Bevelanalyse en aanbevellingen van het Belgische Rekenhof !
Het Rekenhof onderzocht het controlebeleid inzake de fiscale aangiften van de kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) die zijn onderworpen aan de vennootschapsbelasting. Het beleid van fiscale controle dat de FOD Financiën hanteert mag dan in overeenstemming zijn met de internationale goede praktijken, door de afname van zijn personeel kan hij niet alle geplande belastingcontroles uitvoeren of voldoende garanderen dat alle kmo’s gelijk worden behandeld. Zo lopen twee kmo’s met eenzelfde fiscaal risiconiveau niet dezelfde kans te worden gecontroleerd afhankelijk van waar ze gevestigd zijn. Ook wat het sanctiebeleid en de toepassing van belastingverhogingen betreft, is de gelijke behandeling van kmo’s onvoldoende gewaarborgd.
De voornaamste vaststellingen en aanbevelingen van het Rekenhof worden vermeld op de interactieve site https://isoc-venb.ccrek.be/ die het mogelijk maakt de ongelijke behandeling van kmo’s te visualiseren.
Vijfhonderdduizend kmo’s dienen jaarlijks een aangifte in voor de vennootschapsbelasting. Elk jaar kijken de controleteams van veertien centra KMO van de FOD Financiën gespreid over het hele land ongeveer 50.000 aangiften na. Overeenkomstig de internationale goede praktijken berust het fiscale controlebeleid van de FOD op drie beginselen: beter gerichte controles door gebruik van een rendementsdrempel waaronder de controles niet meer verplicht worden uitgevoerd, gelijke behandeling van de kmo’s (waarbij eenzelfde fiscaal risico leidt tot dezelfde kans op controle) en evenwicht tussen de controles geselecteerd op basis van gecentraliseerde risicoanalyses en deze geselecteerd door de lokale controleurs.
Dat beleid moet gezien worden in een context waarin het aantal controleurs van de centra KMO aanzienlijk terugloopt (-21 % tussen 2016 en 2021), een afname die veel sneller verliep dan die bij de personeelsleden van de FOD Financiën. Zo zagen de centra KMO van Aalst, Brussel II of Charleroi 30 % van hun controleurs vertrekken tussen 2016 en 2021.
Een module van de interactieve site geeft de evolutie 2016-2021 van het personeelsbestand (in voltijdse equivalenten (VTE) en in percentages)
Het Rekenhof stelde vast dat de controleurs niet over de centra KMO waren gespreid op basis van het aantal kmo’s waarvoor elk centrum verantwoordelijk is, noch op basis van de fiscale risico’s of het aantal uit te voeren controles. Zo kon een centrum KMO in 2019 per werkdag verantwoordelijk zijn voor tweemaal zoveel kmo’s of drie keer zoveel controles toegewezen krijgen als een ander centrum. In bepaalde centra kon de helft van de geplande controles niet worden uitgevoerd.
Op de interactieve site zijn er modules om de werklast van elk centrum KMO, het percentage uitgevoerde controles en de kans op controle bij gelijk fiscaal risico te raadplegen.
Er zijn ook interactieve kaarten beschikbaar van de uitvoering van de fiscale controles en van het aandeel gecontroleerde kmo’s tussen 2018 en 2020.
Een andere bron van ongelijke behandeling is het gebrek aan omkadering en uniformiteit van het sanctiebeleid. Sommige controleurs stellen immers voor, wanneer een akkoord wordt gesloten met de belastingplichtige, om de belastingverhogingen die normaal worden toegepast, te laten vallen. Bij gebrek aan een wettelijk kader zijn de praktijken niet geharmoniseerd. Aangezien de controleurs ook bevoegd zijn om akkoorden te sluiten, beschikken ze over een ruime discretionaire bevoegdheid.
Het evenwicht tussen de centrale selectie en de lokale selectie dat de FOD Financiën wil garanderen, blijkt tot slot niet haalbaar in de praktijk. De centra KMO gebruiken immers hun quotum voor de lokale selectie om meer centrale opdrachten uit te voeren wanneer ze over onvoldoende personeelsleden beschikken om alle controles van de centrale selectie uit te voeren. Voor de lokale selectie wordt bovendien ook grotendeels gebruik gemaakt van de lijsten die door het hoofdbestuur worden verstrekt in plaats van te steunen op een echte lokale selectie die volledig op initiatief van de controleurs werd uitgevoerd.
