• FR
  • NL
  • EN

Circulaire 2025/C/25 over het belastingkrediet voor de verhoging van de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement

De Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Personenbelasting publiceerde op 05/05/2025 de Circulaire 2025/C/25 over het belastingkrediet voor de verhoging van de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement.

Bespreking van de art. 56 tot 61 van de wet van 12.05.2024 houdende diverse fiscale bepalingen.


BIJLAGEN: 1

Inhoudstafel

I. Inleiding

II. Belastingkrediet

A. Bedoelde belastingplichtigen

B. Bedoelde abonnementen

C. Bedoelde tussenkomst

D. Berekening

E. Niet aftrekbare uitgaven

F. Verrekening – terugbetaling - vermeerdering

G. Inwerkingtreding

H. Formaliteiten

1. Document

2. Aangiften in de PB en de BNI/nat.pers.

3. Aangiften in de VenB, de RPB, de BNI/ven. en de BNI/rpb.

III. Wetgeving

IV. Bijlage

I. Inleiding

1. Er is een tijdelijk belastingkrediet ingevoerd om de werkgevers te ondersteunen die hun tussenkomst verhogen in de kost van een treinabonnement dat door een werknemer voor zijn woon-werkverplaatsingen wordt gebruikt en waarvan het andere deel door die werknemer wordt gedragen (1).

(1) Art. 56 tot 61 van de wet van 12.05.2024 houdende diverse fiscale bepalingen (BS 29.05.2024 – Numac: 2024004641) (hierna W 12.05.2024).

2. Dat belastingkrediet wordt verleend voor elk belastbaar tijdperk dat verbonden is met de aanslagjaren 2024, 2025, 2026, 2027 en 2028 voor de tussenkomsten van de werkgever die worden betaald of toegekend in de periode van 01.01.2024 tot 31.12.2027.

II. Belastingkrediet

A. Bedoelde belastingplichtigen

3. Het belastingkrediet is van toepassing in de personenbelasting (PB), de vennootschapsbelasting (VenB), de rechtspersonenbelasting (RPB) en de belasting van niet-inwoners (BNI/nat.pers., BNI/ven. en BNI/rpb.).

4. De bedoelde belastingplichtigen zijn:

- de werkgevers die onderworpen zijn aan de wet van 05.12.1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten (hierna cao) en de paritaire comités

- de volgende autonome overheidsbedrijven: de naamloze vennootschap van publiek recht Proximus en de naamloze vennootschap van publiek recht bpost

- de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail met uitzondering van het personeel dat zij ter beschikking stelt van de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS en de naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel in het kader van hun activiteiten van openbare dienstverlening.

B. Bedoelde abonnementen

5. De regeling is van toepassing op treinabonnementen op naam van een werknemer (vervoerbewijs op naam) voor een bepaalde route (bepaalde vertrek- en aankomstplaats) die bestemd zijn voor het woon-werkverkeer.

6. Het belastingkrediet geldt niet voor tussenkomsten in een treinabonnement waarvoor de derdebetalersregeling als bedoeld in art. 40 van het openbaredienstcontract gesloten tussen de Staat en de NMBS van toepassing is.

In dat systeem neemt de werkgever immers 80 % van de kostprijs van het abonnement ten laste en de federale overheid de resterende 20 %.

7. Een gecombineerd of geïntegreerd vervoerbewijs voor verscheidene vervoersmiddelen (bv. NMBS, MIVB, De Lijn of TEC), waaronder de trein, wordt gelijkgesteld met een treinabonnement voor het gedeelte dat op de trein betrekking heeft.

Gecombineerd vervoerbewijs

8. Een gecombineerd vervoerbewijs is een vervoerbewijs waarbij een abonnement op de trein wordt gecombineerd met een of meer abonnementen op een ander gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel en waarbij de prijs van ieder abonnement apart wordt bepaald.

Voorbeeld

Een werknemer die in Gent woont, met een bus van De Lijn naar het station Gent-Sint-Pieters gaat en in Brussel de metro neemt om van het station Brussel-Centraal naar zijn plaats van tewerkstelling te gaan, kan gebruik maken van een gecombineerd vervoerbewijs dat een abonnement van De Lijn, een abonnement van de NMBS voor het traject Gent-Brussel en een abonnement van de MIVB omvat.

Zo'n gecombineerd vervoerbewijs voor een periode van drie maanden (standaardabonnement tweede klasse) kost 862 euro (prijs op 01.06.2024), zijnde 590 euro voor het treinabonnement, 135 euro supplement voor de omnipas van De Lijn en 137 euro supplement voor het abonnement van de MIVB.

Het gedeelte van de prijs van het gecombineerd vervoerbewijs dat betrekking heeft op de trein wordt logischerwijze bepaald door de prijs van het abonnement of de abonnementen op een ander openbaar vervoermiddel dan de trein in mindering te brengen van de prijs van het gecombineerde vervoerbewijs. Het gedeelte dat betrekking heeft op de trein bedraagt in het bovenvermelde voorbeeld dan ook 590 euro.

Geïntegreerd vervoerbewijs

9. Bij een geïntegreerd vervoerbewijs worden, net als bij een gecombineerd vervoerbewijs, ook verscheidene vormen van gemeenschappelijk openbaar vervoer gecombineerd, maar zonder dat er een opdeling wordt gemaakt van de prijs van het vervoerbewijs over de verschillende vormen van gemeenschappelijk openbaar vervoer.

