De Europese Commissie heeft vandaag besloten België voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen wegens het niet in acht nemen van het in het Verdrag neergelegde beginsel van vrij verkeer van werknemers met betrekking tot de belasting van niet-ingezeten belastingplichtigen met een bescheiden inkomen.
In zijn arrest van 10 maart 2022 (Europese Commissie/Koninkrijk België, zaak C-60/21) heeft het Hof geoordeeld dat België het Verdrag heeft geschonden door niet toe te staan dat niet-ingezeten belastingplichtigen die minder dan 75% van hun wereldwijde inkomen in België verdienen, hun alimentatie in mindering brengen op hun belastbaar inkomen. De aftrek wordt in België geweigerd, zelfs wanneer de belastingplichtigen in het woonland geen noemenswaardige belastbare inkomsten hebben, waardoor het onmogelijk is om betalingen van hun belastbaar inkomen in dat land af te trekken.
Naar aanleiding van het arrest van 2022 heeft België de personele werkingssfeer van de belastingaftrek uitgebreid. Daarmee is de inbreuk echter niet in zijn geheel weggenomen.
Twee voorwaarden
De nieuwe wetgeving voert twee voorwaarden in, die de beschikbaarheid van het voordeel voor niet-ingezetenen met een bescheiden inkomen onnodig lijken te beperken.
Ten eerste kan de aftrek niet worden overgedragen naar toekomstige belastingjaren in het woonland van de belastingplichtige. De onbeschikbaarheid van een soortgelijke vermindering in een andere staat moet echter voor hetzelfde belastingjaar in België en in de andere lidstaat worden overwogen.
Ten tweede wordt met de gewijzigde wetgeving de belastingaftrek geweigerd indien de echtgenoot van de belastingplichtige in toekomstige perioden in een andere staat aanspraak zou kunnen maken op een soortgelijke uitkering. Door de echtgenoot van de belastingplichtige bij de vergelijkbaarheidsanalyse te betrekken, is de gewijzigde wetgeving uitdrukkelijk in tegenspraak met het arrest in zaak C-60/21, dat betrekking heeft op de discriminatie van niet-ingezeten belastingplichtigen en niet van hun echtgenoten.
Achtergrond
In het kader van een bredere nalevingsexercitie ten aanzien van alle EU-lidstaten besloot de Europese Commissie in mei 2016 een inbreukprocedure tegen België in te leiden door een aanmaningsbrief te sturen. Sindsdien heeft België, ondanks het arrest van het Hof van maart 2022, de punten van bezwaar nog steeds niet voldoende aangepakt. Het is nu de laatste EU-lidstaat waar ten aanzien van deze kwestie nog steeds een nalevingsprobleem bestaat.
Nadat de Commissie in juli 2023 een aanmaningsbrief heeft verzonden als laatste poging om de Belgische wetgeving in overeenstemming te brengen met het arrest van het Hof, heeft zij vandaag besloten België voor de tweede keer voor het Hof te dagen met het verzoek om financiële sancties op te leggen voor het niet in overeenstemming brengen van de nationale wetgeving met de EU-wetgeving.
Indien het Hof vaststelt dat België het eerdere arrest niet heeft nageleefd, kan het financiële sancties opleggen.
Meer informatie
Database van inbreukbeslissingen