Het Rekenhof beveelt aan de controleurs beter te spreiden over de centra KMO om te waarborgen dat de kans op controle even groot is voor eenzelfde fiscaal risico en om tot een evenwicht te komen tussen centrale en lokale selectie. Het beveelt ook aan te zorgen voor een objectievere rendementsdrempel om te bepalen welke controles zullen worden uitgevoerd.
Voorts beveelt het aan het beleid om af te zien van belastingverhogingen beter te omkaderen, een functiescheiding te overwegen tussen de controleur en de beambte die instaat voor het sluiten van akkoorden, en erop toe te zien dat de controlerichtlijnen eenvormig worden toegepast in alle centra KMO.
Het beveelt tot slot aan in de jaarlijkse statistieken gegevens te publiceren over het personeelsbestand dat bevoegd is voor de controles en de verdeling ervan (ook ten aanzien van het aantal ondernemingen), over de uitvoering van de controleopdrachten en over de meer gedetailleerde resultaten van de verschillende soorten selecties, om de resultaten van het controlebeleid transparanter te maken.
De vennootschapsbelasting (VenB) brengt jaarlijks meer dan 13 miljard euro op en is één van de voor- naamste bronnen van fiscale ontvangsten voor de Staat.
500.000 kmo’s dienen jaarlijks een aangifte in voor de vennootschapsbelasting, d.i. 98 % van het totale aantal aangiften voor deze belasting. De FOD Financiën kijkt meer dan 100.000 aangiften na. Daarvan gebeuren er 35.000 à 52.000 verificaties door de controleteams op het moment van de belastingcontro- les. Tussen 2017 en 2020 is het aantal gecontroleerde aangiften afgenomen, terwijl er meer aangiften worden ingediend.
Het Rekenhof onderzocht het controlebeleid op het vlak van de fiscale aangiften van de kmo’s die aan de VenB zijn onderworpen alsook de uitvoering van dat beleid door de FOD Financiën.
Controlebeleid van de FOD Financiën
De FOD Financiën hanteert een modern beleid voor de fiscale controle, dat in overeenstemming is met de internationale goede praktijken en dat is uitgesplitst in coherente en goed gedocumenteerde proces- sen. Dat beleid berust op drie beginselen:
Er werd voor deze aanpak gekozen in de context van een verminderd aantal controleurs van de centra KMO (-21 % in de periode van 2016-2021); deze vermindering ging veel sneller dan die bij de personeels- leden van de FOD’s en de Administratie KMO.
Om zijn beperkte middelen doeltreffend te gebruiken, voerde de FOD Financiën een rendementsdrem- pel in. Als algemene regel geldt dat enkel die controles van de centrale selectie die per arbeidsdag meer opleveren dan de rendementsdrempel, moeten worden uitgevoerd (verplichte opdrachten)
De minder rendabele controles komen in de lokale selectie terecht en zijn facultatief (indicatieve opdrachten).
De rendementsdrempel werd berekend op basis van de kostprijs van de uitvoering van de controles. Het effect ervan op de fiscale ontvangsten wordt nauwelijks gemeten.
Hetzelfde geldt voor het controlebeleid: het wordt opgevolgd aan de hand van talrijke performantie- indicatoren, maar niet alle aspecten worden afgedekt.
Worden de doelstellingen van het controlebeleid gehaald?
Gelijke behandeling
De controleurs worden niet over de centra KMO verdeeld op basis van het aantal kmo’s waarvoor elk centrum verantwoordelijk is of de fiscale risico’s. Sommige centra KMO zijn verantwoordelijk voor heel wat kmo’s en moeten meer verplichte opdrachten uitvoeren dan ze kunnen controleren (83 % te veel voor Brussel I en 37 % voor Antwerpen), terwijl andere centra te weinig verplichte opdrachten krijgen in verhouding tot hun controlecapaciteit.
Eenzelfde fiscaal risico wordt dus niet overal met dezelfde waarschijnlijkheid gecontroleerd. Er is meer kans dat de verplichte en indicatieve controles worden uitgevoerd in de centra KMO met meer perso- neel, en er worden in die centra ook meer kmo’s gecontroleerd.