Voorbeelden

Het gaat hier met name om de Brupass en de Brupass XL waarmee in en rond Brussel kan worden gereisd met trein, bus, tram en metro en om de City Pass-abonnementen voor Antwerpen, Charleroi, Gent of Luik waarmee kan worden gereisd met de trein, tram, metro en bus in en rond respectievelijk Antwerpen, Charleroi, Gent of Luik.

Die abonnementen kunnen worden aangeschaft voor een periode van 1 maand of 12 maanden.

Zo kan een werknemer die in Angleur woont en in Luik werkt en het traject Angleur – Luik-Guillemins aflegt met de trein en het traject tussen het station Luik-Guillemins en zijn plaats van tewerkstelling met een bus van de TEC, gebruik maken van de City Pass Luik.

Een City Pass Luik voor een periode van 1 maand (standaardabonnement tweede klasse) kost 53,50 euro (prijs op 01.06.2024). Een standaardabonnement voor het traject Angleur – Luik-Guillemins voor een periode van 1 maand kost 45,00 euro.

Het gedeelte van de prijs van de City Pass Luik dat betrekking heeft op de trein bedraagt in dit geval 45,00 euro, zijnde de prijs voor een standaard treinabonnement voor het traject Angleur – Luik-Guillemins (minder dan 4 km).

Een werknemer die in Ans woont en in Luik werkt en met de trein het traject Ans – Luik-Guillemins aflegt en met een bus van de TEC het traject tussen het station Luik-Guillemins en zijn plaats van tewerkstelling, kan ook gebruik maken van de City Pass Luik.

Een standaardabonnement voor het traject Ans – Luik-Guillemins voor een periode van 1 maand kost 56,00 euro (traject van 6 km).

Een City Pass Luik voor een periode van 1 maand (standaardabonnement tweede klasse) kost, zoals hierboven vermeld, 53,50 euro (prijs op 01.06.2024).

Het gedeelte van de prijs van de City Pass Luik dat betrekking heeft op de trein bedraagt in dit geval 53,50 euro, zijnde de prijs voor een standaard treinabonnement voor het traject Ans – Luik-Guillemins (6 km), beperkt tot de kostprijs van de City Pass.

10. Voor de toepassing van het belastingkrediet:

- is het gedeelte van de prijs van een gecombineerd vervoerbewijs dat betrekking heeft op de trein dus gelijk aan de prijs van dat gecombineerde vervoerbewijs verminderd met de toeslag of toeslagen voor het ander gemeenschappelijk openbaar vervoer dan het treinvervoer (2)

- is de prijs van het gedeelte van een geïntegreerd vervoerbewijs dat betrekking heeft op de trein dus gelijk aan de prijs van een treinabonnement voor dezelfde duur of periode voor het traject dat gewoonlijk door de werknemer met de trein wordt afgelegd, desgevallend beperkt tot de prijs van het geïntegreerde vervoerbewijs (3).

(2) Art. 2, § 1 van het koninklijk besluit van 17.07.2024 met betrekking tot de toepassing van het belastingkrediet voor de verhoging van de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement (BS 24.07.2024 – Numac: 2024007259) (hierna KB 17.07.2024).

(3) Art. 3, § 1, eerste lid, KB 17.07.2024.

11. Voor een correcte toepassing van het belastingkrediet moet de werkgever in dat laatste geval weten welke afstand de werknemer met de trein aflegt.

De werknemer moet de werkgever dan ook een verklaring op eer bezorgen dat hij gewoonlijk gebruik maakt van de trein voor de verplaatsingen tussen zijn woonplaats en zijn plaats van tewerkstelling, waarbij hij ook de afstand vermeldt van het enkel traject dat hij met de trein aflegt, uitgedrukt in kilometer.

Hierbij kan worden uitgegaan van het aantal kilometer dat door de NMBS in rekening wordt gebracht voor het betrokken traject.

Die verklaring op eer moet door de werkgever ter beschikking worden gehouden van de administratie.

C. Bedoelde tussenkomst

12. Bedoeld wordt, de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement die bij toepassing van art. 38, § 1, eerste lid, 9°, a, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna WIB 92) is vrijgesteld van inkomstenbelastingen, desgevallend beperkt tot de tussenkomst die zou verschuldigd zijn voor een treinabonnement voor dezelfde periode/duur en dezelfde afstand in tweede klasse.

13. Het belastingkrediet wordt enkel verleend als de verhoogde tussenkomst van de werkgever minstens 79,3 % bedraagt.

14. Het belastingkrediet wordt:

- verleend voor zover de tussenkomst van de werkgever niet door derden wordt vergoed

- niet verleend voor de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement waarvoor de derdebetalersregeling als bedoeld in art. 40 van het openbaredienstcontract gesloten tussen de Staat en de NMBS van toepassing is

- niet verleend voor de tussenkomst van de werkgever die wordt betaald of toegekend aan een werknemer die van dezelfde werkgever een mobiliteitsbudget ontvangt met toepassing van de wet van 17.03.2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget

- niet verleend voor de tussenkomst van de werkgever die ten laste is van een buitenlandse inrichting van de belastingplichtige

- wat de aan de BNI onderworpen belastingplichtigen betreft, enkel verleend voor de tussenkomst van de werkgever die drukt op de in België behaalde of verkregen inkomsten die aan die belasting onderworpen zijn

- enkel verleend als de tussenkomst van de werkgever is vastgelegd in een cao, een arbeidsreglement of een individuele arbeidsovereenkomst en geldt zonder beperking in de tijd.

