodig is.

(17) Namelijk de tolerantie dat onder bepaalde voorwaarden ook een terugbetaling door de werkgever van werkelijke elektriciteitskosten voor het thuis opladen van de bedrijfswagen kan worden aanvaard, terwijl het in feite zou moeten gaan om een verstrekking van elektriciteit door de werkgever (facturatie op naam van de werkgever) voor het thuis opladen van de bedrijfswagen, omdat enkel die laatste situatie vergelijkbaar is met de terbeschikkingstelling van een bedrijfswagen (fossiele brandstof) met bijhorende tankkaart en waarvoor dus eenzelfde fiscale behandeling verantwoord is.

C. Terugbetalingen oplaadkosten aan publieke laadpalen

35. De uitzondering zoals besproken in de nrs. 13 tot en met 34 is evenwel niet van toepassing op terugbetalingen van elektriciteitskosten door de werkgever voor het opladen van de bedrijfswagen aan een publieke laadpaal.

36. Wanneer een werknemer zijn bedrijfswagen oplaadt aan een publieke laadpaal en de werkgever betaalt die elektriciteitskosten terug, dan geldt de fiscale behandeling zoals besproken in de nrs. 9 tot en met 12.

III. Eigendomsoverdracht van de laadpaal

37. Wanneer een werkgever naast een bedrijfswagen eveneens een laadpaal ter beschikking stelt van zijn werknemer die hij bij de werknemer thuis laat installeren, en na afloop van die terbeschikkingstelling wordt de eigendom van die laadpaal kosteloos overgedragen aan de werknemer, dan geeft die eigendomsoverdracht in principe aanleiding tot het belasten van een voordeel van alle aard in hoofde van de werknemer.

38. Dat voordeel geldt bij de werknemer voor de werkelijke waarde. Wat de restwaarde is van die laadpaal in hoofde van de werknemer op het ogenblik van de eigendomsoverdracht is echter een feitenkwestie, en moet dus geval per geval worden beoordeeld.

IV. Eigen wagen

39. Wanneer een werkgever de elektriciteitskosten voor het thuis opladen van de eigen wagen van de werknemer terugbetaalt dan geldt de fiscale behandeling zoals besproken in de nrs. 9 tot en met 12.

V. Inwerkingtreding - buitenwerkingtreding

40. Voormelde administratieve tolerantie om de werkelijke elektriciteitskosten te berekenen op basis van een maximaal vast bedrag per kWh treedt in werking vanaf 01.01.2025 en treedt buiten werking vanaf 01.01.2026 (18), en is van toepassing op de elektriciteitskosten die betrekking hebben op de periode van 01.01.2025 tot en met 31.12.2025. Elektriciteitskosten die betrekking hebben op de periode van 01.01.2025 tot en met 31.12.2025, en die na deze periode worden terugbetaald, komen dus ook in aanmerking voor deze administratieve tolerantie.

(18) Behoudens wanneer de administratie zou oordelen dat een verlenging van die administratieve tolerantie nodig is – zie nr. 34.

VI. Terugbetalingen vóór 01.01.2025

41. De administratie zal de terugbetalingen van elektriciteitskosten die betrekking hebben op de periode vóór 01.01.2025 met een zekere soepelheid beoordelen wanneer dergelijke terugbetalingen te goeder trouw zijn uitgevoerd met gebruikmaking van de boordtabel van de CREG (19).

(19) Overeenkomstig het antwoord van de minister op de parlementaire vraag nr. 33, gesteld door Volksvertegenwoordiger Steven Coenegrachts, CRIV 56 PLEN 006, blz. 8-9.

Interne ref.: 742.989


Mots clés