Ook bij de uitvoering van de controles is er onvoldoende waarborg op een gelijke behandeling. Uit het onderzoek van een steekproef van fiscale controles bleken diverse anomalieën (niet-naleving van de procedures, onvolledige dossiers, fouten in de ingevoerde bedragen en uren enz.) en een gebrek aan omkadering en harmonisering van het sanctiebeleid.
Sommige diensten stellen voor om de belastingverhogingen die normaal worden toegepast te laten vallen als een akkoord wordt gesloten. Dit soort praktijken wordt niet eenvormig toegepast en geeft de controleurs een grote discretionaire bevoegdheid als er geen scheiding is tussen de functies controle en sluiting van akkoorden. Door een recente wetswijziging leidt de toepassing van een verhoging voortaan tot de belasting van de belastbare grondslag waarop die verhoging wordt berekend, zonder mogelijk- heid tot aftrek. Wanneer de dienst een belastingverhoging laat vallen, heeft dat dus een aanzienlijk ef- fect op de door de belastingplichtige verschuldigde belasting, wat een bron van ongelijke behandeling kan zijn.
Evenwicht tussen centrale selectie en lokale selectie
Het evenwicht tussen de centrale selectie en de lokale selectie is niet altijd verzekerd: sommige cen- tra besteden meer dan 90 % van hun werktijd aan centraal geselecteerde controles omdat de FOD Financiën toelaat het quotum van de lokale selectie te gebruiken om extra verplichte opdrachten uit te voeren. Voor de lokale selectie wordt ook grotendeels gebruik gemaakt van de lijsten die door het hoofdbestuur worden verstrekt in plaats van dat de centra KMO er controleopdrachten voor aanmaken.
Een evenwicht tussen centrale selectie en lokale selectie is nochtans van belang. De lokale selectie dekt de fiscale risico’s af die door de centrale selectie niet werden geïdentificeerd, en doet een beroep op terreinkennis die ook nuttig is om de centrale selectie te verbeteren. Ze levert echter vooral op klei- ne schaal goede resultaten op omdat de lokale kennis progressief uitgeput raakt bij de centra KMO.
Ondanks bepaalde goede praktijken berust ze af en toe echter op niet-adequate criteria (nabijheid ten opzichte van de woonplaats van de controleurs of bereikbaarheid met het openbaar vervoer).
Via de centrale selectie kunnen dan weer op doeltreffende wijze talrijke controles worden geïdentifi- ceerd dankzij performante risicoanalyses, zelfs als bepaalde gegevens niet toegankelijk zijn. Met de centrale selectie kan de gelijke behandeling ook beter worden gewaarborgd, kunnen alle dimensies van de VenB worden afgedekt en kan input worden gegeven aan bepaalde vormen van lokale selectie. Zo is de meest rendabele vorm van lokale selectie de uitbreiding van controles van de centrale selectie naar andere controlethema’s.
De FOD Financiën wil de fiscale controles beter verdelen
De FOD Financiën bereidt een systeem voor om opdrachten over te dragen tussen centra KMO, waar- door de gelijke behandeling van belastingplichtigen zou kunnen worden verbeterd.
Dat systeem moet echter verenigbaar blijven met de beginselen van evenwicht tussen centrale en lokale selectie en van adequate verdeling van de controlemiddelen. Zo moet het er voornamelijk naar streven de punctuele lokale moeilijkheden te verhelpen en mag het niet leiden tot een grootschalige delokali- satie van de controles, wat nadelig zou kunnen zijn voor de kwaliteit ervan en voor de ontwikkeling van de lokale kennis.
Om aan die bevindingen tegemoet te komen, formuleert het Rekenhof onder meer de volgende aanbevelingen:
Bron : Rekenhof, januari 2023
Het Rekenhof controleert de openbare financiën van de federale Staat, de gemeenschappen, de gewesten en de provincies. Het draagt bij tot de verbetering van het overheidsbeheer door nuttige en betrouwbare informatie die voortvloeit uit een tegensprekelijk onderzoek, toe te zenden aan de parlementaire vergaderingen, aan de beheerders en aan de gecontroleerde diensten. Als collaterale instelling van het parlement werkt het Rekenhof onafhankelijk ten opzichte van de overheden die het controleert.