Gecombineerd vervoerbewijs

15. Naargelang de toepasselijke reglementering kan de tussenkomst van de werkgever in een gecombineerd vervoerbewijs voor elk vervoermiddel afzonderlijk of globaal worden bepaald.

16. Als de tussenkomst van de werkgever globaal wordt bepaald en niet voor elk vervoermiddel afzonderlijk, moet die tussenkomst van de werkgever worden opgesplitst om de tussenkomst van de werkgever in het treinabonnement te kunnen bepalen.

17. In dat geval gelden de volgende regels (4).

- Als de tussenkomst van de werkgever gelijk is aan een uniform percentage van de prijs van het gecombineerde vervoerbewijs, is het gedeelte van de tussenkomst van de werkgever dat betrekking heeft op de trein gelijk aan het gedeelte van de prijs van het gecombineerde vervoerbewijs dat betrekking heeft op de trein, vermenigvuldigd met dat percentage.

Voorbeeld

Een werkgever komt voor 80 % tussen in een gecombineerd vervoerbewijs. Dat vervoerbewijs kost voor een periode van 3 maanden (standaardabonnement in tweede klasse) 862 euro (prijs op 01.06.2024), zijnde 590 euro voor het treinabonnement, 135 euro supplement voor de omnipas van De Lijn en 137 euro supplement voor het abonnement van de MIVB.

De tussenkomst van de werkgever in het treinabonnement bedraagt 590 x 80 % = 472 euro.

- Als de tussenkomst van de werkgever wordt bepaald in functie van het aantal kilometer dat wordt afgelegd met alle gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen samen en de prijs voor het ander gemeenschappelijk openbaar vervoer dan het treinvervoer een eenheidsprijs is, ongeacht de afstand, is het gedeelte van de tussenkomst van de werkgever dat betrekking heeft op de trein, gelijk aan de tussenkomst van de werkgever in het gecombineerde vervoerbewijs vermenigvuldigd met het gedeelte van de prijs van het gecombineerde vervoerbewijs dat betrekking heeft op de trein en gedeeld door de prijs van het gecombineerde vervoerbewijs (pro rata in functie van de kostprijs).

Voorbeeld

Een werkgever komt tussen in een gecombineerd vervoerbewijs ten belope van het aantal kilometer dat zijn werknemer globaal heeft afgelegd, zodat hij hem 500 euro toekent. De totale prijs van het vervoerbewijs bedraagt 862 euro, terwijl het gedeelte dat op de trein betrekking heeft, 590 euro bedraagt.

De tussenkomst van de werkgever in het treinabonnement bedraagt 500 x 590/862 = 342,23 euro.

- Als de tussenkomst van de werkgever wordt bepaald in functie van het aantal kilometer dat wordt afgelegd met alle gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen samen en de prijs voor het ander gemeenschappelijk openbaar vervoer dan het treinvervoer in verhouding staat tot de afstand, wordt het gedeelte van de tussenkomst van de werkgever dat betrekking heeft op de trein bepaald door de tussenkomst in het gecombineerde vervoerbewijs te vermenigvuldigen met het aantal kilometer van het traject dat met de trein wordt afgelegd en te delen door het totale aantal kilometer van het traject dat met het gemeenschappelijk openbaar wordt afgelegd (pro rata in functie van de afstand).

Voorbeeld

- Een werkgever komt tussen in een gecombineerd vervoerbewijs ten belope van het aantal kilometer dat zijn werknemer globaal heeft afgelegd, zodat hij hem 500 euro toekent. De prijs van het gedeelte van het vervoerbewijs dat betrekking heeft op de trein bedraagt 590 euro voor 60 km, terwijl het gedeelte van de prijs dat op de andere gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen betrekking heeft, 70 euro bedraagt voor 9 km.

De tussenkomst van de werkgever in het treinabonnement bedraagt 500 x 60/69 = 434,78 euro.

(4) Art. 2, § 2, 1° tot 3, KB 17.07.2024.

Geïntegreerd vervoerbewijs

18. Het gedeelte van de tussenkomst van de werkgever in een geïntegreerd vervoerbewijs dat betrekking heeft op de trein is gelijk aan de tussenkomst van de werkgever in het geïntegreerde vervoerbewijs vermenigvuldigd met het gedeelte van de prijs van het geïntegreerde vervoerbewijs dat betrekking heeft op de trein en gedeeld door de prijs van het geïntegreerde vervoerbewijs (5).

(5) Art. 3, § 2, KB 17.07.2024.

D. Berekening

19. Het bedrag van het belastingkrediet voor de verhoging van de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement is gelijk aan het product van:

- het bedrag van de tussenkomst van de werkgever die in het betrokken belastbare tijdperk is betaald of toegekend, gedeeld door de verhoogde tussenkomst van de werkgever, en

- het verhogingspercentage.

Vereenvoudigde berekeningsformule:

(bedrag tussenkomst / % verhoogde tussenkomst) x verhogings%.

20. Onder 'verhoogde tussenkomst van de werkgever' wordt verstaan: het percentage dat de verhouding weergeeft tussen:

- enerzijds, de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement zoals opgelegd door een collectieve of individuele arbeidsovereenkomst op de datum van de betaling of toekenning van de tussenkomst van de werkgever, en

- anderzijds, de prijs van het referentie-abonnement voor dezelfde afstand op diezelfde datum.

Dit percentage wordt afgerond op de hogere of lagere tweede decimaal naargelang het cijfer van de derde decimaal al dan niet 5 bereikt.

21. Onder 'referentie-abonnement' wordt verstaan: een treinabonnement voor de duur van een jaar in tweede klasse.

22. Onder 'verhogingspercentage' wordt verstaan: het percentage dat gelijk is aan het verschil tussen de referentietussenkomst van de werkgever, met een minimum van 59,57 %, en de verhoogde tussenkomst van de werkgever.

Dit percentage wordt desgevallend beperkt tot 7,5 %.

23. Onder 'referentietussenkomst van de werkgever' wordt verstaan: het percentage dat de verhouding weergeeft tussen:

- enerzijds, de tussenkomst van de werkgever in een referentie-abonnement zoals opgelegd door een collectieve of individuele arbeidsovereenkomst of een arbeidsreglement op 31.12.2023, en

- anderzijds, de prijs van een referentie-abonnement op diezelfde datum.

Dit percentage wordt afgerond op de hogere of lagere tweede decimaal naargelang het cijfer van de derde decimaal al dan niet 5 bereikt.

Voor 'nieuwe' werkgevers, die op 31.12.2023 nog geen tussenkomst verschuldigd waren, kan rekening worden gehouden met de tussenkomst die ze op basis van de NAR-cao of de cao van het paritair comité waaronder ze ressorteren, zouden verschuldigd geweest zijn op 31.12.2023.

Voorbeeld

24. Op basis van cao nr. 19/9 is een werkgever op 31.12.2023 een tussenkomst verschuldigd van 1.340,00 euro in een jaarabonnement in tweede klasse voor een afstand van 75 km.

Op 31.12.2023 bedraagt de prijs van dat abonnement 2.249,00 euro.

De referentietussenkomst van de werkgever stemt overeen met (1.340,00 / 2.249,00) x 100 = 59,58 %.

Vanaf 01.07.2024 verhoogt de werkgever zijn tussenkomst (aanpassing van het arbeidsreglement) tot 141 % van de tussenkomst verschuldigd volgens de bestaande cao nr. 19/9, d.w.z. tot (1.340,00 x 141 %) = 1.889,40 euro.

De prijs van het jaarlijks referentie-abonnement waar de werkgever in september 2024 in tussenkomt, bedraagt 2.382,00 euro.

De verhoogde tussenkomst van de werkgever stemt overeen met (1.889,40 / 2.382,00) x 100 = 79,32 %.

Het verhogingspercentage bedraagt (79,32 % - 59,58 % (de referentietussenkomst)) = 19,74 %, te beperken tot 7,50 %.

Het bedrag van het belastingkrediet is (1.889,40 / 79,32 %) x 7,5 % = 178,65 euro.

E. Niet aftrekbare uitgaven

25. Volgens art. 57, § 4, W 12.05.2024 is de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement ten belope van het bedrag van het belastingkrediet dat voor die tussenkomst wordt verleend, niet als beroepskost aftrekbaar.

Het belastbaar tijdperk waarin de tussenkomst van de werkgever die recht geeft op het belastingkrediet, is betaald of toegekend, stemt niet noodzakelijk overeen met het belastbaar tijdperk waarin die tussenkomst in aanmerking hadden kunnen komen om als beroepskost te worden afgetrokken als de niet-aftrekbaarheid van het bedrag van het belastingkrediet niet was ingevoerd door art. 57, § 4, W 12.05.2024.

F. Verrekening – terugbetaling - vermeerdering

26. Het belastingkrediet wordt volledig verrekend met de PB, de VenB, de RPB en de overeenkomstige belastingen van niet-inwoners (BNI/nat.pers., BNI/ven. en BNI/rpb.).

In de PB wordt het belastingkrediet ook verrekend op de aanvullende belastingen.

In de BNI/nat.pers. worden de 6 opcentiemen ten bate van de Staat berekend voor de verrekening van het belastingkrediet.

Het gedeelte van het belastingkrediet dat niet kan worden verrekend, wordt terugbetaald als het tenminste 2,50 euro bedraagt.

27. Wat de in art. 158, WIB 92 bedoelde vermeerdering wegens geen of ontoereikende voorafbetalingen betreft, wordt het belastingkrediet beschouwd als een belastingkrediet dat op de in dat artikel vermelde inkomsten betrekking heeft.

G. Inwerkingtreding

28. Het belastingkrediet wordt verleend voor elk belastbaar tijdperk dat verbonden is met de aanslagjaren 2024, 2025, 2026, 2027 of 2028.

Het is van toepassing op de tussenkomsten van de werkgever die worden betaald of toegekend in de periode van 01.01.2024 tot 31.12.2027.

H. Formaliteiten

1. Document

29. Het belastingkrediet moet worden aangevraagd in de aangifte in de PB, VenB, RPB of BNI betreffende het belastbaar tijdperk waarin de tussenkomst van de werkgever die recht geeft op het belastingkrediet, is betaald of toegekend aan de werknemer.

30. Daarnaast moet de belastingplichtige die aanspraak maakt op het belastingkrediet een document opstellen met de volgende gegevens (6):

1. het bedrag van de tussenkomst van de werkgever die tijdens het betrokken belastbaar tijdperk is betaald of toegekend
2. de referentietussenkomst van de werkgever (percentage)
3. de verhoogde tussenkomst van de werkgever (percentage)
4. het verhogingspercentage
5. het bedrag van het belastingkrediet.

De bovenvermelde gegevens moeten apart worden vermeld voor elke tussenkomst van de werkgever die tijdens het betrokken belastbaar tijdperk is betaald of toegekend en waarvoor de toepassing van het belastingkrediet wordt gevraagd.

(6) Art. 4, § 1, eerste en tweede lid, KB 17.07.2024.

31. De belastingplichtige kan er echter voor opteren om de gegevens met betrekking tot tussenkomsten van de werkgever waarvoor het verhogingspercentage identiek is, samen op het document te vermelden.

In dat geval vermeldt de belastingplichtige (7):

- dat hij van die optie gebruik maakt

- telkens de som van de tijdens het betrokken belastbaar tijdperk betaalde of toegekende tussenkomsten van de werkgever en de bedragen van de belastingkredieten voor de betrokken tussenkomsten (bedragen bedoeld in nr. 30, 1 en 5 hiervoor)

- telkens het laagste van de percentages van de referentietussenkomsten en de verhoogde tussenkomsten voor de betrokken tussenkomsten (percentages bedoeld in nr. 30, 2 en 3 hiervoor).

Als hij van die optie gebruik maakt, moet de belastingplichtige de in nr. 30, 1, 2, 3 en 5 hiervoor bedoelde gegevens per tussenkomst van de werkgever ter beschikking houden van de administratie.

(7) Art. 4, § 1, derde lid, KB 17.07.2024.

32. Het document moet ook de bevestiging van de belastingplichtige bevatten dat (8):

- hij een werkgever is voor wie het belastingkrediet van toepassing is (zie nr. 4 hiervoor)

- de tussenkomst in het abonnement niet door derden wordt vergoed

- het belastingkrediet niet wordt gevraagd voor de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement waarvoor de derdebetalersregeling bedoeld in art. 40 van het openbaredienstcontract gesloten tussen de Staat en de NMBS van toepassing is

- het belastingkrediet niet wordt gevraagd voor de tussenkomst van de werkgever die wordt betaald of toegekend aan een werknemer die van de belastingplichtige een mobiliteitsbudget ontvangt met toepassing van de wet van 17.03.2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget

- de verhoging van de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement is vastgelegd in een cao, een arbeidsreglement of een individuele arbeidsovereenkomst en geldt zonder beperking in de tijd.

(8) Art. 4, § 1, vierde lid, KB 17.07.2024.

33. De aan de VenB of de RPB onderworpen belastingplichtige en de in art. 227, 2° of 3°, WIB 92 bedoelde belastingplichtige die aanspraak maakt op het belastingkrediet moet dat document als bijlage bij zijn aangifte voegen.

34. De aan de PB onderworpen belastingplichtige en de in art. 227, 1°, WIB 92 bedoelde belastingplichtige moet dat document ter beschikking houden van de administratie.

35. Ongeacht de belasting waaraan hij onderworpen is, moet de belastingplichtige die de toepassing van het belastingkrediet vraagt, ook de volgende documenten ter beschikking houden van de administratie (9):

- de stukken die door de werknemer zijn voorgelegd om de tussenkomst te verkrijgen of, in het geval van een derdebetalersregeling, de factuur met betrekking tot de tussenkomst

- in geval van een tussenkomst in een geïntegreerd vervoerbewijs: de verklaring op eer bedoeld in nr. 11 hiervoor.

(9) Art. 5, KB 17.07.2024.

2. Aangiften in de PB en de BNI/nat.pers.

36. Bij de publicatie van het KB 17.07.2024 waren de aangifteformulieren voor aanslagjaar 2024 al gepubliceerd. Ze bevatten dan ook geen afzonderlijke codes voor het belastingkrediet voor de verhoging van de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement.

Voor dat aanslagjaar kan de aan de PB of aan de BNI/nat.pers. onderworpen belastingplichtige het belastingkrediet aanvragen door gebruik te maken van de codes 1760-83 en 2760-53, die in de aangifte zijn voorzien voor het belastingkrediet voor de verhoging van de fietskilometervergoeding toegekend in toepassing van cao nr. 164.

Het belastingkrediet kan voor aanslagjaar 2024 alleen worden verkregen in het kader van een aangifte met betrekking tot aanslagjaar 2024 speciaal (inkomsten van 2024).

Voor de aanslagjaren 2025 tot 2028 zullen er voor dit belastingkrediet specifieke codes worden toegewezen.

3. Aangiften in de VenB, de RPB, de BNI/ven. en de BNI/rpb.

37. Voor het aanslagjaar 2024 kan de belastingplichtige die onderworpen is aan de VenB of aan de BNI/ven. de toepassing vragen van het belastingkrediet door middel van de code 1859 ('Andere terugbetaalbare bestanddelen' van de rubriek 'Terugbetaalbare voorheffingen' van het vak 'Verrekenbare voorheffingen en overige verrekenbare bestanddelen') en de erop betrekking hebbende verworpen uitgave opnemen in de code 1239 ('Andere verworpen uitgaven en overige bestanddelen van het resultaat' van het vak 'Verworpen uitgaven en overige bestanddelen van het resultaat').

Vanaf het aanslagjaar 2025 zullen in de aangiften in de VenB, de RBP en in de overeenkomstige aangiften in de BNI, specifieke codes worden voorzien om de toepassing te vragen van het belastingkrediet en om, in voorkomend geval, de verworpen uitgave op te nemen.

III. Wetgeving

38. W 12.05.2024

Art. 56

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

1° treinabonnement: een vervoersbewijs op naam voor verplaatsingen met de trein dat in hoofdzaak is ontworpen voor verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling en geldig is voor de verplaatsingen tussen een bepaalde vertrek- en aankomstplaats. Een gecombineerd of geïntegreerd vervoerbewijs voor meerdere vervoersmiddelen waaronder de trein wordt gelijkgesteld met een treinabonnement voor het gedeelte dat op de trein betrekking heeft;

2° referentie-abonnement: een treinabonnement voor de duur van een jaar in tweede klasse;

3° tussenkomst van de werkgever: de tussenkomst in een treinabonnement die bij toepassing van artikel 38, § 1, eerste lid, 9°, a, van het Wetboek is vrijgesteld van inkomstenbelastingen, desgevallend beperkt tot de tussenkomst die zou verschuldigd zijn voor een treinabonnement voor dezelfde periode/duur en dezelfde afstand in tweede klasse;

4° referentietussenkomst van de werkgever: het percentage dat de verhouding weergeeft tussen, enerzijds, de tussenkomst van de werkgever in een referentie-abonnement zoals opgelegd door een collectieve of individuele arbeidsovereenkomst of een arbeidsreglement op 31 december 2023, en anderzijds, de prijs van een referentieabonnement op diezelfde datum; dit percentage wordt afgerond op de hogere of lagere tweede decimaal naargelang het cijfer van de derde decimaal al dan niet 5 bereikt;

5° verhoogde tussenkomst van de werkgever: het percentage dat de verhouding weergeeft tussen, enerzijds, de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement zoals opgelegd door een collectieve of individuele arbeidsovereenkomst op de datum van de betaling of toekenning van de tussenkomst van de werkgever en, anderzijds, de prijs van het referentie-abonnement voor dezelfde afstand op diezelfde datum; dit percentage wordt afgerond op de hogere of lagere tweede decimaal naargelang het cijfer van de derde decimaal al dan niet 5 bereikt;

6° verhogingspercentage: het percentage gelijk aan het verschil tussen de referentietussenkomst van de werkgever, met een minimum van 59,57 pct., en de verhoogde tussenkomst van de werkgever; dit percentage wordt desgevallend beperkt tot 7,5 p.c.t.;

7° Wetboek: het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

Art. 57

§ 1. Aan de belastingplichtigen die onderworpen zijn aan de personenbelasting, de vennootschapsbelasting, de rechtspersonenbelasting of de belasting van niet-inwoners en een werkgever zijn als bedoeld in het tweede lid, wordt onder de in het derde en vierde lid vermelde voorwaarden een belastingkrediet verleend voor de verhoging van de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement.

Het in het eerste lid bedoelde belastingkrediet wordt verleend aan:

1° de werkgevers die onderworpen zijn aan de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;

2° de volgende autonome overheidsbedrijven: de naamloze vennootschap van publiek recht Proximus en de naamloze vennootschap van publiek recht bpost;

3° de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail met uitzondering van het door haar ter beschikking gesteld personeel aan de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS en de naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel in het kader van hun activiteiten van openbare dienstverlening.

Het belastingkrediet wordt enkel verleend wanneer de verhoogde tussenkomst van de werkgever minstens 79,3 pct. bedraagt.

Het belastingkrediet wordt:

1° verleend voor zover de tussenkomst van de werkgever niet door derden wordt vergoed;

2° niet verleend voor de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement waarvoor de derde betalersregeling als bedoeld in artikel 40 van het openbaredienstcontract gesloten tussen de Staat en de NMBS van toepassing is;

3° niet verleend voor de tussenkomst van de werkgever die wordt betaald of toegekend aan een werknemer die van dezelfde werkgever een mobiliteitsbudget ontvangt met toepassing van de wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget;

4° niet verleend voor de tussenkomst van de werkgever die ten laste is van een buitenlandse inrichting van de belastingplichtige;

5° wat de aan de belasting van niet-inwoners onderworpen belastingplichtigen betreft, enkel verleend voor de tussenkomst van de werkgever die, de toepassing van paragraaf 4 buiten beschouwing gelaten, drukt op de in België behaalde of verkregen inkomsten die aan één van de in het eerste lid vermelde belastingen zijn onderworpen;

6° enkel verleend wanneer de tussenkomst van de werkgever is vastgelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst, arbeidsreglement of individuele arbeidsovereenkomst en geldt zonder beperking in de tijd.

§ 2. Het bedrag van het belastingkrediet voor de verhoging van de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement is gelijk aan het product van:

- het bedrag van de tussenkomst van de werkgever die in het betrokken belastbare tijdperk is betaald of toegekend, gedeeld door de verhoogde tussenkomst van de werkgever, en

- het verhogingspercentage.

§ 3. Het belastingkrediet wordt verleend voor elk belastbaar tijdperk dat verbonden is met de aanslagjaren 2024, 2025, 2026, 2027 of 2028 voor de tussenkomsten van de werkgever die worden betaald of toegekend in de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2027.

§ 4. In afwijking van de artikelen 49, 183 en 235, van het Wetboek, is de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement ten belope van het bedrag van het belastingkrediet dat voor die tussenkomst wordt verleend, niet als beroepskost aftrekbaar.

Art. 58

§ 1. Het in dit hoofdstuk bedoelde belastingkrediet wordt volledig met de personenbelasting, vennootschapsbelasting, rechtspersonenbelasting of belasting van niet-inwoners verrekend.

Het belastingkrediet wordt tevens verrekend met de in titel VIII van het Wetboek bedoelde aanvullende belastingen op de personenbelasting.

Het gedeelte van het belastingkrediet dat niet kan worden verrekend, wordt terugbetaald indien het tenminste 2,50 euro bedraagt.

§ 2. Het in dit hoofdstuk bedoelde belastingkrediet wordt:

1° voor de toepassing van artikel 158 van het Wetboek aangemerkt als een belastingkrediet dat betrekking heeft op de in dat artikel vermelde inkomsten;

2° voor de toepassing van artikel 245, eerste lid, van het Wetboek gelijkgesteld met het in artikel 289ter van het Wetboek bedoelde belastingkrediet;

3° voor de toepassing van artikel 413/1, § 1, tweede lid, eerste en derde streepje, van het Wetboek gelijkgesteld met het in artikel 289ter van het Wetboek bedoelde belastingkrediet;

4° voor de toepassing van artikel 413/1, § 1, tweede lid, tweede en vierde streepje, van het Wetboek gelijkgesteld met de in de artikelen 289quater tot 295 van het Wetboek bedoelde voorafbetalingen, voorheffingen en andere elementen.

Art. 59

De bepalingen van de artikelen 56 tot 58 worden voor de toepassing van artikel 344, § 1, van het Wetboek gelijkgesteld met een bepaling van hetzelfde Wetboek.

Art. 60

De Koning kan:

- de nadere regels vastleggen voor het leveren van het bewijs dat aan de voorwaarden voor de toepassing van het in dit hoofdstuk bedoelde belastingkrediet is voldaan;

- nadere regels vastleggen voor de toepassing van het in dit hoofdstuk bedoelde belastingkrediet op de tussenkomst in een gecombineerd of geïntegreerd vervoerbewijs.

Art. 61

Dit hoofdstuk is van toepassing op de tussenkomsten van de werkgever die worden betaald of toegekend in de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2027.

39. KB 17.07.2024 (10)

HOOFDSTUK 1 – Inleidende bepaling

Art. 1

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

1° de wet: de wet van 12 mei 2024 houdende diverse fiscale bepalingen;

2° het belastingkrediet: het belastingkrediet voor de verhoging van de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement, bedoeld in titel 3, hoofdstuk 5, van de wet.

HOOFDSTUK 2 – Regels voor de toepassing van het belastingkrediet op de tussenkomst in een gecombineerd of geïntegreerd vervoerbewijs

Art. 2

§ 1. Voor de toepassing van het belastingkrediet is het gedeelte van de prijs van een gecombineerd vervoerbewijs dat betrekking heeft op de trein gelijk aan de prijs van dat gecombineerde vervoerbewijs verminderd met de toeslag of toeslagen voor het ander gemeenschappelijk openbaar vervoer dan het treinvervoer.

§ 2. Wanneer de tussenkomst van de werkgever in een gecombineerd vervoerbewijs niet voor elk gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel afzonderlijk wordt bepaald, wordt het gedeelte van de tussenkomst van de werkgever dat betrekking heeft op de trein als volgt bepaald:

1° wanneer de tussenkomst van de werkgever gelijk is aan een uniform percentage van de prijs van het gecombineerde vervoerbewijs, is het gedeelte van de tussenkomst van de werkgever dat betrekking heeft op de trein gelijk aan het gedeelte van de prijs van het gecombineerde vervoerbewijs dat betrekking heeft op de trein vermenigvuldigd met dat percentage;

2° wanneer de tussenkomst van de werkgever wordt bepaald in functie van het aantal kilometer dat wordt afgelegd met alle gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen samen en de prijs voor het ander gemeenschappelijk openbaar vervoer dan het treinvervoer een eenheidsprijs is, ongeacht de afstand, is het gedeelte van de tussenkomst van de werkgever dat betrekking heeft op de trein gelijk aan de tussenkomst van de werkgever in het gecombineerde vervoerbewijs vermenigvuldigd met het gedeelte van de prijs van het gecombineerde vervoerbewijs dat betrekking heeft op de trein en gedeeld door de prijs van het gecombineerde vervoerbewijs;

3° wanneer de tussenkomst van de werkgever wordt bepaald in functie van het aantal kilometer dat wordt afgelegd met alle gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen samen en de prijs voor het ander gemeenschappelijk openbaar vervoer dan het treinvervoer in verhouding staat tot de afstand, wordt het gedeelte van de tussenkomst van de werkgever dat betrekking heeft op de trein bepaald door de tussenkomst in het gecombineerde vervoerbewijs te vermenigvuldigen met het aantal kilometer van het traject dat met de trein wordt afgelegd en te delen door het totale aantal kilometer van het traject dat met het gemeenschappelijk openbaar wordt afgelegd.

Art. 3

§ 1. Voor de toepassing van het belastingkrediet is de prijs van het gedeelte van een geïntegreerd vervoerbewijs dat betrekking heeft op de trein gelijk aan de prijs van een treinabonnement voor dezelfde duur/periode voor het traject dat gewoonlijk door de werknemer met de trein wordt afgelegd, desgevallend beperkt tot de prijs van het geïntegreerde vervoerbewijs.

De werknemer bezorgt de werkgever een verklaring op eer dat hij gewoonlijk gebruik maakt van de trein voor de verplaatsingen tussen zijn woonplaats en zijn plaats van tewerkstelling met vermelding van de lengte van het enkel traject dat met de trein wordt afgelegd, uitgedrukt in kilometer.

§ 2. Het gedeelte van de tussenkomst van de werkgever in een geïntegreerd vervoerbewijs dat betrekking heeft op de trein is gelijk aan de tussenkomst van de werkgever in het geïntegreerde vervoerbewijs vermenigvuldigd met het gedeelte van de prijs van het geïntegreerde vervoerbewijs dat betrekking heeft op de trein en gedeeld door de prijs van het geïntegreerde vervoerbewijs.

HOOFDSTUK 3 – Modaliteiten voor het leveren van het bewijs dat aan de voorwaarden voor de toepassing van het belastingkrediet is voldaan

Art. 4

§ 1. De belastingplichtige die aanspraak maakt op het belastingkrediet, stelt een document op met daarin de volgende gegevens:

1° het bedrag van de tussenkomst van de werkgever als bedoeld in artikel 56, 3°, van de wet die tijdens het betrokken belastbare tijdperk is betaald of toegekend;

2° de referentietussenkomst van de werkgever als bedoeld in artikel 56, 4°, van de wet;

3° de verhoogde tussenkomst van de werkgever als bedoeld in artikel 56, 5°, van de wet;

4° het verhogingspercentage als bedoeld in artikel 56, 6°, van de wet;

5° het bedrag van het belastingkrediet berekend overeenkomstig artikel 57, § 2, van de wet.

De in het eerste lid, 1° tot 5° vermelde gegevens worden apart vermeld voor elke tussenkomst van de werkgever die tijdens het betrokken belastbare tijdperk is betaald of toegekend en waarvoor de toepassing van het belastingkrediet wordt gevraagd.

In afwijking van het tweede lid, kan de belastingplichtige ervoor opteren om de gegevens met betrekking tot tussenkomsten van de werkgever waarvoor het in het eerste lid, 4° bedoelde gegeven identiek is, samen te vermelden in het document. In dat geval:

1° vermeldt de belastingplichtige:

- bij de betrokken gegevens dat hij gebruik maakt van de in dit lid bedoelde optie;

- telkens de som van de in het eerste lid, 1° en 5° bedoelde bedragen voor de betrokken tussenkomsten;

- telkens het laagste van de in het eerste lid, 2° en 3°, bedoelde percentages dat van toepassing is voor de betrokken tussenkomsten;

2° houdt de belastingplichtige de in het eerste lid, 1°, 2°, 3° en 5° bedoelde gegevens per tussenkomst van de werkgever ter beschikking van de administratie.

Het document bevat tevens de bevestiging van de belastingplichtige dat:

1° hij een werkgever is als bedoeld in artikel 57, § 1, tweede lid, van de wet;

2° de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement niet door derden wordt vergoed;

3° het belastingkrediet niet wordt gevraagd voor de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement waarvoor de derdebetalersregeling als bedoeld in artikel 40 van het openbaredienstcontract gesloten tussen de Staat en de NMBS van toepassing is;

4° het belastingkrediet niet wordt gevraagd voor de tussenkomst van de werkgever die wordt betaald of toegekend aan een werknemer die van de belastingplichtige een mobiliteitsbudget ontvangt met toepassing van de wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget;

5° de verhoging van de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement is vastgelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst, een arbeidsreglement of een individuele arbeidsovereenkomst en geldt zonder beperking in de tijd.

§ 2. De aan de vennootschapsbelasting of rechtspersonenbelasting onderworpen belastingplichtige en de in artikel 227, 2° of 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde belastingplichtige die aanspraak maakt op het belastingkrediet, voegt het in paragraaf 1 bedoelde document in bijlage toe aan zijn aangifte. De aan de personenbelasting onderworpen belastingplichtige en de in artikel 227, 1°, van het voormelde Wetboek bedoelde belastingplichtige houdt het in paragraaf 1 bedoelde document ter beschikking van de administratie.

Art. 5

De belastingplichtige die de toepassing vraagt van het belastingkrediet houdt tevens de volgende documenten ter beschikking van de administratie:

1° de stukken die door de werknemer zijn voorgelegd om de tussenkomst te verkrijgen of, in geval van een derdebetalersregeling, de factuur met betrekking tot de tussenkomst;

2° in geval van een tussenkomst in een gecombineerd vervoerbewijs: de in artikel 3, § 1, tweede lid bedoelde verklaring op eer.

HOOFDSTUK 4 - Slotbepalingen

Art. 6

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatblad.

Art. 7

De minister die bevoegd is voor Financiën, is belast met de uitvoering van dit besluit.

(10) Het art. 5, 2° bevat een vergissing in die zin dat de woorden 'gecombineerd vervoerbewijs' worden vermeld in plaats van 'geïntegreerd vervoerbewijs'.

IV. Bijlage

40. Bij deze circulaire is een model van document gevoegd dat betrekking heeft op de volgens het KB 17.07.2024 te vermelden gegevens.

Dat model is ontworpen om de verplichting van de werkgevers te verlichten. Het gebruik ervan is facultatief. De werkgevers mogen dus ook een eigen document gebruiken op voorwaarde dat alle door het voormelde KBvereiste gegevens erop worden vermeld.

Interne ref.: 742.058


Mots clés

Articles recommandés

Circulaire 2025/C/26 over de wijzigingen in de aangifte in de personenbelasting van aanslagjaar 2025

1 mei factcheck

1 mei. Dag van de belastingdruk op arbeid